Cross-overs en industriebeleid - Dialogic€¦ · van kaderscheppend tot het bieden van gerichte...
Transcript of Cross-overs en industriebeleid - Dialogic€¦ · van kaderscheppend tot het bieden van gerichte...
Cross-overs en
industriebeleid
In opdracht van:
Ministerie van Economische Zaken
Project:
2015.073
Publicatienummer:
2015.073-1527
Datum:
Utrecht, september 2015
Auteurs:
Dialogic
Dr. ir. Matthijs Janssen
Jaap Veldkamp MSc
Planbureau voor de Leefomgeving
Dr. Anet Weterings
Dialogic innovatie ● interactie 3
Inhoudsopgave
1 Cross-overs en industriebeleid ............................................................ 5
1.1 Introductie ................................................................................................ 5
1.2 Van sectorale naar cross-sectorale focus ....................................................... 6
1.3 Samenhang tussen economische activiteiten ................................................. 7
1.4 Cross-specialisatie ..................................................................................... 9
1.5 Onderzoeksdoel ....................................................................................... 11
1.6 Leeswijzer .............................................................................................. 11
2 Data en methodologie ....................................................................... 13
2.1 Data....................................................................................................... 13
2.2 Methodologie voor het bepalen van cross-over centraliteit ............................ 16
3 De Nederlandse Topsectoren ............................................................ 21
3.1 Positie van de Topsectoren in de Nederlandse ‘industry space’ ....................... 21
3.2 Cross-overs in en tussen de Topsectoren .................................................... 29
4 Cross-overs in perspectief ................................................................. 41
4.1 Indicatoren voor economische prestatie ...................................................... 41
4.2 Centraliteit op basis van loonkosten ........................................................... 43
4.3 Centraliteit op basis van productiviteit en toegevoegde waarde ..................... 47
4.4 Centraliteit op basis van R&D-investeringen ................................................ 49
5 Conclusies ......................................................................................... 51
Bijlagen .................................................................................................. 57
Dialogic innovatie ● interactie 5
1 Cross-overs en industriebeleid
1.1 Introductie
Bij het sturen van een economie kunnen overheden verschillende rollen aannemen, variërend
van kaderscheppend tot het bieden van gerichte steun aan specifieke soorten bedrijvigheid.
Hoewel het debat over de noodzaak van industriebeleid zelden verstilt, is het recentelijk weer
opgelaaid door publicaties als Mazzucato’s ‘The Entrepreneurial State’1. Hierin wordt uiteen-
gezet hoezeer overheden van belang zijn geweest voor enkele innovatietrajecten die de
wereld de afgelopen eeuw ingrijpend veranderd hebben. Het zijn vaak bedrijven die over-
gaan tot het experimenteren met nieuwe producten en diensten, maar de snelheid en richting
van dergelijke ontwikkelingen zijn zeker gevoelig voor overheidsbeleid.
Het geloof dat overheden innovatie kunnen aanjagen is wijdverspreid. Er is echter geen
consensus over hoe dit het best gedaan kan worden. De geschiedenis leert dat er geen
gegarandeerd succes is wanneer overheden ervoor kiezen hun sterkste economieën te on-
dersteunen, of juist nieuwe speerpuntdomeinen proberen te selecteren. Het blijkt een
moeilijke opgave te zijn om een strategie te formuleren over wie en op welke manier steun
te leveren. Zoals Foray et al.2 al aangaven toen ze hun ‘smart specialisation’-concept intro-
duceerden: er is behoefte aan perspectieven die beleidsmakers kunnen gebruiken om
industriebeleid op een slimme manier vorm te geven.
Eén manier om modern industriebeleid (c.q. innovatiebeleid) invulling te geven is door te
focussen op de raakvlakken tussen sectoren. Dergelijke ‘cross-overs’ zijn van belang als het
gaat om het bevorderen van kennisuitwisseling en innovatie. De essentie van cross-overbe-
leid is dat beleidsmakers economische ontwikkeling kunnen sturen door verbindingen te
leggen tussen sectoren die normaliter nauwelijks met elkaar interacteren. Indien die secto-
ren bedrijven herbergen die in de voorhoede van hun kennisdomein opereren, is het
aannemelijk dat er potentiele doorbraakinnovaties kunnen ontstaan wanneer de sectoren
elkaar beter weten te vinden. Vanuit het oogpunt van wegnemen van coördinatiefalen en
bevorderen van kennisspillovers - beide een belangrijke voorwaarde voor het optimaal func-
tioneren van innovatiesystemen - ligt hier een belangrijke beleidsuitdaging.
Binnen het Nederlandse innovatiebeleid zien we dat de ministeries van EZ en OCW met hun
Bedrijvenbeleid, in gang gezet in 2012, relatief veel aandacht schenken aan de Topsectoren.3
Dit beleid richt zich op negen Topsectoren, die samen 25% van de bedrijven maar 87% van
de R&D investeringen vertegenwoordigen.4 In het briefadvies bij haar studie ‘Balans van de
topsectoren’ stelde de AWTI in 2013 dat EZ en OCW er goed aan zouden doen meer aandacht
1 Mazzucato, M. (2013), The Entrepreneurial State: debunking public vs. private sector myths, Anthem Press: London,
UK, ISBN 9780857282521
2 Foray, D., David, P.A., and Hall, B. (2009) Smart specialisation – the concept, Knowledge Economists
Policy Brief No. 9.
3 Ondanks de uitvoerige beleidsaandacht gaat er maar relatief weinig budget naar het Topsectorenbeleid. Voor details
hierover, zie de Beleidsdoorlichting Bedrijvenbeleid die in mei 2015 aangeboden is aan de kamer.
4 CBS (2014). Monitor Topsectoren 2014.
Dialogic innovatie ● interactie 6
te vestigen op sector-overschrijdende vraagstukken.5 Niet lang daarna zijn er naast de ne-
gen Topsectoren ook drie sectordoorsnijdende thema’s aangewezen, te weten: ICT,
nanotechnologie en biobased economy.
Het ontwikkelen van actieagenda’s voor sectordoorsnijdende thema’s is een eerste stap naar
gericht cross-overbeleid. Om doeltreffend en doelmatig beleid te ontwikkelen is het echter
van groot belang dat er nog meer duidelijkheid ontstaat over wat de meest relevante cross-
overs zijn (in het algemeen en in de Nederlandse economie in het bijzonder), hoe ze kunnen
figureren in economische ontwikkeling en welk soort interventie daar het best bij past. In dit
rapport beschrijven we waarom cross-sectoraal beleid van belang is, en welke kennisgebie-
den op grond hiervan bijzondere aandacht verdienen in het Nederlandse innovatiebeleid.
1.2 Van sectorale naar cross-sectorale focus
Bij het invulling geven aan industriebeleid wordt er traditioneel veel aandacht gevestigd op
de economische (en/of wetenschappelijke) zwaartepunten van een land of regio, zoals de
Topsectoren in Nederland. Dat een sector zich ontwikkeld heeft tot Topsector wil echter niet
per se zeggen dat zij ook in de toekomst goed zal presteren. Gevestigde partijen zijn soms
geneigd om lang vast te blijven houden aan de producten waar ze groot mee zijn geworden.
Daarnaast zijn ze vaak ook goed gepositioneerd om te lobbyen voor steun vanuit de over-
heid. Dit brengt het risico met zich mee dat publieke middelen worden ingezet voor behoud
van economische activiteiten die eigenlijk niet langer levensvatbaar zijn. Ook is er een kans
dat naburige economieën inzetten op min of meer dezelfde sterktes.6
Om het succes van een kenniseconomie te verduurzamen, is het van belang dat ook bedrij-
ven uit bestaande specialisaties geprikkeld worden om zich te blijven aanpassen aan
veranderende marktcondities. Dergelijke transformaties vergen dat die bedrijven experi-
menteren met kennis en producten die nieuw voor ze zijn. Aangezien zwaartepuntsectoren
doorgaans opgebouwd zijn uit samenhangende en dus qua kennisbasis homogene economi-
sche activiteiten (waartussen relatief veel kenniscirculatie plaatsvindt), is het belangrijk dat
bedrijven ook buiten hun eigen sector naar bruikbare kennis zoeken. We weten immers dat
radicalere innovatie en economische vernieuwing zich vooral voordoen wanneer er originele
recombinatie van kennis plaatsvindt.7
Het feit dat het voor bedrijven lastig is om te identificeren wat bruikbare kennis is, en om
die kennis ook daadwerkelijk te absorberen en toe te passen, maakt dat er een concreet
aangrijpingspunt is voor innovatiebeleid. Dit aangrijpingspunt bestaat uit het aanbieden van
beleidsinterventies die faciliteren dat bedrijven uit verschillende niet-concurrerende, maar
vooralsnog ook niet-samenwerkende, (Top)sectoren kennis uitwisselen. Voorbeelden van
dergelijke cross-sectorale interventies zijn kennisplatforms of onderzoeksinfrastructuren die
toelaten dat bedrijven samenkomen om meer te leren over het gebruiken en toepassen van
bijvoorbeeld 3D-printen, robotisering of diensten-gebaseerde business modellen. Ook kun-
nen bedrijven gestimuleerd worden om vanuit hun eigen discipline bij te dragen aan
maatschappelijke problemen (zoals de AWTI in haar advies uit 2013 reeds suggereerde). De
interactie die zo tot stand komt kan vervolgens leiden tot nieuwe economische activiteit in
de deelnemende sectoren, of zelfs de kiem vormen van geheel nieuwe sectoren. Dit is weer-
gegeven in onderstaande figuur. Zoals getoond behelst cross-over beleid een bepaalde
5 AWT (2013). Eerste observaties uit ‘Balans van de topsectoren’.
6 Jacobs, D. (2000). Industriebeleid in de kenniseconomie. In: IWT-Vlaanderen, Clusterbeleid als hefboom tot innova-
tie. IWT.
7 Fleming, L. (2001). Recombinant uncertainty in technological space. Management Science, 47(1), 117-132.
Dialogic innovatie ● interactie 7
beleidsvorm (e.g. onderzoeksfaciliteit) die gericht is op een thema en/of technologie met
relevantie voor de specialisaties die normaliter nauwelijks interacteren.
Figuur 1: Cross-over beleid als katalysator voor kennisstromen tussen (Top)sectoren.
1.3 Samenhang tussen economische activiteiten
Om te bepalen waar raakvlakken zitten tussen (zwaartepunt)sectoren is het nodig om te
begrijpen hoe de economische structuur - van een land, of in het algemeen - in elkaar steekt.
Recentelijk is er onder wetenschappers en beleidsmakers toenemende mate aandacht voor
‘gerelateerdheid’.8 Dit begrip geeft aan in hoeverre bepaalde economische activiteiten qua
benodigde kennis op elkaar lijken.
We kunnen gerelateerdheid tussen activiteiten meten door gebruik te maken van hiërar-
chisch ingerichte industrieclassificaties (“activiteiten dicht bij elkaar in de hiërarchie lijken op
elkaar”), van overeenkomstigheden in economische inputs (bijv. onevenredig veel arbeids-
mobiliteit van één sector naar een andere) of van overeenkomstigheden in economische
outputs (bijv. het relatief vaak samen voorkomen van twee producten in uitwaartse handels-
stromen). De betekenis van gerelateerdheid varieert naar gelang de manier waarop ze
gemeten wordt. Bij het monitoren van arbeidsmobiliteit is de aanname dat de patronen zicht
geven op de overeenkomstigheden in kennis en vaardigheden die nodig zijn om in bepaalde
sectoren actief te kunnen zijn. Dit noemen we skill-gerelateerdheid. Het is ook mogelijk om
te kijken welke combinaties van IPC-klasses vaak voortkomen in de octrooien; dit geeft zicht
op technologische gerelateerdheid.
Een krachtige illustratie van het gerelateerdheiddenken is de zogenaamde product space van
Hidalgo et al.9 Door na te gaan welke combinaties van producten een land onevenredig vaak
exporteert is het mogelijk om vast te stellen welke producten op elkaar lijken. Dit kunnen
we visualiseren door een netwerk te tekenen waarin producten de knooppunten zijn, en de
lijnen een representatie zijn van de gerelateerdheid ertussen. Een dergelijke kaart van het
8 Frenken, K., Van Oort, F., & Verburg, T. (2007). Related variety, unrelated variety and regional economic growth.
Regional Studies, 41(5), 685-697.
9 Hidalgo, C., Klinger, B., Barabasi, A.-L., & Hausmann, R. (2007). The product space conditions the development of
nations. Science, 317, 482-487.
(Top)sector 1 (Top)sector 2
Bestaande economische activiteit
Nieuwe economische activiteit
Door beleid gefaciliteerdekennisstromen
Vorm
Technologie Thema
Cross-over
beleid
Dialogic innovatie ● interactie 8
productlandschap verschaft een basis om te plotten waar een bepaald land sterk in is. Het
blijkt over het algemeen zo te zijn dat ontwikkelingslanden zich vooral bezighouden met
producten in bepaalde perifere hoeken van de product space, terwijl geavanceerde econo-
mieën ook in staat zijn hoogwaardige producten te produceren waarin verschillende soorten
kennis gecombineerd wordt. Dergelijke producten bevinden zich in het centrum van de pro-
duct space. In de praktijk is het zelden mogelijk dat landen met een in de periferie
gepositioneerd export-portfolio zomaar kunnen besluiten om plots ook complexe producten
te maken (en daar succesvol mee te concurreren); hun economie evolueert eerder stapsge-
wijs van buiten naar binnen.
Figuur 2: De product space. (bron: Hidalgo et al., 2007)
Doordat de product space is geconstrueerd op basis van handelsstromen waarin enkel goe-
deren voorkomen bevat zij enkel fysieke producten. Een variant hierop is de industry space
die Neffke et al.10 construeerden met behulp van arbeidsmobiliteitgegevens. Wanneer er
buitensporig veel werknemers wisselen van de ene sector naar de andere is er sprake van
skill-gerelateerdheid. Onderstaande figuur toont de Zweedse industry space voor enkel de
maakindustrie, maar latere studies omvatten ook commerciële en publieke dienstverlening.
Doordat de bedrijfstakken in de figuur gekleurd zijn op basis van de sector waartoe ze be-
horen, kunnen we direct zien in hoeverre de gebruikte industriestructuur werkelijk een valide
10 Neffke, F., Henning, M., & Boschma, R. (2011). How do regions diversify over time? Industry relatedness and the
development of new growth paths in regions. Economic Geography, 87, 237-265.
Dialogic innovatie ● interactie 9
afspiegeling is van verschillende soorten economische activiteit. Het cluster11 rechts blijkt
een coherent domein van onderling gerelateerde activiteiten te zijn, in dit geval met betrek-
king tot voedselproductie. Ook bedrijfstakken die geclassificeerd zijn als maakindustrie
(linksonder) en textielindustrie (linksboven) lijken op elkaar als we kijken hoe werknemers
zich in hun carrière door de economie verplaatsen. Chemie (midden) is een voorbeeld van
een sector met een diffuus karakter: bedrijfstakken uit dit domein lijken vaak meer op de
bedrijfstakken uit andere sectoren dan op andere Chemie-bedrijfstakken.
Over het algemeen wordt aangenomen dat de product space en industry space redelijk ro-
buust zijn. Uiteraard kunnen er per land en per observatieperiode wel enige verschillen
bestaan.
Figuur 3: De industry space van de Zweedse maakindustrie 1969-2002. (bron: Neffke et al., 2011)
1.4 Cross-specialisatie
Beleid gericht op het faciliteren van kennisspillovers kan op een generieke manier ingevuld
worden, zonder rekening te houden met specifieke eigenschappen van de lokale economie.
Men kan bijvoorbeeld denken aan innovatievouchers voor interactie tussen bedrijfsleven en
onderzoeksorganisaties, of aan subsidies voor onderzoeksprojecten waarbij partijen uit ver-
schillende maar willekeurige sectoren samenwerken. Met behulp van informatie over hoe
economische structuren zijn opgebouwd is het echter ook mogelijk om gerichter te werk te
gaan, en extra nadruk te leggen op kennisstromen die relatief veel potentie hebben om tot
radicale en succesvolle kennisrecombinatie te leiden. De uitdaging is in dat geval het identi-
ficeren van cross-overs die naar verwachting een innovatie-aanjagende werking hebben
wanneer er beleid op wordt gevoerd.
Zoals eerder gesteld lopen bedrijven in zwaartepuntsectoren het risico dat ze zich enkel bezig
het houden met ontwikkelingen in hun eigen domein. Recent onderzoek naar economische
11 Bedoeld wordt hier cluster in de zin van ‘technology cluster’ van verbonden soortgelijke activiteiten (Neffke et al.,
2011); dit is niet noodzakelijkerwijs ook een geografisch cluster.
Dialogic innovatie ● interactie 10
ontwikkeling heeft laten zien dat economieën evolueren via een vertakkingsproces, bran-
ching12 genaamd, waarbij bedrijven uit een bepaalde bedrijfstak gebruik maken van kennis
uit (en zich ontpoppen tot) gerelateerde bedrijfstakken. Inzicht in welke bedrijfstakken ge-
relateerd zijn is zonder meer bruikbaar voor veerkrachtig arbeidsmarktbeleid13, maar in
context van industrie- en innovatiebeleid is het relevanter om te weten hoe aanwezige kennis
het best benut en verder ontwikkeld kan worden. De essentie van cross-overbeleid is dat er
een brug geslagen wordt tussen verschillende ‘knowledge bases’, in plaats van dat er steun
gegeven wordt aan branching binnen bestaande sterkten. Alleen al het feit dat veel overlap
zit in de afzonderlijke sectoren waar regio’s op inzetten maakt dat het slim is om het indu-
striebeleid een origineel profiel te geven door naar unieke combinaties van sterkten te kijken.
Aangezien bedrijven in die zwaartepuntsectoren op de ‘knowledge/technologie frontier’ ope-
reren weten zij goed wat de laatste stand van zaken is, wat de grootste problemen in hun
kennisdomein zijn en hoe die het best aangepakt kunnen worden. Door hoogwaardige en
beproefde kennis uit meerdere ongerelateerde sectoren bijeen te laten komen ontstaan er
mogelijkheden voor het doen van baanbrekende inventies en, uiteindelijk, innovaties.14 Een
probleem dat zich voordoet is dat partijen uit ongerelateerde zwaartepuntsectoren per defi-
nitie moeite hebben om elkaars kennis te begrijpen. Wanneer de cognitieve afstand tussen
specialisaties groot is, betekent dat niet enkel dat partijen moeite hebben om met elkaar te
communiceren. Beseffen wat de specialisaties aan elkaars kennis kunnen hebben wordt al
moeilijk als er maar weinig overlap in de respectievelijke kennisbasissen is. Het feit dat het
voor partijen uit ongerelateerde specialisaties onnatuurlijk is om elkaar toch op te zoeken
maakt dat overheidsinterventie hier effectief kan zijn. De situatie vraagt dus om een soort
cross-overbeleid waarbij gefocust wordt op het creëren van verbindingen tussen specialisa-
ties: cross-specialisatie.15
Voortbouwend op het idee van de industry space kunnen we cross-overbeleid, inclusief de
cross-specialisatie variant, visualiseren met behulp van een netwerkfiguur. De groene en
blauwe bedrijfstakken in onderstaand netwerk(-fragment) staan voor specialisaties. De aan-
name is dat de aanwezigheid van de roodgekleurde bedrijfstak, die een ‘structural hole’ in
het netwerk vult, ervoor kan zorgen dat er kennis vloeit tussen de twee specialisaties. De
relevantie van de rode cross-over stijgt naarmate de verbondenheid met de specialisaties
toeneemt, naarmate de specialisaties van groter economisch belang zijn en vooral over meer
hoogwaardige kennis beschikken, en naarmate de specialisaties in kwestie meer van elkaar
verschillen. Organisaties die in een dergelijke cross-over actief zijn, zijn optimaal gepositio-
neerd om kennis uit beide specialisaties te absorberen. Afgaande op eerder aangehaalde
bewijsvoering kunnen we stellen dat bedrijven in de cross-over bij uitstek in de gelegenheid
zijn om doorbraakinnovaties te realiseren door waardevolle maar weinig gezamenlijk voor-
komende kennis te combineren. Hier kan vervolgens weer nieuwe economische variëteit uit
ontstaan. Ook zou het zo kunnen zijn dat de specialisaties zelf nog sterker en innovatiever
worden, wanneer kennis via de cross-over wordt doorgespeeld van de ene specialisatie naar
12 Boschma, R., & Frenken, K. (2011). Technological relatedness and regional branching. In H. Bathelt, M. Feldman, &
D. Kogler, Beyond Territory. Dynamic Geographies of Knowledge Creation, Diffusion and Innovation (pp. 64-81).
London and New York: Routledge.
13 Zie bijv. Weterings, A., D. Diodato & M. van den Berge (2013) De veerkracht van regionale arbeidsmarkten. Den
Haag: Planbureau voor de Leefomgeving. In deze studie wordt middels de samenhang op de regionale arbeidsmarkt
onderzocht in welke mate het in staat is schokken op te vangen als gevolg van bijv. een sluiting van een groot bedrijf.
14 Zie bijvoorbeeld: Kaplan, S., & Vakili, K. (2014). The double-edged sword of recombination in breakthrough innova-
tion. Strategic Management Journal. doi:DOI: 10.1002/smj.2294
15 Janssen (2015), Cross-specialization and structural holes: the case of the Dutch Topsectors. Papers in Evolutionary
Economic Geography, 15.19. Zie ook proefschrift ‘Service Innovation in an Evolutionary Perspective’ (Technische
Universiteit Eindhoven, 2015).
Dialogic innovatie ● interactie 11
de andere. Gezien de rijke potentie van kennisstromen in dit deel van het economische net-
werk is het voor beleidsmakers dus zaak dat ze juist hier maatregelen treffen waarmee
kennisuitwisseling gefaciliteerd wordt.
Figuur 4: Conceptualisatie van cross-specialisatie
1.5 Onderzoeksdoel
Op basis van het hierboven uiteengezette perspectief op innovatiebeleid onderzoeken we in
dit rapport welke kennisgebieden aangemerkt kunnen worden als relevante cross-overs. In
dit (verkennend) onderzoek beperken we ons in dit kader tot het aanwijzen van cross-over
bedrijfstakken. De aanname is daarbij dat bedrijven in dergelijke bedrijfstakken over kennis
beschikken die lijkt op de kennisbasis van aanverwante sectoren, die onderling juist weer
niet op elkaar lijken.16 In hoeverre een cross-over als relevant bestempeld kan worden be-
zien we hier in het licht van industriebeleid gericht op het aanjagen van ongebruikelijke
kennisstromen. Het identificeren van een bedrijfstak die een cross-over vormt tussen sterke
maar ongerelateerde sectoren verschaft uiteindelijk een basis voor gerichte beleidsinterven-
ties.
1.6 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 lichten we toe op basis van welke data en methoden we cross-over sectoren
identificeren. Door gebruik te maken van arbeidsmobiliteitsgegevens en berekeningen t.a.v.
cross-over centraliteit analyseren we in hoofdstuk 3 de positie van de Topsectoren in de
Nederlandse ‘industry space’. Eerst laten we één overall analyse zien, daarna zoomen we in
op verschillende specifieke aspecten van cross-overs:
- Gebruik van verschillende cross-over centraliteitsmaten;
- Uitwaartse versus inwaartse centraliteit;
- Cross-over centraliteit en economische groei;
- Cross-over centraliteit door de jaren heen;
- Zijn sectoren die bij meer dan één TS horen echte cross-overs?;
- Cross-over centraliteit van bedrijfstakken die niet tot een Topsector behoren;
- Cross-overs tussen combinaties van twee ongerelateerde Topsectoren.
16 Een aanbeveling voor verdiepend onderzoek is om kennisdomeinen en bedrijfstakken niet met elkaar te vereenzel-
vigen. Men zou kunnen kijken welk soort kennis of technologie de verbinding vormt tussen verschillende soorten
economische activiteit.
Dialogic innovatie ● interactie 12
In hoofdstuk 4 plaatsen we de analyses t.a.v. cross-overs in perspectief. Op basis van OECD-
data kunnen we de economische activiteiten van Nederland in relatie brengen met de eco-
nomische activiteiten wereldwijd. In welke sectoren is Nederland bovengemiddeld actief? En
is dit terug te zien in de cross-overs die we identificeren?
In hoofdstuk 5 sluiten we tenslotte af met onze bevindingen.
Dialogic innovatie ● interactie 13
2 Data en methodologie
2.1 Data
Economisch belang van bedrijfstakken
Het CBS heeft in haar monitor van het Topsectorenbeleid aangegeven welke bedrijfstakken
tot welke Topsector gerekend kunnen worden.17 Op het laagste aggregatieniveau in de stan-
daard bedrijfsindeling onderscheiden we in totaal 603 bedrijfstakken (4-digit SBI; ‘klassen’).
Volgens de de CBS-classificatie kunnen we deze bedrijfstakken indelen naar één van de ne-
gen Topsectoren en de onderliggende sub-topsectoren. In een aantal gevallen valt een
bedrijfstak onder twee Topsectoren. In dat geval hebben we de inhoudelijk meest passende
Topsector geselecteerd bij analyses op het niveau van Topsectoren. Hieruit volgt de frequen-
tieverdeling zoals weergegeven in Tabel 1. Ruim de helft van de bedrijfstakken is niet
gerelateerd aan een Topsector. De grootste Topsector, althans qua aantal bedrijfstakken, is
HTSM, gevolgd door AgriFood.
