Circumplaudo nr. 53 september 2011
-
Upload
circumplaudo -
Category
Documents
-
view
216 -
download
1
description
Transcript of Circumplaudo nr. 53 september 2011
Literair internettijdschrift
C-I-R-C-U-M-P-L-A-U-D-O
nummer 53 | september/oktober 2011 | 6e jaargang
CIRCUMPLAUDO 2
CIRCUMPLAUDO
nummer 53
september/oktober 2011
6e jaargang
-tweemaandelijks verschijnend literair platform-
Ad van der Zwart
Marijke Scholten
Eric Peterse Redactie
www.circumplaudo.nl Webadres
[email protected] E-mail
Kopij kan worden ingezonden naar het bovenstaande e-mailadres. Kopij
Ad van der Zwart Vormgeving website
Eric Peterse Omslagfoto Vormgeving omslag en binnenwerk
© 2011 Copyright berust bij de betreffende auteurs. Copyright
Deze uitgave is zonder subsidie tot stand gekomen.
CIRCUMPLAUDO 3
Inhoud
Argibald - Cartoons 4, 9, 18, 26 en 36
Leo van der Sterren - Drie kleine proza‟s 5
Fabian de Sackenay - Het is aanvechtbaar 10
H.G.A. van Schaik - De waanzinnige oom Leszek 19
Diny Huijsen-Koning - Afscheid van mijn vader 25
C.P. Vincentius - Vier gedichten 27
Gurkje van Dam - Gurkje Wolvers wordt non 31
Interview met Eelt 37
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte - uit: Brieven, Deel I, 1985 42
CIRCUMPLAUDO 4
Argibald
CIRCUMPLAUDO 5
Leo van der Sterren
Drie kleine proza’s
Arcadië
Toen de ochtend nog blaakte van jongheid en niets dan hoop te
bieden had, togen we op weg. We hadden het onmiskenbaar goed
in deze milde streek, maar we wilden eens iets anders dan deze
blauwe meren, vriendelijke bossen en vuurrode bessen die, na
vinificatie, ons menige krankzinnige roes hadden bezorgd. Onwe-
tend van wat het avontuur inhield, maar toch: het avontuur lonkte,
dat viel te ontkennen noch te negeren. Dit land met zijn glooiende
heuvels en ruisende watervallen, we kenden het intussen wel, zelfs
de talloze afgelegenheden en uithoeken die we nog niet geëxplo-
reerd hadden. We beseften dat dit land overal hetzelfde was:
mooi, aangenaam, harmonieus, vriendelijk, maar ook overal een-
der. We wilden eens iets anders dan deze meanderende riviertjes,
weeë minnedansen en bemoste rotsbedden. Ondankbaar wellicht,
maar we waren de tirannie van natuurboeken en bucolische tafere-
len beu.
We trokken door de groene en plezante velden, de jonge zon in
onze rug. We gingen over heuvels, bergpassen. Allengs werd het
kouder. We ontwaarden een ons onbekende witheid op de schou-
ders en de kruinen van de bergen. We daalden af. Het werd weer
warmer. We wisten dat de middag aangebroken was. De hitte ont-
nam ons de lust en energie om verder te gaan. We zegen neer op
het dorre gras. En toen begon iemand over terugkeren. Maar de
middag had zich aangediend en de tijd was verstreken. Te laat.
Het was te laat om terug te gaan. Soeverein en zo vaststaand als
een rots verrees de middag. Onmogelijk. Het was onmogelijk om
op onze schreden terug te keren. Verkeken op de tijd. Het schar-
nier van twaalf uur ‟s middags gaat slechts naar één zijde open.
Gelaten wachtten we de hitte, het bloed en de chaos van het lange
middenleven af.
CIRCUMPLAUDO 6
Gemeenschap
Op een modale dag treffen we elkaar voor de eerste keer om acht
uur tijdens het ontbijt. Na die eerste maaltijd van de dag – en het
protocol waarvan nooit ofte nimmer afgeweken wordt, schrijft
voor dat gasten elke maaltijd altijd in de eetkamer nuttigen – gaan
we ieder onze eigen gang. Wel vinden er bilaterale zittingen
plaats. Er wordt wat afgeschaakt en ook gevogeld onder het toe-
ziend oog van de bomen die als soldaten de hellingen van de heu-
vels van het Woud van Cuda bezet houden. We zien elkaar op-
nieuw in de Franse tuin, die overdekt is, om koffie te drinken. Die
sociale plichtpleging geschiedt om tien uur vijfenveertig. De lelies
en seringen zingen ons toe met hun geuren. Een half uur later zijn
we weer op onszelf teruggeworpen. We ontmoeten elkaar voor de
derde keer in een etmaal tijdens de lunch om dertien uur vijfen-
veertig. Daarna weer onze eigen weg. Rond vier uur in de middag
drinken we thee, afhankelijk van het weer in de theetuin of in de
salon. De theetuin biedt uitzicht op de kooien der kannibalen die
klokslag vier uur vijftien gevoederd worden. Weer uit elkaar. Te-
gen zessen nemen we een aperitiefje in de Engelse tuin of in de
wapenkamer. Weer uit elkaar. Soms vraagt iemand zich af waar-
om individuen die elkaar eigenlijk niet kunnen zien of luchten, al
deze verplichtingen tolereren. Maar dergelijke oprispingen van
twijfel of kritiek worden nimmer hardop uitgesproken. Om zeven
uur dertig vindt het diner plaats dat tot ongeveer negen uur duurt.
Vaak vliegen de gesprekken alle kanten op. Spitsvondigheden
treffen over en weer doel als degenstoten. Soms leveren die duels
kwetsuren op. Weer uit elkaar. Om elf uur dan de laatste plenaire
reünie in de blauwe bibliotheek waar ons een slaapmutsje wacht.
Of zeg maar gerust een slaapmuts. Een enkele keer leest Lady
Pussy poëzie voor. Maar alleen als ze ongesteld is. Daarna voor de
CIRCUMPLAUDO 7
zoveelste keer gescheiden wegen. Althans voor de vorm en voor
het oog. Want achter de schermen ontstaan er ingewikkelde en
elke nacht weer wisselende denkbeeldige lijnen die als vertrek- en
eindpunt altijd een van de ontelbare slaapkamerdeuren van dit
hemelse kasteel hebben.
En dit elke dag, een nimmer eindigende zomer lang.
CIRCUMPLAUDO 8
De Koeienmestrivier
Maar goed dat dit oord in het midden van nergens gesitueerd is.
