Cradle-To-cradle in Gebiedsontwikkeling Terugblik
-
Upload
henk-renting -
Category
Documents
-
view
16 -
download
1
Transcript of Cradle-To-cradle in Gebiedsontwikkeling Terugblik
Cradle-to-Cradle in gebiedsontwikkelingtien waardevolle aanbevelingen
van een community of practiceterugblik
Cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling
tien waardevolle aanbevelingen van een community of practice
Cradle-to-Cradle in gebiedsontwikkelingtien waardevolle aanbevelingen
van een community of practiceterugblik
Colofontekst: lidwien Reyn, senternovem/leren voor
duurzame ontwikkeling
Cees Anton de Vries, RnR group
eindredactie: nicole bronzwaer, local Color Communications
Vormgeving: Van Zandbeek Communicatie & Creatie
drukwerk: Ministerie van economische Zaken/iZ
Cradle to Cradle in gebiedsontwikkeling is gedrukt op:
binnenwerk – lessebo natural. lessebo is PeFC gecertificeerd.
PeFC (Program for endorsement of Forest Certification schemes)
is het international keurmerk voor duurzaam bosbeheer.
omslag – trucard, vervaardigd uit 100% elementair chloorvrije
cellulose (eCF – elementary Chlorine Free), afkomstig uit
zorgvuldig beheerde productiebossen over de hele wereld.
Voorwoord sinds enige tijd waait er een verfrissende wind door planologisch
nederland. bestuurders, ontwerpers, managers, burgers en
ondernemers stellen zich de vraag hoe weerbarstige ruimtelijke
processen niet tot ‘minder slechte’, maar tot ‘betere’ gebieden
kunnen leiden. dit perspectief krijgt volle vaart door de cradle-to-
cradlebenadering. Het gaat om het creëren van echte meerwaarde
voor mensen, natuur en economie in de ruimtelijke inrichting.
Producten en gebouwen kunnen op cradle-to-cradle manier worden
ontworpen en geproduceerd, maar op het schaalniveau van een
stadsdeel, of een regio is deze benadering nog niet uitgewerkt.
werken aan methoden die ‘upcyclen’ van gebieden mogelijk
maken, is een kwestie van persoonlijk initiatief. wil de wind van
vernieuwing kans van slagen hebben, dan is het van belang om
persoonlijke bijdragen zichtbaar te maken, te ondersteunen, uit te
werken en te combineren. en dat is het doel van de community of
practice Cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling die in 2008 van
start is gegaan. inmiddels ondersteunen het programma leren
voor duurzame ontwikkeling, kenniscentrum Habiforum en het
ministerie van VRoM het vervolg van dit initiatief.
deze publicatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de
neerslag van gesprekken en werksessies met betrokkenen van
ondermeer de schaalsprong in Almere, klavertje 4 in de regio
Venlo, de ondertunneling van de A2 in Maastricht en Park 20/20
in Haarlemmermeer. Het tweede deel gaat over het ontwerp van
het programma oneindig laagland, zoals we dat in 2009 gaan
uitbouwen. daarmee is deze publicatie interessant voor iedereen
die betrokken is bij duurzame gebiedsontwikkeling in nederland
en die behoefte heeft kennis en ervaring uit te wisselen buiten de
eigen uitvoeringsprojecten.
Lidwien Reyn, Rosa Lucassen, Cees Anton de Vries.
inhoudsopgaveCradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling pag. 7
tien waardevolle aanbevelingen pag. 8
start gebiedsontwikkeling met principes pag. 10
Verbind eigenaren aan doelstellingen pag. 13
gebruik bestaande kennis en ervaring pag. 15
stuur als overheid op condities en kwaliteit pag. 15
sluit de kringlopen in de lagenbenadering pag. 17
neem tijd voor inspiratie pag. 18
wat innovatief is, wordt in de relatie bepaald pag. 21
laat de innovatiemachine draaien pag. 22
streef naar inherente duurzaamheid pag. 26
ontwerp met overmaat pag. 27
deelnemers aan de community of practice 2008 pag. 28
In welke gebiedsontwikkelingsprojecten overwegen overheden cradle-to-cradle?
• Floriade 2012, Klavertje 4 en Greenport Venlo
in regio Venlo• Ondertunneling van de A2 in Maastricht
• Werkstad A4 en Park 20/20 in Haarlemmermeer
• Schaalsprong 2030 in Almere
1 Gemeente Maastricht heeft zich halverwege het traject teruggetrokken vanwege een andere inhoudelijke focus
Het enthousiasme en de gedrevenheid voor de ontwikkeling van
gebieden op een cradle-to-cradlewijze is heel groot. Projectleiders
en beleidsmedewerkers van overheden met ruimtelijke ambities
zoals de regio Venlo, Maastricht , gemeente Haarlemmermeer
en gemeente Almere zijn echter vaak nog zoekende naar de
geschikte cradle-to-cradle-oplossingen. Zij hebben behoefte
aan bijeenkomsten, als plek om mensen te ontmoeten die zich
ook met duurzame ruimtelijke ontwikkeling bezighouden. Voor
het programmabureau leren voor duurzame ontwikkeling
was dit aanleiding om begin 2008 een community of practice
Cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling te organiseren. behalve
bovengenoemde gemeenten deden vanuit de provincies Flevoland,
noord-Holland en limburg mee. dienst landelijk gebied (dlg),
gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf (gob), senternovem en
tno waren bij de community of practice betrokken. Het programma
leren voor duurzame ontwikkeling en de RnR group boden
ondersteuning.
deze publicatie geeft tien adviezen voor cradle-to-cradle in
gebiedsontwikkeling. Afgewisseld met persoonlijke leerervaringen
van deelnemers, en opgetekend na vijf bijeenkomsten. de
community of practice kent ook een vervolg. over de nieuwe opzet
én de voorwaarden voor deelname leest u in het andere gedeelte
van dit boek.
Cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling
6 7
Madlen Azaroglu, provincie Limburg:
‘We lopen vaak tegen hetzelfde aan’
‘Als projectleider van ‘De Duurzame Buitenring Parkstad
Limburg’ doe ik ondermeer onderzoek naar de mogelijkheden
om de buitenring zo duurzaam mogelijk aan te leggen. In de
community of practice werd het mij duidelijk dat we vaak tegen
hetzelfde aanlopen. Een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk is het
omgaan met weerstand. Bij duurzame ontwikkeling is de vraag
al snel: wat zijn de kosten? Terwijl je duurzame ontwikkeling
ook kunt zien als een diepte-investering voor de toekomst.
Resultaten zijn veelal op de lange termijn zichtbaar. Duurzame
ontwikkeling is een breed begrip waar niet iedereen zich iets
bij voor kan stellen. Een goede communicatie waarbij je zoveel
mogelijk belanghebbenden betrekt, is daarom belangrijk. Laat hen
echt kennismaken met het thema duurzame ontwikkeling. In dat
opzicht was de presentatie van Cees Anton de Vries over tactics
interessant. Door medestanders te verzamelen kun je ook dichter
bij je doel te komen.’
Cradle-to-cradl e in gebiedsontwikkeling: tien waardevol le aanbevelingen
Marion Bakker, SenterNovem:
‘Met principes weer terug naar de basis’
Vanuit Kompas houdt Marion Bakker zich bezig met
procesbegeleiding van locaties die hogere energieambities als
doel hebben. Daarbij maakt ze gebruik van opgedane kennis
bij koplopers. ‘Bij SenterNovem maken we nu de stap naar het
ondersteunen van bredere duurzaamheid en die ambities vertalen
we naar concrete acties op de locaties zelf. SenterNovem heeft
veel ervaring en kennis bij het concreet maken van afzonderlijke
duurzaamheidsambities. Zaak is nu om deze kennis te bundelen
en in te zetten voor cradle-to-cradle op gebiedsniveau. Cradle-
to-cradle haalt je uit de waan van de dag. Wanneer je het
gebiedsontwikkelingsproces start met principes, ga je weer terug
naar de basis: wat vinden we echt belangrijk?’
8 9
De Almere Principles
Voor een ecologisch, sociaal en economisch duurzame toekomst van Almere 2030
Almere, de nieuwe stad die dertig jaar geleden werd ontworpen op uit zee gewonnen land, zal in 2030
leefbaar en gezond zijn. Ze zal zichzelf aanhoudend vernieuwen en omvormen en daarmee de kwaliteiten
van haar meerkernige opbouw en haar omgeving versterken. Almere zal een vitale gemeenschap zijn
met een rijke verscheidenheid aan woon- en werkmogelijkheden, in een weldadige overvloed van ruimte,
water, natuur en cultuurlandschappen die door de tijd heen kunnen groeien en veranderen.
De Almere Principles zijn bedoeld als inspirerend richtsnoer voor iedereen die in de komende decennia
betrokken is bij het doorontwerpen van Almere tot een duurzame stad. De verwerkelijking van deze visie
is een cultuurdaad, en de uitdrukking van een optimistische benadering van de toekomst.
1 Koester diversiteit
Om de stad te verrijken, erkennen wij diversiteit als een bepalend kenmerk van robuuste
ecologische, sociale en economische systemen. Door op ieder terrein diversiteit te waarderen en
aan te moedigen, zal Almere gedijen als een stad die rijk is aan variatie.
2 Verbind plaats en context
Om de stad te verbinden, zullen wij haar identiteit verankeren en versterken. De stad zal vanuit
eigen kracht en tot wederzijds voordeel actieve relaties onderhouden met de haar omringende
gemeenschappen in breedste zin.
3 Combineer stad en natuur
Om de stad betekenis te geven, zullen wij bewust streven naar unieke en bestendige combinaties
van het stedelijke en het natuurlijke weefsel, en naar een verhoogd besef van de menselijke
verbondenheid met de natuur.
4 Anticipeer op verandering
Om op de evolutie van de stad voort te bouwen, zullen wij een ruime mate van flexibiliteit en
aanpasbaarheid in onze plannen en programma’s opnemen, en daarmee onvoorspelbare kansen
voor toekomstige generaties mogelijk helpen maken.
5 Blijf innoveren
Om de stad vooruit te brengen, zullen wij nieuwe en verbeterde processen, technologieën en
infrastructuren aanmoedigen en experimenten en kennisuitwisseling ondersteunen.
6 Ontwerp gezonde systemen
Om de stad te verduurzamen, zullen wij in onze stedelijke systemen ‘cradle to cradle’-oplossingen
benutten, in het besef van de onderlinge afhankelijkheid van ecologische, sociale en economische
gezondheid op ieder schaalniveau.
7 Mensen maken de stad
Vanuit de erkenning dat burgers de drijvende kracht zijn in het maken, behouden en verduurzamen
van de stad, ondersteunen wij hun streven om hun unieke mogelijkheden te verwezenlijken, met
bezieling en waardigheid.