Tabel 1: Frequentieverdeling topsectoren (incl. sub-topsectoren) en bedrijfstakken, gemiddeld loon (in
mln euro) in de periode 2009-2012.
# € (mln) gem. loon ‘09-‘12
Geen topsector 339 € 182.813
AgriFood 72 € 13.362 Groot- en detailhandel 24 € 8.358
Primaire productie 16 € 782 Voedingsmiddelenindustrie 32 € 4.222
Chemie 23 € 3.943 Aardolie-verwerking 2 € 418 Chemische industrie 16 € 2.446
Rubber- en kunststofindustrie 5 € 1.079
Creatieve industrie 22 € 4.330 Cultureel erfgoed 3 € 504
Kunst 3 € 483 Media en entertainmentindustrie 16 € 3.343
Energie 8 € 1.684 Aardgas 4 € 725
Gerelateerde activiteiten 4 € 959
HTSM 94 € 18.572 Metaalindustrie 29 € 2.538
Vervaardiging van machines en apparaten 49 € 6.191 Vervaardiging van transportmiddelen 13 € 1.565
Overig 3 € 8.278
Life sciences en health 4 € 1.417 Farmacie 2 € 769
Medische instrumenten 2 € 648
Logistiek 16 € 9.471 Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 6 € 3.243
Transport en overslag 10 € 6.227
Tuinbouw en uitg. 14 € 2.673 Primaire productie 9 € 1.050
Overig 5 € 1.624
Water 9 € 1.912 Deltatechnologie 3 € 637
Maritieme maakindustrie 3 € 594 Watertechnologie, watervoorziening en afvalwaterbehandeling 3 € 682
Speur- en ontwikkelingswerk 2 € 1.580
17 CBS (2014). Monitor Topsectoren 2014. Afgezien van classificatie op basis van bedrijfstakken kijkt het CBS in haar
monitor bij enkele Topsectoren ook naar individuele bedrijven die zijn toegevoegd aan de geselecteerde bedrijfstak-
ken. In de voorliggende studie laten we deze aanvullingen buiten beschouwing.
Dialogic innovatie ● interactie 14
De sector met de meeste bedrijfstakken betekent niet automatisch dat dit ook de grootste
sector betreft. Immers, bedrijfstakken kunnen in omvang verschillen. Daarom is in de tabel
ook aangegeven hoe groot elke Topsector is in termen van loonsom. We nemen hier bewust
loonsom en niet werkgelegenheid, omdat er grote verschillen bestaan in salarisniveaus. De
bedrijven die niet onder een Topsector vallen nemen driekwart van de loonsom voor hun
rekening. Dit is relatief veel in vergelijking met het aantal bedrijfstakken dat geen onderdeel
is van een Topsector (ongeveer de helft). Iets dergelijks geldt ook voor de Topsector Logis-
tiek; hoewel het relatief weinig bedrijfstakken betreft, is de cumulatieve loonsom relatief
hoog. Tenslotte hebben we de twee bedrijfstakken gerelateerd aan Speur- en ontwikkelings-
werk los gepresenteerd, omdat deze door CBS aan meer dan twee Topsectoren worden
toegewezen.
In het verdiepende hoofdstuk 4 maken we ook gebruik van andere indicatoren voor de eco-
nomische relevantie van sectoren. Deze variabelen worden in het betreffende hoofdstuk
toegelicht.
Gerelateerdheid van bedrijfstakken
Het onderzoek naar gerelateerdheid is pas in de afgelopen paar jaren tot ontwikkeling geko-
men. Er zijn diverse studies die naar structuren in de Nederlandse economie kijken, maar
het komt geregeld voor dat die de Nederlandse omvang van sectoren projecteren op gere-
lateerdheid die elders gemeten is.18
Om een zo actueel en accuraat mogelijke analyse te geven van de Nederlandse Topsectoren
kijken we in dit rapport naar skill-gerelateerdheid. In navolging van de originele studies door
Neffke en Henning19 meten we skill-gerelateerdheid op basis van disproportionele arbeids-
stromen. Brondata hiervoor is afkomstig uit de CBS-microdata. De arbeidsstromen tussen
2009 en 2011 zijn gebaseerd op de gegevens uit het Banenbestand dat onderdeel uitmaakt
van het Sociaal-Statistisch Bestand (SSB). Dit bestand bevat informatie over alle banen van
alle personen die in loondienst van een in Nederland geregistreerd bedrijf zijn. Deze gege-
vens zijn gekoppeld aan het Algemeen Bedrijvenregister van het CBS waarin de sector
(standaardbedrijfsindeling) staat vermeld van het bedrijf waar iemand werkte.
De combinatie van de beschikbare gegevens laat zien in welke sector iemand wanneer werk-
zaam is, en dus wanneer er sprake is van een baanwisseling tussen sectoren. Een
baanwisseling is daarbij een indicatie voor een zeker verband tussen die sectoren. Tabel 2
laat per Topsector zien hoeveel verbindingen de onderliggende bedrijfstakken hebben met
andere bedrijfstakken. Op de diagonaal staat het aantal verbindingen met bedrijfstakken uit
de eigen Topsector. In de laatste kolom van Tabel 3 delen we (voor iedere Topsector) de
verbindingen met bedrijfstakken uit andere Topsectoren door het aantal bedrijfstakken bin-
nen de herkomst-Topsector. We zien dan dat de Topsector LSH en de S&O-werkzaamheden
gemiddeld veel verbindingen per bedrijfstak hebben. In totaal gaat het echter maar om zes
bedrijfstakken. Kijken we naar de substantiëlere Topsectoren, dan lopen de Logistiek en de
Creatieve Industrie voorop als het gaat om ruwweg het aantal verbindingen per bedrijfstak
(nb. zonder rekening te houden met de omvang van stromen). Uit Tabel 1 bleek daarbij dat
de Logistieke Topsector qua loonsom twee keer zo groot is als de Creatieve Industrie.
18 Enkele voorbeelden van studies naar gerelateerdheid in (delen van) de Nederlandse economie zijn:
Neffke, Burger, Van Oort & Boschma (2010), De evolutie van skill-gerelateerde bedrijfstakken in de Noordvleugel van
de Randstad.
Weterings & Van Oort (2014). Veerkracht en de regionale arbeidsmarkt: Kansen op vernieuwing in Rijnmond. 19 Neffke F. M. H., and Svensson Henning, M. (2008). Revealed relatedness: Mapping industry space. Working Paper
Series 08.19, Papers in Evolutionary Economic Geography;
Neffke, F., Henning, M., & Boschma, R. (2011). How do regions diversify over time? Industry relatedness and the
development of new growth paths in regions. Economic Geography, 87, 237-265.
Dialogic innovatie ● interactie 15
Tabel 2: Het aantal verbindingen met andere bedrijfstakken (4-digit), vanuit Topsectoren op de rijen
naar Topsectoren op de kolommen.
Topsector 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Geen Topsector (0) 32017 4885 1435 1962 438 4891 389 1794 955 716 217
AgriFood (1) 4738 1530 278 201 53 735 67 305 259 94 42
Chemie (2) 1335 285 203 35 38 331 27 82 35 49 18
Creatieve industrie (3) 2214 243 49 250 28 198 22 95 39 31 19
Energie (4) 381 31 17 23 26 61 4 21 10 20 5
HTSM (5) 5145 822 418 165 128 2144 113 310 153 202 51
LSH (6) 316 66 35 14 5 99 8 18 9 5 6
Logistiek (7) 1786 318 93 90 37 296 18 129 61 58 12
Tuinbouw en uitg. (8) 966 246 41 37 12 132 11 73 70 26 13
Water (9) 671 70 32 19 23 150 7 56 20 42 5
S&O-werk (10) 204 42 24 14 5 61 7 10 12 7 4
Tabel 3: Totaal aantal verbindingen, en in verhouding tot aantal bedrijfstakken per Topsector.
Topsector Totaal
aantal verbindingen
Totaal extern
(naar andere TS)
# bedrijfstakken
in Topsector
Totaal extern /
bedrijfstak
Geen Topsector 49699 17682 339 52,2
AgriFood 8302 6772 72 94,1
Chemie 2438 2235 23 97,2
Creatieve industrie 3188 2938 22 133,5
Energie 599 573 8 71,6
HTSM 9651 7507 94 79,9
LSH 581 573 4 143,3
Logistiek 2898 2769 16 173,1
Tuinbouw en uitg. 1627 1557 14 111,2
Water 1095 1053 9 117,0
S&O-werk 390 386 2 193,0
De gebruikelijke aanname als het gaat om voornoemde sectorverbindingen is dat baanwis-
selingen zicht geven op verwantschap tussen sectoren, omdat werknemers proberen zoveel
mogelijk hun kennis en ervaring te benutten om zo een inkomensval te vermijden. Of er
sprake is van disproportioneel veel mobiliteit tussen twee sectoren bepalen we door te in-
specteren hoe de werkelijke arbeidsstroom F van sector i naar sector j zich verhoudt tot de
verwachte arbeidsstroom. Dat doen we op basis van de volgende formule voor de skill-ge-
relateerdheid R van sector i, zoals geïntroduceerd door Neffke et al.20:
𝑹𝒊 = 𝑭𝒊𝒋 ∗ 𝑭𝒕𝒐𝒕𝒂𝒂𝒍
𝑭𝒊. ∗ 𝑭.𝒋
De teller in deze breuk is het geobserveerde aantal baanwisselingen van i naar j (Fij) maal
het totaal aantal baanwisselingen in dat jaar (Ftotaal). De noemer is het aantal werknemers
dat sector i verlaat (Fi.) maal het aantal werknemers dat toetreedt tot sector j (F.j). De aldus
20 Neffke, F., Hidalgo, C., Otto, A., Weyh, A. (2013). Inter-industry labor flows. p. 8/9.
Dialogic innovatie ● interactie 16
verkregen resultaten lijken over het algemeen op de uitkomsten van methoden waarbij ge-
relateerdheid wordt geschat op basis van regressievergelijkingen waarin gecontroleerd wordt
voor bijvoorbeeld het loon in de afzonderlijke bedrijfstakken.
In onze berekening nemen we alleen baanwisselingen in beschouwing van werknemers (geen
zelfstandigen) met een werkverband van meer dan 20 uur per week. Hiermee minimaliseren
we de kans dat de maat voor gerelateerdheid al teveel beïnvloed wordt door werknemers
die enkel werkzaamheden verrichten die niet tot de kern van een bedrijfstak behoren. Op
het 4-digit SBI-niveau (versie 2008), die als basis diende voor het classificeren van Topsec-
toren, is er enkel data beschikbaar voor baanwisselingen in de jaren 2009-2010 en 2010-
2011. Om de resultaten niet te laten beïnvloeden door incidentele wisselingen middelen we
de arbeidsstromen over deze jaren en werken we telkens met de gemiddelde gerelateerdheid
gedurende de jaren 2009-2011. In theorie is het wel mogelijk om twee afzonderlijke rela-
tedness-matrixen te berekenen, maar het heeft doorgaans de voorkeur om dit te doen voor
twee verschillende periodes in plaats van twee verschillende jaren (bijv.: 2000-2003 t.o.v.
2007-2009, op basis van SBI’93).
Onderstaande figuur toont de verdeling van de sterkte van alle 80.468 relaties tussen de
bedrijfstakken op het 4-digit SBI niveau waar we primair naar kijken. We gebruiken een
logaritmische schaal omdat de verdeling bijzonder scheef is. 41% van de relaties heeft een
waarde onder de 1, wat betekent dat er de werkelijk geobserveerde arbeidsstromen lager
zijn dan verwacht. Slechts 18% van de relaties heeft een waarde boven de 5, 10% boven
drempelwaarde 10 en nog geen 4% heeft een relatedness van boven de 25. In dit rapport
concentreren we ons hoofdzakelijk op alle relaties met een waarde boven de 1, tenzij anders
vermeld.
Figuur 5: Cumulatieve verdeling skill-relatedness-waarden, gesorteerd van klein naar groot.. Y-as is
logaritmisch.
2.2 Methodologie voor het bepalen van cross-over centraliteit
In hoofdstuk 1 beargumenteerden we dat cross-overs het meest relevant zijn wanneer ze
een sterke brug vormen (op basis van gerelateerdheid) en wanneer die verbinding betrek-
king heeft op sectoren met een sterke economische positie. Onderstaande illustratie en
formule geven aan dat we dit uitgangspunt kunnen gebruiken voor het berekenen van cross-
overcentraliteit van bedrijfstak i, waarbij i één van de n sectoren in een economie is. We
drukken de gerelateerdheid van sector i met sector j uit met Ri,j, en de grootte van sector j
met Sj. De cross-overcentraliteit is dan de som van het product van R en S voor elke sector
j waar sector i gerelateerd aan is (i.e. j1, j2, … jn-1).
0,01
0,1
1
10
100
1000
10000
Dialogic innovatie ● interactie 17
𝑿𝒊 = ∑((𝑺𝒋 ∗ 𝑹𝒊𝒋))
𝒏−𝟏
𝒋=𝟏
, 𝑖 ≠ 𝑗
Behalve de sterkte van de gerelateerdheid en de relevantie van de verbonden sectoren is er
nog een ander aspect dat van belang kan zijn: de beleidsstrategische c.q. institutionele di-
mensie. Het feit dat beleid is gericht op interactie binnen de Topsectoren (bijv. het opstellen
van innovatiecontracten per Topsector) maakt dat het relevant is om te kijken welke cross-
overs nu juist een verbinding vormen tussen bedrijven uit verschillende Topsectoren. Op
basis van bovenstaande parameters onderscheiden we drie basisvarianten bij het berekenen
van cross-overcentraliteit. Voor elk van deze varianten geldt dat we kunnen kijken naar
inwaartse en naar uitwaartse arbeidsstromen. In de plaatjes hieronder is telkens de situatie
geschetst voor het berekenen van uitwaartse centraliteit, hetgeen aangeeft in hoeverre er
uit sector i werknemers en dus kennis/vaardigheden stromen naar grote andere sectoren.
1. Cross-over centraliteit tussen Topsectoren
De meest basale variant om te bepalen in hoeverre een bedrijfstak als cross-over aan te
merken is, is door de centraliteitsformule toe te passen op relaties die naar Topsectorbe-
drijfstakken leiden. In onderstaande illustratie zijn dat sectoren j en k. Bedrijfstak i in
onderstaande illustratie hoeft zelf niet tot een Topsector te behoren. Of er ook een directe
relatie is tussen de sectoren j en k (Rj,k) is hier niet van belang.
Figuur 6: Cross-over centraliteit type 1
i
Sj1
Sj2
Ri,j2
Ri,j1
Bedrijfstak j
Topsector
Bedrijfstak k
Topsector
Bedrijfstak i
Ri,j Ri,k
Rj,k
Dialogic innovatie ● interactie 18
2. Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren
Een belangrijk kenmerk van een cross-over is dat ze een brug vormt tussen ongerelateerde
domeinen. Indien we stellen dat een positie op het snijvlak van twee domeinen niet vol-
doende is als die domeinen rechtstreeks met elkaar interacteren, levert de tweede maat een
betere indicatie voor cross-over centraliteit. Bij deze maat sommeren we de S*R-producten
van alle combinaties van sectoren die door sector i verbonden worden, maar die niet recht-
streeks met elkaar verbonden zijn. Daarbij kunnen we zelf kiezen of de relatie tussen
sectoren j en k absoluut nul moet zijn, of onder een andere drempelwaarde moet blijven.
𝑿𝒊 = ∑ ∑((𝑺𝒋 ∗ 𝑹𝒊𝒋) + (𝑺𝒌 ∗ 𝑹𝒊𝒌))
𝒏−𝟏
𝒌=𝟏
𝒏−𝟏
𝒋=𝟏
, 𝑖 ≠ (𝑗 𝑜𝑓 𝑘), 𝑹𝒋𝒌 = 𝟎
Figuur 7: Cross-over centraliteit type 2
3. Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren van een ander type
De mate waarin bedrijfstakken (skill-)gerelateerd zijn aan elkaar bepalen we aan de hand
van arbeidsstromen. Zoals aangegeven kunnen bedrijfstakken ook op een beleidsstrategi-
sche manier aan elkaar gerelateerd zijn. Onderstaande illustraties laten zien dat we hier op
twee manieren mee om kunnen gaan. Bij centraliteitsmaat 3a beperken we ons tot relaties
met bedrijfstakken uit andere Topsectoren dan de Topsector waar i zelf toe behoort. Bij
centraliteitsmaat 3b is het niet van belang of i onderdeel is van een Topsector, maar kijken
we juist of ze een verbinding vormt tussen (ongerelateerde) bedrijfstakken uit verschillende
Topsectoren.
Figuur 8: Cross-over centraliteit type 3a
Bedrijfstak j
Topsector
Bedrijfstak k
Topsector
Bedrijfstak i
Ri,j Ri,k
Bedrijfstak j
Topsector ≠ A
Bedrijfstak k
Topsector ≠ A
Bedrijfstak i
TS ARi,j Ri,k
Dialogic innovatie ● interactie 19
Figuur 9: Cross-over centraliteit type 3b
De berekende centraliteitsmaten geven inzage in de mate waarin een sector een cross-over
positie heeft. Omdat de maat zelf geen dimensie heeft, en de verdeling van waarden door-
gaans erg scheef is, moeten we de waarden ijken om iets te kunnen zeggen over de
verhoudingen tussen de cross-over centraliteit van de sectoren. Eén manier om de waarden
te schalen is door per maat alle waarden te delen door de mediaan van de resultaten op die
maat. Onderstaande figuren tonen de frequentieverdelingen van de resultaten die we op
deze manier verkrijgen voor onze berekeningen op basis van drempelwaarde R > 1. Bedrijfs-
takken zonder enige centraliteit zijn hier buiten beschouwing gelaten.
Bij de type 1-maten zijn er nauwelijks verschillen tussen uitwaartse en inwaartse centraliteit.
In het geval van type 2 is dit incidenteel wel het geval, maar zeker niet structureel. De
verdeling is hier wel schever; er zijn beduidend meer sectoren met relatief weinig centraliteit
dan bij type 1. Blijkbaar zit er een sterker contrast tussen cross-over centraliteit als we
vereisen dat een cross-over ongerelateerde sectoren bijeen moet brengen. Wanneer we type
3a vergelijken met 3b is ook sprake van een duidelijk verschil. Dit komt echter vooral doordat
type 3a enkel te berekenen is voor bedrijfstakken die zelf Topsector zijn; bij type 3b is enkel
van belang dat de verschillende sectoren die verbonden worden niet tot dezelfde Topsector
behoren. Het algemene beeld is dat alle verdelingen een vrij lange staart hebben, wat wil
zeggen dat er op basis van onze berekeningen een duidelijk aanwijsbare selectie van cross-
overs moet zijn.
Bedrijfstak j
Topsector A
Bedrijfstak k
Topsector B
Bedrijfstak i
Ri,j Ri,k
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Type 1 (uit) Type 1 (in) Type 2 (uit) Type 2 (in)
Dialogic innovatie ● interactie 20
Figuur 10: Grafieken met frequentieverdeling van centraliteitsmaten in stappen van 20. Boven: type 1
en 2 (uit en in), onder: type 3a en 3b (uit en in).
0
10
20
30
40
50
60
70
Type 3a (uit) Type 3a (in) Type 3b (uit) Type 3b (in)
Dialogic innovatie ● interactie 21
3 De Nederlandse Topsectoren
3.1 Positie van de Topsectoren in de Nederlandse ‘industry space’
3.1.1 Het Topsectoren-landschap
In navolging van eerder relatedness-studies presenteren we de samenhang tussen de Ne-
derlandse Topsectoren met behulp van een netwerkvisualisatie. De knooppunten in Figuur
11 tonen de bedrijfstakken die door het CBS aangemerkt zijn als behorend tot een Topsector,
waarbij de lijnen aangeven hoe sterk de onderlinge skill-gerelateerdheid is. De kleur van de
figuurtjes correspondeert met één van de Topsectoren en de vorm geeft aan tot welke sub-
topsector een bedrijfstak gerekend wordt (in Tabel 1 is een overzicht van sub-Topsectoren
weergegeven). In deze figuur staat de grootte van het knooppunt voor de economische om-
vang van de betreffende bedrijfstak, gemeten als de gemiddelde loonsom tussen 2009-2011.
De visualisatie in kwestie is gemaakt met een drempelwaarde van R = 15, maar de compo-
sitie is robuust voor variatie in deze parameter. Bedrijfstakken zonder relaties (bij de
gekozen drempelwaarde) zijn niet getoond.
Observaties per Topsector
De netwerkfiguur is zodanig gegenereerd dat de lijnen (pijlen) tussen de sectoren zo kort
mogelijk zijn. Hierdoor zien we direct welke sectoren een verbinding vormen met (al dan
niet economisch omvangrijke) andere sectoren.21 De pijl geeft de richting van de baanwis-
seling aan; wanneer de baanwisseling tussen twee bedrijfstakken beide kanten op gaat,
bevat een verbindingslijn twee pijluiteinden.
Globaal gezien bestaat de linkerhelft van de figuur uit HTSM-bedrijfstakken, waarvan er het
meeste zijn. Aan de rechterkant bevinden zich de AgriFood-activiteiten22, met de Tuin-
bouw-bedrijfstakken in de periferie. In het midden vinden we in het midden de voornaamste
cross-overs.
In de eerste plaats is dat de Topsector Chemie, die zich uitstrekt over delen van zowel de
Agro- als de HTSM-componenten. Hoewel Chemie als Topsector een cross-over lijkt, geldt
dat niet automatisch voor alle onderliggende bedrijfstakken. De figuur laat duidelijk zien dat
sommige Chemie-takken veel lijken op AgriFood/Tuinbouw-activiteiten en dat heel andere
onderdelen weer meer verwant zijn aan HTSM. Kijken we naar de sub-Topsectoren waar
Chemie uit bestaat, dan gaat het om respectievelijk de chemische industrie (driehoekjes) en
de rubber-/kunststofindustrie (vierkantjes). De sub-Topsector aardolieverwerking is relatief
wel zeer centraal gepositioneerd.
21 Het getoonde netwerk komt qua structuur sterk overeen met resultaten van eerdere analyse op basis
van skill-gerelateerdheid data uit Zweden. Deze bevinding past bij het beeld dat gerelateerdheid re-
delijk robuust is, zowel door de tijd als naar locatie. De voornaamste verschillen zijn dat chemische
bedrijfstakken in Nederland wat meer verspreid zijn door het netwerk. Zoals we zullen zien zijn som-
mige van de bedrijfstakken nauw verwant aan HTSM. Verder zien we Waterbedrijfstakken op twee
plekken terug in Nederland en heeft LSH geen eigenstandige component.
22 De sub-topsector primaire productie (onderdeel van AgriFood) bevat relatief veel zelfstandigen. Om-
dat we voor de structural relatedness uitgaan van personen in loondienst, verdient het extra onderzoek
in hoeverre er voor deze sub-topsector een bias optreedt in onze berekeningen.
Dialogic innovatie ● interactie 22
Figuur 11: Nederlandse Topsectoren
Agri & Food
Groot- en detailhandel ○
Primaire productie Δ
Voedingsmiddelen-industrie □
Overig
Chemie
Aardolie-verwerking ○
Chemische industrie Δ
Rubber- en kunststofindustrie □
Creatieve industrie
Cultureel erfgoed ○
Kunst Δ
Media en entertainment-industrie □
Energie
Aardgas ○
Gerelateerde activiteiten Δ
HTSM
Metaalindustrie ○
Vervaardiging van machines en apparaten
Δ
Vervaardiging van transportmiddelen
□
Overig
Life sciences en health
Farmacie ○
Medische instrumenten Δ
Onderzoek □
Logistiek
Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten
○
Transport en overslag Δ
Tuinbouw en uitg.
Primaire productie ○
Overig Δ
Water
Deltatechnologie ○
Kennis en advies Δ
Maritieme maakindustrie □
Watertechnologie, en -voorziening
⌂
Speur- en ontwikkelingswerk
R&D en engineering ○
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 23
De cross-over positie van bedrijfstakken uit de Topsector Logistiek ziet er anders uit dan
die van Chemie. Transport-gerelateerde logistiek vinden we in de buurt van de rubber-
/kunststofindustrie, terwijl opslag- en support-logistiek op het raakvlak van HTSM en Agro
gesitueerd is. Tenslotte zijn er ook logistieke bedrijfstakken als expediteurs/cargadoors en
dienstverlening voor vervoer over land of water (de lichtblauwe rondjes onderin), die weer
meer van doen hebben met HTSM-activiteiten met betrekking tot vervaardiging en reparatie
van transportmiddelen en machines. Op grond van deze observatie kan men de vraag stellen
in hoeverre het logisch is dat er een Topsector is voor Logistiek; er lijkt meer gemeenschap-
pelijkheid met andere Topsectoren dan met bedrijfstakken uit de eigen Topsector.
Voor de Logistiek-driehoekjes onderin geldt dat ze ook nauw verwant zijn aan de Water-
subtopsectoren Deltatechnologie en Maritieme maakindustrie. De Water-subtopsector Wa-
tertechnologie- en voorziening bevindt zich juist weer aan de bovenkant van het netwerk,
nabij de Energie-bedrijfstakken met betrekking tot productie, handel en distributie van elek-
triciteit. Beide soorten nutsvoorzieningen blijken in de praktijk sterk aan elkaar gerelateerd.