Want waar het water naar beneden stroomt van Pulver Piek, daar
vergaat een mens de lol maar al te gauw. Ja, de natuur toont zich
hier op haar mooist. De vergezichten benemen adem. De hoge
bomen zijn net zuilen – als van een tempel. De wijde lucht lijkt op
een enorme cenotaaf. En overal glanst een welhaast magisch
groen. Maar dat alles kan verhoeden noch verhullen dat het hier
ontiegelijk stinkt en niemand kan dat verklaren. Het is alsof een
koe van een god of een god van een koe boven Pulver Piek zit te
schijten – onzichtbare stront zit uit te schijten. Maar wat in de
Koeienmestrivier stroomt is alles behalve stront. Integendeel, het
is prachtig blauw, helder water dat zilverachtig sprankelt en glin-
stert alsof het niets dan elfen herbergt. Maar het stinkt gigantisch!
O wat riekt het hier walgelijk! Je ziet de stankgolven gewoon tril-
len in de atmosfeer. Die reuk heeft zo‟n uitwerking dat in zwijm
vallen eerder regel dan uitzondering is. Er zijn zelfs berichten van
vermissingen. Van lieden die nooit zijn teruggekeerd van de oe-
vers van de Koeienmestrivier. Vergaan door en in die perverse
geur. Dus als je door de Hoge Zanden reist, houd je hoofd koel en
blijf op de weg. Laat je niet in verleiding brengen door de machti-
ge aanblik van Pulver Piek en mijd vooral de bekoorlijk ogende
boorden van de Koeienmestrivier.
CIRCUMPLAUDO 9
Argibald
CIRCUMPLAUDO 10
Fabian de Sackenay
Het is aanvechtbaar
1
Het was aanvechtbaar
Drie huizen verder
Op een soort avond
Werd dat moeiteloos aangetoond
Volstrekt overbodig
Schenen de aantijgingen die als vanzelf
Voor oproer zorgden
Na drie lange dagen wachten
Voor oproer en vuistgevechten
Onnodig
Vruchteloos
Nutteloos
Zo wordt gezegd
Onbespreekbaar
Op allerhande verzet stuitend
Bleken de oplossingen
Geboden door betrokkenen
Passanten
Hoefdieren alsook grotten
Honderdduizenden
Misschien wel miljoenen jaren oud
Vroeg in de nacht
Werd een vlag gehesen
Een mooie vlag van een bepaald merk
CIRCUMPLAUDO 11
Het regende
Er ontstond zuivere ontroering
Kaarsrecht stonden ze
De armen strak langs hun zijden
Een blaaskapel speelde
CIRCUMPLAUDO 12
2
Voorstelbaar was het nauwelijks
Of het bestaan heeft
Wie weet
Ergens in een land
Strekt zich een vrouw van middelbare leeftijd
Uit
Vier uur in de middag
Warm
Zo warm
Een man op een bestelfiets passeert haar
Veldbed
Hij zwaait naar haar
Ontwikkelt een ontwapenende lach
En
Ze zwaait terug
Zonder een enkel woord te spreken
Wordt het gevraagde
Op de toonbank uitgespreid
Het wordt betast
Opgepakt
Omgedraaid
Nauwkeurig bekeken
Wat was de prijs ook weer mevrouw
Kan daar geen kwart vanaf
Is er wellicht een handreiking
CIRCUMPLAUDO 13
Te bewerkstelligen
Is het mogelijk eens te worden
Stilte
Stilte
CIRCUMPLAUDO 14
3
Gelukkig
Tijd voor ontspanning klopt aan
Kijk een prachtig plekje aan de oever
Van de rivier
Het weer is alleraangenaamst
Niets te doen
Geen zorgen
Heerlijk
Alle verzet gebroken
Een kwikstaartje
Te zien
Waarom
Geen mening bezitten
Onovertroffen
Iets dergelijks
Ze draait zich weelderig om
Ziet hem na
Zichzelf iets voorhoudend
Eens
Maar niet als droom
Verscheen zij op diezelfde wijze
CIRCUMPLAUDO 15
Het stof van passanten
Dwarrelt nog na
In struikgewas
Waar het dolen plaatsvindt
Dwaalt oktoberwind
Zuidwaarts af
CIRCUMPLAUDO 16
4
De buidel geld op de toonbank gesmeten
Verzorgde het geluid van de doffe klap
In het kruisen van de blikken
Hing nastilte
Laat middaglicht viel door de ramen
Onwetend van wat plaatsvond
Passeerden mannen
Vrouwen
Kinderkruinen
Honden onzichtbaar
Mocht hier verklaring zijn
Houd stil
Laat zwijgen
Het is niets
Zeg maar gerust zwendelarij
Dat is het
Niets anders
Sssst
Houd stil
Blijf kalm
Toom in
Beperk niet
Stroom uit
Bedaar
Blijf bedaard
CIRCUMPLAUDO 17
Wees altijd daar
Waar
Reptielen als reptielen zijn
Altijd
Daar
Waar het plaatsvindt
En
Nooit ergens anders
Alleen daar mag je
Behoor je te zijn
En
Dat weet je
Het is mogelijk
CIRCUMPLAUDO 18
Argibald
CIRCUMPLAUDO 19
H.G.A. van Schaik
De waanzinnige oom Leszek
Oom Leszek was in meerdere opzichten het enfant terrible van
onze familie. Als aangetrouwde Poolse vluchteling - Leszek was
de partner van mijn oudoom - heeft hij nooit lekker bij mijn fami-
lie „in de markt‟ gelegen. Bevrijd van het orthodox katholieke
keurslijf uit zijn moederland, omarmde oom Leszek soms wel erg
enthousiast de in Nederland geldende seksuele tolerantie. Het slot
van menige familiebruiloft hebben mijn opa en oma kermend van
schaamte moeten ondergaan. Meer dan eens sloot oom Leszek
deze avonden, geheel ongevraagd en zonder enig overleg met de
dienstdoende ceremoniemeester, af door zich geheel naakt in een
bontjas te wurmen en een nummer van Marlene Dietrich te zin-
gen. Slechts éénmaal is het bij deze act op een handgemeen uit-
gelopen. Dat gebeurde toen oom Leszek, met omhoog geslagen
jaspanden, zijn kale reet parmantig op de knieën van mijn stie-
fvader zette. Verder dan een opgewonden afwenden kwam het
echter niet. De discussie tussen mijn ouders, die ik later die nacht
af mocht luisteren, was daarentegen een stuk pittiger. Mijn moe-
der beweerde bij de act van oom Leszek een erectie te hebben
waargenomen, mijn stiefvader ontkende dit in alle toonaarden.
Het slotakkoord was echter voor mijn moeder, die stellig meende
dat mijn stiefvader er, zogezegd als „ontvanger‟, in het geheel
geen zicht op kon hebben gehad. Mijn ouders hebben na deze
bruiloft drie dagen tegen elkaar gezwegen. Ik genoot met volle
teugen van alle ingehouden frustratie omtrent het uitbundige
variété van mijn homoseksuele oudoom.