De woorden van de Almere Principles zullen tot leven komen en betekenis krijgen door menselijk
handelen, en door hen op elk niveau als beginsel te nemen van ieder ontwerp voor de stad als geheel.
uit tot een regionaal centrum dat waarde toevoegt aan de
stromen water, energie, kleding, voedingsstoffen, bouw- en
verpakkingsmaterialen, en wordt bestuurd als een bedrijf.
Huiseigenaren zijn producenten van de toegevoegde waarde
van (bouw)materiaalstromen en gebiedskwaliteit. elke nieuwe
buurt, elk nieuw bouwblok zorgt voor werkgelegenheid met
een kleinschalige energieproductie, behandeling van afvalwater
en re-assemblage. een business & sciencecenter duurzame
gebiedsontwikkeling is hiervoor een vliegwiel. elke bouwplaats is
een praktijklaboratorium.’
Via de principes, doelen, strategie en tactiek stel je uiteindelijk
de kavels vast. waar komen bepaalde functies? Hoeveel vierkante
meters kunnen we bebouwen? in het traditionele ontwerpproces is
dit vaak het vertrekpunt.
start gebiedsontwikkeling met principeswat zijn de ambities bij het ontwikkelen van een gebied?
Verbeteren of vernieuwen? bij cradle-to-cradle is er altijd de
ambitie om te vernieuwen! de omschakeling van verbeteren
naar vernieuwen is een gezamenlijk leerproces. Het is dan niet
ondenkbaar om vast te lopen, langs elkaar heen te praten en
te twijfelen of geleverde inspanningen effectief zijn. er zijn
dan andere ankerpunten nodig, zoals een helder, gedeeld beeld
van de toekomst. bij cradle-to-cradle gaat het om het effectief
herontwerpen vanuit een visie wat een gebied moet zijn.
startpunt is het gezamenlijk vaststellen van de identiteit en
ontwerpbeginselen van het gebied: de principes.
Voor de wereldtentoonstelling in 2000 in Hannover is voor het
eerst met een set principes voor duurzaam design en bouwen
gewerkt. de provincie limburg, de regio Venlo en de gemeente
Almere hebben voor de ontwikkeling van hun regio heldere
principes opgesteld. ook Haarlemmermeer ontwikkelt het
bedrijvenpark 20/20 vanuit principes.
Persoonlijke betekenisom van principes naar doelen te komen is het nodig om een
principe persoonlijke betekenis te geven. Almere vertaalt het
principe ‘blijf innoveren’ als ‘om de stad vooruit te brengen,
moedigen wij nieuwe en verbeterde processen, technologieën
en infrastructuren aan en ondersteunen wij experimenten
en kennisuitwisseling’. Het beeld van Almere-oost is dan een
‘upcycle city’. nog concreter vertaald: ‘Almere-oost groeit
10 11
Adrie de Groot-van Dam, TNO
‘Samenwerking vraagt om uithoudingsvermogen en regie’
Adrie de Groot ontwikkelt concepten zoals cradle-to-
cradlerenovatie en de ‘eetbare wijk’. Zij vindt het belangrijk om
cradle-to-cradle meetbaar te maken en een taal te ontwikkelen
waarmee je kunt communiceren wat de visie voor alle betrokken
actoren inhoudt. ‘Het valt mij op dat we veel kennis niet benutten
en we nog veel wielen uitvinden. Veel ‘oude’ Dubo-kennis en
eerdere ervaringen kunnen de concrete realisatie van cradle-to-
cradleprojecten verrijken, zonder dat we in oude fouten vervallen.
Het is bovendien leuk én goed voor de economie. Maar wíllen
samenwerken en delen van kennis is één. De praktijk toont aan
dat dit een weerbarstig proces is, dat uithoudingsvermogen en
regie vraagt.’
Vanuit principes kun je de prestatiedoelen en –indicatoren per
schaalniveau vaststellen. Het is essentieel dat bij doelen ook
eigenaren horen die de verantwoordelijkheid voelen en nemen om
die prestatie te leveren. Het is eenvoudig zulke vitale doelen op
tafel te krijgen. Je vraagt gewoon: ‘wat vind jij nu echt belangrijk?’
en ‘Hoe ziet het resultaat er dan uit?’. die vragen moeten
projectteamleden echt krachtig beantwoorden.
door de complexiteit en lange doorlooptijd bij gebiedsontwikkeling
ligt vrijblijvendheid constant op de loer. bijvoorbeeld wanneer
de tijdsdruk of het tekort in de exploitatie oploopt, dan valt het
projectteam terug in de productie van inhoud. een project dat in
middelmaat is teruggevallen, kun je herkennen aan de deelname
van allerlei spelers die welwillend en zelfs deskundig zijn, maar
geheel vrijblijvend meedenken en meepraten. Maak daarom rond
een prestatie-eigenaar een ondernemende groep die bestaat uit
publieke, private en particuliere partijen en zorg dat het proces
ondersteund wordt om de doelen duurzaam te realiseren.
Verbind eigenaren aan doelstellingen
Paul de Gouw, Venlo:
‘Op welke punten en bij wie is er enthousiasme?’
Bij de start van de community of practice was Paul de Gouw,
verantwoordelijk voor het ruimtelijk ontwerp voor het project
Klavertje 4 in de regio Venlo, net begonnen met het verkrijgen van
commitment van de bestuurlijk verantwoordelijken. ‘Het helpt
om te zoeken bij wie en op welke punten er enthousiasme is. De
eerste reacties van de bestuurders op het ontwerp van Klavertje
4 waren niet direct positief. Ze zagen vooral veel problemen.