Een hele ander soort dienstverlening is de Creatieve Industrie. Vrijwel alle bedrijfstakken
uit deze Topsector bevinden zich in een kliekje rechts onderin het netwerk. ‘Public relations
bureaus’ is één van de weinige bedrijfstakken die significant gerelateerd is aan activiteiten
uit andere Topsectoren. Op basis hiervan kunnen we eigenlijk beter stellen dat de Topsector
geen deel uitmaakt van het netwerk. Indien we drempelwaarde voor gerelateerdheid verho-
gen is dit feitelijk ook wat we zien; de Topsector komt los te staan van de rest. Dit geldt in
het bijzonder ook voor de driehoek van ‘Industrieel ontwerp en vormgeving’, ‘Architecten’,
en de grote HTSM-bedrijfstak ‘Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies’; bij de
drempelwaarde die gehanteerd is voor het visualiseren van Figuur 11 was er geen enkele
directe verbinding tussen dit kliekje en de rest van het netwerk. De bevinding dat deze
activiteiten vooral op elkaar lijken wil geenszins zeggen dat ze niets met de rest van de
economie van doen hebben. Het is eerder zo dat de activiteiten in kwestie verwant zijn aan
zeer groot spectrum van bedrijfstakken. Zie ook de toelichting in paragraaf 2.1. Doordat
werknemers vanuit de creatieve industrie alle kanten op stromen, zijn er uiteindelijk maar
weinig arbeidsstromen waarvan men kan zeggen dat ze disproportioneel groot zijn. De stro-
men waarbij dit wel het geval is blijven veelal binnen de Topsector. Onderstaande figuur laat
zien dat de bedrijfstak ‘Overige uitgevers, niet van software’ een opvallende uitzondering is.
Zij vormt een brug van de Creatieve Industrie naar andere plekken in het industriële net-
werk.
Dialogic innovatie ● interactie 24
Figuur 12: Centrale rol van Creatieve Industrie-bedrijfstak ‘Overige uitgevers, niet van software’.
Een nog niet eerder besproken Topsector is Life Sciences & Health (LSH). De bijbehorende
bedrijfstakken zijn bijzonder verspreid over het netwerk. Zo is ‘Vervaardiging van farmaceu-
tische grondstoffen’ het punt waar een groot aantal AgriFood-activiteiten samenkomen,
alsook enkele Chemie- en HTSM-bedrijfstakken. De wat grotere bedrijfstak ‘Vervaardiging
van farmaceutische producten, geen grondstoffen’ bevindt zich wat dieper in het Chemie-
cluster, terwijl vervaardiging van medische instrumenten en stralingsapparatuur in de kern
van het HTSM-domein (links) gesitueerd zijn. Wederom kunnen we de vraag stellen of het,
vanuit het perspectief van kennisontwikkeling en –exploitatie, zinvol is om één onderzoeks-
en human capital-agenda’s voor deze Topsector te ontwikkelen. De geobserveerde werkne-
mersstromen suggereren dat bedrijven uit de diverse LSH-onderdelen in de praktijk met hele
andere zaken bezig zijn.
Zoals eerder gesteld zijn er twee bedrijfstakken die door CBS aan veel Topsectoren worden
toegewezen; we hebben deze twee bedrijfstakken los gepresenteerd onder de label Speur-
& Ontwikkelingswerk. Hoewel biotechnologisch S&O-werk zich aan de AgriFood-/Tuin-
bouwrand van het netwerk bevindt heeft ze ook verwantschap met LSH-activiteiten en
‘Vervaardiging van lijm en bereide kleefmiddelen’ (Chemie). Niet-biotechnologisch S&O-werk
heeft een centralere positie doordat zij gerelateerd is aan een heterogene set van activitei-
ten, zoals de vervaardiging van elektronische componenten en ijzer/staal (beide HTSM), de
winning en distributie van water (Water) en het ‘Kweken van zeevis en schaaldieren’ (Agri-
Food). Het feit dat deze S&O-bedrijfstak meer in het midden van de figuur ligt komt dus niet
zozeer doordat ze lijkt op AgriFood- en Chemieactiviteiten die daar ook liggen, maar eerder
omdat ze relaties heeft met bedrijfstakken op diverse randen van het netwerk.
Als we bedrijfstakken die niet onder een Topsector vallen toevoegen (inclusief hun links)
en het netwerk opnieuw genereren, dan vallen een aantal zaken op (gevisualiseerd in Figuur
13). De grootste niet-Topsector-activiteiten bevinden zich aan de rand van het netwerk.
Veruit het meest omvangrijk is de publieke sector, rechtsboven. Deze is echter nauwelijks
aan de rest van het netwerk verbonden; de relaties betreffen vooral de verschillende deel-
sectoren onderling. Daarnaast blijkt ook dat er nog tal van niet-Topsector-bedrijfstakken zijn
die zich midden in het netwerk bevinden. Wanneer we geïnteresseerd zijn in bedrijfstakken
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 25
met een cross-over positie zijn zij minstens zo relevant als de Topsector-activiteiten zelf.
Wat de meest centrale niet-Topsector-activiteiten zijn behandelen we in paragraaf 3.2.6.
Figuur 13: Nederlandse industry space, inclusief bedrijfstakken die niet onder een Topsector vallen. De
zwarte bollen visualiseren de bedrijfstakken die niet binnen een Topsector vallen.
Algehele beeld
Het algehele beeld is dat er in de getoonde economische structuur op Topsector-niveau twee
soorten cross-overs zijn. Allereerst zien we activiteiten op het snijvlak van de primaire en
secundaire sector, zoals de centraal gelegen Chemie-bedrijfstakken. Soms gaat het om ac-
tiviteiten waarbij grondstoffen verrijkt worden tot materialen voor de maakindustrie, terwijl
andere Chemie- (en LSH-)onderdelen juist berusten op het fabriceren van geavanceerde of
grote hoeveelheden chemicaliën met behulp van hoogwaardige machinerie uit de HTSM-
component. Als het gaat om het toevoegen van waarde is er dus een wisselwerking van
rechts naar links en omgekeerd, met Chemie als katalysator. Een heel ander soort verbinding
wordt gevormd door de activiteiten uit tertiaire sector (e.g. logistiek, zakelijke dienstverle-
ning, nutsvoorzieningen), die als knooppunt fungeren voor hele specifieke aspecten van de
primaire en secundaire sector. Opslag en overslag (Logistiek) berusten bijvoorbeeld op ken-
nis die relevant is voor werknemers die actief zijn in de productie van bulkgoederen zoals
suiker en gewassen enerzijds (AgriFood), en anderzijds voor bedrijven die tanks/ketels, me-
talen vaten of rubberbanden ontwikkelen (HTSM).23 Winkels in dranken, een ander soort
23 In deze centrale zone binnen de industry space bevinden zich ook de bedrijfstakken ‘Vervaardiging
van kunststof producten’ (Chemie) en ‘Groothandel in machines voor de grafische en voedings- en
genotmiddelenindustrie’ (AgriFood). Beide bedrijfstakken bevinden zich daarmee vrij ver van andere
bedrijfstakken uit hun respectievelijke Topsector.
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 26
dienstverlening, bevinden zich qua benodigde vaardigheden/kennis juist weer op het snijvlak
van de voedselvervaardiging (ook AgriFood, en Tuinbouw) en de luchtvaart (Logistiek). Ten-
slotte zijn er ook nog dienstverlenende activiteiten die helemaal niet op een specifiek snijvlak
gesitueerd zijn. Binnen het Topsectorenlandschap is dit vooral de Creatieve Industrie.
3.1.2 Robuustheid geobserveerde patronen
In hoeverre de beschreven structuren een accurate afspiegeling van de Nederlandse econo-
mie zijn hangt mogelijk af van de drempelwaarde die we kiezen om te bepalen of twee
bedrijfstakken gerelateerd zijn of niet (in de eerdere figuren gebruikten we een drempel-
waarde van 1). Om dit te onderzoeken berekenen we het aantal gerelateerdheidrelaties per
bedrijfstak voor de drempelwaarden 1, 5 en 25. De resultaten middelen we vervolgens per
Topsector, zoals getoond in Tabel 4. Hieruit blijkt dat de Topsectoren bij de gekozen drem-
pelwaarden van 1 over het algemeen meer links hebben met andersoortige activiteiten dan
met bedrijfstakken uit de eigen Topsector. Consolideren we het netwerk door alleen naar
sterke relaties te kijken, dan zien we dat de balans verschuift ten faveure van relaties binnen
de eigen Topsector. In hoeverre de cross-over positie van de economische activiteiten hier-
door beïnvloed wordt behandelen we in de volgende sectie.
De verschillende kolommen in de Tabel 4 laten goed zien dat de Topsectoren behoorlijk van
elkaar verschillen als het gaat om het aantal relaties binnen de Topsector, met bedrijfstakken
uit andere Topsectoren en met de rest van het industriële weefsel. Uiteraard hebben Top-
sectoren met weinig bedrijfstakken maar weinig interne links, maar ook voor Chemie zien
we dat het aantal relaties met externe activiteiten groot is. Dit sluit goed aan bij het beeld
dat deze Topsector relatief sterk verweven is met andersoortige economische activiteiten.
De uitwaartse relaties in Tabel 4 zijn op de navolgende pagina ook in grafiekvorm weerge-
geven. Daaruit blijkt nog maar eens extra duidelijk dat vooral bij AgriFood en HTSM sprake
is van een groot aandeel Topsector-interne links, terwijl o.a. de Creatieve Industrie, Chemie
en Logistiek opvallend verbonden zijn met een breed spectrum van bedrijfstakken. Bij LSH
en S&O-werk zien we daarnaast ook dat veruit het merendeel van hun relaties naar Topsec-
tor-bedrijfstakken gaat, terwijl er daar in absolute zin niet meer van zijn.
Dialogic innovatie ● interactie 27
Tabel 4: Overzicht van gemiddeld aantal relaties per bedrijfstak per topsector, naar gelang de gehan-
teerde drempelwaarde. Het aantal bedrijfstakken per Topsector staat er cursief naast.
Drempelwaarde = 1 UIT IN
Eigen TS Andere TS Geen TS Eigen TS Andere TS Geen TS
Geen Topsector 315 53.8 32.7 53.8 53.8 31.8 53.8
AgriFood 65 21.3 22.3 40.0 21.3 23.5 42.9
Chemie 21 9.7 37.8 40.9 9.7 40.4 45.6
Creatieve industrie 21 11.3 17.4 61.0 11.3 15.5 55.2
Energie 7 3.7 24.1 34.4 3.7 37.1 36.4
HTSM 87 23.4 20.1 34.9 23.4 17.0 35.3
LSH 4 2.0 50.0 36.5 2.0 53.5 49.3
Logistiek 15 7.7 39.9 59.4 7.7 40.5 62.5
Tuinbouw en uitg. 10 7.0 43.4 45.3 7.0 43.2 43.0
Water 9 4.7 36.4 47.4 4.7 44.8 48.6
S&O-werk 2 2.0 54.0 35.5 2.0 50.5 33.5
Drempelwaarde = 5 UIT IN
Eigen TS Andere TS Geen TS Eigen TS Andere TS Geen TS
Geen Topsector 315 13.6 8.8 13.6 13.6 8.5 13.6
AgriFood 65 14.0 8.5 9.6 14.0 9.2 10.8
Chemie 21 8.6 18.9 15.0 8.6 19.8 16.1
Creatieve industrie 21 7.0 3.1 14.7 7.0 3.7 14.1
Energie 7 3.1 10.1 8.6 3.1 15.4 9.4
HTSM 87 16.0 8.0 10.9 16.0 7.0 11.0
LSH 4 1.3 21.8 10.0 1.3 17.5 10.5
Logistiek 15 4.5 7.3 9.8 4.5 7.9 9.7
Tuinbouw en uitg. 10 6.6 12.1 9.2 6.6 11.1 7.9
Water 9 3.6 16.9 14.1 3.6 17.4 13.9
S&O-werk 2 2.0 20.0 5.5 2.0 12.0 8.0
Drempelwaarde = 25 UIT IN
Eigen TS Andere TS Geen TS Eigen TS Andere TS Geen TS
Geen Topsector 315 2.4 1.6 2.4 2.4 1.4 2.4
AgriFood 65 4.6 1.7 1.4 4.6 1.6 1.9
Chemie 21 3.2 3.6 3.2 3.2 4.1 4.2
Creatieve industrie 21 1.1 0.3 1.9 1.1 0.4 2.2
Energie 7 1.6 1.0 1.3 1.6 4.1 1.6
HTSM 87 4.6 1.1 2.1 4.6 1.1 2.0
LSH 4 0.8 5.5 1.5 0.8 3.3 2.8
Logistiek 15 0.7 1.2 1.5 0.7 0.8 1.3
Tuinbouw en uitg. 10 2.2 1.8 0.6 2.2 1.7 0.7
Water 9 0.8 1.4 2.2 0.8 1.0 1.9
S&O-werk 2 0.5 2.0 0.0 0.5 1.0 1.0
Bovenstaande tabel geeft ook zicht op het verschil tussen uitgaande en inkomende gerela-
teerdheid. Het aantal relaties uitwaarts en inwaarts is binnen de Topsector per definitie gelijk
aan elkaar. Bij relaties met andere Topsectoren ontlopen de twee richtingen elkaar nauwe-
lijks, behalve bij Energie: deze Topsector heeft consequent meer inwaartse gerelateerdheid
dan uitwaarts, ongeacht of het relaties betreft met andere Topsectoren of met niet-Topsec-
torbedrijfstakken. Dit is opmerkelijk, omdat gerelateerdheid een relatieve maat is waarbij
verwachte stromen worden vergelijken met het werkelijke aantal ingaande en uitgaande
stromen, en waarbij inwaartse en uitwaartse scores met elkaar in balans moeten zijn. Uiten-
delijk zijn een aantal stromen bovengemiddeld sterk, en een aantal stromen ondergemiddeld
sterk. Een verklaring voor onze observaties is dat het merendeel van de uitwaartse gerela-
teerdheid bij Energie-bedrijfstakken blijkbaar zwak is (en dus niet boven drempelwaarde 1
uitkomt), die de compensatie vormen voor een stel inwaartse stromen dat relatief sterk is.
In onze gerelateerdheid-berekeningen zien we enkel deze laatste stromen.
Dialogic innovatie ● interactie 28
Figuur 14: Aantallen uitwaartse skill-relatedness relaties bij verschillende drempelwaardes.
Ook informatief is een overzicht met het percentage relaties dat over blijft als we de drem-
pelwaarde verhogen van 1 naar 25:
Figuur 15: Percentage uitwaartse relaties dat behouden blijft bij verhogen van drempelwaarde (1-25).
0
10
20
30
40
50
60
70
Geen
Topsector
(315)
HTSM (87) AgriFood
(65)
Creatieve
industrie
(21)
Chemie
(21)
Logistiek
(15)
Tuinbouw
en uitg.
(10)
Water (9) Energie
(7)
LSH (4) S&O-werk
(2)
Drempelwaarde = 1
Eigen TS
Andere TS
Geen TS
0
5
10
15
20
25
Geen
Topsector
(315)
HTSM (87) AgriFood
(65)
Creatieve
industrie
(21)
Chemie
(21)
Logistiek
(15)
Tuinbouw
en uitg.
(10)
Water (9) Energie
(7)
LSH (4) S&O-werk
(2)
Drempelwaarde = 5
Eigen TS
Andere TS
Geen TS
0
1
2
3
4
5
6
Geen
Topsector
(315)
HTSM (87) AgriFood
(65)
Creatieve
industrie
(21)
Chemie
(21)
Logistiek
(15)
Tuinbouw
en uitg.
(10)
Water (9) Energie (7) LSH (4) S&O-werk
(2)
Drempelwaarde = 25
Eigen TS
Andere TS
Geen TS
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Geen
Topsector
(315)
HTSM (87) AgriFood
(65)
Creatieve
industrie
(21)
Chemie
(21)
Logistiek
(15)
Tuinbouw
en uitg.
(10)
Water (9) Energie
(7)
LSH (4) S&O-werk
(2)
% Relaties dat behouden blijft, drempelwaarde 1 --> 25
Eigen TS
Andere TS
Geen TS
Dialogic innovatie ● interactie 29
3.2 Cross-overs in en tussen de Topsectoren
3.2.1 Diverse maten voor cross-over centraliteit
Afgezien van het ‘op het oog’ identificeren van sectoren met een centrale ligging in de indu-
stry space, is het ook mogelijk om nauwkeuriger te analyseren welke sector nu echt een
brug vormt tussen uiteenlopende economische activiteiten. In sectie 2.2 introduceerden we
diverse manieren om cross-over centraliteit te bepalen. De verschillen in resultaten bespre-
ken we hieronder, eerst voor uitwaartse arbeidsstromen en vervolgens voor inwaartse
stromen.
Uitwaartse centraliteit
Cross-over centraliteit tussen Topsectoren
Aangezien er geen enorme verschillen zijn in de omvang van bedrijfstakken wordt centraliteit
op de eerste plaats bepaald door het aantal en vooral de sterkte van de verwantschapsrela-
ties die een bedrijfstak heeft. Binnen de Chemie vinden we in dat geval de meeste cross-
overs; de onderliggende bedrijfstakken scoren vrijwel allemaal hoog op centraliteitsmaat 1.
De enige uitzondering is ‘Vervaardiging van kunststof producten’, die zich midden in het
HTSM-cluster bevindt omdat ze verwant is aan specifieke activiteiten aldaar (zie voetnoot
23). De meest centrale bedrijfstakken bevinden zich in een deel van het netwerk waar de
dichtheid aan relaties behoorlijk dicht is. Ook de AgriFood-bedrijfstakken en de LSH-bedrijfs-
tak ‘Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen’ zijn hier gepositioneerd, en scoren hoog
als overall cross-overs. Bedrijfstakken uit de Creatieve Industrie bevindt zich vanwege hun
geringe aantal relaties aan de andere kant van het spectrum.
Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren
Indien we de aandacht vestigen op cross-overs tussen ongerelateerde (Topsector-)bedrijfs-
takken ontstaat een iets ander beeld. Uitschieters zijn er niet, maar wel enkele
verschuivingen. Chemie omvat wederom weer de nodige centrale bedrijfstakken, maar dit-
maal in een ander onderdeel van het cluster. De links tussen chemiebedrijfstakken onderling
tellen niet meer mee als die ook verwant zijn aan elkaar, waardoor we zien dat chemieacti-
viteiten die dichter bij HTSM liggen (subtopsector Rubber- en kunststofindustrie) relatief
centraler worden dan die uit subtopsectoren Chemische industrie en Aardolieverwerking.
Omgekeerd zijn er nu ook veel HTSM-bedrijfstakken met hoge waarden. Er is echter weinig
sprake van cross-over centraliteit in het ‘midden’ van het HTSM-domein; de bedrijfstakken
die zich daar bevinden lijken vooral sterk verbonden met andere bedrijfstakken uit hetzelfde
cluster (die niet bijdragen aan de hier gemeten centraliteit). HTSM-bedrijfstakken aan de
rand van de figuur verbinden in ieder geval nog branchegenoten waar weinig directe links
tussen zijn.
Over het algemeen leidt de extra eis in de onderhevige berekening ertoe dat cross-overs
waarvan de links heterogener zijn qua Topsector-type nu ook hoger scoren. Illustratief is dat
‘Niet-biotechnologisch S&O-werk’ nu als vrij centrale cross-over naar voren komt. Eerder
zagen we al dat deze bedrijfstak niet bijzonder veel relaties heeft, maar wel met een grote
variëteit aan economische activiteiten. Ook logistieke activiteiten zijn nu centraler, omdat zij
vanuit hun positie op de verticale het knooppunt zijn van activiteiten die onderling vrij uit-
eenlopend zijn. Alleen de AgriFood-bedrijfstak ‘Vervaardiging van plantaardige en dierlijke
oliën en vetten’ (SBI 1051) is een voorbeeld van een bedrijfstak die haar centraliteit ook in
sterke mate ontleent aan het verbinden van ongerelateerde bedrijfstakken uit dezelfde Top-
sector (zie onderstaande illustratie).
Dialogic innovatie ● interactie 30
Figuur 16: Illustratie van centrale positie ‘Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten’
(SBI 1051) binnen de Topsector Agro. Veel van de gerelateerde Agro-bedrijfstakken zijn niet verbon-
den met elkaar.
Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren van een ander type
Zoals we kunnen verwachten worden bovenstaande bevindingen extra aangezet als we ex-
pliciet het criterium opleggen dat er alleen sprake is van cross-over relaties als een
bedrijfstak verwant is aan bedrijfstakken van een andere Topsector. De eerder aangehaalde
S&O-bedrijfstak neemt nu een zeer dominante positie in; er zijn immers nauwelijks andere
bedrijfstakken uit de categorie ‘S&O-werk’. Ook als cross-over te classificeren zijn nu de
bedrijfstakken die een exoot vormen ten opzichte van de bedrijfstakken waardoor ze omge-
ven worden. Duidelijk voorbeeld zijn de LSH-bedrijfstakken ‘Vervaardiging van
farmaceutische producten, geen grondstoffen’ in het Chemie-domein en ‘Vervaardiging van
stralingsapparatuur’ in het HTSM-domein. De LSH-bedrijfstak ‘Vervaardiging van farmaceu-
tische grondstoffen’ scoort nu plots heel laag, omdat zij blijkbaar vooral AgriFood-activiteiten
verbindt die onderling ook al aan elkaar gerelateerd zijn. Wel weer een duidelijke cross-over
is de Chemie-bedrijfstak ‘Vervaardiging van overige producten van kunststof’ die, niet geheel
toevallig, het verst in het HTSM-domein ligt. Een echte cross-over is ook ‘Keuring en con-
trole’, gelegen in het Chemie-domein, de enige bedrijfstak uit subtopsector ‘Overig’ binnen
HTSM die onderdeel is van het netwerk (de andere is ingenieurswerk, die buiten het netwerk
ligt). De bijzondere positie van beide bedrijfstakken bevestigt dat ze inderdaad uitzonderlijk
zijn qua kennisbasis. De rest van HTSM-activiteiten blijken we nauwelijks als cross-over te
kunnen beschouwen als we de aangescherpte definitie hanteren. Binnen Tuinbouw lijken
tenslotte ook nog een paar centrale bedrijfstakken te liggen, vooral vanwege relaties met
AgriFood-Topsector. Deze bevinding berust echter op het vertekende beeld dat de getoonde
figuur geeft: we moeten eigenlijk corrigeren voor bedrijfstakken die bij meerdere Topsecto-
ren behoren. Doen we dat, dan verdwijnen AgriFood, Tuinbouw en ook HTSM naar de
achtergrond als het gaat om cross-overs.
Als variant op bovenstaande berekening kunnen we ook kijken naar cross-over centraliteit
type 3b, waarbij steeds van belang is dat de cross-over een brug vormt tussen bedrijfstakken
die ieder tot een andere Topsector behoren. De sterkste cross-over in dit opzicht is de Agri-
Food-bedrijfstak ‘Vervaardiging van bier’, midden in het netwerk. Dit type economische
activiteit verenigt kennis uit de AgriFood en Tuinbouw (vervaardiging van alcoholische dran-
ken/frisdranken; groothandels), uit de Chemie (vervaardiging van industriële gassen), uit
HTSM (vervaardiging van transportmiddelen / rubberbanden, wellicht voor de productie op
grote schaal) en uit de Creatieve Industrie (‘Overige uitgeverijen’, vermoedelijk vanwege het
Dialogic innovatie ● interactie 31
belang van marketing). Behalve Logistiek-bedrijfstakken uit alle drie de Logistiek-kliekjes in
het netwerk zijn ook de Chemie- en HTSM-bedrijfstakken linksboven in het netwerk weer
opvallend centrale cross-overs. Kunststofproductie en Keuring & controle zijn daarmee de
meest constante factor door de diverse berekeningen heen.
Inwaartse centraliteit
De gerapporteerde bevindingen veranderen op een select aantal punten als we niet kijken
naar uitgaande arbeidsstromen/gerelateerdheid, maar naar de inwaartse richting. Wat zijn
de cross-overs waar de meeste (diverse) vaardigheden en kennis samenkomen?
Cross-over centraliteit tussen Topsectoren
Een zeer opmerkelijk verschil met voorgaande analyses is dat de Energie-bedrijfstak ‘Pro-
ductie van aardgas’, te midden van Chemie en AgriFood, nu plots een bijzonder centrale
cross-over is. Deze bedrijfstak heeft inderdaad veel inkomende gerelateerheid, vooral vanuit
de Chemie-activiteiten als ‘Aardolieverwerking’ en ‘Vervaardiging van anorganische basis-
chemicaliën’. Ook erg centraal is de logistieke bedrijfstak ‘Goederenvervoer per spoor’, maar
dit berust vooral op een sterke link met de relatief grote bedrijfstak ‘Personenvervoer per
spoor’ en een wat zwakkere link met het wel nog grotere ‘Expediteurs, cargadoors en be-
vrachters’. Afgezien van deze twee bedrijfstakken zijn er geen uitschieters.
Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren
Indien we ons beperken tot centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren zien we dat de
hierboven gevonden cross-overs geen rol meer spelen. Voor de ‘Goederenvervoer per spoor’
is dat evident (onderdeel van een kliekje links onderin), maar ook voor ‘Productie van aard-
olie’ geldt dat de toeleverende bedrijfstakken veelal ook rechtstreeks met elkaar verbonden
zijn. Wél weer belangrijk zijn de HTSM-bedrijfstak ‘Keuring en controle’ en Chemie-activitei-
ten uit alle subtopsectoren (net als bij uitwaartse centraliteit), op de voet gevolgd door
enkele bedrijfstakken uit AgriFood, Tuinbouw en Logistiek.