Dit frivole cabaret kreeg echter een venijniger karakter nadat oom
Leszek zich als privédetective in Den Haag gevestigd had. Dit was
immers, zo liet hij de familie weten, zijn originele professie ge-
weest in Polen.
CIRCUMPLAUDO 20
„Ja, lieve familie, ik wil me dienstbaar opstellen voor mijn nieuwe
vaderland. Weten jullie dat er sinds kort een foto van mij in om-
loop is waarop ik, samen met Gerard Reve, naast onze koningin
sta?‟ Mijn oma snoof afkeurend op deze mededeling.
Aangezien de vader van Leszek Jambor ten tijde van de Tweede
Wereldoorlog een tamelijk gewichtige rol gespeeld had in het
voordeel van de Britse inlichtingendiensten, gingen er voor onze
oom deuren van internationale opsporingsinstituten open die voor
anderen stevig gesloten bleven. Daar deze vrolijke oom een flinke
nalatenschap uit zijn familiekapitaal gestort had gekregen, gingen
ook de poorten van de wat duistere kantoren van Europa voor hem
open. Kort nadat oom Leszek zijn deftige praktijk aan het Lange
Voorhout geopend had, begon het spreekwoordelijke „gedonder in
de glazen‟. Zonder dat een cliënt mijn oom erom verzocht had,
begon hij gretig naar onze familie te grasduinen in de archieven
van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Niet zel-
den wist oom Leszek op dit instituut een goede vangst te doen,
meestal naar feiten die mijn familie tot dan toe keurig onder het
tapijt had weten te houden. Meestal aan het eind van een ver-
jaardag of kerstdiner, op momenten dat mijn stiefvader driftig met
de autosleutels begon te rinkelen, stak oom Leszek van wal: „Zeg
vader,‟ want zo noemde oom Leszek mijn opa op informele wijze,
„ik heb nooit geweten dat jij nog behoorlijk garen gesponnen hebt
bij de verkoop van die juwelencollectie van de Paardenkopertjes.
Kun je ons daar eens iets over vertellen?‟
Mijn oma, die zich vervaarlijk verslikte in haar advocaatje, durfde
op zo‟n moment altijd nog te vragen waar hij die brutale onzin
vandaan haalde. Nadat oom Leszek ten overstaan van familie en
vrienden haar had laten weten vaker een bezoek aan het NIOD te
brengen dan aan het toilet („de openbare toiletten tel ik dan event-
jes niet mee‟, voegde hij daar dubbelzinnig aan toe), liet mijn oma
het verder wel uit haar hoofd om met tegenwerpingen op de prop-
pen te komen. Ook heb ik het, op één van mijn moeders verjaard-
agen, mogen meemaken dat onze Poolse duivel eens achter oom
CIRCUMPLAUDO 21
Rudolf de keuken in dook. Ik hield mij schuil onder de trap in de
gang vanwaar ik de ontmoeting uitstekend kon volgen. Oom Ru-
dolf, die even snel ongezien zijn glaasje port dacht bij te vullen,
schrok zich een ongeluk toen oom Leszek hem onomwonden
vroeg of hij nog wel bij tante Til aan zijn „seksuele arrivée‟ kwam.
Oom Rudolf, die angstvallig enig houvast trachtte te grijpen aan
het gladde aanrechtblad, kon enkel zwijgend zijn mond open laten
vallen – zijn glaasje port hing in het luchtledige.
„Tja, Rudolf, onlangs heeft zich tot mij één van je
geschiedenisstudenten gewend. Een échte rekel hoor! Hij heeft jou
en zichzelf middels een zelfontspanner toch maar fraai op de kiek
gezet. Ik denk niet dat Til het erg fraai zal vinden wanneer ze het
tafereel waar moet nemen waarop jij – pal voor de tactische
kaarten uit de eerste wereldoorlog – je glimmende banketstaaf uit
de broek tovert.‟
De bezoekjes van onze privédetective werden na het overlijden
van zijn partner, de wat stille oom Gerard, zo mogelijk nog span-
nender. Nu oom Gerard was overleden voelde de familie niet echt
de noodzaak om oom Leszek nog voor verjaardagen uit te nodi-
gen. Mijn oma, die sowieso altijd al had gedaan of homoseksu-
aliteit niet bestond, zei dat het lijntje met de familie nu verbroken
was. Echter: oom Leszek betaalde mij een tientje om iedere ver-
jaardag of familiebijeenkomst, waarvoor hij niet was uitgenodigd,
aan hem door te bellen. Tegen het eind van dit soort feestjes,
wanneer iedereen opgelucht leek omdat oom Leszek een keer niet
was langsgekomen, schrok eenieder op wanneer – met het oog op
de finish – alsnog de deurbel klonk of de telefoon begon te
rinkelen. Op dit soort momenten zwol in de kamer een ijzige stilte
en leek iedereen in afschuw te verkrampen. Iedereen, behalve ik.
Men ontkwam er niet aan om in godsnaam maar voor hem open te
doen. En, het moet gezegd, oom Leszek bracht ook altijd een
grote charme met zich mee en een nog groter geschenk voor de
gastheer– of dame. Geschenken waar men in mijn familie niet
ongevoelig voor was. Maar de voornaamste reden waarom mijn
CIRCUMPLAUDO 22
familie voor oom Leszek de deur bleef opendoen, was dat mijn
familie chantabel was.
Oom Leszek had, behalve dat hij mijn familie graag op zwarte
bladzijden bleef wijzen, nog een merkwaardige gewoonte. Zo had
hij het altijd erg lollig gevonden om, wanneer oom Gerard op het
toilet zogezegd „het gemak‟ nam, een stuiver uit zijn portemonnee
te graaien – deze in het ijzeren lipje van het toiletslot te steken –
en de deur voor de zich ontspannende oom Gerard te ontsluiten.
Nog kan ik het paniekerige gegil van oom Gerard horen. Het leek
of hij iedere keer toch weer opnieuw verrast was als voor de
zoveelste keer zijn toiletdeur openging. Oom Leszek deed dit niet
alleen thuis of op familiebijeenkomsten, maar ook gerust tijdens
dagjes Efteling of in de bioscoop wanneer zich voor de wc-deur
ongeduldige mensen ophielden.
In de laatste jaren van zijn leven mocht ik regelmatig bij oom
Leszek logeren. Tijdens deze logeerpartijtjes moest hij altijd een
paar maal uitgebreid winkelen in deftige klerenzaken aan de
Koninginneweg. Tegen betaling van vijfentwintig gulden liet oom
Leszek mij op wacht staan voor zijn kleedhok. De opdracht die ik
van hem kreeg was vrij eenvoudig: wanneer er een man of vrouw
in aantocht was om de paskamer naast die van oom Leszek te ge-
bruiken, moest ik zogenaamd kuchen. Wanneer de passerende
man of vrouw het hokje van mijn oom passeerde, wierp Leszek
zich – volledig naakt – naar buiten, pal voor de voeten van de ver-
raste passant. Zich excuserend met de verklaring dat hij, bij het
uittrekken van zijn sokken, uit „balans‟ was geraakt, liep hij weer
grinnikend zijn pashok in. Er waren dagen dat oom Leszek deze
act drie keer op rij wist te herhalen.