Het ontwerpteam is met de kritiekpunten aan het werk gegaan
en heeft hiervoor oplossingen bedacht. Het gaat erom dat je laat
zien wat je wél met een ontwerp kunt. Bijvoorbeeld wat je aan
CO2-reductie kunt scoren door samen te werken.’ De Gouw
is ervan overtuigd dat het bij elkaar brengen van mensen echt
helpt. ‘Ik gebruik in de praktijk vaak de 2x2-vragenmethode
van Kessels en Smit. Wat maakt wat wij doen belangrijk? Welk
resultaat zien we als het lukt? Wat heb ik nodig? Wat ga ik doen?
Ik ben ervan overtuigd dat in het beter samenwerken, naar elkaar
luisteren, zoeken naar goede dingen, en aan de slag gaan nog veel
mogelijkheden zitten!’
12 13
Joost van Faassen, gemeente Haarlemmermeer:
‘Heb vertrouwen in elkaars kennis en kunde’
Bij de start van de community of practice was Joost van
Faassen, stedenbouwkundig beleidsadviseur, bezig met de
ontwikkeling van Amsterdam Connecting Trade. ‘Hoe kan de
efficiency van integrale gebiedsontwikkeling op energie en afval
zo goed mogelijk gedaan worden? Ook voor de ontwikkeling
van PrimAviera, het glastuingebied bij Rijsenhout kijken we
naar een samenhangende energie-ontwikkeling met een goede
groene en blauwe structuur. De benadering van Almere over het
eigen maken van principes en het werken vanuit eigenaren en
verantwoordelijkheden was voor mij een echte eye-opener. Het
is niet alleen top-down, maar ook bottom-up. Een organisatie
is kennis en kennis is organisatie! In de volgende stap gaat het
mij echt helpen om meer samen te werken, kennis te delen en
vertrouwen te hebben in elkaars kennis en kunde.’
Rik Rolleman, gemeente Haarlemmermeer
‘Blijf continue schakelen tussen de niveaus’
‘Wil je cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling toepassen,
dan moet je voortdurend schakelen tussen het gebiedsniveau,
het planniveau, het projectniveau en het gebouwniveau,’
vindt Rik Rolleman, programmamanager voor de integrale
gebiedsontwikkeling van de Oostflank van de Haarlemmermeer.
‘Dat is anders dan vroeger waarbij je top-down werkte. Je moet nu
continue kijken naar de beste oplossing en voortdurend afwegen
wat je gaat doen. Voor mij is dat het belangrijkste leerpunt uit
de community of practice. Helaas beperkt de huidige sectorale
wetgeving zoals de MilieuEffectRapportage dit schakelen nog.
Want die wetgeving is niet gericht op innovatie tijdens een project.’
stuur als overheid op condities en kwaliteit
er is discussie over de rol van de overheid bij het ontwikkelen van
cradle-to-cradle in gebiedsontwikkeling. in deze fase van incidentele
duurzaamheid naar inherente duurzaamheid ontbreekt veelal de
samenhang tussen de vele initiatieven. er is ook nog geen helder
eindbeeld. de rol van de overheid is daardoor enigszins diffuus.
Zij kan niet op een klassieke, resultaatgerichte manier op inzet
van tijd en geld sturen. Hooguit stuurt zij slim, waarbij zij kansen
weegt, empathisch is en systeemgerichte interventies herkent.
we spreken dan van ontwikkelingsgericht sturen op kwaliteit.
Conditiesturingin de samenwerking met de markt ligt de rol van de overheid dan op
conditiesturing. de overheid formuleert heldere uitgangspunten, gaat
uit van de kracht van de ander en biedt ruimte voor nieuwe, slimme,
oplossingen. de ontwerpprincipes en het functioneel specificeren in
termen van kwaliteit zijn hulpmiddelen waarmee je de innovatieve
kracht van de markt en de samenleving kunt benutten. Zo werken
in limburg de principes als toetsingskader voor de provinciale
overheid. de overheid stelt dat de zon de energieleverancier is.
Hoe je de zon als energieleverancier gebruikt, is aan de markt.
gebruik bestaande kennis en ervaring
inmiddels is er in nederland veel kennis en ervaring op het
gebied van duurzaam bouwen. in de vertaalslag van doelen naar
strategie maken projectteams vaak gebruik van beschikbare
duurzaamheidsinstrumenten zoals duurzaamheidsprofiel op locatie
(dPl), gPR gebouw, leadership in energy and environmental
design (leed), energieprestatie op locatie (ePl), greenCalc+ en
bReeAM.
deze instrumenten zijn echter gerelateerd aan één schaalniveau,
terwijl cradle-to-cradle juist uitgaat van een integrale benadering
door alle schaalniveaus heen. stel daarom, voorafgaand aan het
inzetten van dit soort instrumenten, de goede vragen. Zijn we op
de juiste weg? Creëren we waarde? dragen we bij aan het grote
doel? Maak pas daarna zaken meetbaar en breng ze vervolgens
weer naar het geheel.