Cross-over centraliteit tussen ongerelateerde Topsectoren van een ander type
De berekening op basis van cross-over centraliteit type 2 levert geen duidelijk patroon op.
Houden we weer rekening met de eis dat er bruggen geslagen moeten worden met en tussen
verschillende Topsectoren, dan zien we wel weer contrasten. De meest prominente cross-
over is nu één van de Logistiek-bedrijfstakken die bij type 2 ook al naar voren kwam: ‘Op-
slag’. Net als bij de uitwaartse centraliteit gaat het om een bedrijfstak in het midden van het
netwerk, en ook daar scoorde Opslag al vrij hoog op de maten 3a en 3b. De resultaten zijn
op dit vlak vrij consistent; kunststof-gerelateerde bedrijfstakken zijn ook hier behoorlijk cen-
traal. Meest noemenswaardige afwijking is dat de Energie-bedrijfstak ‘Productie van
elektriciteit’ hier ook uit de bus komt als inwaartse cross-over met potentie om bruggen te
slaan tussen diverse Topsectoren (o.a. Water, Chemie en Agro).
Robuustheid
Voortbouwend op de bevindingen uit paragraaf 3.1.2 onderzoeken we hier in hoeverre de
cross-over-positie van bedrijfstakken varieert al naar gelang de drempelwaarde die we han-
teren voor skill-relatedness. Dit wordt getoond door de eerste drie kolommen in Tabel 5. Op
de regels staat voor welke centraliteitsmaat we de correlatie berekenen.
Indien we voor Type 1 de drempelwaarde verleggen van 1 naar 10 blijft de correlatie voor
zowel de uit- als inwaartse centraliteit boven de 0.9, en ook bij de sprong naar drempel-
waarde 25 is de correlatie tussen de gehanteerde en de nieuwe centraliteitswaarden
behoorlijk hoog. We merken op dat bij deze sprong (van 1 naar 25) het aantal relaties dat
in het netwerk zit daalt van 60% naar 4% (van de 80.468 relaties waar we mee begonnen).
Dialogic innovatie ● interactie 32
Hoewel het verschil tussen drempelwaarde 10 en 25 groter lijkt dan het verschil tussen 1 en
10, betreft deze sprong een veel geringere reductie in het aantal relaties (van 10% naar
4%). Het is dan ook niet verwonderlijk dat de correlaties hier groter zijn.
Tabel 5: Correlatie van centraliteitswaarden bij verschillende drempelwaarden.
Drempelwaarde ijkpunt*
1 (1) 1 (1) 10 (1) 1 (1) 1 (1) 10 (1) 10 (1) 25 (1)
Verhoogde drem-pelwaarde*
10 (1) 25 (1) 25 (1) 10 (5) 25
(12,5) 10(5)
25 (12,5)
25 (12,5)
Type 1 (Uit) 0.91 0.79 0.93 0.91 0.79 - 0.93 -
Type 1 (In) 0.92 0.82 0.94 0.92 0.82 - 0.94 -
Type 2 (Uit) 0.78 0.69 0.83 0.81 0.71 0.97 0.73 0.92
Type 2 (In) 0.70 0.65 0.81 0.76 0.66 0.97 0.67 0.92
* Tussen haakjes staat welke drempelwaarde is gebruikt om te bepalen of er een relatie is tussen de
twee bedrijfstakken j1 en j2 die door de focale sector i verbonden worden.
Voor de cross-over-maten op basis van berekeningswijze 2 zijn de correlaties over de hele
linie wat lager. Dit komt uiteraard omdat er per berekening steeds meerdere relaties in het
spel zijn: de centraliteit van een bedrijfstak is nu een functie van driehoeksrelaties tussen
sectoren i, j en k (in plaats van steeds enkel i en j), waarbij we elke combinatie van j en k
inspecteren.24 Desondanks zijn ook hier de resultaten vrij robuust.
Omdat we bij berekeningswijze 2 (en 3a en 3b) nog naar een extra relatie kijken zijn er hier
welbeschouwd twee drempelwaarden die ertoe doen. We kunnen namelijk ook variëren met
de waarde die Rj,k mag hebben om sectoren j en k nog als ongerelateerd te laten tellen. De
uitgangssituatie in de eerste drie kolommen van Tabel 5 was dat we die waarde telkens op
1 lieten liggen. In de rechter vijf kolommen laten we zien in hoeverre het aanpassen van
deze tweede drempelwaarde ertoe doet. Ook hier blijft alles voldoende stabiel.
Figuur 17: Relaties die een rol spelen bij het berekenen van cross-over centraliteit Type 1 en Type 2.
24 De parameters j en k kunnen allebei n-1 waarden aannemen, namelijk alle n sectoren behalve i.
R1
Bedrijfstak j1
Topsector
Bedrijfstak j2
Topsector
Bedrijfstak i
R2
R1,2
Dialogic innovatie ● interactie 33
3.2.2 Uitwaartse versus inwaartse centraliteit
Conceptueel bestaat er een groot verschil tussen uitwaartse en inwaartse centraliteit. Uit-
waartse centraliteit geeft een indicatie of een bedrijfstak de bron is van sterke stromen naar
grote sectoren, terwijl inwaartse centraliteit aangeeft of er relatief veel werknemers (cq.
kennis) samenkomen in een bedrijfstak. Uit de analyses van centraliteit op het niveau van
individuele bedrijfstakken zien we dat er op een aantal punten ook empirisch verschil bestaat
tussen uitwaartse en inwaartse stromen. Aggregeren we de resultaten door de gemiddelde
centraliteit van een Topsector als geheel uit te rekenen, dan blijken de verschillen mee te
vallen.
Tabel 6 laat zien welke plaats een Topsector inneemt als we een ranking maken van de
gemiddelde score die de onderliggende bedrijfstakken halen op diverse centraliteitsmaten.
Dit doen we door voor elke Topsector te berekenen wat de gemiddelde centraliteit van de
onderliggende bedrijfstakken is. Globaal gezien is de tabel een samenvatting van de detail-
bevindingen uit de voorgaande sectie. We merken daarbij wel op dat de ranking ruwweg de
opvallendste patronen weerspiegelt, maar grote contrasten binnen Topsectoren worden weg-
gemiddeld.
In de regel zijn er geen extreme verschillen tussen in- en uitwaartse centraliteit. Alleen de
bevinding dat Energie-bedrijfstakken bij de inwaartse berekeningen uitzonderlijk hoog sco-
ren zien we in onderstaande tabel wederom duidelijk terug. Daarbij merken we op dat het
soms om ‘Productie van aardgas’ gaat (centraliteit type 1) en soms om ‘Productie van elek-
triciteit’ (centraliteit type 3). Vooral bij deze laatste berekeningen wordt het contrast tussen
inwaarts en uitwaarts erg groot.
Vooralsnog hebben we ons geconcentreerd op de mate waarin Topsector-bedrijfstakken zelf
een cross-over zijn. Houden we geen enkele rekening met Topsector-status (noch bij be-
drijfstak waar werknemers vandaan komen, noch waar ze naartoe gaan), dan zien we in de
eerste kolommen in Tabel 6 dat deze categorie niet de gemiddeld minst centrale sector is.
De niet als Topsector gekwalificeerde bedrijfstakken zijn gemiddeld centraler dan de bedrijfs-
takken uit de Tuinbouw en uit de Creatieve Industrie; ze bevinden zich ongeveer op het
niveau van AgriFood. Uiteraard is de categorie Geen Topsector erg diffuus en herbergt zij
zeer centrale en zeer perifere bedrijfstakken (zie Figuur 13). Wanneer we ons enkel op de
Topsectoren richten (zowel bron als bestemming) blijkt dat Creatieve Industrie systematisch
onderaan blijft staan. Bij LSH en Logistiek blijken bovendien aardige verschillen te bestaan
tussen de gemiddelde inwaartse en uitwaartse cross-over positie. LSH-bedrijfstakken heb-
ben sterke uitgaande relaties met relatief grote sectoren (“een groot bereik”), terwijl
Logistiek-bedrijfstakken in potentie voor veel baanwisselingen en bijkomende knowledge
flows de eindbestemming zijn. Deze verschillen blijven bestaan als we de aandacht verleggen
naar de maten waarin driehoeksrelaties niet mogelijk zijn. Een kleine verschuiving is dat nu
ook bij S&O-werk het verschil tussen uit- en inwaartse cross-over centraliteit toeneemt.
De observatie dat AgriFood zo slecht scoort wanneer we de hele industry space in beschou-
wing nemen suggereert dat deze bedrijfstakken relatief veel lijken op Topsector-
bedrijvigheid, en relatief veel minder van doen hebben met bedrijfstakken die niet als Top-
sector zijn aangemerkt. Met andere woorden: AgriFood is relatief centraal gepositioneerd in
het Topsectorenlandschap, maar bevindt zich aan de periferie van de gehele industry space.
Inderdaad laat Figuur 13 zien dat, als we niet-Topsector-bedrijfstakken toevoegen, deze zich
vooral aan de onderkant van het netwerk bevinden. De enorme overheidssectoren bevinden
zich wel in de buurt van AgriFood, maar in de praktijk zijn er nauwelijks verbindingen. De
overheidssector is eigenlijk enkel naast AgriFood beland omdat daar bij uitbreiding van de
Topsector- naar niet-Topsector space visueel nog het meeste ruimte was.
Dialogic innovatie ● interactie 34
Tabel 6: Rankingpositie van de Topsectoren per centrality-maat
UIT
IN
UIT
typ
e 1
IN
typ
e 1
UIT
typ
e 2
IN
typ
e 2
Geen Topsector 8 9 AgriFood 9 8 3 4 4 4 Chemie 1 2 1 2 1 2 Creatieve industrie 10 10 10 10 10 10 Energie 6 1 7 1 9 1 HTSM 5 7 5 5 5 5 Life sciences en health 4 6 2 6 2 6 Logistiek 7 5 8 3 7 3 Tuinbouw en uitgangsmaterialen 11 11 9 9 8 9 Water 3 3 6 8 6 8 Speur- en ontwikkelingswerk 2 4 4 7 3 7
Bij wijze van verdieping op bovenstaande analyse kunnen we de ranking ook op het niveau
van sub-Topsectoren uitrekenen. We zien dan onder andere dat cultureel erfgoed net als de
rest van de Creatieve Industrie doorgaans buiten het Topsectoren-landschap valt, maar kij-
ken we enkel ook naar de rest van de indusry space dan scoort deze subsector juist ver
boven gemiddeld. Dit is tegengesteld aan de zojuist beschreven AgriFood-Topsector, wat nu
vooral om subtopsector ‘Voedingsmiddelenindustrie’ blijkt te gaan. De reden dat HTSM-sub-
tector Overig slecht scoort, ondanks de constant centrale positie van ‘Keuring en Controle’,
is dat de andere bedrijfstak ‘Architectuur’ niet met het industriële netwerk verbonden is.
Tabel 7: Rankingpositie van de sub-Topsectoren per centrality-maat
UIT
IN
UIT
typ
e 1
IN
typ
e 1
UIT
typ
e 2
IN
typ
e 2
Geen Topsector 18 21
AgriFood
Groot- en detailhandel 21 24 16 18 14 16
Primaire productie 22 18 14 12 15 12
Voedingsmiddelenindustrie 16 16 4 4 3 3
Chemie
Aardolie-verwerking 20 1 1 1 8 5
Chemische industrie 1 4 2 3 1 2
Rubber- en kunststofindustrie 10 13 8 9 7 7
Creatieve industrie
Cultureel erfgoed 7 7 25 25 25 24
Kunst 23 22 23 23 23 23
Media en entertainmentindustrie 24 23 24 24 24 25
Energie Aardgas 13 2 18 2 17 1
Gerelateerde activiteiten 15 5 13 8 21 19
HTSM
Metaalindustrie 19 20 17 14 16 13
Vervaardiging van machines en apparaten 9 15 6 11 5 10
Vervaardiging van transportmiddelen 6 6 5 6 4 9
Overig 11 19 22 22 20 22
LS&H Farmacie 2 12 3 10 2 8
Medische instrumenten 14 17 9 20 9 18
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 8 11 11 13 11 11
Transport en overslag 17 9 21 5 19 4
Tuinbouw en uitg.
Primaire productie 26 26 19 16 22 20
Overig 25 25 12 17 12 15
Water
Deltatechnologie 5 10 20 21 18 21
Maritieme maakindustrie 12 14 10 7 10 6
Watertechnologie, watervoorziening en afval-waterbehandeling
3 3 15 19 13 17
S&0-werk Speur- en ontwikkelingswerk 4 8 7 15 6 14
Dialogic innovatie ● interactie 35
3.2.3 Cross-over centraliteit en economische groei
Om te analyseren welke economische activiteit door de jaren heen meer in een cross-over
positie is beland, beschikken we bij voorkeur over informatie over hoe gerelateerdheid zich
door de tijd ontwikkelt. Helaas is er op het niveau van de gebruikte SBI2008-versie maar
voor weinig jaren bekend hoe baanwisselingen tussen bedrijfstakken eruit zagen. We zijn
hier dus genoodzaakt om op het vlak van gerelateerdheid met één statisch netwerk te wer-
ken.
Informatie die wel beschikbaar is, is hoe de loonsom in die bedrijfstakken tussen 2009 en
2011 gemuteerd is. Economische groei is in die zin vooral zichtbaar bij Energie, en in het
bijzonder de subsector gerelateerde activiteiten. Bij aardgas zien we juist een daling. Life
sciences is gemiddeld de grootste daler, op de voet gevolgd door creatieve industrie.25 De
rest is vrij stabiel, zeker als we de veranderingen corrigeren voor inflatie.
Tabel 8: Ontwikkeling van loonsom in miljoenen euro’s, per (sub-)Topsector
Loon 2009 2010 2011 2012 %
Geen €179.123 €179.742 €185.492 €186.895 104%
AgriFood €12.674 €13.170 €13.688 €13.916 110%
Groot- en detailhandel €7.817 €8.209 €8.651 €8.757 112%
Primaire productie €737 €764 €804 €822 112%
Voedingsmiddelenindustrie €4.121 €4.198 €4.232 €4.337 105%
Chemie €3.856 €3.826 €3.987 €4.101 106%
Aardolie-verwerking €463 €390 €407 €410 89%
Chemische industrie €2.332 €2.381 €2.501 €2.568 110%
Rubber- en kunststofindustrie €1.062 €1.055 €1.079 €1.122 106%
Creatieve industrie €4.436 €4.266 €4.340 €4.277 96%
Cultureel erfgoed €513 €496 €501 €506 99%
Kunst €480 €479 €492 €479 100%
Media en entertainment-industrie €3.442 €3.291 €3.347 €3.292 96%
Energie €1.396 €1.592 €1.764 €1.981 142%
Aardgas €771 €675 €687 €766 99%
Gerelateerde activiteiten €625 €917 €1.077 €1.215 194%
HTSM €18.334 €18.026 €18.687 €19.243 105%
Metaalindustrie €2.504 €2.513 €2.557 €2.577 103%
Vervaardiging van machines en appara-ten
€6.019 €5.932 €6.296 €6.518 108%
Vervaardiging van transportmiddelen €1.526 €1.500 €1.576 €1.658 109%
Overig €8.284 €8.080 €8.258 €8.489 102%
Life sciences en health €1.423 €1.455 €1.440 €1.348 95%
Farmacie €794 €831 €780 €670 84%
Medische instrumenten €629 €624 €660 €678 108%
Logistiek €9.258 €9.263 €9.613 €9.749 105%
Opslag, dienstverlening en supportactivi-teiten
€3.039 €3.117 €3.328 €3.489 115%
Transport en overslag €6.219 €6.147 €6.285 €6.260 101%
Tuinbouw en uitgangsmaterialen €2.562 €2.656 €2.715 €2.761 108%
Primaire productie €1.004 €1.035 €1.080 €1.080 108%
Overig €1.558 €1.620 €1.635 €1.681 108%
Water €1.764 €1.844 €1.990 €2.050 116%
Deltatechnologie €572 €598 €676 €701 123%
Maritieme maakindustrie €564 €566 €617 €628 111%
Watertechnologie, watervoorziening en afvalwaterbehandeling
€628 €681 €697 €721 115%
Speur- en ontwikkelingswerk €1.545 €1.518 €1.641 €1.615 105%
25 Bij de interpretatie dienen we rekening te houden met het feit dat bevindingen gebaseerd zijn op mobiliteit en lonen
van werknemers. De creatieve industrie kent relatief veel zelfstandigen.
Dialogic innovatie ● interactie 36
Indien we Tabel 7 en Tabel 8 naast elkaar leggen kunnen we iets merkwaardigs constateren.
De subtopsectoren met de grootste daling in hun gemiddelde loonsom zijn namelijk ook
subtopsectoren die juist heel centraal in het Topsectorenlandschap liggen. Aardolie en Far-
macie zijn de enige subtopsectoren met een loonsomindex onder de 90% en zij scoren zeker
op uitwaartse centraliteit het hoogst. De tegenstelling tussen Energie-subtopsectoren Aard-
gas en Gerelateerde activiteiten komen we in beide tabellen tegen: Aardgas is zeer centraal
(inwaarts in dit geval) maar kent een lage groei, en Gerelateerde activiteiten zijn vrijwel het
minst centraal maar hebben juist enorm veel groei. De enige subtopsectoren die nog minder
centraal zijn bevinden zich in de Creatieve Industrie. Zij kennen relatief ook weinig groei,
wat tegengesteld zou zijn aan het patroon dat de zojuist genoemde data beschrijft. Op di-
verse plekken in dit rapport is echter al aangehaald dat Creatieve Industrie een
buitengewoon geval is, daar zij zo generiek is dat ze tegelijkertijd aan alles en dus aan niets
gerelateerd is.
De vermeende negatieve relatie tussen centraliteit en groei lijkt raar als we aannemen dat
een grote inwaartse skill-gerelateerdheid betekent dat er veel werknemers zijn die bedrijfs-
tak i verlaten en toetreden tot bedrijfstak j. Dat is echter niet waar de gerelateerdheid-
waarde voor staat: zoals uitgelegd in hoofdstuk 2 is het een indicatie voor disproportionele
stromen gegeven de totale uitstroom van bedrijfstak i en de totale instroom van bedrijfstak
j. De waarde schaalt dus mee met de absolute omvang van de in- en uitstroom van bedrijfs-
takken. Het is dus op voorhand helemaal niet evident dat een cross-over die sterk verbonden
is met grote bedrijfstakken zelf zal groeien of krimpen. De vraag of cross-overs zelf in de
beste positie zijn, of de specialisaties die ze verbinden, is op dit moment nog onbeantwoord.
In hoeverre de groei in een bedrijfstak afhangt van welk soort werknemers (en dus kennis)
er naartoe vloeit vereist onderzoek dat dieper gaat dan de descriptieve analyses die we hier
rapporteren.
3.2.4 Cross-over centraliteit door de jaren heen
Doordat de economische omvang van een bedrijfstak per jaar varieert kunnen we ook cross-
over centraliteit per jaar berekenen, zelfs als we de gerelateerdheid fixeren. Vergelijken we
de resultaten voor 2012 met die voor 2009, dan blijken enkele bedrijfstakken substantieel
van positie te veranderen. Onderstaande tabel toont de grootste stijgers en dalers. Bij de
stijgers vinden we activiteiten die ook eerder al als cross-over naar voren kwamen, inclusief
een vorm van Telecommunicatie-bedrijvigheid. Dat Energie zowel sterke stijgers als een da-
ler herbergt correspondeert met resultaten in Tabel 7, waarin het enorme contrast tussen
de subsector Aardgas en de subsector Gerelateerde activiteiten ook al opmerkelijk was.
Tabel 9: Bedrijfstakken waarvan cross-over centraliteit sterkst gestegen/gedaald zijn tussen 2009-2012.
Stijgers: Uit Stijgers: In
1 2612_Vervaardiging van elektronische printplaten 2320_Vervaardiging van vuurvaste keramische pro-
ducten
2 3513_Distributie van elektriciteit en gasvormige
brandstoffen via leidingen 6130_Telecommunicatie via satelliet
3 5221_Dienstverlening voor vervoer over land 2434_Koudtrekken van draad
4 2052_Vervaardiging van lijm en bereide kleefmidde-
len 4920_Goederenvervoer per spoor
5 1920_Aardolieverwerking 1920_Aardolieverwerking
Dalers: Uit Dalers: In
1 1310_Bewerken en spinnen van textielvezels 1320_Weven van textiel
2 0620_Winning van aardgas 1711_Vervaardiging van papierpulp
3 4331_Stukadoren 1629_Vervaardiging van overige artikelen van hout
en van artikelen van kurk, riet en vlechtwerk
4 4332_Bouwtimmeren 2314_Vervaardiging van glasvezels
5 4334_Schilderen en glaszetten 2363_Vervaardiging van stortklare beton
Dialogic innovatie ● interactie 37
3.2.5 Zijn bedrijfstakken die bij meer dan één Topsector horen echte cross-overs?
Een analyse waar we ons in deze studie wel al aan kunnen wagen is de vraag of bedrijfstak-
ken die bij meer dan één Topsector horen in werkelijkheid ook echte cross-overs zijn. Dat
blijkt in de praktijk inderdaad zo te zijn. In onderstaande figuur ijken we de gemiddelde
cross-over centraliteit van de 234 bedrijfstakken die bij één Topsector horen op 100. De 339
bedrijven die niet tot een Topsector behoren scoren gemiddeld veel lager, zoals we hierboven
ook al zagen. De 21 bedrijfstakken die onder meer dan één Topsector geclassificeerd zijn,
zijn substantieel beter gepositioneerd als cross-over. Dit geldt in het bijzonder voor de acti-
viteiten die we hier onder het label S&O-werk scharen.
Figuur 18: Gemiddelde cross-over centraliteit type 1 (uitwaarts en inwaarts), afgezet tegen aantal
Topsectoren waarin een bedrijfstak voorkomt.
3.2.6 Cross-over centraliteit van bedrijfstakken die niet tot een Topsector behoren
Zelfs als we alleen geïnteresseerd zijn in Topsectoren, is het niet raadzaam om onderzoek
naar cross-overs te beperken tot Topsectorbedrijfstakken. Een zeer relevante vraag is na-
melijk welke niet-Topsector-bedrijfstakken bij uitstek de verbinding vormen tussen
bedrijfstakken die wél tot een Topsector behoren. Tabel 11 toont de top-20 van uitgaande
en inkomende centraliteit, gemeten volgens het principe waarbij er geen directe relatie mag
bestaan tussen de bedrijfstakken die verbonden worden door de focale bedrijfstak.
Uiteraard is het geen verrassing dat vrijwel alle bedrijfstakken in onderstaande tabel erg
lijken op bedrijfstakken die wel als Topsector aangemerkt zijn. Een energie-gerelateerde
bedrijfstak die niet binnen de gekozen SBI valt voert de lijst aan. Winning van aardolie heeft
de grootste uitwaartse centraliteit en scoort ook hoog op inwaartse centraliteit. Ook het
winnen van delfstoffen, de sloop van allerhande artefacten, en het inzamelen en behandelen
van schadelijk afval blijken economische activiteiten te zijn die veel en/of grote bedrijfstak-
ken (met Topsector-status) met elkaar verbinden. Deze bevinding onderstreept de keuze om
de Biobased Economy als cross-sectoraal thema aan te merken binnen het Topsectorenbe-
leid.26 De essentie van de circulaire economie die Nederland wil zijn27 is dat materialen niet
enkel binnen één bedrijfstak worden gerecycled, maar dat het afval van de ene bedrijfstak
26 AWT (2013). Eerste observaties uit ‘Balans van de topsectoren’.
27 Zie o.a.: MVO Nederland (2013). Twee Green Deals voor hot topic circulaire economie, Duurzaam Ondernemen
(2015). Nederland als wereldwijde hotspot van de circulaire economie.
80
85
90
95
100
105
110
115
120
125
130
0 1 2 4 6
Gem
iddeld
e c
ross-o
ver
centr
alite
it (
index)
Aantal Topsectoren waarin bedrijfstak voorkomt
Cross-over centraliteit type 1 (Uit) Cross-over centraliteit type 1 (In)
Dialogic innovatie ● interactie 38
ook de grondstof voor een andere bedrijfstak kan zijn (cf. cradle-to-cradle). Vanuit innova-
tieperspectief wijzen we erop dat partijen die zich bezig houden met dergelijke verbindingen
opereren op het snijvlak van diverse kennisdomeinen. Daarmee zijn ze bij uitstek in de po-
sitie om ontwikkelingen in de ene sector te vertalen naar toepassingen elders.