Na dit soort winkelavonturen nam hij mij mee naar de Haagse
schouwburg of Hotel Des Indes. De eerste minuten na onze entree
liet oom Leszek mij alleen. Wanneer hij zich na enige momenten
weer bij mij voegde, stond het zweet op zijn voorhoofd. „Zo,
geregeld!‟ blies hij uit.
CIRCUMPLAUDO 23
„Wat heeft u geregeld?‟ vroeg ik.
Oom Leszek legde mij uit dat hij het vroeger altijd dolle pret had
gevonden om mensen tijdens hun toiletbezoek te ontsluiten. De
laatste jaren was hij op een beter idee gekomen. In plaats van wc-
deuren te openen, was het veel leuker om wc-deuren te sluiten. En
ga dan maar eens na twee uur uitgebreid dineren, of aan het eind
van een avondvullende toneelvoorstelling, opgewekt je knuisten
wassen. De taferelen die ja dan op zo‟n toilet ziet, om je dijen
blauw te slaan! Oom Leszek raakte niet uitgegierd van het
beschrijven van dergelijke toneeltjes. Vooral omdat veel onnoze-
laars beleefd voor een gesloten deur bleven wachten, uit angst een
niets vermoedende toiletgast bruut te storen.
Zijn laatste verjaardag vierde oom Leszek in een deftig restaurant
aan het Valkenbosplein. Op het menu stond, oom Leszek was
altijd in december jarig, een weldadig „Chocoladefondue‟! Nadat
ik mijn oom zijn verjaardagskado had overhandigd – een ge-
graveerd plaatje met daarop het woord „bezet‟ – gaf hij mij een
knipoog en greep me zachtaardig in de bovenarm.
„Alles is picobello, waarde neef! De deuren zijn zogezegd
gesloten.‟
Ik beschouwde oom Leszek zijn woorden als een vriendelijke
waarschuwing en at dus mondjesmaat een paar kleine hapjes.
Mijn moeder, die vroeg of ik ziek was, maakte ik wijs last te heb-
ben van een opkomend griepje. Die avond aanschouwde ik in
stilte mijn schransende en likeurtjes proevende familie. Ik zal u
besparen hoe dit chocoladefonduetje afliep. Laat ik het erop
houden dat mijn oma, die met ons mee terug naar Utrecht reed, op
de achterbank op een stapel kranten moest zitten. En zij was niet
de enige die deze avond met de nodige hulpstukken onder haar
onderlijf huiswaarts keerde. Haar humeur leek bevroren.
Het was tegen het einde van het jaar 1995 dat mijn geliefde oom
overleed. Op de door ijzel geteisterde oudejaarsdag begroeven we
CIRCUMPLAUDO 24
hem op Oud Eik en Duinen in Den Haag. Nooit eerder was het op
31 december in ons land zo extreem glad geweest als op deze dag.
Nog zie ik mijn oma, als een tot lopen gestimuleerde peuter aan de
armen van mijn ouders, glibberend en schaatsend onderuit
schieten op de tot spiegels verworden graflanen. Ook mijn stie-
fvader verloor, aan de voet van de open groeve, zijn evenwicht en
bleef, onder het uitroepen van een verwrongen vloek, nog maar
net buiten de gapende mond van het graf. Het stoffelijk overschot
van het enfant terrible zelf was, geheel overeenkomstig de symbo-
liek van zijn katholieke moederkerk, tot drie keer toe met de drag-
ers tegen de keien geslagen. Toen, aan het einde van deze gli-
jdende expeditie vol schrammen en blauwe plekken, de kist van
mijn aangetrouwde Poolse oom eindelijk in de bevroren aarde was
neergedaald, kwamen mijn tranen. Terwijl mijn moeder rechts van
mij een kruis sloeg, prevelde ter linkerzijde mijn oma een dankge-
bed: „Een zegen voor de familie, een zegen voor ons land!‟
CIRCUMPLAUDO 25
Diny Huijsen-Koning
Afscheid van mijn vader
Ik neem je krachteloze hand in die van mij
en streel hem zachtjes, teder…
Volg met mijn duim de aders, dik en blauw.
Je kijkt naar mij, je ogen leeg,
je draagt niet meer de last van het verleden,
maar evenmin die van de toekomst met je mee.
Er is alleen het hier en nu: een flauwe flits
die dooft nog vóór het helder wordt.
Waar is die trotse man in jou gebleven,
die zijn wandelstok
zwierig en ritmisch
liet meetikken
op de cadans van zijn voetstappen?
Die herinnering, zo dierbaar,
in mij zo diep gegrift in hoofd en hart.
Het lot heeft van jou een kind gemaakt,
van mij een dochter
die in jouw ogen steeds zal blijven zoeken
naar de vader uit haar jeugd.
CIRCUMPLAUDO 26
Argibald
CIRCUMPLAUDO 27
C.P. Vincentius
Vier gedichten
’t Vale ouwe vouwt tot wouw
Veluwe zeezwaluw zenuwelijer zweef
een krolse kröller muller hoenderloos.
Peluwen barmhartig barneveld scheef
verwart deez‟ harrewar tot harderwijker,
vraagt van redelozer tot radelozer reeën
radioot bevelend benevelder kootwijker.
Rogg‟ wuift moedeloos aller moederkoorn,
stuit en stuift zandwolken rond het uddel.
van aars tot a in apenheulend apeldoorn
verveelt leproze klaproze, vervaalt rood
tot in bleek klaarblijkelijk ontstoken feit.
CIRCUMPLAUDO 28
Uierzwaai
Én boerderijdiere én boerderijdije
én boerderijdije zwijnerije,
zo danst ‟t rundvee in den ronde,
den ronde zonder vlaaieweije;
én boerderijdiere én boerderijdije.
Én zwaaiewaaizwiep én uiers lek
én zwaaiewaaizwiepende gek
gloeiende spenen hooggespannen
gespannen tot doedelzakdije;
én boerderijdiere én boerderijdije.
CIRCUMPLAUDO 29
Kielekielekukel ukelele
In uilskuikenknekel in uilskuikenkakel
tokkelt kielekielekukel ukelele,
in uilskuikenkrekel in uilskuikenhekel
kietelt plonk-a-pukkel kielekiele,
in uilskuikenbikkel in uilskuikenkukel
fakkelt plink-a-ploink ukelele.