14 15
Uitgangspunt bij gebiedsontwikkeling is de opbouw in drie
lagen: ondergrond, infrastructuur en activiteiten. dit heet de
lagenbenadering. deze lagenbenadering is te verrijken met
het sluiten van de kringlopen. Het gaat dan om het sluiten van
ecologische kringlopen op het niveau van het blauwe en groene
casco, de economische kringlopen op de laag van de infrastructuur,
en de sociale kringlopen op de occupatielaag. de tijd die elk van
die kringlopen nodig heeft om tot een gesloten systeem te komen,
verschilt. bij cradle-to-cradle gebiedsontwikkeling moet de ene
laag en kringloop van meerwaarde zijn voor de andere laag en
kringloop. deze interessante gedachte behoeft verdere uitwerking
en brengt ons op vervolgvragen als : ‘Hoe richt je de halffabrikaten
ten opzichte van elkaar in? wat zijn de vragen bij het opstellen van
de principes waardoor de kringlopen sluiten?’.
sluit de kringlopen in de lagen benadering
16 17
oorspronkelijkheidHoe houd je de oorspronkelijke inspiratie vast en hoe motiveer je
anderen? blijf zelf geïnspireerd door je af te vragen waarom je het
ook alweer deed. neem tijd voor je eigen inspiratie. Van daaruit
inspireer je ook weer anderen. inspiratie is echter een raar ding.
Je pakt het niet vast, maar je hebt er wel plezier van.
‘Jat uit alles wat geïnspireerd overkomt of je verbeelding prikkelt.
Vreet films, muziek, boeken, schilderijen, gedichten, foto’s,
gesprekken, dromen, bomen, architectuur, straatnaambordjes,
wolken, licht en schaduw. Jat alleen dingen die rechtstreeks tot
je ziel spreken. Dan zal je werk (en je jatwerk) oorspronkelijk zijn.
Oorspronkelijkheid is van onschatbare waarde. Originaliteit bestaat
niet. Doe geen moeite om je jatwerk te verbergen, hemel het op
als daar zin in hebt. Onthoud wat Jean-Luc Godard zei: ‘Het gaat
niet om waar je de dingen vandaan haalt, maar om waar je ze
naartoe brengt’,’ uit Paul Arden, ‘wat je ook denkt, keer het om’.
Vincent Tiel Groenestege, Dienst Landelijk Gebied:
‘Je hoeft het inhoudelijk niet helemaal te snappen’
Vanuit Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf kreeg Vincent
Tiel Groenestege de vraag te onderzoeken of het concept cradle-
to-cradle is toe te passen op gebiedsontwikkeling. 'Of het kan
weet niemand, ook de grondleggers van cradle-to-cradle niet.
Tijdens het onderzoek hebben we de vraag daarom omgedraaid.
Dus als je zegt gebiedsontwikkeling te willen op een cradle-to-
cradlemanier, wat moet je dan doen om de ruimte voor cradle-
to-cradle zo groot mogelijk te maken. Wat moet je dan anders
doen dan je nu doet? Dat heeft geleid tot een aantal noties, zoals:
denk in investeringen in plaats van kosten, gebruik het gebied
als kapitaal en kijk naar gebieden in kringlopen op verschillende
schaalniveaus. Wel heb ik tijdens het onderzoek af ten toe
getwijfeld aan mijn eigen inbreng. Een groep enthousiaste experts
zat bij elkaar en ik kon de inhoud niet altijd volgen. Ik dacht:
wat is mijn rol nu nog? Hoe houd ik zelf mijn inspiratie vast?
Terugkijkend is het bij elkaar brengen van die experts met heel
verschillende achtergronden en het omkeren van de vraag, mijn
grootste bijdrage geweest. Voor het vervolg wil ik vanuit de rol van
facilitator die enthousiasmeert en openingen maakt, bijdragen
om cradle-to-cradle een stap verder te brengen, in plaats van het
inhoudelijk allemaal te willen snappen.'
Ursula Lukassen, gemeente Venlo
‘Het is daadwerkelijk pionieren’
‘We zoeken nog echt. Het is daadwerkelijk pionieren, want
antwoorden zijn er nog niet.’ Ursula Lukassen is bestuursadviseur
van Gemeente Venlo en houdt zich bezig met het versnellen en
aanjagen van regionale projecten en initiatieven zoals Floriade
2012, Klavertje 4, Greenpark. ‘In Noord-limburg hebben we een
brede benadering gekozen, en zijn er behoorlijk wat stappen gezet.
Maar iedere regio moet vooral zijn eigen profiel kiezen. Het gaat
niet om cradle-to-cradle an sich, maar om wat je ermee doet.
Inspiratie van anderen helpt daarbij . Ook is het belangrijk om
snel naar de uitvoering te gaan. Zodat je laat zien wat je met de
ontwerpfilosofie kunt doen.’
in een gebiedsontwikkelingtraject beleef je als individu en als
ontwikkelgroep voortdurend de achtbaan van het creatieproces van
Robert Coppenhagen.
in dit proces is de voeding, rechtsonder, het startpunt van de
creatie, waarna de fasen van beeld, samenwerking en vorm elkaar
opvolgen. Het creatieproces komt vervolgens in de volgende lus
terecht. gevoed en geïnspireerd door Michael braungart, william
Mcdonough, dick thesing, Adri duyvenstein en Rob van Hattum
raakten mensen enthousiast en gedreven. die inspiratie kreeg een
beeld en woorden in de uitwerking van de principes per gebied. bij
de vertaling van die principes naar doelen en strategie gaat het
om het definiëren van duurzame prestatiedoelen per schaalniveau
en eigenaar. de volgende stap is die naar de vorm, en gaat het om
plannen, organiseren en uitvoeren.
neem tijd voor inspiratie
1918
André van Eijk, provincie Noord-Holland:
‘Vooral aanhaken op wat we góed doen’
Als beleidsadviseur Milieu levert André van Eijk vanuit het per-
spectief milieu en klimaat bijdragen aan ruimtelijke producten zoals
de provinciale structuurvisie, Ontwikkelingsbeeld Metropool-
regio Amsterdam en verschillende gebiedsontwikkelingsprojecten.