Afgezien van bedrijfstakken met een energie-profiel toon bovenstaande lijst ook veel activi-
teiten gerelateerd aan vervaardiging van spullen (lijkt op HTSM), vervoer (lijkt op Logistiek)
en leer en textiel. Op welke fronten deze activiteiten een cross-over vormen duiden we in de
volgende sectie. Hier merken we nog op dat de activiteiten in Tabel 10 overwegend lijkt te
bestaan uit laagwaardige maakindustrieactiviteiten waarvan de werkgelegenheid de afgelo-
pen decennia in Nederland is afgenomen. Het feit dat het om neergaande sectoren gaat kan
verklaren waarom ze niet als Topsector zijn aangemerkt, ondanks het feit dat ze zulke cen-
trale posities innemen in het totale industriële weefsel. Dat de sectoren in economisch opzicht
soms wat marginaal zijn is niet automatisch een diskwalificerende eigenschap als we zoeken
naar cross-overs. Een wezenlijk aspect van cross-over beleid is immers dat ook ogenschijn-
lijk triviale sectoren de schakel kunnen vormen voor kennisstromen tussen ongerelateerde
specialisaties. Zoals bekend zijn het soms juist de kleine knooppunten in een netwerk die
een bottleneck vormen voor kennisverspreiding28; beleidsinterventie kan hier effectiever zijn
dan wanneer steun gericht wordt op activiteiten die reeds een dominante rol hebben in een
economie.
Tabel 11: Top-20 van bedrijfstakken met hoge inwaartse en uitwaartse centraliteit (op basis van cen-
traliteit type 2), die niet tot een Topsectoren behoren
Label UIT IN
0610_Winning van aardolie 1 5 5110_Personenvervoer door de lucht 2 17 2313_Vervaardiging van holglas 3 10 0899_Winning van overige delfstoffen n.e.g. 4 12 1200_Vervaardiging van tabaksproducten 5 18 1511_Looien en bewerken van leer; bereiden en verven van bont 6 1722_Vervaardiging van huishoudelijke en sanitaire papierwaren 7
2343_Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal van keramische stoffen 8 3831_Sloop van schepen, witgoed, computers e.d. 9 7 3812_Inzameling van schadelijk afval 10 1712_Vervaardiging van papier en karton 11
1621_Vervaardiging van fineer en plaatmateriaal op basis van hout 12 1395_Vervaardiging van gebonden textielvlies en artikelen daarvan (geen kleding) 13 11 2331_Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen 14 2342_Vervaardiging van sanitair aardewerk 15 4664_Groothandel in machines voor de textielindustrie en in naai- en breimachines 16 15
1310_Bewerken en spinnen van textielvezels 17 5010_Zee- en kustvaart (passagiersvaart en veerdiensten) 18 14 7712_Verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen, caravans en aanhangwagens 19 1811_Drukkerijen van dagbladen 20 6 1711_Vervaardiging van papierpulp 1 2320_Vervaardiging van vuurvaste keramische producten 2 3822_Behandeling van schadelijk afval 3 3291_Vervaardiging van borstelwaren 4 1320_Weven van textiel 8 1724_Vervaardiging van behangselpapier 9 4675_Groothandel in chemische producten 13 4612_Handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten 16 0812_Winning van zand, grind en klei 19 1394_Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten 20
28 Mueller, Bogner, Buchmann en Kudic (2015). Simulating knowledge diffusion in four structurally dis-
tinct networks – An agent-based simulation model. Hohenheim discussion papers in business,
economics and social sciences 05-2015.
Dialogic innovatie ● interactie 39
3.2.7 Cross-overs tussen combinaties van twee ongerelateerde Topsectoren
De vooralsnog gepresenteerde resultaten hebben telkens betrekking op centraliteit die ge-
meten wordt ten opzichte van alle Topsectoren. Een cross-over kan zich echter al voordoen
wanneer er een brug wordt geslagen tussen de bedrijfstakken uit een individuele Topsector,
of uit twee verschillende Topsectoren. Op het moment dat er maar weinig arbeids- en ken-
nisstromen zijn tussen twee Topsectoren is het relevant om te weten welk soort economische
activiteit een verbinding kan vormen. Redenerend vanuit een cross-over perspectief zijn par-
tijen in zo’n tussenliggende bedrijfstak in de positie om bedrijven uit de verschillende
Topsectoren bijeen te brengen. Het kan zinvol zijn om dergelijke partijen te betrekken bij
netwerkactiviteiten waar men vooralsnog alleen bedrijven uit de Topsectoren zelf zou uitno-
digen. Het monitoren van trends in de tussenliggende bedrijfstak kan daarbij inspiratie
bieden voor het ontwerpen van interventies die relevant zijn voor ontwikkelingen waarbij de
Topsectoren in kwestie samen kunnen optrekken.
Bij wijze van illustratie verdiepen we hieronder de resultaten uit de voorgaande analyse
(3.2.6), door te kijken welke niet-Topsector de sterkste brug vormt tussen specifieke com-
binaties van Topsectoren. De tabel berust wederom op centraliteitsberekeningen waarbij het
criterium geldt dat de door een cross-over verbonden bedrijfstakken niet direct aan elkaar
gerelateerd morgen zijn. De bovenste helft van de tabel toont de bedrijfstakken met de
sterkste uitwaartse centraliteit, de onderste helft is gebaseerd op inwaartse centraliteit. Op
de diagonalen zelf staat de bedrijfstak die de sterkste cross-over vormt tussen bedrijfstakken
binnen een Topsector. Omdat er binnen de Topsectoren LSH en Tuinbouw geen bedrijfstak-
ken zijn die niet aan elkaar verbonden zijn, hebben we hier geen cross-over kunnen
definiëren. Ook het S&O-werk laten we buiten beschouwing, omdat die uit slechts twee be-
drijfstakken bestaat.
De bedrijfstakken die we in Tabel 12 tegenkomen zijn uiteraard in belangrijke mate dezelfde
als die in Tabel 11. Verschil is dat we nu kunnen zien aan welke verbindingen een bedrijfstak
haar centraliteit ontleent. ‘Winning van aardolie’ blijkt bijvoorbeeld op het (inwaartse) snij-
vlak te liggen van de Topsectoren Energie en HTSM, en Energie en Water. ‘Vervaardiging
van holglas’ komt maar één keer voor in de bovenste helft van de tabel (Chemie-HTSM),
maar scoorde eerder hoog omdat ze onder andere ook de op-één-na sterkste verbinding
vormt tussen AgriFood-Energie, Chemie-Energie, Chemie-Chemie, en AgriFood-HTSM. Daar-
mee is kennis uit de bedrijfstak meer alomtegenwoordig dan bijvoorbeeld ‘Vervaardiging van
tabaksproducten’; de bedrijfstak die eerder hoog scoorde en nu vooral een centrale brug
naar de AgriFood-Topsector blijkt te zijn. Ook voor de meeste andere Topsectoren geldt dat
er één of twee duidelijk aanwijsbare niet-Topsector-bedrijfstakken zijn die als voorportaal
fungeren voor werknemers uit andere Topsectoren. Bij de Creatieve Industrie gaat het bij-
voorbeeld om ‘Drukkerijen van dagbladen’ (3x) en ‘Televisieomroepen’ (2x), bij Energie om
‘Vervaardiging van kantoorbenodigdheden’ (2x), bij HTSM om ‘Vervaardiging van speelgoed’
(2x), en bij LSH om ‘Looien en bewerken van leer’ (2x). Hetzelfde geldt voor inwaartse
centraliteit; het is bijvoorbeeld vooral de bedrijfstak ‘Vervaardiging van vuurvaste kerami-
sche producten’ waar werknemers vanuit de Topsector Water naartoe stromen en daar
werknemers uit andere Topsectoren treffen (3x). Werknemers uit de Topsector Water zijn
het sterkst verbonden met de Topsector Logistiek via de bedrijfstak ‘Sloop van schepen,
witgoed, computers e.d.’; zowel als het gaat om inwaartse als uitwaartse centraliteit. Er zijn
maar een paar andere bedrijfstakken die een nummer-één positie hebben op beide centrali-
teitsmaten (zie: AgriFood-HTSM, Creatief-Creatief, en Energie-Water).
In de bijlage bij dit rapport is een bestand opgenomen waarin we de exercitie uit deze sectie
herhalen voor sub-Topsectoren in plaats van niet-Topsector-bedrijfstakken.
Dialogic innovatie ● interactie 40
Tabel 12: Overzicht van meest centrale bedrijfstakken op snijvlak van twee Topsectoren (o.b.v. centraliteit-type 3b).
UIT 1: AgriFood 2: Chemie 3: Creatieve ind. 4: Energie 5: HTSM 6: LSH 7: Logistiek 8: Tuinbouw 9: Water
1 1200_Vervaardiging
van tabaksproducten
2 1200_Vervaardiging van tabaksproducten
4664_Groothandel in
machines voor de tex-tielindustrie en in naai-
en breimachines
3 1811_Drukkerijen van
dagbladen
1811_Drukkerijen van
dagbladen
6020_Televisie-omroe-
pen
4 1200_Vervaardiging
van tabaksproducten
2314_Vervaardiging
van glasvezels
6020_Televisie-omroe-
pen -
5 1200_Vervaardiging
van tabaksproducten
2313_Vervaardiging
van holglas
2343_Vervaardiging
van isolatoren en isola-
tiemateriaal van
keramische stoffen
0610_Winning van
aardolie
3240_Vervaardiging
van speelgoed en spel-len
6
1395_Vervaardiging van gebonden textiel-
vlies en artikelen
daarvan (geen kleding)
1511_Looien en bewer-
ken van leer; bereiden
en verven van bont
9523_Reparatie van
schoenen en lederwa-
ren
1723_Vervaardiging
van kantoorbenodigd-
heden van papier
2343_Vervaardiging van isolatoren en isola-
tiemateriaal van
keramische stoffen
-
7 7734_Verhuur en lease
van schepen
1621_Vervaardiging
van fineer en plaatma-teriaal op basis van
hout
7734_Verhuur en lease van schepen
3812_Inzameling van schadelijk afval
7712_Verhuur en lease
van vrachtwagens, au-tobussen, caravans en
aanhangwagens
8292_Pakken, sorteren e.d. in loon
3812_Inzameling van schadelijk afval
8 1723_Vervaardiging
van kantoorbenodigd-
heden van papier
0899_Winning van ove-rige delfstoffen n.e.g.
1811_Drukkerijen van dagbladen
1723_Vervaardiging
van kantoorbenodigd-
heden van papier
3240_Vervaardiging
van speelgoed en spel-
len
8292_Pakken, sorteren e.d. in loon
8292_Pakken, sorteren e.d. in loon
-
9 0812_Winning van
zand, grind en klei
0610_Winning van
aardolie
1813_Prepress- en pre-
media-activiteiten
0610_Winning van
aardolie
4299_Bouw van ove-rige civieltechnische
werken n.e.g.
1511_Looien en bewer-ken van leer; bereiden
en verven van bont
3831_Sloop van sche-pen, witgoed,
computers e.d.
7721_Verhuur van sport- en recreatiearti-
kelen
3900_Sanering en ove-
rig afvalbeheer
IN 1: AgriFood 2: Chemie 3: Creatieve ind. 4: Energie 5: HTSM 6: LSH 7: Logistiek 8: Tuinbouw 9: Water
1 3822_Behandeling van
schadelijk afval
2 3822_Behandeling van
schadelijk afval
1320_Weven van tex-
tiel
3 0210_Bosbouw 1820_Reproductie van
opgenomen media 6020_Televisie-omroe-
pen
4 0610_Winning van
aardolie
0610_Winning van
aardolie
7739_Verhuur en lease
van overige machines
en werktuigen en van
overige goederen
7739_Verhuur en lease
van overige machines
en werktuigen en van
overige goederen
5 1200_Vervaardiging
van tabaksproducten
1395_Vervaardiging van gebonden textiel-
vlies en artikelen
daarvan (geen kleding)
1811_Drukkerijen van
dagbladen
7739_Verhuur en lease van overige machines
en werktuigen en van
overige goederen
2313_Vervaardiging
van holglas
6 3211_Slaan van mun-
ten en medailles
2311_Vervaardiging
van vlakglas
2341_Vervaardiging
van huishoudelijk en sieraardewerk
- 3211_Slaan van mun-
ten en medailles -
7 0812_Winning van
zand, grind en klei
3291_Vervaardiging
van borstelwaren
5010_Zee- en kust-vaart (passagiersvaart
en veerdiensten)
4931_Openbaar ver-
voer binnen steden
7712_Verhuur en lease
van vrachtwagens, au-
tobussen, caravans en
aanhangwagens
- 9420_Werknemersor-
ganisaties
8
4776_Winkels in bloe-men, planten, zaden,
tuinbenodigdheden,
huisdieren en dierbeno-
digdheden
2313_Vervaardiging van holglas
1419_Vervaardiging
van baby- en sportkle-ding en
kledingaccessoires
8413_Openbaar be-
stuur op het gebied van
het bedrijfsleven
2320_Vervaardiging
van vuurvaste kerami-
sche producten
2341_Vervaardiging
van huishoudelijk en
sieraardewerk
7734_Verhuur en lease van schepen
-
9 1722_Vervaardiging
van huishoudelijke en
sanitaire papierwaren
2320_Vervaardiging van vuurvaste kerami-
sche producten
3220_Vervaardiging van muziekinstrumen-
ten
0610_Winning van
aardolie
2320_Vervaardiging van vuurvaste kerami-
sche producten
- 3831_Sloop van sche-
pen, witgoed,
computers e.d.
2320_Vervaardiging van vuurvaste kerami-
sche producten
0812_Winning van
zand, grind en klei
Dialogic innovatie ● interactie 41
4 Cross-overs in perspectief
4.1 Indicatoren voor economische prestatie
4.1.1 Wat zijn economisch belangrijke activiteiten?
De vooralsnog beschreven manier om cross-overs in de Nederlandse industrie te identifice-
ren, op basis van gewogen centraliteit, gaat uit van zowel gerelateerdheid als de
economische omvang van sectoren. De vraag die rijst is of het verkregen beeld verandert
als we economische belang op een andere manier meten dan enkel de totale loonsom van
een industrie. In dit verdiepende hoofdstuk onderzoeken we op de eerste plaats een reeks
extra variabelen waarmee we economisch belang kunnen uitdrukken. Het gaat om produc-
tiewaarde, toegevoegde waarde en R&D-investeringen. Om de relatie met eerdere analyses
te kunnen leggen nemen we ook loonkosten nog een keer mee. De OECD-data waar we ons
hier op baseren is namelijk alleen beschikbaar op het niveau van 2-digit SBI (de zogenaamde
‘afdelingen’); per definitie zijn er een stuk minder van deze ‘afdelingen’ dan de 4-digit be-
drijfstakken waar we vooralsnog naar keken. Positief is wel dat de OECD-data voor meerdere
landen verzameld wordt, waardoor we ook een indruk kunnen vormen van de relatieve pres-
tatie van de economische activiteiten in Nederland.
4.1.2 Beschrijving benchmark-variabelen
De STAN-data van de OECD bevat diverse soorten economische gegevens, opgedeeld naar
tabellen voor ‘Structural Analysis’ (SA) en ‘Research & Development’ (RD). Om Nederland te
kunnen benchmarken hebben we in kaart gebracht welke gegevens voor welke 2-digit afde-
lingen per jaar beschikbaar zijn. Hoewel de celvulling in de data op het oog goed is, blijkt de
databeschikbaarheid toch maar beperkt als we de verschillende dimensies op elkaar kruisen.
In de SA-tabellen zijn er vóór 2009 nog veel landen waarbij data ontbreekt, en zijn er na
2009 juist weer landen waarvan de data nog niet verwerkt is. Om die reden is het lastig om
een tijdreeks te benchmarken en kijken we primair naar data uit het jaar 2009. In de RD-
tabellen zien en doen we iets soortgelijks voor 2011. Daarnaast maken we ook een selectie
van landen en afdelingen waarvoor er veel data beschikbaar is.29 Het komt geregeld voor
dat er in de STAN-data geen informatie op het 2-digit niveau is, maar wel op het niveau van
samengevoegde 2-digit afdelingen (bijv. afdelingen 01 en 02 worden gecombineerd in één
afdeling ’01-02’). Voor de SA-tabellen zijn dit andere samenvoegingen dan voor de RD-ta-
bellen. Om de aanwezige data maximaal te benutten passen we onze analyses aan op deze
structuren en hebben we ook de skill-gerelateerdheid uitgerekend op basis van de SA- en
RD-lijsten van industrieën.
Het werken met geaggregeerde data heeft implicaties voor welke (combo-)afdeling als Top-
sector aangemerkt kan worden. We doen dit telkens door te kijken of er binnen een afdeling
minimaal één bedrijfstak is met een Topsector-status. Is dat zo, dan rekenen we de hele
afdeling tot die Topsector. Dit betekent dus dat we in deze analyses werken met verzame-
lingen van economische activiteit die breder zijn dan de activiteiten die in strikte zin als
29 De geselecteerde benchmarklanden zijn: AUT, BEL, CZE, DEU, DNK, FIN, FRA, HUN, ITA, KOR, NOR,
SVN, SWE en USA. Op het niveau van individuele afdelingen kunnen enkele landen ontbreken.
Dialogic innovatie ● interactie 42
Topsector bestempeld zijn. Zouden we ervoor kiezen om enkel te kijken naar 2-digit afde-
lingen die in hun geheel als Topsector gekwalificeerd zijn, dan blijven er maar heel weinig
bedrijfstakken over.
STAN-gegevens met een goede databeschikbaarheid zijn onder andere loonsom, productivi-
teit, toegevoegde waarde en R&D-investeringen. Tussen de gemiddelde productiviteit en
toegevoegde waarde (per afdeling) bestaat een correlatie van 0,99, waardoor het niet zo
interessant is om beide variabelen afzonderlijk in beschouwing te nemen.
De data over loonsom, toegevoegde waarde en R&D-investeringen in Nederland zijn geschikt
om te bepalen of centraliteit varieert naarmate we op een andere manier meten of econo-
mische sectoren van belang zijn. Doordat de data ook voor andere landen beschikbaar is
kunnen we de prestatie van Nederlandse sectoren bovendien ook benchmarken. Dit doen we
door de specialisatiegraad van iedere sector uit te rekenen op basis van Balassa’s maat voor
revealed comparative advantage (1986; zie ook CBS Balassa-index). Voor het vaststellen
van de in internationaal opzicht relatieve prestatie van sector i in Nederland (rcai) berekenen
we eerst het relatieve aandeel van sector i (ai) in het Nederlandse totaal (aN). Deze ratio
vergelijken we vervolgens met het relatieve belang van die sector in alle benchmarklanden
(aiB) ten opzichte van de omvang van de totale economie van die landen (aB):
𝒓𝒄𝒂𝒊 = 𝒂𝒊/𝒂𝑵𝒆𝒅𝒆𝒓𝒍𝒂𝒏𝒅
𝒂𝒊,𝑩𝒆𝒏𝒄𝒉𝒎𝒂𝒓𝒌/𝒂𝑩𝒆𝒏𝒄𝒉𝒎𝒂𝒓𝒌
De op deze wijze verkregen variabelen kunnen we ook weer middelen per Topsector, om een
beeld te krijgen van welke Topsector relatief het best presteert. Onderstaande tabel laat zien
dat er veel loon omgaat in de Creatieve Industrie en in S&O-werk, in vergelijking met de
benchmarklanden. Echt gekke uitschieters zijn er hier echter niet, zoals we in eerdere ana-
lyses op het 4-digit niveau ook al zagen. Logistiek en vooral Tuinbouw en uitgangsmaterialen
doen het goed als het gaat om het creëren van toegevoegde waarde; hier ligt de gemiddelde
waarde wel ver boven de rest. Bij de variabele R&D-intensiteit is Logistiek wederom sterk
vertegenwoordigd, maar spant AgriFood de kroon.
Tabel 13: Gemiddelde RCA-waarden per Topsector, o.b.v. OECD STAN-data.
Loonsom (2009) Toegevoegde waarde
(2009) R&D (2011)
S&O-werk 1.89 Tuinbouw en uitg. 20.88 AgriFood 18.30
Creatieve industrie 1.67 Logistiek 18.26 Logistiek 12.28
LSH 1.34 S&O-werk 3.24 Tuinbouw en uitg. 8.35
Tuinbouw en uitg. 1.21 Energie 2.92 Water 4.55
Geen Topsector 1.19 Creatieve industrie 2.78 Creatieve industrie 2.71
AgriFood 1.18 AgriFood 2.5 Geen Topsector 2.33
Water 1.13 Geen Topsector 1.4 Chemie 2.22
Chemie 1.01 LSH 1.14 HTSM 1.35
Logistiek 1 Water 0.89 S&O-werk 1.00
HTSM 0.77 Chemie 0.66 Energie 0.84
Energie 0.48 HTSM 0.32 LSH 0.27
Dialogic innovatie ● interactie 43
4.2 Centraliteit op basis van loonkosten
Onderstaande figuur laat zien hoe de Nederlandse industry space eruit ziet als we de rela-
tednessdata gebruiken om op het niveau van 2-digit afdelingen de economische structuur te
visualiseren. Om een koppeling te behouden met de analyses op 4-digit niveau kijken we
eerst naar loonkosten, al is hier vooral belangrijk hoe de activiteiten ten opzichte van elkaar
gepositioneerd zijn.
Analyse van de configuratie die resulteert uit het algoritme waarmee we de industry space
plotten, laat zien dat de industry space op geaggregeerd niveau nog steeds erg correspon-
deert met wat we eerder al zagen. HTSM en Chemie lijken nog iets meer verweven dan
voorheen, maar stabiel is dat agro/tuinbouw een domein apart is, net als de Creatieve Indu-
strie. Ook de logistieke afdelingen staan nu relatief los van de rest van het netwerk, terwijl
ze op 4-digit niveau nog op vrij veel verschillende plekken opdoken. Vooral opmerkelijk is
dat de Logistiek nu maar nauwelijks verwant lijkt aan de Creatieve Industrie, hetgeen aan-
sluit op het beeld dat de Creatieve Industrie eigenlijk maar weinig met een specifieke
component van het netwerk verbonden is.
Figuur 19: Topsectorlandschap op het niveau van 2-digit SBI-afdelingen (omvang van de afdelingen
staat voor absolute loonsom, 2009).
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 44
Absolute waarden
Figuur 20: Afdelingen die bij absolute loonsom (omvang punten) grootste cross-over centraliteit hebben.
Net als in hoofdstuk 3 kunnen we berekenen welke activiteiten het meest gepositioneerd zijn
als cross-over. Een eerste beeld dat hieruit ontstaat is dat de Creatieve Industrie een beetje
lijkt achter te blijven, hetgeen te maken heeft met de afwezigheid van sterke relaties met
grote bedrijfstakken uit de Topsectoren. Zoals eerder aangegeven is de verklaring hiervoor
dat activiteiten uit de Creatieve Industrie wellicht aan alles maar bovenal aan elkaar gerela-
teerd zijn. Sommige AgriFood-afdelingen hebben ook maar weinig relaties, maar de
centraliteit ligt hoger doordat enkele van die (onderling verbonden) afdelingen wel een grote
omvang hebben (SBI 47 en 55/56 ‘voeden’ elkaar bijvoorbeeld). Berekenen we centraliteit
volgens de eis dat een cross-over ongerelateerde afdelingen moet verbinden, dan blijken die
AgriFood-afdelingen plots heel wat minder centraal. In dat geval is ‘(Dienstverlening voor)
winning van delfstoffen’ (SBI 08/09) de meest centrale afdeling, zoals haar plaats in het
dichte deel van het netwerk reeds suggereert. Zij wordt gevolgd door enkele naburige afde-
lingen uit de Topsectoren Chemie (SBI 20 en 19), Water (SBI 36) en de speciale sector S&O-
werk (SBI 71 en 72). Ook de Creatieve Industrie ‘Industrieel ontwerp en vormgeving’ (SBI
74/75) scoort hoog, aangezien zij binnen die Topsector relatief sterk verbonden is met de
rest van het netwerk (samen met 69/70: ‘Rechtskundige dienstverlening’).
Wanneer we ook kijken naar afdelingen die géén Topsector-activiteiten herbergen dan kun-
nen we ook weer uitrekenen welke afdelingen de sterkste cross-over zijn tussen Topsector-
afdelingen. Onderstaande figuur toont de resultaten voor centraliteitsmaat 3b, waarbij alleen
de relaties met ongerelateerde andersoortige sectoren tellen. De Topsectoren zelf scoren
hier laag, omdat de getoonde afdelingen vaak bedrijfstakken uit meerdere Topsectoren om-
vatten (waardoor de kans afneemt dat er een link is met een bedrijfstak die niet tot dezelfde
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 45
Topsector behoort). De enige uitzondering is wederom afdeling 08/09, die zelf alleen tot de
Energie-sector behoort. Van de niet-Topsector-activiteiten is Telecommunicatie de meest
centrale (SBI 61), gevolgd door publieke sectoren zoals ‘Openbaar bestuur’, ‘Onderwijs’ en
‘Gezondheidszorg’. De centrale rol van de Telecommunicatie-afdeling past bij de keuze om
ICT als een sectordoorsnijdend thema aan te wijzen.
Figuur 21: Visualisatie van industry space, inclusief niet-Topsector activiteiten (omvang van de afdelin-
gen staat voor cross-over centraliteit type 3b).
De gevonden resultaten blijven behoorlijk consistent als we niet naar uitwaartse maar naar
inwaartse centraliteit kijken. De meest centrale verbinder van verschillende Topsectoren is
wederom Telecommunicatie. Er is wel een groot verschil als het gaat om de Topsector die
hier hoogste scoort als intra-Topsector-cross-over. Nu is dat namelijk de Creatieve Industrie,
met ‘Rechtskundige dienstverlening’ en ‘Industrieel ontwerp en vormgeving’.
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 46
Internationale benchmark
Figuur 22: Afdelingen die bij relatieve loonsom (omvang punten) grootste cross-over centraliteit hebben.