Flinker linker klinkt uilskuikensukkel,
cirkelt krakeel in uilskuikenorakel,
in uilskuikenknekel in uilskuikenkakel
tokkelt „t kukeleku kietel ukelele.
CIRCUMPLAUDO 30
Raderwerk
Melancholie machineolie
smeert traan, smeert raderen, smeert.
Machineolie melancholie
spiegelt, vet in donkere ogen, glanst.
Melancholie machineolie
geurt vijlsel, vijzelt ijzer in stalen lucht.
Maginotlinie melancholie
koekt aan, draait in onderdelen, koekt.
Melancholie machineolie
klikt glad en snel tot klok ineen en heft.
CIRCUMPLAUDO 31
Gurkje van Dam
Gurkje Wolvers wordt non
Een nicht van mijn moeder – een achternicht van mij dus – is non
geworden. Het is al lang geleden, ik kan er nu wel mee voor de
dag komen. Deze achternicht was zo‟n tien jaar jonger dan mijn
moeder en een twintig jaar ouder dan ik. Toen zij – haar naam was
Gurkje Wolvers – nog klein was, logeerde ze vaak bij mijn opa en
oma. Haar eigen moeder was ziekelijk, vandaar. Mijn moeder was
erg op haar jonge nichtje gesteld. Misschien omdat ze naamgeno-
ten waren. In ieder geval was mijn moeder er nogal ontdaan over
toen haar nichtje in het klooster intrad. Het was nogal een stap; als
je zoiets deed, zag je je familie daarna nog maar zelden.
Het intreden, of het afleggen van de geloften, of het aannemen van
de sluier of hoe je zoiets destijds ook noemde, was nog een hele
vertoning; er werd door de nieuwbakken nonnen veelvuldig lang-
uit op de vloer gelegen, op de koude en viezige, stenen vloer. Ook
werden er ijverig ringen gekust en er werden veel zegenende ge-
baren gemaakt. Het Latijn galmde door de ruimte en de lucht was
zwaar van de wierook. Mijn moeder vertelde er wel eens over, zij
is erbij geweest. Niet dat er veel familieleden bij waren, die wer-
den toch een beetje op een afstandje gehouden. De moeder van
Gurkje Wolvers was toen al ernstig ziek en zou een paar maanden
later komen te overlijden. Die kon er niet bij wezen. En Gurkje‟s
enige zuster was een half jaar daarvoor geëmigreerd, naar Nieuw-
Zeeland. Daarvandaan kwam je in die tijd niet zo makkelijk terug,
de bootreis duurde een week of zes. Verder had ze alleen broers
en daar had men het niet zo op in het nonnenklooster. Een vader,
dat ging nog, maar verder waren er eigenlijk alleen vrouwen wel-
kom. En gewijde priesters natuurlijk, men was er in die jaren nog
van overtuigd dat die boven alle zonden, viezigheid en duisterhe-
den verheven waren. Zodoende ging mijn moeder met haar oom
mee om te zien hoe haar nichtje een bruid van Christus werd.
Gurkje Wolvers legde de geloften af en kreeg de kloosternaam
CIRCUMPLAUDO 32
Cecilia. Die naam wekte veel verbazing bij vrienden en familie
die er later van hoorden; nicht Gurkje had geen beste zangstem en
was bovendien niet erg toonvast. Het zal wel iets met God Zijn
wegen van doen hebben gehad, en dat die zo ondoorgrondelijk
zijn.
De moeder van zuster Cecilia stierf een paar maanden later en
enkele weken daarna stierf ook haar vader. Er werd gefluisterd
over een gebroken hart, de mensen schudden het hoofd erover en
mompelden „die arme man‟. Mijn moeder vond het eigenlijk wel
romantisch, een geval van Ware Liefde.
In de jaren die kwamen, mocht zuster Cecilia zo nu en dan een
dagje het klooster uit, op familiebezoek. Ze kwam dan graag een
paar uurtjes bij ons, de grote nicht bleef favoriet. Dan zat ze daar
in vol ornaat, bij ons in de achterkamer aan de eettafel, en hielp
mijn moeder met het stoppen van sokken. Als haar handen niet
bezig waren, stopte ze die in haar wijde mouwen. Het was voor de
kleine dreumes die ik was heel indrukwekkend en ik wist zeker
dat ik later ook non ging worden. ‟s Avonds oefende ik wel met
een kussensloop of een hemdje op mijn hoofd bij wijze van non-
nenkap, soms had ik er een rozenkrans bij, er slingerde er altijd
wel eentje ergens rond. Terwijl ik groter werd verdwenen die ro-
zenkransen langzaamaan steeds meer in stoffige laden of dozen.
De tijden veranderden. Ik ben nooit op het idee gekomen ernaar te
zoeken, naar die rozenkransen. Daarbij verlegde mijn belangstel-
ling zich toen al en diende de hoofdtooi afwisselend als verpleeg-
sterskap en als bruidssluier.
Na verloop van tijd raakte het sokken stoppen in onbruik. Dan
kwam ik thuis uit school en zaten mijn moeder en mijn eerwaarde
achternicht te kletsen en koffie te drinken. Ik mocht er dan bij
zitten en wou weten waarom zij non was geworden. Daar wist
zuster Cecilia het antwoord nooit zo goed op. Ze ging dan aarze-
len en weifelen en als ik dan hardnekkig begon over „roeping‟ – ik
stelde mij daar heel wat bij voor, een stem uit de hemel, op z‟n
minst, of iets met een brandende braambos - stuurde mijn moeder
CIRCUMPLAUDO 33
me om een boodschap; een fles melk ofzo. Soms vertelde zuster
Cecilia hoe goed het haar beviel om non te zijn. De regelmaat
sprak haar wel aan en ook vond ze het fijn om dagelijks een poos-
je alleen in haar kloostercel te zitten, zonder dat iemand zich met
haar bemoeide.
Op een dag, ik was een jaar of tien, vertelde zuster Cecilia over
haar kinderjaren, een zomervakantie van toen zijzelf een jaar of
tien was. Zo‟n leeftijd dat je oud genoeg bent om wekenlang zelf
je tijd zoek te mogen maken, zonder veel bemoeienis van volwas-
senen (zolang je die maar niet voor de voeten liep) en nog te jong
voor vakantiebaantjes. Het was een mooie zomer, lekker warm en
met net voldoende regen. Zuster Cecilia, die nog gewoon Gurkje
Wolvers heette, zat soms een poosje in een boom, wat voor zich
uit te mijmeren. Zolang je thuis maar zei dat je „buiten ging spe-
len‟ of „boompje ging klimmen‟ stelde niemand lastige vragen.