‘Cradle-to-cradle zie ik vooral als een concept om duurzame
gebiedsontwikkeling handen en voeten te geven, in plaats van een
doel op zich. Binnen mijn eigen organisatie haak ik aan op wat we
goed doen. Dat betekent dat ik verbinding zoek met onderwerpen,
projecten, projectleiders en vanuit hun denkkader en behoeften
samen met hen duurzaamheid concreet maak. Vanuit mijn positie
zou het dan ook het mooist zijn als we cradle-to-cradle snel
weten te concretiseren naar maatregelen voor duurzame gebieds-
ontwikkeling, ook al snap ik inmiddels dat vooral het proces bij
cradle-to-cradle een voorwaarde is om tot die inhoud te komen.’
Het woord ‘innovatie’ roept hooggespannen verwachtingen op.
wat nieuw en innovatief is, is echter voor iedereen verschillend en
wordt in de relatie bepaald. innoveren in gebiedsontwikkeling kan
op twee manieren. nieuwe partijen maken gebruik van beproefde
technologie of bestaande partijen passen nieuwe technologie toe.
Vele decennia domineerde de inhoud het debat over duurzaamheid.
Zoveel ton Co2, zoveel vierkante meter zonnecollectoren, zoveel
centimeter zeespiegelstijging, zoveel ijsberen minder. de inhoudelijke
analyses en voorstellen verscherpten welles-nietes discussies en
verdiepte de waterscheiding tussen believers en cynici. inhoudelijke
focus leidt tot tweedeling, polarisatie en hiërarchisch afdwingen van
verandering. wil je echt verandering brengen in gebiedsontwikkeling,
dan vereist dit een andere benadering. een benadering waardoor alle
partijen zelf willen vernieuwen én duurzaamheid een strategische
positie krijgt. die benadering vraagt ook andere competenties dan
de vertrouwde vaardig heden van de ingenieur, de ambtenaar en
de controleur. Het gaat om ondernemen, communiceren, verleiden,
ondersteunen en creëren.
ontwikkelingsgericht werkenHoe kun je in een werkveld waar zoveel specialisten een rol
opeisen, ondernemerschap en creativiteit introduceren met
innovatie als resultaat? ontwikkelingsgericht werken biedt
daarvoor een antwoord. daarbij steun en waardeer je uitvoerenden
vooral in hun werk en maak je daaromheen zogenaamde
driedelingen. naast de uitvoerenden of actoren zorg je voor
initiators, opdrachtgevers die echt duurzame kwaliteit willen en
ondersteuners die sturen op de relatie tussen de andere twee.
op die manier zullen duurzame oplossingen minder technisch
gedreven zijn, maar meer gewaardeerd en gevraagd door
bestuurders en eindgebruikers. wanneer projectteams in een
gebied zo werken, dan komen in versneld tempo specifieke
oplossingen voor die locatie beschikbaar. de echte versnelling
in de sector gebeurt pas wanneer andere actoren elders
die oplossingen herkennen en toepassen.
wat innovatief is, wordt in de relatie bepaald
René Blom, gemeente Haarlemmermeer:
‘Door open mind-innovatie kan het razendsnel gaan’
De gebiedsontwikkelingen Westflank Haarlemmermeer,
Amsterdam Connecting Trade en kantorenpark Park 20/20 zijn
projecten waar René Blom zorgdraagt voor de implementatie van
cradle-to-cradleprincipes. Blom probeert verschillende partijen
te verbinden en te inspireren en stemt daarbij internationale,
nationale en regionale kennisontwikkeling voor duurzame
ontwikkeling op elkaar af. ‘Essentieel is dat we de state-of-the-
artkennis en -krachten in Nederland bundelen, zodat cradle-to-
cradle zich snel kan ontwikkelen. Denk aan generieke tools zoals
keuzelijsten met cradle-to-cradlematerialen, maar ook aan het
bij elkaar brengen van kennis en expertise die nu nog los van
elkaar worden ontwikkeld. Het gaat niet alleen om de kennis
van onderzoeksinstituten, maar ook om de specifieke kennis en
expertise van marktpartijen. Openmindinnovatie is daarbij een
belangrijke nieuwe trend. Bedrijven maken dan meer gebruik van
de expertise en denkkracht van andere bedrijven en instituten in
plaats van onderzoek en ontwikkel ing in eigen huis te houden.
Voor mij is nu de vraag: hoe organiseer ik dit allemaal in mijn
gebied? Ik hoop daar in het volgende deel van de community of
practice een antwoord op te krijgen.’
20 21
innovatie in de ruimtelijke ordening komt op gang als je in het
ene project de generieke kwaliteit van een oplossing snel herkent
en dit toepast in een ander project. Je werkt dan met patronen:
herhaalbare elementen die betekenis hebben in de ene context,
en krachtig genoeg zijn in een andere context. Al in 1977 be-
schrijft Christopher Alexander in zijn boek ‘A pattern language’
hoe je de kwaliteit van gebouwen en steden herkenbaar maakt
met patronen. Het boek biedt honderden patronen met generieke
aanbevelingen zoals over de vormgeving van entrees, looproutes,
en de lay-out van ruimtes. de toepassing van patronen op hogere
schaalniveaus van regio’s is nieuw. dat geldt ook voor het ontwik-
kelen van patronen als werkmethode van een lerende organisatie.