Doordat de Nederlandse economie er in internationaal perspectief anders uitziet dan wanneer
we ons op absolute waarden richten, vinden we verrassende resultaten wanneer we onder-
zoeken welke economische activiteiten relevante cross-overs vormen. In Nederland blijkt er
relatief veel salaris om te gaan in afdelingen als ‘Rechtskundige dienstverlening e.d.’, ‘Lucht-
vaart’, ‘Vervaardiging van meubels en overige goederen’ (waaronder medische apparatuur),
‘Architecten en ingenieurs’, en ‘Groothandel en handelsbemiddeling’. De afdelingen die tus-
sen dit diverse palet in liggen scoren hoog op onze centraliteit-berekeningen.
De figuur hierboven laat zien dat het gaat om ‘Visserij en kweken van vis’ en de ‘Vervaardi-
ging van cokesovenproducten’. Ook de ‘(Dienstverlening voor) winning van delfstoffen’ blijft
een zeer centrale cross-over, waarvan de centraliteit weer flink toeneemt als we centrali-
teitsmaat 2 in plaats van 1 gaan hanteren. ‘Visserij en kweken van vis’ blijkt beduidend
minder centraal als we eisen dat de verbonden afdelingen ongerelateerd moeten zijn. Door-
dat de relatief grote afdelingen ‘Vervoer over water’ en ‘Vervaardiging van voedingsmiddelen’
ook direct verbonden zijn draagt de sterke verbondenheid met deze afdelingen niet meer bij
aan de centraliteit van de visteelt.
Inwaartse centraliteit lijkt enorm op uitwaartse centraliteit; er zijn eigenlijk geen noemens-
waardige verschillen. Dit geeft de indruk dat er op 4-digit niveau weliswaar wat verschillen
zijn tussen in- en uitstroom van medewerkers, maar dat deze verschillen grotendeels ver-
dwijnen als we op 2-digit niveau naar de data kijken. Deze observatie is consistent met het
beeld dat de meeste gerelateerdheid zich binnen afdelingen (en vaak ook Topsectoren) be-
vindt.
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 47
4.3 Centraliteit op basis van productiviteit en toegevoegde waarde
Absolute waarden
Figuur 23: Afdelingen die bij absolute TVA (omvang punten) grootste cross-over centraliteit hebben.
Het profiel van de Nederlandse economie ziet er ook weer anders uit als we de industry space
visualiseren op basis van de productiviteit en toegevoegde waarde (total value added, TVA).
Omdat deze twee variabelen op elkaar lijken tonen we hierboven alleen het netwerk waarbij
de knooppunten de toegevoegde waarde van een economische afdeling representeren. Net
als in veel eerdere analyses blijkt ‘Vervaardiging van chemische producten’ weer een be-
langrijke cross-over. Bovenstaande figuur laat zien dat dit resultaat voortkomt uit sterke
relaties met economisch belangrijke afdelingen zoals ‘Vervaardiging van computers’ en ‘Ver-
vaardiging van metalen in primaire vorm’ (beide HTSM). Deze bevinding verandert niet als
we cross-overs onderzoeken op basis van centraliteitsmaat 2, maar wel zien we dat de tus-
sengelegen afdeling ‘Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp/advies’ ook hoog scoort
als brug tussen ongerelateerde Topsector-activiteiten. Bij berekeningen op basis van pro-
ductiviteit komt zij nu op de tweede plaats, en als het gaat om toegevoegde waarde is ze
zelf de meest centrale cross-over. De resultaten voor centraliteitsmaat 3a en 3b zijn behoor-
lijk consistent. Een blik op de niet-Topsector-activiteiten leert hier wederom dat
Telecommunicatie een belangrijke cross-over is.
Herhalen we bovenstaande berekeningen voor inwaartse centraliteit, dan blijft het ge-
schetste beeld goeddeels overeind. De enige grote afwijking is dat ‘Winning van aardolie en
gas’ plots telkens de lijst van meest centrale afdelingen aanvoert, ongeacht de gehanteerde
maat. In absolute zin is de toegevoegde waarde van deze afdeling maar beperkt, maar ze
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 48
blijkt wel het (ontvangende) middelpunt van een netwerk van afdelingen die wel veel pro-
duceren en waarde toevoegen. Ook de andere twee Energie-afdelingen scoren steeds relatief
hoog, vooral weer ‘(Dienstverlening voor) winning van delfstoffen’.
Internationale benchmark
Figuur 24: Afdelingen die bij relatieve TVA (omvang punten) grootste cross-over centraliteit hebben.
De activiteiten waar Nederland veel toegevoegde waarde op realiseert zijn niet per se de
relatief sterkste activiteiten. Benchmarken we de economische prestatie tegen andere lan-
den, dan springt dienstverlening uit de Creatieve Industrie en de Logistiek er weer uit, net
als de afdelingen ‘Groothandel en handelsbemiddeling’ (AgriFood) en ‘Architecten, ingenieurs
en technisch ontwerp/advies’.
Als gevolg van andere accenten in de industry space zijn er ook andere activiteiten aan te
wijzen als meest centrale cross-over. Deze zijn in bovenstaande figuur gemarkeerd met een
rode cirkel. Op het snijvlak van de relatief competitieve afdelingen ‘Vervoer over water’ (SBI
50), ‘Reparatie van machines’ (SBI 33) en ‘Winning van aardolie’ (SBI 06) vinden we de
afdeling ‘(Dienstverlening voor) winning van delfstoffen’. Ook de Chemie-afdeling ‘Vervaar-
diging van cokesovenproducten’ (SBI 19), zelf maar klein in Figuur 24, blijkt een belangrijk
knooppunt tussen afdelingen met in internationaal opzicht hoge toegevoegde waarde. ‘Ver-
voer over water’ scoort zelf eveneens hoog, maar dit resultaat verdwijnt als we ons
concentreren op cross-over centraliteit van het tweede type (geen directe links tussen de
verbonden activiteiten).
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 49
4.4 Centraliteit op basis van R&D-investeringen
Absolute waarden
Figuur 25: Afdelingen die bij absolute R&D-investeringen (omvang punten) grootste cross-over centra-
liteit hebben.
De R&D-gegevens in de databases van de OECD hebben een iets andere opbouw dan de
hierboven gebruikte data. Houden we in onze benchmark rekening met voldoende dekking
van economische activiteit en landen, dan houden we een iets kleiner aantal afdelingen over.
Om die reden is ook het netwerk weer net iets anders.
De visualisatie van de netwerkfiguur op basis van R&D-investeringen laat direct zien dat het
merendeel van de investeringen geconcentreerd is in een beperkt deel van het Topsector-
landschap. Het gaat om het cluster van HTSM-afdelingen m.b.t. (elektronische) machines en
apparaten (SBI 28, 27 en 29), ‘Vervaardiging van chemische producten’, ‘S&O-werk’, ‘Spe-
cialistische zakelijke dienstverlening’. Op de rand van dit cluster vinden we nog
‘Dienstverlenende activiteiten op het gebied van ICT’, ‘Groot- en detailhandel en reparatie
van auto’s’, en ‘Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten’.
Omdat de R&D-intensieve afdelingen in het midden van het geobserveerde cluster verbonden
zijn aan elkaar, blijken dit hier de meest centrale cross-overs te zijn in de Nederlandse ken-
niseconomie. Het gaat dan met name om afdelingen SBI 28 (HTSM) en 30 (Chemie).
Eveneens centraal is de minder prominente AgriFood-afdeling ‘Vervaardiging van tabakspro-
ducten’, die de brug vormt tussen R&D-intensieve activiteiten uit diverse Topsectoren. De
centraliteit van deze laatste afdeling neemt dan ook nog eens substantieel toe als we ons
richten op cross-overs die ongerelateerde afdelingen verbinden (cross-over centraliteit type
2).
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 50
Internationale benchmark
Figuur 26: Afdelingen die bij relatieve R&D-investeringen (omvang punten) grootste cross-over centra-
liteit hebben.
Verleggen we onze focus naar de in internationaal opzicht relatieve R&D-intensiteit, dan valt
op dat de meest belangrijke afdelingen zich nu aan een hele andere kant van het netwerk
bevinden. De R&D-intensieve AgriFood-sectoren staan volkomen los van het cluster wat we
hierboven beschreven. Doordat SBI-afdelingen 26 en 30 zich nog altijd het middelpunt vor-
men van een dicht netwerk van verbindingen, blijven ze goed scoren op de diverse maten
voor cross-over centraliteit. Aanvullend is nu ook de Energie-afdeling ‘(Dienstverlening voor)
winning van delfstoffen’ een belangrijk knooppunt; zij verbindt o.a. de R&D-intensieve Agri-
Food-afdelingen ‘Landbouw bosbouw en visserij’ en ‘Vervaardiging van voedingsmiddelen en
dranken’.
CBS 2015, bewerking Dialogic/PBL
Dialogic innovatie ● interactie 51
5 Conclusies
Bevindingen
Door het Nederlandse Topsectorenlandschap in kaart te brengen verschaffen we inzage in
de structuur van het meest R&D-intensieve segment van de Nederlandse economie. Uit de
diverse centraliteitsanalyses in dit rapport komt een robuust beeld naar voren. Onze indruk
van de samenstelling van het Nederlandse industriële weefsel is hieronder in één overzichts-
figuur samengevat.
Figuur 27: Overzicht samenhang Topsectoren
Opvallend is dat de Topsectoren qua skill-gerealteerdheid sterk verschillen. Allereerst zijn er
Topsectoren waarbij de onderliggende bedrijfstakken sterk verbonden zijn met elkaar
(HTSM, AgriFood, Tuinbouw). Er zijn echter ook twee Topsectoren waarbij de onderliggende
bedrijfstakken relatief minder over een homogene kennisbasis beschikken (LSH en Water);
de bijbehorende sub-Topsectoren zijn veelal op zichzelf staande cluster die verbonden zijn
met andere Topsectoren (i.p.v. de eigen sub-Topsectoren). In het netwerk liggen deze Top-
sectoren dan ook verspreid over het netwerk. Zo is de sub-Topsector Medische Instrumenten
(LSH) sterk verbonden met HTSM, waar Farmacie (eveneens LSH) sterk verbonden is met
Chemie en AgriFood. Tenslotte valt op dat de Topsector Tuinbouw met name gerelateerd is
aan de Topsector AgriFood en kan in die hoedanigheid wellicht gezien worden als sub-Top-
sector van AgriFood.
De in Figuur 27 getoonde impressie van skill-gerelateerdheid van economische activiteiten
is niet zomaar een netwerk; zij houdt naar alle waarschijnlijkheid ook verband met de volg-
orde waarin waarde gecreëerd wordt. Hoewel waardeketens normaliter onderzocht worden
op basis van input- en outputstromen, is het mogelijk om generieke kennis over de opbouw
HTSM
Tuinbouw
Agri & FoodVoedingsmiddelen-
industrie
WaterMaritiem,
deltatechnologie
Logistiek
LS&HMedische
instrumenten
Creatieve industrie
LS&HFarmacie
Energie
WaterWatertechnologie
ChemieRubber- en kunst-stoffenindustrie
ChemieAardolieverwerking, Chemische industrie Agri & Food
Primaire industrie, detailhandel
Dialogic/PBL 2015
Dialogic innovatie ● interactie 52
van waardeketens te gebruiken om patronen in skill-gerelateerdheid te interpreteren. Tuin-
bouw is bijvoorbeeld bij uitstek een Topsector waarin grondstoffen worden geproduceerd die
als input dienen voor latere fasen in industriële waardeketens. Wanneer we deze Topsector
er in Figuur 27 uitlichten en tegen de klok in het gerelateerdheid-netwerk doorlopen komen
we een reeks Topsectoren tegen waarvan we kunnen veronderstellen dat zij zich telkens één
stap verder in de waardeketen bevinden. De Tuinbouw is verwant (cq. levert toe) aan de
rest van het agro-complex, van waaruit zowel onbewerkte als onbewerkte grondstoffen naar
de Chemie-Topsector gaan. Sommige van de grondstoffen die daar verrijkt worden - volgens
onze analyses in het bijzonder kunststoffen - vinden vervolgens weer hun weg naar het
domein van High Tech Systems & Materials. De kennis en producten die in de HTSM-Topsec-
tor gecreëerd worden lijken tenslotte weer van belang voor het vervaardigen van martieme
en deltatechnologie (Water) en geavanceerde medische apparaten (LSH). De Topsectoren
Logistiek en Energie zijn verwant met bedrijfstakken uit vele Topsectoren, wat suggereert
dat zij als generieke inputs een bijdrage leveren aan alle facetten van waardecreatie. De
Creatieve Industrie, tenslotte, is vanuit de waardeketen-interpretatie van belang voor iedere
soort bedrijvigheid in de Nederlandse economie. De hier geschetste samenhang van activi-
teiten kunnen we als volgt samenvatten:
Figuur 28: Samenhang Topsectoren
In de praktijk is het niet altijd zo dat skill-gerelateerdheid gepaard gaat met samenhang in
de waardeketen. Sterker nog, inzage in skill-gerelateerdheid is juist van belang om te bepa-
len welke arbeidsperspectieven er zijn voor werknemers in een waardeketen die
economische neergang kent. 30 Aangezien we in dit rapport geinteresseerd zijn in innovatie,
meer nog dan in handel en productie, is het hier echter vooral van belang om te begrijpen
hoe de kennisbasissen van de Topsectoren zich tot elkaar verhouden. Op basis van onze
bevindingen kunnen we stellen dat er op het niveau van Topsectoren meerdere soorten
cross-overs zijn.
30 Diodato, D. & A. Weterings (2014) ‘The resilience of regional labor markets to economic shocks’,
Journal of Economic Geography 15(5), pp. 951-972.
Tuinbouw
Agri & FoodPrimaire industrie,
detailhandel
Agri & FoodVoedingsmiddelen-
industrie
ChemieAardolieverwerking, Chemische industrie
ChemieRubber- en kunst-stoffenindustrie
HTSM
LS&H
Energie
Logistiek
Creatieve Industrie
Water
Dialogic/PBL 2015
Dialogic innovatie ● interactie 53
Binnen het hierboven beschreven complex van Tuinbouw naar Water en LSH is Che-
mie de centrale verbinder. Inderdaad duiken bedrijfstakken uit de Chemie-Topsector
in vrijwel al onze analyse op als prominente cross-over. Er zijn wat accentverschillen
als we strengere eisen opleggen aan de manier hoe we cross-overs berekenen (aard-
olie-verwerking wordt wat minder centraal), maar de dominante cross-over positie
van chemieactiviteiten is zeer consistent.31
Doordat energie en logistiek input vormen voor de hele industriële keten gelden zij
eveneens als cross-overs. Dergelijke activiteiten vormen het punt waar gerelateerd-
heid vanuit economisch omvangrijke sectoren zich concentreren.
De Creatieve Industrie kan gezien worden als meta-cross-over. De verbindingen zijn
namelijk zo generiek dat ze nauwelijks op een specifieke plaats aan de rest van de
economische structuur te verbinden zijn. Als gevolg staat deze Topsector in belang-
rijke mate los van het netwerk.
Kijken we naar niet-Topsector-bedrijvigheid met een cross-over positie (niet gevisu-
aliseerd), dan volgt uit een eerste inventarisatie dat zowel telecommunicatie als
afvalverwerking-activiteiten belangrijke plek in het industriële netwerk in te nemen.
Dit suggereert dat er juist keuzes gemaakt zijn bij aanwijzen van sectordoorsnij-
dende thema’s ICT en Biobased Economy als aanvulling op de bestaande
Topsectoren. Meer onderzoek is echter wenselijk zodat er een duidelijk beeld ont-
staat welke bedrijven binnen deze twee thema’s centraal liggen, met wie ze een
gedeelde kennisbasis hebben en op welke thema’s dit betrekking heeft.
Discussie
Uitwaartse en inwaartse centraliteit verschillen soms op niveau van 4-digit, maar dit contrast
verdwijnt op 2-digit. Dit suggereert dat het verschil in inwaartse en uitwaartse disproportio-
nele arbeidsstromen, op basis waarvan we gerelateerdheid meten, vooral binnen 2-digit
afdelingen voorkomen. Oftewel: de resultaten zijn niet symmetrisch omdat werknemers zich
niet evenveel in beide richtingen verplaatsen, maar wel binnen zelfde afdeling. In dit kader
ligt het voor de hand om eventueel verdiepend onderzoek eerder te richten op meer detail-
niveau dan op een meer geaggregeerd niveau. Men zou bijvoorbeeld kunnen inspecteren bij
welke bedrijfstakken in- en uitwaartse centraliteit in balans is, en bij welke bedrijfstakken
één van de twee sterk dominant is. Daarnaast is het interessant om in te zoomen op be-
drijfstakken waarin maar weinig bedrijven actief zijn, maar die wel als centraal worden
beschouwd. Wordt dit wellicht veroorzaakt door één of enkele bedrijven? Een dergelijke
exercitie zou nog nauwkeuriger aangeven welke economische activiteit over kennis beschikt
die naar veel economisch belangrijke plaatsen zou kunnen vloeien, of juist het middelpunt
is waarin werknemers- en kennisstromen uit diverse hoeken samenkomen. In het verlengde
hiervan kunnen we bovendien ook onderzoeken of er in de economische structuur ketens te
ontwaren zijn van bedrijfstakken die allemaal slechts in één richting aan elkaar gerelateerd
zijn.
Over het algemeen zijn de gepresenteerde berekeningen in lijn met de observaties die men
kan doen door goed naar de visualisatie van het Topsectorenlandschap te kijken: centraal
gelegen bedrijfstakken hebben een grotere kans om een unieke verbinding te vormen tussen
ongerelateerde bedrijfstakken, en als ze gerelateerd zijn aan bedrijfstakken uit andere Top-
sectoren zullen ze ook goed scoren als intra-Topsector cross-over. Desalniettemin is het wel
waardevol om intuïtieve impressies te kunnen kwantificeren. Behalve dat het verschil tussen
uitwaartse en inwaartse gerelateerdheid lastig te observeren is, is het meten van cross-over
31 Ook bijzonder cenraal is de bedrijfstak ‘Speur- en Ontwikkelingswerk (niet biotechnologisch)’, die
eigenlijk maar moeilijk tot één Topsector te rekenen is.
Dialogic innovatie ● interactie 54
centraliteit ook het startpunt voor verklarend en vergelijkend onderzoek. Een acute onder-
zoeksvraag die uit deze studie voortkomt is de vraag of er een verband is tussen de mate
waarin een bedrijfstak als cross-over gepositioneerd is, en de mate waarin zijzelf dan wel de
bedrijfstakken die ze verbindt beter gaan presteren.
Doordat resultaten gebaseerd zijn op diverse soorten bevindingen en variabelen bevat dit
rapport ook bevindingen die niet altijd allemaal dezelfde kant op wijzen. Dit geldt zeker als
we ook de resultaten uit hoofdstuk 4 in ogenschouw nemen, waarbij we economische rele-
vantie meten op basis van variabelen als toegevoegde waarde en R&D-intensiteit, al dan niet
afgezet tegen de prestatie van andere landen. Deze aanvullende analyses versterken het
beeld dat economische activiteiten uit de Topsectoren Chemie en de Energie het sterkst
gepositioneerd zijn als cross-over, en dat ook S&O-werkzaamheden een belangrijk snijvlak
vormen. Afhankelijk van de variabele waar we naar kijken zijn er echter incidenteel ook
verrassingen, zoals de observatie dat de AgriFood-afdeling ‘Vervaardiging van tabakspro-
ducten’ een belangrijke cross-over is in het netwerk van R&D-intensieve bedrijvigheid.
De rijkdom die schuilt in de diversiteit aan analyses en dus bevindingen, is dat we met
antwoord kunnen geven op verschillende deelvragen als het gaat om het bepalen van cen-
trale cross-overs. Welke cross-over relevant is hangt namelijk af van doel dat men met beleid
nastreeft. Zijn we geïnteresseerd in het verspreiden van kennis die in Topsectoren is ontwik-
keld, dan is het belangrijk om te weten waar werknemers uit diverse Topsectoren op
natuurlijke wijze samenkomen (hier: in welke bedrijfstak). In dat geval zijn berekeningen
op basis van economische omvang van bedrijfstakken relevant, omdat ze laten zien waar de
grote ‘voorraden’ werknemers zitten, en waar die normaliter relatief vaak naartoe stromen.
Indien de aandacht uitgaat naar het creëren van nieuwe kennis, op basis van recombinatie
van bestaande kennis, dan is het juist van belang om te weten welke bedrijfstakken het
knooppunt vormen van ongerelateerde maar R&D-intensieve activiteiten. Hetzelfde geldt
voor het toepassen van kennis; om te faciliteren dat kennis uit ongerelateerde sectoren
gecombineerd wordt in innovatieve producten waarmee Nederland kan concurreren, is het
zaak te weten welke bedrijfstak een brug vormt tussen bedrijven die relatief veel waarde
weten toe te voegen. Daarnaast biedt cross-over onderzoek ook inzicht in de veerkracht van
economieën. Het is dan interessant om de analyses ook op regionaal niveau uit te voeren,
zodat een beeld van de regionale veerkracht verkregen kan worden.
Een andere kracht van het onderhavige onderzoek is dat de gebruikte data zicht geeft op de
plek die dienstverlening inneemt in het industriële weefsel. De overtuiging dat (kennisinten-
sieve) dienstverlening van groot belang is voor economische ontwikkeling wordt steeds
breder gedragen, maar een grote vraag is nog hoe de wisselwerking tussen traditionele
maakindustrie en dienstverlening er precies uitziet. Uit onze analyses van de economische
activiteiten waar Nederland een substantieel revealed comparative advantage in heeft blijkt
dat diensten hier een relatief belangrijke rol spelen. Maar zijn ze ook centrale cross-overs?
Als we ruwe maten voor cross-over centraliteit gebruiken zijn hier geen uitgesproken indi-
caties voor. Zoeken we naar bedrijfstakken die de verbindingen vormen tussen verschillende
(ongerelateerde) Topsectoren, dan verandert dit beeld. Juist dan blijken diensten belangrijke
cross-overs, variërend van activiteiten uit de Logistiek (opslag/overslag) tot Agro (groothan-
dels) tot Energie (dienstverlening m.b.t. winning van delfstoffen) tot HTSM (keuring en
controle) tot speur- en ontwikkelingswerk. Of dienstverlenende bedrijfstakken ook als aan-
jager kunnen worden gezien van industriële evolutie is een vraag die absoluut nog
vervolgonderzoek verdient.
Beleidsrelevantie
Door inzichtelijk te maken hoe het Topsectoren-landschap eruit ziet pogen we een basis te
bieden voor gericht innovatiebeleid. Informatie over de manier hoe werknemers en kennis
Dialogic innovatie ● interactie 55
op natuurlijke wijze door het industriële weefsel bewegen laat goed zien waar zich kloven
bevinden en welke soort activiteiten die kloven kunnen dichten.
Onze focus op cross-overbedrijvigheid impliceert niet automatisch dat we ervoor pleiten om
middelen exclusief ter beschikking te stellen aan partijen uit een selecte groep bedrijfstak-
ken. Het doel van deze studie is primair om aandacht te vragen voor het belang van
verbindingen tussen zwaartepunten, in plaats van vooral te focussen op de specialisaties
zelf. Identificatie van cross-over-industrieën is slechts één van de manieren om te achter-
halen welke soort partijen en kennis zich ophouden op het snijvlak van bepaalde
specialisaties. Op basis van de argumentatie die in hoofdstuk 1 is aangedragen stellen we
dat zicht op dergelijke partijen en kennis een waardevolle basis is om de knowledge bases
van ongerelateerde specialisaties met elkaar in verband te brengen, met mogelijk baanbre-
kende inventie en innovatie tot gevolg. Hiervoor zijn verschillende soorten beleidsopties
denkbaar. Een gemeenschappelijke factor in alle suggesties is dat het gaat om het scheppen
van gemeenplaatsen cq. platforms waar ongerelateerde partijen gestimuleerd worden om
hun kennis te recominberen, om samen te leren, en/of om hun gemeenschappelijkheid te
vergroten (bijv. door het creëren van standaarden).32
Een zeer basale insteek is het meer betrekken van intermediaire partijen (uit de cross-overs)
bij strategische innovatie- en onderzoeksconsortia. Partijen op het snijvlak van ongerela-
teerde specialisaties zijn naar verwachting relatief goed is staat om met beide zijden te
communiceren en kunnen zo helpen de cognitieve afstand te overbruggen (c.q. informatie-
asymmetrie op te heffen). Voorbeelden van meer substantiële beleidsinterventies zijn het
opzetten van onderzoeks- of productiefaciliteiten waar bedrijven samen onderzoek kunnen
doen (met 3D-printers, internet-of-things, nanotechogie, etc.), of trainingscentra waar be-
drijven kunnen advies kunnen winnen over bijvoorbeeld data-analyse of businessmodel
vernieuwing. Normaliter is het uitgangspunt voor dergelijke interventies dat er schaalvoor-
delen zijn als faciliteiten door veel verschillende partijen gebruikt kunnen worden. Bij cross-
over beleid is het echter vooral zaak dat bedrijven uit ongerelateerde specialisaties elkaar
hier ontmoeten en samen leren. Het feit dat ongerelateerde bedrijven in de regel geen con-
currenten van elkaar zijn bevordert de kans dat er bereidheid is bij bedrijven om samen te
ontdekken hoe bijvoorbeeld sensortechnologie of kennis over dienstengebaseerde business-
modellen van belang kan zijn. Uitgangspunt is dan niet dat partijen dergelijke kennis zoveel
mogelijk verwerven; het is minstens even belangrijk dat ongerelateerde bedrijven met elkaar
in contact komen dankzij hun gemeenschappelijke interesses.