Bij deze woorden keek mijn moeder met onderzoekende blik naar
mij. Gurkje Wolvers zat geen hele dagen in de boom, ze speelde
ook met vriendinnetjes. Dammetjes bouwen in een slootje tot de
boer je wegjoeg, of touwtje springen met de hele straat. Of ge-
woon, met twee vriendinnetjes in het lange gras achter het melk-
hok van Truus d‟r vader liggen en eindeloos kletsen over van alles
en niks. Truus, die het niet laten kon, deed dan wel eens een hand-
stand of een ander kunstje. Gurkje en Ria lieten haar dan maar.
Het was tenslotte haar lange gras en haar melkhok.
Op een dag lagen ze daar weer, het was al augustus en broeierig
warm. De vogels lieten het afweten, maar je hoorde nog zo nu en
dan een kikker. Plots stak de wind op en voor iemand kon zeggen
„ik denk dat we regen krijgen‟, vielen de eerste, dikke druppels.
Razendsnel werd de lucht nu donker. De kikkers zwegen. De
meisjes wisten niet goed wat te doen. Naar Truus d‟r huis rennen
was te ver en er zaten nogal wat sloten en hekken tussen, dat hield
zo op. Ze besloten in het melkhok te gaan schuilen. Al gauw za-
gen ze door de deuropening en het groezelige raampje de regen
striemend naar beneden komen. Gelukkig was overal het hooi al
CIRCUMPLAUDO 34
van het land. Bij de eerste bliksemschicht deed Ria de deur dicht
en de grendel ervoor. Ze telden tussen iedere bliksem en donder,
het onweer kwam snel dichterbij. Truus en Ria vonden dat ze
moesten bidden, Gurkje deed mee want je kon nooit weten. Daar
zaten ze, biddend en bibberend op hun knietjes tussen de melk-
emmers die Truus die ochtend nog samen met haar vader had
schoongeschrobd. Ze vroegen Maria om voorspraak, en Sint An-
tonius, Sint Geertruida en elke heilige die ze te binnen wou schie-
ten. Ze baden Onzevaders en Weesgegroetjes en Ria kende het
Engel des Heren uit het hoofd. Toen de bliksem in het melkhok
sloeg, rukte een windstoot de deur open. De meisjes schoten naar
buiten, sloegen nog een kruis en renden naar Truus d‟r huis. De
slootjes en hekken vormden nauwelijks obstakels, het leek of ze
eroverheen vlogen. Nog lang zaten ze na te bibberen in nachtpon-
nen van Truus en d‟r zus. De moeder van Truus bakte pannenkoe-
ken omdat ze zo blij was met de goede afloop.
Ik vroeg zuster Cecilia of dit avontuur haar soms had doen beslui-
ten non te worden. Ze schudde het hoofd. “Het was heus geen
wonder hoor, Truus d‟r vader zei later dat die grendel al een poos
zo rot als een mispel was.”
De vraag waarop ik maar geen antwoord kreeg, liet met niet meer
los tot ik er toch een soort van antwoord op kreeg. Het kwam erop
neer dat Gurkje Wolvers toch wat had gemoeten. Ze had niet mo-
gen doorleren en verder was er destijds niet zo heel veel keus ge-
weest voor Katholieke meisjes.
“En moeder worden,” zei zuster Cecilia, “dat was nou ook weer
zo wat.”
Waarop mijn moeder licht geschrokken naar mij keek, begon te
blozen en mij opdroeg in de keuken thee te gaan zetten. Ik hoorde
ze nog wat fluisteren, we hadden een gehorig huis, maar niet ge-
horig genoeg om echt iets te verstaan van wat ze zeiden.
Zuster Cecilia is jong gestorven, rond 1980. Met mijn ouders ben
ik nog naar de begrafenis geweest, in het klooster. Mijn broers en
CIRCUMPLAUDO 35
zusje waren niet mee, zij hadden nooit heel veel belangstelling
voor hun eerwaarde achternicht gehad. Ik was toen nog nooit in
een klooster geweest, je kon er ruiken dat de mensen er anders
leefden dan buiten de kloostermuren.
Weer werd de familie op een afstandje gehouden. Mijn vader is
nog boos geworden omdat mijn moeder van een van de nonnen te
horen kreeg dat ze zo verdrietig niet mocht zijn. Ik moest steeds
denken aan het brandende melkhok, ik had inmiddels uitgevonden
waar dat ongeveer geweest moest zijn. Verder moest ik vooral
veel niezen van de zware wierookwalm. Mijn aspiraties om non te
worden waren toen al lang voorbij, zoekgeraakt in mijn puberteit
en de losgeslagen zeden van de jaren zeventig.
CIRCUMPLAUDO 36
Argibald
CIRCUMPLAUDO 37
Interview met Eelt
De schrijver die achter het pseudoniem Eelt schuilgaat, de-
buteerde onlangs op negenenzestigjarige leeftijd met Als ik me
ophang breekt het touw. In deze tragikomische familiekroniek
vertelt de schrijver met een cynische, maar vooral humor-
istische kijk over zijn leven en de bijzondere mensen die daar
een rol in hebben gespeeld. Ongewone beroepen, vreemde ge-
woontes en kleine menselijke drama’s wisselen elkaar af zodat
de lezer met een lach en een traan door het boek gaat. Een
kort gesprek met Eelt gevolgd door een fragment uit het boek.
- Als ik me ophang breekt het touw is 'een tragikomische familiek-
roniek'. In hoeverre is het gebaseerd op uw eigen familie?
„Voor een groot deel, maar in de stad liepen veel kleurrijke fig-
uren rond. Als kind vond ik het normaal;op de meesten was ik erg
gesteld. De wereld is zo veranderd, er is nu geen plaats meer voor
zulke mensen.‟
- Hoeveel eelt was er nodig om dit boek te kunnen schrijven?
„Niet veel, dat Eelt had ik allang. Het was heerlijk om al die zon-
derlingen in mijn herinnering terug te roepen. Pure nostalgie.‟
- Wat zijn zoal de reacties van lezers tot dusver?
„De lezers reageren enthousiast, vooral over de humor. Het tra-
gische wordt wel opgemerkt, maar het hindert hen niet.‟
- Eelt heeft een uitgebreide familie. Elk van hen heeft een eigen,
soms nogal ongebruikelijke “baan” waarvan een aantal al enige
tijd uit het straatbeeld verdwenen is zoals een lompenman en op-
koper van oud ijzer. In hoeverre vormen zij allemaal een kleur
binnen de caleidoscoop die u heeft willen weergeven?
CIRCUMPLAUDO 38
„Zij vervullen een dubbele functie: het wordt een leuk verhaal en
ze illustreren de bedoeling van mijn boek: het laten zien van de
revolutionaire veranderingen in de maatschappij sinds de jaren
vijftig van de vorige eeuw.‟
- Er is veel kritiek in het boek op de tijd waarin Eelt opgroeit, met
name ook op de scholing die hij krijgt. Een leraar krijgt menig-
maal het apenzuur als Eelt op basis van het geleerde enkele kri-
tische vragen stelt. Vindt u dat het onderwijs sindsdien beter
daarmee omspringt?