Cyclisch werkeneen patroon beschrijft een terugkerend probleem en de kern van
de oplossing op zo’n manier dat je de oplossing talloze keren kunt
toepassen zonder hetzelfde te doen. elk patroon is opgebouwd
in een vast formaat. een reeks patronen in een vakgebied vormt
een patroontaal, die werkmethoden en projectresultaten zichtbaar
en overdraagbaar maakt. daarnaast geeft een patroontaal aan
hoe een organisatie of groep mensen vindt dat zij moet werken.
Patronen zijn erg geschikt om de opbrengst van een community
of practice zichtbaar te maken. in de werksessies starten deel-
nemers vanuit een specifieke probleem in een project en werken
vervolgens aan de specifieke oplossing. daarna kijken ze naar
de essentie van die specifieke oplossing en proberen deze om
te vormen tot een generieke oplossing. die oplossing houden ze
vervolgens tegen het licht van generieke problemen waar de deel-
nemers in veel projecten tegenaan lopen. Als dat een overtuigende
analyse oplevert, wordt de oplossing kort uiteengezet op papier en
bruikbaar voor toepassing bij een ander project. Zo ontstaat een
cyclische manier van werken die mensen, projecten en organisaties
helpt te ‘leren’.
laat de innovatie-machine draaien
Paul Levels, provincie Limburg:
‘Iets wat nog niet honderd procent cradle-to-cradle is, is nog niet slecht.’
‘Vanuit de Limburgse cradle-to-cradleprincipes gaan wij via
ontwerpateliers en studies aan de slag om vorm en inhoud te
geven aan die principes. Daarbij certificeren we bewust niet, maar
maken wel gebruik van duurzaamheidsmethodieken zoals DPL
en de lagenbenadering,’ aldus Paul Levels, programmamanager
bij de provincie Limburg. ‘Door deelname aan de community of
practice wilde ik vaststellen of we op de goede weg zitten. Mijn
eye-openers: koppel doelen aan personen. Je ziet dat bij goede
voorbeelden van duurzame ontwikkeling. Echte innovatieve
duurzame producten lukken alleen als de initiatiefnemer
duurzame ambities in zijn hart heeft gesloten en de eventuele
meerkosten en procedures voor lief neemt. Betrek stakeholders
vroeg en voortdurend bij het ontwerpproces. Zeker bij
gebiedsontwikkeling zijn er vele belangen en partijen. Zorg voor
transparantie en voortdurende communicatie, vooral om de
omzetting van ambities en visie via strategie naar metrics vast
te houden. Maak transparant wat je wel of niet doet en waarom.
Geef ook aan of je dit cradle-to-cradle vindt of niet. Veel zaken
kunnen nog niet voor honderd procent cradle-to-cradle, maar zijn
daardoor nog niet slecht.’
2322
Alex van Oost, gemeente Almere
‘Durf stappen te maken naar de praktijk.’
De ontwikkelingsstrategieën voor Almere-Oost moeten laten
zien hoe er tussen 2010 en 2030 15.000 tot 40.000 woningen
en 40.000 tot 60.000 arbeidsplaatsen kunnen komen. Alex van
Oost, strategisch adviseur Duurzaamheid bij de gemeente:
‘Kennisontwikkeling en –exploitatie is daarin een leidend
principe. Het nieuwe DuurzaamheidsLab Almere is daarvoor de
beoogde regisseur, het ‘brein’ van Almeres duurzaamheidstreven.
Het verzamelt kennis en inzichten, bouwt een geheugen op,
vormt een netwerk van overheid, deskundigen, bedrijven en
burgers. Ook stimuleert het nieuwe ideeën, brengt uiteenlopende
disciplines en opvattingen bij elkaar, en verbindt theorie en
praktijk. Vanuit dat denken hebben wij samenwerking gezocht
met SenterNovem.’
Kunst
Wat zijn Van Oosts leerpunten uit de community of practice?
‘Innovatie wordt in de relatie bepaald en hangt af van je
persoonlijke referentie. Het is van belang verbinding te maken,
persoonlijk en in je partnerships. Als je afspraken maakt op
inhoud, verandert het proces nog niet. Onzekerheid op het
middenniveau in een organisatie vormt een belangrijke blokkade
in het veranderingsproces. Tenslotte kan het sturen op zekerheden
en het vermijden van risico’s leiden tot een eindeloos proces van
denken en afwegen. De kunst zit hem in het durven maken van
stappen naar de praktijk, in het besef van alle onzekerheden.’
Icoon
Almere is een unieke mogelijkheid om een icoon voor
duurzaamheid te realiseren vindt Van Oost. ‘Zowel qua fysieke
uitwerking, maar ook qua inrichting van het proces en organisatie.
Cradle-to-cradle is immers niet alleen ‘re-making the way we
make things’, maar ook ‘re-designing the things we design’ en
‘re-organizing’ of ‘re-planning’. In het begin stuit je op weerstand,
alles is nieuw. De vraag is dan: hoe neem ik mensen daarin mee?
In Almere is het DuurzaamheidsLab daarop het antwoord.’