Concluderend is het dus vooral in het kader van identificatie van technologieën en andere
maatschappelijke trends die relevant kunnen zijn voor bedrijven uit ongerelateerde specia-
lisaties, dat onderzoek naar cross-overs input kan leveren aan beleid. Daarnaast merken we
ook op dat een actueel beeld van gerelateerdheid tussen sectoren als basis kan dienen voor
het monitoren van ontwikkelingen in verbondenheid. Zien we in de TKI’s bijvoorbeeld sa-
menwerkingen die ongebruikelijk zijn op grond van reguliere gerelateerdheid? Tenslotte
hebben we diverse suggesties gedaan voor nader onderzoek, bijvoorbeeld ten aanzien van
de groeipotentie van cross-overs (en de specialisaties die ze verbinden) en de rol van dienst-
verlenende bedrijfstakken in industriële evolutie. Antwoorden op dergelijke vragen zijn
ongetwijfeld eveneens relevant voor de verdere invulling van cross-over-beleid.
32 Zie ook: Cartel et al. (2014). Policy making as bricolage: the role of platforms in institutional innova-
tion. EGOS Conference, Rotterdam, 3-5 July 2014.
Dialogic innovatie ● interactie 57
Bijlagen
Lijst met bedrijfstakken (4-digit)
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
Tuinbouw Primaire productie* 0111: Teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden
Tuinbouw Primaire productie* 0113: Teelt van groenten en wortel- en knolgewassen
- - 0116: Teelt van vezelgewassen
Tuinbouw Primaire productie 0119: Teelt van overige eenjarige gewassen
Tuinbouw Primaire productie 0121: Druiventeelt
Tuinbouw Primaire productie 0124: Teelt van pit- en steenvruchten
Tuinbouw Primaire productie 0125: Teelt van overige boomvruchten, kleinfruit en noten
- - 0127: Teelt van gewassen bestemd voor de vervaardiging van dranken
Tuinbouw Primaire productie 0128: Teelt van specerijgewassen en van aromatische en medicinale gewassen
Tuinbouw Primaire productie 0129: Teelt van overige meerjarige gewassen
Tuinbouw Primaire productie 0130: Teelt van sierplanten
AgriFood Primaire productie 0141: Fokken en houden van melkvee
AgriFood Primaire productie 0142: Fokken en houden van runderen (geen melkvee)
AgriFood Primaire productie 0143: Fokken en houden van paarden en ezels
AgriFood Primaire productie 0145: Fokken en houden van schapen en geiten
AgriFood Primaire productie 0146: Fokken en houden van varkens
AgriFood Primaire productie 0147: Fokken en houden van pluimvee
AgriFood Primaire productie 0149: Fokken en houden van overige dieren
AgriFood Primaire productie 0150: Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren
AgriFood Primaire productie 0161: Dienstverlening voor de akker- en/of tuinbouw
AgriFood Primaire productie 0162: Dienstverlening voor het fokken en houden van dieren
AgriFood Primaire productie 0163: Behandeling van gewassen na de oogst
Tuinbouw Overig 0164: Behandeling van zaden voor vermeerdering
AgriFood Primaire productie 0170: Jacht
- - 0210: Bosbouw
- - 0220: Exploitatie van bossen
- - 0240: Dienstverlening voor de bosbouw
AgriFood Primaire productie 0311: Zee- en kustvisserij
AgriFood Primaire productie 0312: Binnenvisserij
AgriFood Primaire productie 0321: Kweken van zeevis en -schaaldieren
AgriFood Primaire productie 0322: Kweken van zoetwatervis en -schaaldieren
- - 0610: Winning van aardolie
Energie Aardgas 0620: Winning van aardgas
- - 0812: Winning van zand, grind en klei
- - 0892: Winning van turf
- - 0893: Winning van zout
- - 0899: Winning van overige delfstoffen n.e.g.
Energie Aardgas 0910: Dienstverlening voor de winning van aardolie en aardgas
- - 0990: Dienstverlening voor de winning van delfstoffen (geen olie en gas)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1011: Slachterijen (geen pluimvee-)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1012: Pluimveeslachterijen
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1013: Vleesverwerking (niet tot maaltijden)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1020: Visverwerking
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1031: Vervaardiging van aardappelproducten
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1032: Vervaardiging van fruit- en groentesap
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1039: Verwerking van groente en fruit (niet tot sap en maaltijden)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie
1041: Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten (geen margarine en andere
spijsvetten)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1042: Vervaardiging van margarine en overige spijsvetten
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1051: Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1052: Vervaardiging van consumptie-ijs
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1061: Vervaardiging van meel (geen zetmeel)
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1062: Vervaardiging van zetmeel en zetmeelproducten
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1071: Vervaardiging van brood en vers banketbakkerswerk
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1072: Vervaardiging van beschuit en koekjes en ander houdbaar banketbakkerswerk
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1073: Vervaardiging van deegwaren
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1081: Vervaardiging van suiker
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1082: Verwerking van cacao en vervaardiging van chocolade en suikerwerk
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1083: Verwerking van koffie en thee
Dialogic innovatie ● interactie 58
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1084: Vervaardiging van specerijen, sauzen en kruiderijen; zoutraffinage
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1085: Vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden en snacks
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1086: Vervaardiging van gehomogeniseerde voedingspreparaten en dieetvoeding
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1089: Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g.
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1091: Vervaardiging van veevoeders
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1092: Vervaardiging van voeders voor huisdieren
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1101: Vervaardiging van sterk alcoholische dranken door distilleren, rectificeren en mengen
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1102: Vervaardiging van wijn uit druiven
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1103: Vervaardiging van cider en van overige vruchtenwijnen
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1104: Vervaardiging van overige niet-gedistilleerde gegiste dranken
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1105: Vervaardiging van bier
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1106: Mouterijen
AgriFood Voedingsmiddelenin-
dustrie 1107: Vervaardiging van frisdranken; productie van mineraalwater en overig gebotteld water
- - 1200: Vervaardiging van tabaksproducten
- - 1310: Bewerken en spinnen van textielvezels
- - 1320: Weven van textiel
- - 1330: Textielveredeling
- - 1391: Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen
- - 1392: Vervaardiging van geconfectioneerde artikelen van textiel (geen kleding)
- - 1393: Vervaardiging van vloerkleden en tapijt
- - 1394: Vervaardiging van koord, bindgaren, touw en netten
- - 1395: Vervaardiging van gebonden textielvlies en artikelen daarvan (geen kleding)
- - 1396: Vervaardiging van technisch en industrieel textiel
- - 1399: Vervaardiging van overige textielproducten n.e.g.
- - 1411: Vervaardiging van kleding van leer
- - 1412: Vervaardiging van werkkleding
- - 1413: Vervaardiging van overige bovenkleding
- - 1414: Vervaardiging van onderkleding
- - 1419: Vervaardiging van baby- en sportkleding en kledingaccessoires
- - 1420: Vervaardiging van artikelen van bont
- - 1431: Vervaardiging van gebreide en gehaakte kousen en sokken
- - 1439: Vervaardiging van gebreide en gehaakte kleding (geen kousen en sokken)
- - 1511: Looien en bewerken van leer; bereiden en verven van bont
- - 1512: Vervaardiging van koffers, tassen e.d. en van zadel- en tuigmakerswerk
- - 1520: Vervaardiging van schoenen
- - 1610: Primaire houtbewerking en verduurzamen van hout
- - 1621: Vervaardiging van fineer en plaatmateriaal op basis van hout
- - 1622: Vervaardiging van panelen voor parketvloeren
- - 1623: Vervaardiging van overig timmerwerk voor de bouw
- - 1624: Vervaardiging van houten emballage
- - 1629: Vervaardiging van overige artikelen van hout en van artikelen van kurk, riet en vlecht-
werk (geen
- - 1711: Vervaardiging van papierpulp
- - 1712: Vervaardiging van papier en karton
- - 1721: Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton; vervaardiging van golf-papier en
- - 1722: Vervaardiging van huishoudelijke en sanitaire papierwaren
- - 1723: Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van papier
- - 1724: Vervaardiging van behangselpapier
- - 1729: Vervaardiging van overige papier- en kartonwaren
- - 1811: Drukkerijen van dagbladen
- - 1812: Overige drukkerijen
- - 1813: Prepress- en premedia-activiteiten
- - 1814: Grafische afwerking en overige activiteiten verwant aan de drukkerij
- - 1820: Reproductie van opgenomen media
Chemie Aardolieverwerking 1910: Vervaardiging van cokesovenproducten
Chemie Aardolieverwerking 1920: Aardolieverwerking
Chemie Chemische industrie 2011: Vervaardiging van industriële gassen
Chemie Chemische industrie 2012: Vervaardiging van kleur- en verfstoffen
Chemie Chemische industrie 2013: Vervaardiging van overige anorganische basischemicaliën
Chemie Chemische industrie 2014: Vervaardiging van overige organische basischemicaliën
Chemie Chemische industrie* 2015: Vervaardiging van kunstmeststoffen en stikstofverbindingen
Chemie Chemische industrie 2016: Vervaardiging van kunststof in primaire vorm
Chemie Chemische industrie 2017: Vervaardiging van synthetische rubber in primaire vorm
Chemie Chemische industrie* 2020: Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en overige landbouwchemicaliën
Chemie Chemische industrie 2030: Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek
Chemie Chemische industrie 2041: Vervaardiging van zeep, wasmiddelen, poets- en reinigingsmiddelen
Chemie Chemische industrie 2042: Vervaardiging van parfums en cosmetica
Chemie Chemische industrie 2051: Vervaardiging van kruit en springstoffen en van lucifers
Dialogic innovatie ● interactie 59
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
Chemie Chemische industrie 2052: Vervaardiging van lijm en bereide kleefmiddelen
Chemie Chemische industrie 2053: Vervaardiging van etherische oliën
Chemie Chemische industrie 2059: Vervaardiging van overige chemische producten n.e.g.
Chemie Chemische industrie 2060: Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
LS&H Farmacie 2110: Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen
LS&H Farmacie 2120: Vervaardiging van farmaceutische producten (geen grondstoffen)
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 2211: Vervaardiging van rubberbanden en loopvlakvernieuwing
Chemie Rubber- en kunststof-
industrie 2219: Vervaardiging van producten van rubber (geen banden)
Chemie Rubber- en kunststof-
industrie 2221: Vervaardiging van platen, folie, buizen en profielen van kunststof
Chemie Rubber- en kunststof-
industrie 2222: Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van kunststof
Chemie Rubber- en kunststof-
industrie 2223: Vervaardiging van kunststofproducten voor de bouw
Chemie Rubber- en kunststof-
industrie 2229: Vervaardiging van overige producten van kunststof
- - 2311: Vervaardiging van vlakglas
- - 2312: Vormen en bewerken van vlakglas
- - 2313: Vervaardiging van holglas
- - 2314: Vervaardiging van glasvezels
- - 2319: Vervaardiging en bewerking van overig glas, inclusief technisch glaswerk
- - 2320: Vervaardiging van vuurvaste keramische producten
- - 2331: Vervaardiging van keramische tegels en plavuizen
- - 2332: Vervaardiging van keramische producten voor de bouw (geen tegels en plavuizen)
- - 2341: Vervaardiging van huishoudelijk en sieraardewerk
- - 2342: Vervaardiging van sanitair aardewerk
- - 2343: Vervaardiging van isolatoren en isolatiemateriaal van keramische stoffen
- - 2344: Vervaardiging van overig technisch aardewerk
- - 2349: Vervaardiging van overige keramische producten n.e.g.
- - 2351: Vervaardiging van cement
- - 2352: Vervaardiging van kalk en gips
- - 2361: Vervaardiging van producten voor de bouw van beton, kalkzandsteen en van cellenbe-
ton
- - 2362: Vervaardiging van producten van gips voor de bouw
- - 2363: Vervaardiging van stortklare beton
- - 2364: Vervaardiging van mortel in droge vorm
- - 2365: Vervaardiging van producten van vezelcement
- - 2369: Vervaardiging van overige producten van beton, gips en cement
- - 2370: Natuursteenbewerking
- - 2391: Vervaardiging van schuur-, slijp- en polijstmiddelen
- - 2399: Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten (geen schuur-,
slijp- en
HTSM Metaalindustrie 2410: Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen
HTSM Metaalindustrie 2420: Vervaardiging van stalen buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor
HTSM Metaalindustrie 2431: Koudtrekken van staven
HTSM Metaalindustrie 2432: Koudwalsen van bandstaal
HTSM Metaalindustrie 2433: Koudvervormen en koudfelsen
HTSM Metaalindustrie 2434: Koudtrekken van draad
HTSM Metaalindustrie 2441: Vervaardiging van edelmetalen
HTSM Metaalindustrie 2442: Vervaardiging van aluminium
HTSM Metaalindustrie 2443: Vervaardiging van lood, zink en tin
HTSM Metaalindustrie 2444: Vervaardiging van koper
HTSM Metaalindustrie 2445: Vervaardiging van overige non-ferrometalen
HTSM Metaalindustrie 2446: Smelten en raffineren van uranium
HTSM Metaalindustrie 2451: Gieten van ijzer
HTSM Metaalindustrie 2452: Gieten van staal
HTSM Metaalindustrie 2453: Gieten van lichte metalen
HTSM Metaalindustrie 2454: Gieten van overige non-ferrometalen
- - 2511: Vervaardiging van metalen constructiewerken en delen daarvan
- - 2512: Vervaardiging van metalen deuren, vensters en kozijnen
HTSM Metaalindustrie 2521: Vervaardiging van ketels en radiatoren voor centrale verwarming
HTSM Metaalindustrie 2529: Vervaardiging van metalen tanks en reservoirs
HTSM Metaalindustrie 2530: Vervaardiging van stoomketels (geen ketels voor centrale verwarming)
HTSM Metaalindustrie 2540: Vervaardiging van wapens en munitie
HTSM Metaalindustrie 2550: Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie
HTSM Metaalindustrie 2561: Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal
HTSM Metaalindustrie 2562: Algemene metaalbewerking
- - 2571: Vervaardiging van scharen, messen en bestek
- - 2572: Vervaardiging van hang- en sluitwerk
HTSM Metaalindustrie 2573: Vervaardiging van gereedschap
HTSM Metaalindustrie 2591: Vervaardiging van stalen vaten e.d.
- - 2592: Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van licht metaal
HTSM Metaalindustrie 2593: Vervaardiging van artikelen van draad en van kettingen en veren
HTSM Metaalindustrie 2594: Vervaardiging van bouten, schroeven en moeren
HTSM Metaalindustrie 2599: Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g.
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2611: Vervaardiging van elektronische componenten
Dialogic innovatie ● interactie 60
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2612: Vervaardiging van elektronische printplaten
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2620: Vervaardiging van computers en randapparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2630: Vervaardiging van communicatieapparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2640: Vervaardiging van consumentenelektronica
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2651: Vervaardiging van meet-, regel-, navigatie- en controleapparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2652: Vervaardiging van uurwerken
LS&H Medische instrumen-
ten*
2660: Vervaardiging van bestralingsapparatuur en van elektromedische en elektrotherapeu-
tische
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2670: Vervaardiging van optische instrumenten en apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2680: Vervaardiging van informatiedragers
HTSM Vervaardiging van ma-chines en apparaten* 2711: Vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren en transformatoren
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2712: Vervaardiging van schakel- en verdeelinrichtingen
HTSM Vervaardiging van ma-chines en apparaten* 2720: Vervaardiging van batterijen en accumulatoren
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2731: Vervaardiging van kabels van optische vezels
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2732: Vervaardiging van overige elektrische en elektronische kabel
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2733: Vervaardiging van schakelaars, stekkers, stopcontacten e.d.
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2740: Vervaardiging van elektrische lampen en verlichtingsapparaten
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2751: Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2752: Vervaardiging van niet-elektrische huishoudapparaten
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2790: Vervaardiging van overige elektrische apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
2811: Vervaardiging van motoren en turbines (niet voor vliegtuigen, motorvoertuigen en
bromfietsen)
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2812: Vervaardiging van hydraulische apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2813: Vervaardiging van niet-hydraulische pompen en compressoren
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2814: Vervaardiging van appendages
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2815: Vervaardiging van tandwielen, lagers en overige drijfwerkelementen
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2821: Vervaardiging van industriële ovens en branders
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2822: Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
2823: Vervaardiging van kantoormachines en -apparatuur (geen computers en randappara-
tuur)
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2824: Vervaardiging van pneumatisch en elektrisch handgereedschap
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
2825: Vervaardiging van machines en apparaten voor industriële koeltechniek en klimaatre-
geling
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2829: Vervaardiging van overige machines en apparaten voor algemeen gebruik n.e.g.
HTSM Vervaardiging van ma-chines en apparaten* 2830: Vervaardiging van machines en werktuigen voor de land- en bosbouw
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2841: Vervaardiging van gereedschapswerktuigen voor metaalbewerking
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2849: Vervaardiging van gereedschapswerktuigen niet voor metaalbewerking
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2891: Vervaardiging van machines voor de metallurgie
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2892: Vervaardiging van machines voor de bouw en winning van delfstoffen
HTSM Vervaardiging van ma-chines en apparaten* 2893: Vervaardiging van machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2894: Vervaardiging van machines voor de productie van textiel, kleding en leer
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2895: Vervaardiging van machines voor de productie van papier en karton
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 2896: Vervaardiging van machines voor de kunststof- en rubberindustrie
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
2899: Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doel-
einden n.e.g.
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 2910: Vervaardiging van auto's
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 2920: Carrosseriebouw; vervaardiging van aanhangwagens en opleggers
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 2931: Vervaardiging van elektrische en elektronische onderdelen en toebehoren voor auto's
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen
2932: Vervaardiging van niet-elektrische en -elektronische onderdelen en toebehoren voor
auto's
Water Maritieme maakindu-
strie 3011: Bouw van schepen en drijvend materieel (geen sport- en recreatievaartuigen)
Water Maritieme maakindu-
strie 3012: Bouw van sport- en recreatievaartuigen
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3020: Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3030: Vervaardiging van vliegtuigen en onderdelen daarvoor
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3040: Vervaardiging van militaire gevechtsvoertuigen
HTSM Vervaardiging van
transportmiddelen 3091: Vervaardiging van motor- en bromfietsen
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3092: Vervaardiging van fietsen en invalidenwagens
Dialogic innovatie ● interactie 61
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3099: Vervaardiging van overige transportmiddelen n.e.g.
- - 3101: Interieurbouw en vervaardiging van bedrijfsmeubels
- - 3102: Vervaardiging van keukenmeubels
- - 3103: Vervaardiging van matrassen
- - 3109: Vervaardiging van overige meubels
- - 3211: Slaan van munten en medailles
- - 3212: Bewerken van edelstenen en vervaardiging van sieraden e.d. (geen imitatie)
- - 3213: Vervaardiging van imitatiesieraden
- - 3220: Vervaardiging van muziekinstrumenten
- - 3230: Vervaardiging van sportartikelen
- - 3240: Vervaardiging van speelgoed en spellen
LS&H Medische instrumen-
ten* 3250: Vervaardiging van medische instrumenten en hulpmiddelen
- - 3291: Vervaardiging van borstelwaren
- - 3299: Sociale werkvoorziening en vervaardiging van overige goederen n.e.g.
HTSM Metaalindustrie 3311: Reparatie van producten van metaal
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3312: Reparatie en onderhoud van machines
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3313: Reparatie van elektronische en optische apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3314: Reparatie van elektrische apparatuur
Water Maritieme maakindu-
strie 3315: Reparatie en onderhoud van schepen
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3316: Reparatie en onderhoud van vliegtuigen
HTSM Vervaardiging van transportmiddelen 3317: Reparatie en onderhoud van overige transportmiddelen
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3319: Reparatie van overige apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3321: Installatie van ketels en tanks
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3322: Installatie van industriële machines
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3323: Installatie van elektronische en optische apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3324: Installatie van elektrische apparatuur
HTSM Vervaardiging van ma-
chines en apparaten 3329: Installatie van overige toebehoren
Energie Aardgas 3511: Productie van elektriciteit
Energie Gerelateerde activitei-
ten 3512: Beheer en exploitatie van transportnetten voor elektriciteit, aardgas en warm water
Energie Gerelateerde activitei-
ten 3513: Distributie van elektriciteit en gasvormige brandstoffen via leidingen
Energie Gerelateerde activitei-
ten 3514: Handel in elektriciteit en in gas via leidingen
Energie Aardgas 3520: Productie van aardgas
Energie Gerelateerde activitei-
ten 3530: Productie en distributie van stoom en gekoelde lucht
Water Watertechnologie, wa-
tervoorziening en afvalwaterbehandeling
3600: Winning en distributie van water
Water Watertechnologie, wa-
tervoorziening en afvalwaterbehandeling
3700: Afvalwaterinzameling en -behandeling
- - 3811: Inzameling van onschadelijk afval
- - 3812: Inzameling van schadelijk afval
Water Watertechnologie, wa-
tervoorziening en afvalwaterbehandeling
3821: Behandeling van onschadelijk afval
- - 3822: Behandeling van schadelijk afval
- - 3831: Sloop van schepen, witgoed, computers e.d.
- - 3832: Gesorteerd materiaal voorbereiden tot recycling
- - 3900: Sanering en overig afvalbeheer
- - 4110: Projectontwikkeling
- - 4120: Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw
- - 4211: Wegenbouw en stratenmaken
- - 4212: Bouw van boven- en ondergrondse spoorwegen
Water Deltatechnologie 4213: Bouw van kunstwerken
Water Deltatechnologie 4221: Leggen van rioleringen, buizen en pijpleidingen; aanleg van bronbemaling
- - 4222: Leggen van elektriciteits- en telecommunicatiekabels
Water Deltatechnologie 4291: Natte waterbouw
- - 4299: Bouw van overige civieltechnische werken n.e.g.
- - 4311: Slopen van bouwwerken
- - 4312: Grondverzet
- - 4313: Proefboren
- - 4321: Elektrotechnische bouwinstallatie
- - 4322: Loodgieters- en fitterswerk; installatie van sanitair en van verwarmings- en
- - 4329: Overige bouwinstallatie
- - 4331: Stukadoren
- - 4332: Bouwtimmeren
- - 4333: Afwerking van vloeren en wanden
- - 4334: Schilderen en glaszetten
- - 4339: Overige afwerking van gebouwen
- - 4391: Dakdekken en bouwen van dakconstructies
- - 4399: Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw
Dialogic innovatie ● interactie 62
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
- - 4511: Handel in en reparatie van personenauto's en lichte bedrijfsauto's
- - 4519: Handel in en reparatie van zwaardere bedrijfsauto's, aanhangers en caravans
- - 4520: Gespecialiseerde reparatie van auto's
- - 4531: Groothandel en handelsbemiddeling in auto-onderdelen en -accessoires
- - 4532: Detailhandel in auto-onderdelen en -accessoires
- - 4540: Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen daarvan
AgriFood Groot- en detailhandel 4611: Handelsbemiddeling in landbouwproducten, levende dieren en grondstoffen voor textiel
en
- - 4612: Handelsbemiddeling in brandstoffen, ertsen, metalen en chemische producten
- - 4613: Handelsbemiddeling in hout, vlakglas, sanitair en bouwmaterialen
- - 4614: Handelsbemiddeling in machines, technische benodigdheden, schepen en vliegtuigen
- - 4615: Handelsbemiddeling in meubels, huishoudelijke artikelen en ijzerwaren
- - 4616: Handelsbemiddeling in textiel, kleding, schoeisel en lederwaren
- - 4617: Handelsbemiddeling in voedings- en genotmiddelen
- - 4618: Handelsbemiddeling gespecialiseerd in overige goederen
- - 4619: Niet-gespecialiseerde handelsbemiddeling
Tuinbouw Overig* 4621: Groothandel in granen, ruwe tabak, oliën, zaden en veevoer
Tuinbouw Overig 4622: Groothandel in bloemen en planten
AgriFood Groot- en detailhandel 4623: Groothandel in levende dieren
AgriFood Groot- en detailhandel 4624: Groothandel in huiden, vellen, leer en halffabrikaten van leer
Tuinbouw Overig* 4631: Groothandel in groenten en fruit en in consumptie-aardappelen
AgriFood Groot- en detailhandel 4632: Groothandel in vlees en vleeswaren en in wild en gevogelte (niet levend)
AgriFood Groot- en detailhandel 4633: Groothandel in zuivelproducten, spijsoliën en -vetten en eieren
AgriFood Groot- en detailhandel 4634: Groothandel in dranken (geen zuivel)
- - 4635: Groothandel in tabaksproducten en rokersbenodigdheden
AgriFood Groot- en detailhandel 4636: Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
AgriFood Groot- en detailhandel 4637: Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen (geen ruwe)
AgriFood Groot- en detailhandel 4638: Groothandel in overige voedingsmiddelen en in overige grondstoffen en halffabrikaten voor de
AgriFood Groot- en detailhandel 4639: Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen assortiment
- - 4641: Groothandel in kledingstoffen, fournituren en huishoudtextiel
- - 4642: Groothandel in kleding, schoenen en mode-artikelen
- - 4643: Groothandel in elektrische huishoudelijke apparatuur, audio- en videoapparatuur en
fotografische
- - 4644: Groothandel in glas, porselein en aardewerk en in reinigingsmiddelen
- - 4645: Groothandel in parfums en cosmetica
- - 4646: Groothandel in farmaceutische producten, medische instrumenten en orthopedische
artikelen
- - 4647: Groothandel in huismeubilair, woningtextiel, vloerbedekking en verlichting
- - 4648: Groothandel in juweliersartikelen en uurwerken
- - 4649: Groothandel in overige consumentenartikelen (non-food)
- - 4651: Groothandel in computers, randapparatuur en software
- - 4652: Groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur en bijbehorende onder-
delen
AgriFood Groot- en detailhandel 4661: Groothandel in landbouwmachines, werktuigen en tractoren
- - 4662: Groothandel in gereedschapswerktuigen
- - 4663: Groothandel in machines voor de bouw
- - 4664: Groothandel in machines voor de textielindustrie en in naai- en breimachines
- - 4665: Groothandel in bedrijfsmeubels
- - 4666: Groothandel in kantoormachines (geen computers)
AgriFood Groot- en detailhandel 4668: Groothandel in machines voor de grafische en voedings- en genotmiddelenindustrie
- - 4669: Groothandel in overige machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel
- - 4671: Groothandel in brandstoffen en overige minerale olieproducten
- - 4672: Groothandel in metalen en metaalertsen
- - 4673: Groothandel in hout, sanitair en overige bouwmaterialen
- - 4674: Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparaten
- - 4675: Groothandel in chemische producten
- - 4676: Groothandel in overige intermediaire producten
- - 4677: Groothandel in afval en schroot
- - 4690: Niet-gespecialiseerde groothandel
AgriFood Groot- en detailhandel 4711: Supermarkten en dergelijke winkels met een algemeen assortiment voedings- en ge-
notmiddelen
- - 4719: Warenhuizen en dergelijke winkels met een algemeen assortiment non-food
AgriFood Groot- en detailhandel 4721: Winkels in aardappelen, groenten en fruit
AgriFood Groot- en detailhandel 4722: Winkels in vlees en vleeswaren, wild en gevogelte
AgriFood Groot- en detailhandel 4723: Winkels in vis
AgriFood Groot- en detailhandel 4724: Winkels in brood, banket, chocolade en suikerwerk
AgriFood Groot- en detailhandel 4725: Winkels in dranken
- - 4726: Winkels in tabaksproducten
AgriFood Groot- en detailhandel 4729: Gespecialiseerde winkels in overige voedings- en genotmiddelen
- - 4730: Benzinestations
- - 4741: Winkels in computers, randapparatuur en software
- - 4742: Winkels in telecommunicatieapparatuur
- - 4743: Winkels in audio- en videoapparatuur of in een algemeen assortiment van wit- en bruingoed
Dialogic innovatie ● interactie 63
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
- - 4751: Winkels in kledingstoffen, huishoudtextiel en fournituren
- - 4752: Winkels in doe-het-zelfartikelen
- - 4753: Winkels in vloerbedekking en gordijnen
- - 4754: Winkels in elektrische huishoudelijke apparatuur en onderdelen daarvoor
- - 4759: Winkels in meubels, verlichting en overige huishoudelijke artikelen n.e.g.