„Aangezien ik geen kinderen heb kan ik weinig over het huidige
onderwijs zeggen. In de tijd waarover ik schrijf waren er twee
soorten lagere scholen. Mijn school was geen opleidingsschool
voor vervolg onderwijs. Er waren nog hele legers fabrieksarbei-
ders nodig. Opleidingsscholen voor Mulo, HBS enz. waren er wel.
Als je daarnaartoe ging, kwam je uit een gezin waar de kostwinner
een goed inkomen had. Als een kind er te dom voor was, vond pa
altijd een onderwijzer die graag wat wilde bijverdienen met het
geven van bijlessen. Overigens is het een zegen voor de fabriek
dat ik er niet terechtgekomen ben. Ik ben zo handig in het onge-
wild veroorzaken van chaos, dat de chef er geestelijke schade door
opgelopen zou hebben.‟
- Dit boek is uw debuutroman, maar u hebt deze op 69-jarige
leeftijd geschreven. Wat maakte het schrijversbloed in u wakker?
„Toen ik 68 was, begon ik op aandringen van vrienden een boek te
schrijven. Daarvoor heb ik dertig jaar columns gepubliceerd.
Altijd lezen kan ook niet, en ik wil geen hangoudere worden. Het
overlijden van mijn idool Harry Mulisch heeft mij zeer aangegre-
pen. De ontdekking van de hemel en Het stenen bruidsbed zijn
niet te evenaren. Zo'n grote schrijver wordt er eens in de honderd
jaar geboren. Dit klopt vrij aardig. Mulisch is van 1927 en Dou-
wes Dekker van 1820.‟
CIRCUMPLAUDO 39
- Staat er al een volgend boek op stapel?
„Ja, maar dat wordt heel anders; wel weer met humor. Er zal
echter nog heel veel aan geschaafd moeten worden voor het echt
af is.‟
21 juli 1951
Het was een zonnige julidag, zo‟n dag dat je in een vlaag van
waanzin kunt denken dat het leven de moeite waard is. Ik zat ver-
dwaasd naar een voor mij onbegrijpelijke rekenopgave te staren.
Dat werd weer een dikke onvoldoende.
Rekenen! Dat leerde ik nooit. Juist toen ik het lege vel waarop ik
die vervloekte som moest beredeneren tot een prop wilde vormen
om die door de klas te smijten, kwam de bovenmeester binnen.
Hij fluisterde de meester iets in het oor en die kwam als een haan
met stront aan zijn poten naar me toe lopen. Hij zei dat mijn zus
op de gang stond om mij mee naar huis te nemen, er was iets vre-
selijks gebeurd.
De meester begeleidde mij naar de gang. Daar stond ze te snikken.
Even schrok ik. Mijn grote zus, elf jaar ouder dan ik en al ge-
trouwd. Ik was een nakomertje. Was er maar tijdig een auto over
mijn verwekker heen gereden. Dat had mij dit ellendige leven
bespaard. Schopenhauer had gelijk toen hij zei dat een mens geen
groter geluk kon hebben dan nooit geboren te worden. Toen had
ik echter nog nooit van die gozer gehoord en de slechte boodschap
was voor mij een blijde. Vader was dood. Het was voor mij onbe-
grijpelijk dat mijn zus er om huilde. Mijn moeder had die plaag
niet tijdig naar het gekkenhuis laten gaan.
Het hele gezin was door hem mishandeld. We hadden in het hele
huis geen onbeschadigd meubelstuk. Alleen mij had hij nooit iets
gedaan. Ik denk omdat opa had gezegd dat er geen been in vaders
lijf heel bleef als hij mij sloeg. Zo gek was vader toch niet, al zei
moeder dat hij niets aan die woede aanvallen kon doen. Vader was
CIRCUMPLAUDO 40
ziek. Het leek mij verstandig om maar niets tegen mijn zus te zeg-
gen.
Thuis was iedereen in tranen. Mijn broer was er met dat wijf van
hem. En mijn oudste zus was er, met de door mij vereerde zwager.
Ook de man van mijn jongste zus had zijn werk in de steek gela-
ten om mee te rouwen. Hij was voor mij ook een fijne kerel. De
vrouwen huilden allemaal. Mijn schoonzus deed een poging om
mij tegen haar boezem te drukken. Dat had ik als kleine jongen:
alle vrouwen raakten in vervoering zodra zij mij zagen. Dat werd
later een stuk minder.
Ik gaf mijn schoonzus een schop. Ze kon een kreet niet onder-
drukken. Iedereen dacht dat het van droefheid was. Ik ging in een
hoek zitten. Stom verbaasd. Het was toch heerlijk. Nog maar een
paar maanden geleden had moeder gezucht dat ze best wel weer
wilde proberen of vader thuis kon komen. Dat kon nu niet meer.
Omdat de dokter mijn moeder verboden had om een overgevoelig
kind mee te nemen naar dat helse oord, had ik mijn vader niet in
snel tempo zien aftakelen. Hij had lang onbeweeglijk op bed gele-
gen. Terwijl hij eerst zoveel nutteloze bewegingen maakte. Met
genoegen overdacht ik de situatie.
Mijn grootste grief tegen vader was ontstaan omdat hij een jong
hondje, dat een plasje deed op ons vale vloerzeil, tegen het pla-
fond had gegooid. Het diertje was op de grond doodgevallen. Het
was toen al mijn gewoonte om al het kwaad dat mij werd aange-
daan te straffen. De volgende morgen stond vader op blote voeten
pogingen te doen om zich te scheren. De door mij met volle kracht
gehanteerde hamer kwam op zijn grote teen terecht. Die actie
bleek zijn teen te hebben gekneusd, waardoor hij te gebrekkig liep
om mij te pakken te krijgen. Vader praatte moeilijk, maar slaagde
er toch in te zeggen, dat ik tenminste pit in mijn lijf had. Iets wat
hij van zijn oudste drie niet kon zeggen. Vader was trots op mij.
Ik glunderde breed. Een fikse draai om mijn oren was het resul-
CIRCUMPLAUDO 41
taat. Moeder jammerde: „dat satanse jong lacht terwijl zijn vader
dood is. Als er een hond kapot gaat is dat kreng weken van
streek.‟
Er zat niets anders op dan naar buiten te gaan. De zon scheen en ik
hoefde niet te rekenen.