Transitie
‘Om dit lokale koplopersproces verder te versnellen, is erkenning
en ondersteuning nodig vanuit gerelateerde organisaties en
programma’s zoals het Innovatieplatform van Balkenende, het
Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving, de Urgenda
en de Kennisontwikkeling in de Bouw. Je zorgt zo voor meer
innovatiekracht rond bepaalde thema’s en dat werkt door naar de
BV Nederland. Als je dan ook nog samenwerkt met de koplopers
in grootschalige gebiedsontwikkelingen, zoals Greenport
Venlo, Haarlemmermeer en Stadshavens Rotterdam is zelfs een
economische innovatie mogelijk en draag je bij aan een echte
transitie.’
24 25
Als de functie van een gebied voor generaties is vastgelegd, leidt
dat onherroepelijk tot een cyclus van bouwen en slopen. Het is
immers zeer waarschijnlijk dat de behoeften die tot de initiële
ontwikkeling hebben geleid, in de loop der jaren zijn verdwenen
of veranderd. Cycli van bouw en sloop zijn voor iedereen zichtbaar,
maar tot nu toe neemt niemand ze mee in het ontwerp. de
gebouwde woon- en werkomgeving moet in staat zijn met de
maatschappelijke dynamiek mee te kunnen bewegen, zonder al
te grote bouwkundige werkzaamheden. gebouwen, wijken en
gebieden krijgen daarom een groter vermogen om te veranderen
en houden daardoor rekening met toekomstige functies. door
bewuste overmaat in ruimte en constructie, heeft een gebied
speelruimte voor toekomstige ontwikkelingen.
ontwerp met overmaat
bij de ontwikkeling van gebieden zijn veel partijen betrokken.
dat geldt voor vernieuwing van wijken in de bestaande stad, bij
herstructurering van bedrijventerreinen, bij grote stedelijke
uit breidingsplannen en bij revitalisering in het landelijk gebied.
steeds gaat het om verschillende belangen en sectorale afwegingen.
Al die betrokkenen hebben te maken met eigen spelregels,
werk tempo’s en achterbannen. omdat de afgelopen decennia de
zorg voor het milieu vooral bestond uit incidentele toetsen, was
duurzaamheid vaak een remmende, vertragende, complicerende,
beperkende factor. Vanuit veiligheid, gezondheid en milieu
schreven overheden immers vooral voor wat niet mocht, of vroegen
om veel onderzoek. gebiedsontwikkeling in nederland is daardoor
een versnipperd werkveld geworden, waar veel partijen hun eigen
rol optimaliseren maar geen verantwoordelijkheid kunnen of willen
nemen voor het geheel, met grote vrijblijvendheid als gevolg. een
systeem gekenmerkt door versnippering en vrijblijvendheid,
functioneert middelmatig. Middelmatige gebiedsontwikkeling
vordert langzaam, tegen hoge plankosten, draagt niet bij tot
economische voorspoed, geeft geen ecologische impuls en scoort
weinig waardering en betrokkenheid bij haar bewoners.
excellentieduurzaamheid kan ook motor zijn voor nieuwe excellente gebieds-
kwaliteit. wanneer duurzaamheid centraal komt te staan in
gebiedsontwikkeling, dan functioneert het als een fris referentie-
kader en als nieuwe gemeenschappelijke taal voor alle betrokkenen.
Marktpartijen, eindgebruikers, gemeentelijke diensten kunnen
immers elk vanuit hun eigen positie inherente duurzame doelen
hanteren. Milieu-aspecten zetten zij niet in om een gebiedsplan
minder slecht te maken, maar om nieuwe gebiedskwaliteit te
creëren die meetbaar is: meer schone lucht, meer energie, meer
biodiversiteit, meer betrokken bewoners, meer waarde in de grond.
op die manier draagt duurzaamheid bij aan een systeem met
samenhang, focus en betrokkenheid, én ontwikkelt dus excellentie.
er ontstaat pas echte innovatie wanneer de wereld van gebieds-
ontwikkeling de slag maakt van incidentele duurzaamheid naar
inherente duurzaamheid. Met nieuwe perspectieven, nieuwe
producten én processen.
streef naar inherente duurzaamheid
2726
Ursula lukassen regio Venlo/gemeente Venlo
ton Vergeldt regio Venlo/Floriade bV/Arcadis
Jan linssen regio Venlo/greenpark Venlo
Paul de gouw regio Venlo/ klavertje 4
erik kaptein gemeente Maastricht
Joey Clark provincie limburg
Paul levels provincie limburg
Madlen Azaroglu provincie limburg
Rik Rolleman gemeente Haarlemmermeer/sAdC
Joost van Faassen gemeente Haarlemmermeer
René blom gemeente Haarlemmermeer
kees waverijn gemeente Haarlemmermeer/sAdC
Christien Jordaan gemeente Haarlemmermeer/sAdC
André van eijck provincie noord-Holland
Alex van oost gemeente Almere
emil van derweijden provincie Flevoland
Vincent tiel groenestege dienst landelijk gebied
Carla Roghair dienst landelijk gebied
Martine de Vaan gemeenschappelijk ontwikkelings bedrijf van het Rijk
gerard van Zomeren gemeenschappelijk ontwikkelings bedrijf van het Rijk
Marion bakker senternovem/koMPAs
Arjen Verheul senternovem/koMPAs
Adrie de groot-van dam tno bouw en innovatie
opzet en begeleiding CoPlidwien Reyn senternovem/ lere n voor duurzame ontwikkeling
Rosa lucassen senternovem/ leren voor duurzame ontwikkeling
Cees Anton de Vries RnR group
deelnemers aan de community of practice 2008
28