- - 4761: Winkels in boeken
- - 4762: Winkels in kranten, tijdschriften en kantoorbehoeften
- - 4763: Winkels in audio- en video-opnamen
- - 4764: Winkels in fietsen en bromfietsen, sport- en kampeerartikelen en boten
- - 4765: Winkels in speelgoed
- - 4771: Winkels in kleding en mode-artikelen; textielsupermarkten
- - 4772: Winkels in schoenen en lederwaren
- - 4773: Apotheken
- - 4774: Winkels in drogisterij-, medische en orthopedische artikelen
- - 4775: Winkels in parfums en cosmetica
- - 4776: Winkels in bloemen, planten, zaden, tuinbenodigdheden, huisdieren en dierbenodigd-
heden
- - 4777: Winkels in juweliersartikelen en uurwerken
- - 4778: Winkels in overige artikelen n.e.g.
- - 4779: Winkels in antiek en tweedehands goederen
AgriFood Groot- en detailhandel 4781: Markthandel in voedings- en genotmiddelen
- - 4782: Markthandel in textiel, kleding en schoenen
- - 4789: Markthandel in non-food artikelen (geen textiel, kleding en schoenen)
- - 4791: Detailhandel via internet
- - 4799: Colportage, straathandel en detailhandel via overige distributievormen
Logistiek Transport en overslag 4910: Personenvervoer per spoor (geen tram of metro)
Logistiek Transport en overslag 4920: Goederenvervoer per spoor
- - 4931: Openbaar vervoer binnen steden
- - 4932: Vervoer per taxi
- - 4939: Overig personenvervoer over de weg
Logistiek Transport en overslag 4941: Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen)
Logistiek Transport en overslag 4942: Verhuisvervoer
Logistiek Transport en overslag 4950: Transport via pijpleidingen
- - 5010: Zee- en kustvaart (passagiersvaart en veerdiensten)
Logistiek Transport en overslag 5020: Zee- en kustvaart (vracht-, tank- en sleepvaart)
- - 5030: Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten)
Logistiek Transport en overslag 5040: Binnenvaart (vracht-, tank- en sleepvaart)
- - 5110: Personenvervoer door de lucht
Logistiek Transport en overslag 5121: Goederenvervoer door de lucht
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5210: Opslag
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5221: Dienstverlening voor vervoer over land
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5222: Dienstverlening voor vervoer over water
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5223: Dienstverlening voor de luchtvaart
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5224: Laad-, los- en overslagactiviteiten
Logistiek Opslag, dienstverlening en supportactiviteiten 5229: Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting
Logistiek Transport en overslag 5310: Nationale post met universele dienstverplichting
Logistiek Transport en overslag 5320: Post zonder universele dienstverplichting en koeriers
- - 5510: Hotels e.d.
- - 5520: Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakantiekampen
- - 5530: Kampeerterreinen
- - 5590: Overige logiesverstrekking
AgriFood Groot- en detailhandel 5610: Restaurants, cafetaria's e.d. en ijssalons
AgriFood Groot- en detailhandel 5621: Eventcatering
AgriFood Groot- en detailhandel 5629: Kantines en contractcatering
AgriFood Groot- en detailhandel 5630: Cafés
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5811: Uitgeverijen van boeken en databanken
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5813: Uitgeverijen van kranten
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5814: Uitgeverijen van tijdschriften
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5819: Overige uitgeverijen (niet van software)
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5821: Uitgeverijen van computerspellen
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5829: Overige uitgeverijen van software
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5911: Productie van films en televisieprogramma's
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5912: Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5913: Distributie van films en televisieproducties
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5914: Bioscopen
Creatief Media en entertain-
ment industrie 5920: Maken en uitgeven van geluidsopnamen
- - 6010: Radio-omroepen
- - 6020: Televisie-omroepen
Dialogic innovatie ● interactie 64
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
- - 6110: Draadgebonden telecommunicatie
- - 6120: Draadloze telecommunicatie
- - 6130: Telecommunicatie via satelliet
- - 6190: Overige telecommunicatie
HTSM Overig 6201: Ontwikkelen, produceren en uitgeven van software
- - 6202: Advisering op het gebied van informatietechnologie
- - 6203: Beheer van computerfaciliteiten
- - 6209: Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie
- - 6311: Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten
- - 6312: Webportals
- - 6321: Persagentschappen
- - 6329: Overige dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie n.e.g.
- - 6411: Centrale banken
- - 6419: Overige geldscheppende financiële instellingen
- - 6420: Financiële holdings
- - 6430: Beleggingsinstellingen
- - 6491: Financiële lease
- - 6492: Overige kredietverstrekking
- - 6499: Overige financiële intermediatie
- - 6511: Levensverzekeringen (geen herverzekering), naturaverzekeringen en spaarkassen
- - 6512: Schadeverzekeringen (geen herverzekering)
- - 6520: Herverzekering
- - 6530: Pensioenfondsen
- - 6611: Beheer van financiële markten
- - 6612: Commissionairs en makelaars in effecten, beleggingsadviseurs e.d.
- - 6619: Administratiekantoren voor aandelen en obligaties, marketmakers, hypotheek- en kre-diet-
- - 6621: Risicoanalisten en schadetaxateurs
- - 6622: Assurantietussenpersonen
- - 6629: Overige dienstverlening op het gebied van verzekeringen en pensioenfondsen (geen
taxateurs en
- - 6630: Vermogensbeheer
- - 6810: Handel in eigen onroerend goed
- - 6820: Verhuur van onroerend goed
- - 6831: Bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed
- - 6832: Beheer van onroerend goed
- - 6910: Rechtskundige dienstverlening
- - 6920: Accountancy, belastingadvisering en administratie
- - 7010: Holdings (geen financiële) en concerndiensten binnen eigen concern
Creatief Media en entertain-
ment industrie 7021: Public relationsbureaus
- - 7022: Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering (geen public relations)
Creatief Media en entertain-
ment industrie 7111: Architecten
HTSM Overig* 7112: Ingenieurs en overig technisch ontwerp en advies
HTSM Overig 7120: Keuring en controle
AgriFood0 * 7211: Biotechnologisch speur- en ontwikkelingswerk
AgriFood0 * 7219: Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk (niet biotechnologisch)
- - 7220: Speur- en ontwikkelingswerk op het gebied van de maatschappij- en geestesweten-
schappen
Creatief Media en entertain-
ment industrie 7311: Reclamebureaus
- - 7312: Handel in advertentieruimte en -tijd
- - 7320: Markt- en opinieonderzoekbureaus
Creatief Media en entertain-
ment industrie 7410: Industrieel ontwerp en vormgeving
Creatief Media en entertain-
ment industrie 7420: Fotografie en ontwikkelen van foto's en films
- - 7430: Vertalers en tolken
- - 7490: Overige specialistische zakelijke dienstverlening
- - 7500: Veterinaire dienstverlening
- - 7711: Verhuur en lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's
- - 7712: Verhuur en lease van vrachtwagens, autobussen, caravans en aanhangwagens
- - 7721: Verhuur van sport- en recreatieartikelen
- - 7722: Videotheken
- - 7729: Verhuur van overige consumentenartikelen
- - 7731: Verhuur en lease van landbouwmachines en werktuigen
- - 7732: Verhuur en lease van machines en installaties voor de bouw
- - 7733: Verhuur en lease van computers en kantoorapparatuur
- - 7734: Verhuur en lease van schepen
- - 7735: Verhuur en lease van vliegtuigen
- - 7739: Verhuur en lease van overige machines en werktuigen en van overige goederen
- - 7740: Lease van niet-financiële immateriële activa
- - 7810: Arbeidsbemiddeling
- - 7820: Uitzendbureaus, uitleenbureaus en banenpools
- - 7830: Payrolling (personeelsbeheer)
- - 7911: Reisbemiddeling
- - 7912: Reisorganisatie
Dialogic innovatie ● interactie 65
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
- - 7990: Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus
- - 8010: Particuliere beveiliging
- - 8020: Beveiliging via beveiligingssystemen
- - 8030: Opsporing
- - 8110: Facility management
- - 8121: Interieurreiniging van gebouwen
- - 8122: Gespecialiseerde reiniging van gebouwen en industriële reiniging
- - 8129: Overige reiniging
- - 8130: Landschapsverzorging
- - 8211: Brede administratieve dienstverlening
- - 8219: Secretariële dienstverlening
- - 8220: Callcenters
- - 8230: Organiseren van congressen en beurzen
- - 8291: Kredietinformatie- en incassobureaus
- - 8292: Pakken, sorteren e.d. in loon
Tuinbouw Overig 8299: Overige zakelijke dienstverlening n.e.g.
- - 8411: Algemeen overheidsbestuur
- - 8412: Openbaar bestuur op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, cultuur en welzijn
(geen sociale
- - 8413: Openbaar bestuur op het gebied van het bedrijfsleven
- - 8421: Buitenlandse zaken
- - 8422: Defensie
- - 8423: Justitie
- - 8424: Politie
- - 8425: Brandweer
- - 8430: Verplichte sociale verzekeringen
- - 8520: Primair en speciaal onderwijs
- - 8531: Algemeen vormend voortgezet onderwijs
- - 8532: Middelbaar beroepsonderwijs en educatie
- - 8541: Niet-universitair hoger onderwijs
- - 8542: Universitair hoger onderwijs
- - 8551: Sport- en recreatieonderwijs
- - 8552: Cultureel onderwijs
- - 8553: Auto- en motorrijscholen
- - 8559: Overig onderwijs n.e.g.
- - 8560: Dienstverlening voor het onderwijs
- - 8610: Ziekenhuizen en geestelijke gezondheids- en verslavingszorg met overnachting
- - 8621: Praktijken van huisartsen
- - 8622: Praktijken van medisch specialisten en medische dagbehandelcentra (geen tandheel-
kunde)
- - 8623: Tandartspraktijken
- - 8691: Praktijken van verloskundigen en paramedici
- - 8692: Overige aanbieders van gezondheidszorg zonder overnachting en gezondheidsonder-
steunende
- - 8710: Verpleeghuizen
- - 8720: Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische cliënten
- - 8730: Huizen en dagverblijven voor niet-verstandelijk gehandicapten en verzorgingshuizen
- - 8790: Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting
- - 8810: Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandi-
capten
- - 8891: Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
- - 8899: Ambulante jeugdzorg, maatschappelijk werk en advies en lokaal welzijnswerk
Creatief Kunst 9001: Podiumkunst en -vermaak
Creatief Kunst 9002: Dienstverlening voor uitvoerende kunst
Creatief Kunst 9003: Schrijven en overige scheppende kunst
- - 9004: Theaters, schouwburgen en evenementenhallen
Creatief Cultureel erfgoed 9101: Culturele uitleencentra en openbare archieven
Creatief Cultureel erfgoed 9102: Musea, kunstgalerieën en -expositieruimten
Creatief Cultureel erfgoed 9103: Monumentenzorg
- - 9104: Dieren- en plantentuinen; natuurbehoud
- - 9200: Loterijen en kansspelen
- - 9311: Sportaccommodaties
- - 9312: Buitensport
- - 9313: Fitnesscentra
- - 9314: Binnensport
- - 9315: Watersport
- - 9319: Overige sportactiviteiten
- - 9321: Pret- en themaparken; kermisattracties
- - 9329: Overige recreatie n.e.g.
- - 9411: Bedrijfs- en werkgeversorganisaties
- - 9412: Beroepsorganisaties
- - 9420: Werknemersorganisaties
- - 9491: Levensbeschouwelijke organisaties
- - 9492: Politieke organisaties
- - 9499: Overige belangen- en ideële organisaties; hobbyclubs
Dialogic innovatie ● interactie 66
Topsector Sub-Topsector Bedrijfsklasse
- - 9511: Reparatie van computers en randapparatuur
- - 9512: Reparatie van communicatieapparatuur
- - 9521: Reparatie van consumentenelektronica (geen computers)
- - 9522: Reparatie van elektrische huishoudelijke apparaten
- - 9523: Reparatie van schoenen en lederwaren
- - 9524: Reparatie en stoffering van meubels
- - 9525: Reparatie van uurwerken en juweliersartikelen
- - 9529: Reparatie van overige consumentenartikelen
- - 9601: Reinigen van kleding en textiel
- - 9602: Haar- en schoonheidsverzorging
- - 9603: Uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria en begraafplaatsen
- - 9604: Sauna's, solaria, baden e.d.
- - 9609: Overige dienstverlening n.e.g.
- - 9700: Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel
- - 9810: Niet-gespecificeerde productie van goederen door particuliere huishoudens voor eigen
gebruik
- - 9820: Niet-gespecificeerde productie van diensten door particuliere huishoudens voor eigen
gebruik
- - 9900: Extraterritoriale organisaties en lichamen
Lijst met bedrijfstakken (2-digit)
Topsector Bedrijfsklasse
AgriFood 01: Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht
02: Bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw
AgriFood 03: Visserij en kweken van vis en schaaldieren
Energie 06: Winning van aardolie en aardgas
Energie 0809: (Dienstverlening voor) winning van delfstoffen
AgriFood 101112: Vervaardiging van voedingsmiddelen / drank / tabaksproducten
13: Vervaardiging van textiel
14: Vervaardiging van kleding
15: Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen
16: Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk ( geen
17: Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren
18: Drukkerijen, reproductie van opgenomen media
Chemie 19: Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking
Chemie 20: Vervaardiging van chemische producten
LS&H 21: Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten
Chemie 22: Vervaardiging van producten van rubber en kunststof
23: Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten
Creatief 24: Vervaardiging van metalen in primaire vorm
Creatief 25: Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten)
Creatief 26: Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur
Creatief 27: Vervaardiging van elektrische apparatuur
Creatief 28: Vervaardiging van overige machines en apparaten
Creatief 29: Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers
Creatief 30: Vervaardiging van overige transportmiddelen
LS&H 3132: Vervaardiging van meubels en overige goederen
Creatief 33: Reparatie en installatie van machines en apparaten
Energie 35: Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
Water 36: Winning en distributie van water
Water 373839: Afval(water)inzameling en behandeling / sanering en overig afvalbeheer
Water 414243: Bouwnijverheid
45: Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers
AgriFood 46: Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen)
AgriFood 47: Detailhandel (niet in auto's)
Logistiek 49: Vervoer over land
Logistiek 50: Vervoer over water
Logistiek 51: Luchtvaart
Logistiek 52: Opslag en dienstverlening voor vervoer
Logistiek 53: Post en koeriers
AgriFood 5556: Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
Creatief 58: Uitgeverijen
Creatief 5960: Productie en distributie van films en televisieprogramma´s / verzorgen van uitzendingen
61: Telecommunicatie
HTSM 6263: Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie(technologie)
64: Financiële instellingen (geen verzekeringen en pensioenfondsen)
65: Verzekeringen en pensioenfondsen (geen verplichte sociale verzekeringen)
66: Overige financiële dienstverlening
68: Verhuur van en handel in onroerend goed
Creatief 6970: Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie / holdings en managementadvisering
Dialogic innovatie ● interactie 67
Topsector Bedrijfsklasse
S&O 71: Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies; keuring en controle
S&O 72: Speur- en ontwikkelingswerk
Creatief 73: Reclame en marktonderzoek
Creatief 7475: Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaling en overige consultancy / veterinaire
dienstverlening
77: Verhuur en lease van auto's, consumentenartikelen, machines en overige roerende goederen
79: Reisbemiddeling, reisorganisatie, toeristische informatie en reserveringsbureaus
Tuinbouw 808182: Beveiliging en opsporing / facility mgmt / overige dienstv.
84: Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen
85: Onderwijs
86: Gezondheidszorg
8788: Verpleging, verzorging en begeleiding / Maatschappelijke dienstverlening
Creatief 899091: Kunst / Culturele uitleencentra, openbare archieven, musea, dieren- en plantentuinen, na-
tuurbehoud
93: Sport en recreatie
94: Levensbeschouwelijke en politieke organisaties, belangen- en ideële organisaties, hobbyclubs
95: Reparatie van computers en consumentenartikelen
96: Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche
9798: Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel
99: Extraterritoriale organisaties en lichamen
Dialogic innovatie ● interactie 68
Top-3 van sub-Topsectoren met cross-over positie tussen Topsectoren
UIT
1: AgriFood 2: Chemie 3: Creatieve in-
dustrie 4: Energie 5: HTSM
6: Life sciences & health
7: Logistiek 8: Tuinbouw en
uitg. 9: Water
1 1 Voedingsmid.-ind.
2 Groot- en detailhandel
3 Voedingsmid.-ind.
2 1 Chemische industrie Chemische industrie
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie
3
1 Voedingsmid.-ind. Geen topsector Cultureel erfgoed
2 Voedingsmid.-ind. Geen topsector Geen topsector
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Media en entertain-
ment-industrie
4
1 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie
2 Primaire productie Aardolie-verwerking Geen topsector Aardolie-verwerking
3 Aardolie-verwerking Chemische industrie Gerelateerde activitei-
ten
Gerelateerde activitei-
ten
5
1 Vervaardiging van
transportmiddelen Chemische industrie Geen topsector Geen topsector
Vervaardiging van
transportmiddelen
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
3 Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Chemische industrie
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Metaalindustrie
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
6
1 Geen topsector Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie Geen topsector Speur- en ontwikke-
lingswerk
2 Vervaardiging van
transportmiddelen Chemische industrie Geen topsector
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Medische instrumenten -
3 Chemische industrie Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Medische instrumenten Geen topsector
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten -
7
1 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Vervaardiging van
transportmiddelen Geen topsector
Vervaardiging van
transportmiddelen Metaalindustrie
Opslag, dienstverlening
en supportactiviteiten
2 Voedingsmid.-ind. Vervaardiging van
transportmiddelen
Media en entertain-
ment-industrie Geen topsector Geen topsector Geen topsector Geen topsector
3 Voedingsmid.-ind. Geen topsector Voedingsmid.-ind. Transport en overslag Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Transport en overslag
8 1 Groot- en detailhandel Chemische industrie Geen topsector Aardgas Metaalindustrie Voedingsmid.-ind. Overig Primaire productie
2 Primaire productie Voedingsmid.-ind. Overig Primaire productie Primaire productie Farmacie Metaalindustrie Primaire productie
3 Primaire productie Groot- en detailhandel Geen topsector Primaire productie Voedingsmid.-ind. Geen topsector Geen topsector Primaire productie
9
1 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Kunst Aardgas Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Geen topsector Geen topsector Primaire productie Geen topsector
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Geen topsector Metaalindustrie Geen topsector Deltatechnologie Voedingsmid.-ind. Geen topsector
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Watertechnologie, en -
behandeling
Maritieme maakindu-
strie
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Geen topsector Metaalindustrie Aardgas
10
1 Voedingsmid.-ind. Speur- en ontwikke-
lingswerk Medische instrumenten
Watertechnologie, en -
behandeling
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten - Primaire productie
Speur- en ontwikke-
lingswerk
Watertechnologie, en -
behandeling
2 Primaire productie Vervaardiging van ma-
chines en apparaten - - Medische instrumenten -
Watertechnologie, en -
behandeling Primaire productie Primaire productie
3 Primaire productie Farmacie - - Speur- en ontwikke-
lingswerk - Primaire productie - Primaire productie
Dialogic innovatie ● interactie 69
IN 1: AgriFood 2: Chemie 3: Creatieve in-
dustrie 4: Energie 5: HTSM
6: Life sciences & health
7: Logistiek 8: Tuinbouw en
uitg. 9: Water
1 1 Voedingsmid.-ind.
2 Voedingsmid.-ind.
3 Voedingsmid.-ind.
2 1 Aardgas Chemische industrie
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie
3
1 Groot- en detailhandel Chemische industrie Geen topsector
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Kunst
3 Geen topsector Media en entertain-
ment-industrie Geen topsector
4
1 Geen topsector Geen topsector Gerelateerde activitei-
ten Aardgas
2 Aardgas Aardgas Geen topsector Geen topsector
3 Voedingsmid.-ind. Aardgas Media en entertain-
ment-industrie
Watertechnologie, en -
behandeling
5
1 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Gerelateerde activitei-
ten
Vervaardiging van
transportmiddelen
2 Metaalindustrie Aardolie-verwerking Geen topsector Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
3 Voedingsmid.-ind. Metaalindustrie Media en entertain-
ment-industrie Chemische industrie Metaalindustrie
6
1 Primaire productie Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie Chemische industrie Farmacie
2 Chemische industrie Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie Metaalindustrie Speur- en ontwikke-
lingswerk
3 Media en entertain-
ment-industrie Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten -
7 1
Vervaardiging van
transportmiddelen Geen topsector Geen topsector Aardgas
Vervaardiging van
transportmiddelen
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
Opslag, dienstverlening
en supportactiviteiten
2 Voedingsmid.-ind. Transport en overslag Geen topsector Geen topsector Geen topsector Chemische industrie Primaire productie
3 Primaire productie Chemische industrie Transport en overslag Chemische industrie Geen topsector Groot- en detailhandel Transport en overslag
8
1 Groot- en detailhandel Chemische industrie Geen topsector Primaire productie Primaire productie Voedingsmid.-ind. Primaire productie Overig
2 Voedingsmid.-ind. Groot- en detailhandel Geen topsector Geen topsector Metaalindustrie Groot- en detailhandel Groot- en detailhandel Primaire productie
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Chemische industrie Geen topsector Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Primaire productie Primaire productie
9
1 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Gerelateerde activitei-
ten Chemische industrie Geen topsector
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Geen topsector Geen topsector Geen topsector
2 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Geen topsector Maritieme maakindu-
strie
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten Metaalindustrie Geen topsector
Vervaardiging van ma-
chines en apparaten
Opslag, dienstverlening
en supportactiviteiten
3 Primaire productie Geen topsector Geen topsector Geen topsector Metaalindustrie Speur- en ontwikke-
lingswerk Geen topsector Metaalindustrie Chemische industrie
10
1 Voedingsmid.-ind. Farmacie Chemische industrie Chemische industrie Metaalindustrie - - Primaire productie Speur- en ontwikke-
lingswerk
2 Farmacie Chemische industrie Primaire productie Chemische industrie - - - Chemische industrie
3 Voedingsmid.-ind. Chemische industrie Vervaardiging van ma-
chines en apparaten - - - -
Contact:
Dialogic Hooghiemstraplein 33-36 3514 AX Utrecht Tel. +31 (0)30 215 05 80 Fax +31 (0)30 215 05 95 www.dialogic.nl