Titel: Als ik me ophang breekt het touw
Een tragikomische familiekroniek
Auteur: Eelt
Uitgeverij: de Brouwerij
Aantal pagina's: 250
ISBN: 9789078905462
Prijs: 17,50
CIRCUMPLAUDO 42
Jac.P. Meiland & H.A.M. Jutte
uit: Brieven, Deel I, 1985
Sassenheim 8 juli 1985
Uwe getalenteerdheid, Mijnheer Jac.P. Meiland.
Uw laatste brief heeft mij zeer verontrust. Nimmer heb ik geweten
dat het zo erg met U was. Woorden van troost schieten hier onge-
twijfeld tekort.
Toch moet U Uzelf nog maar niet ophangen, broeder in de lette-
ren. Tenslotte hebt U nog geeneens een roman geschreven, en dat
met Uw talent. Want jawel, U hebt talent, daar heb ik me onlangs
nog van kunnen overtuigen, U weet wel, toen U mij laatst dat
stukje over dien eter liet lezen. Dit talent mag niet verloren gaan,
in de Heilige Schrift staat al dat men met zijn talenten moet woe-
keren, nou, en dat is toch niet zomaar ‟n boekje. Dus waarde
vriend, (ik hoop tenminste dat Uwedele mij toestaat dat ik U als
mijn vriend beschouw) begin weer te schrijven, eens zal het luk-
ken, en met Uw talent waarschijnlijk vrij snel.
U vroeg mij om enkele onderwerpen om over te schrijven. Welnu,
de taak om voor U onderwerpen te vinden en ze U te doen toeko-
men rust zwaar op mij. Voorwaar, dat is geen kleinigheidje wat U
hier van mij verlangt, en uit naam van onze vriendschap voel ik
mij toch wel verplicht om aan Uw verzoek te voldoen. Natuurlijk
vraagt U toch niets bijzonders van mij, maar ik ben zo‟n zwakke-
ling voor wie de lichtste taak nog te zwaar is.
Hier volgend de onderwerpen die ik voor U vond.
Een man die van anarchist katholiek wordt, of omgekeerd. (Daar
heb ik zelf eens over willen schrijven, maar daar kan ik niet goed
genoeg voor schrijven, het werd weer eens niks.)
Of U kunt schrijven over een paus die dronken op zijn eigen wij-
ding verschijnt.
CIRCUMPLAUDO 43
Of schrijf eens een boek over iemand die verliefd is op een pop-
ster ofzo, een onbereikbare liefde dus.
En U kunt natuurlijk ook eens wat schrijven over het getob rond
het verlaten van ‟t ouderlijk huis.
U ziet wel, aan mij hebt U ook niet veel, en schrijven kan ik ook
al niet. Tussen twee haakjes (weet u misschien waar ik een goed
boekje over de grammatica kan vinden, en wat zo‟n goed boekje
is. U moet weten, de grammatica dreigt mij te doen ondergaan.)
Eigenlijk ben ik deze brief begonnen uit ellende. Ik ben vroeg
opgestaan om verder te schrijven aan ‟t domme verhaaltje dat ik
zeer hoogmoedig „mijn boek‟ noem, maar ik kan niet verder, het
lukt gewoon niet. Ik ben niet eens in staat een slecht boek te
schrijven! En om deze ellende te vergeten ben ik deze brief be-
gonnen. Doch het helpt niet, mijn geheugen is te goed.
U merkt het al, (dat neem ik tenminste maar aan) troosten kan ik
ook al niet. Het is voor U te hopen dat Uw uitstapje naar Antwer-
pen Uwedele een beetje heeft opgebeurd, want deze brief kan Uw
treurige toestand hoogstens verergeren.
Maar toch, beste vriend, schrijf! U moet schrijven, schrijven en
nog eens schrijven. Dan zal de wereld zich eens aan U verbazen,
dat staat vast. Ik heb vertrouwen in Uw talent.
Dezer dagen verblijf ik, voor altijd
en eeuwig, voor overal en nergens
en daartussenin, vertrouwend op Uw
talent, tot op dit moment voor zover
ik weet de enige echte
Hilde Jutte
CIRCUMPLAUDO 44
Sassenheim 13 juli 1985
Uwe onsterfelijkheid H.A.M. Jutte;
Dit moet een zeer lange brief worden, want zulks heb ik voorge-
nomen te schrijven. Of dit lukt is mij op dit moment nog niet be-
kend. Maar ik ga mijn best doen, dus zet U neder en maak het U
gemakkelijk, voor gij zijt aan het begin ener epistel.
Op de verrekijker vindt een concert plaats met de bedoeling geld
in te zamelen voor een werelddeel dat armoe lijdt. Armoe troef
dus. Maar toch leuk. Het is ontzettend mooi weer, en ik behoor
eigenlijk op het terras te zitten. Ik schrijf U toch maar deze brief,
want dat is beter zo.
Mijn boodschappen die ik vanmorgen gehaald heb, liggen veilig
opgeborgen. Ik ben klaar voor het weekeind.
Om te beginnen heb ik Uw hoofdstuk gelezen. Het boek heeft nog
geen titel, maar U weet wel waarover ik praat. (of: waarvan ik
kond doe.) U zit dus in zenuwheid wat mijn oordeel zal zijn. En ik
moet ook eerlijk zijn in mijn oordeel. Maar wanneer ik positief
reageer en ik het zou menen, dan denkt U dat ik niet negatief durf
reageren und zo weiter (of zoiets.)
Ik zal eerlijk zijn, dat beloof ik uit het diepst van mijn hart.
NEEN; niet mijn hart, want dat is nix meer waard. Ik beloof het
met de hand op de Bijbel.
Laat ik beginnen met te zeggen dat een heel hoofdstuk schrijven al
een prestatie is, die niet mag worden onderschat: Een heel hoofd-
stuk schrijven mag niet worden onderschat. Zo.
Er zijn een aantal pluspunten, en er zijn een aantal minpunten.
Maar voordat ik begin wil ik voorop stellen dat U mijn oordeel
niet moet nemen als uitgangspunt of Waarheid. U schrijft wat, en
hoe U wilt.
Nu ga ik echt van start. Ik zal beginnen met het onderwerp. Ik
vond het…
CIRCUMPLAUDO 45
Om U een indruk te geven hoe deze brief verloopt, zal ik U het
volgende vertellen: Ik begon de dertiende te schrijven, en het is
vandaag de zeventiende (17e.) Van Zaterdag (Sabado) tot Woens-
dag (Miércoles), vandaag dus, ben ik al met deze brief bezig, en ik
heb nog maar bar weinig gepend.
Dat komt doordat ik telkens onderbroken word. We, Evert J. en ik,
hebben het huis namelijk schoongemaakt, omdat we op het balcon
maaien (hoe schrijft men dat???) ontdekten. De douche en de keu-
ken moesten ook nodig van etensresten, haarresten, lichaamsres-
ten, poriënresten etc. etc. worden ontdaan, dus vandaar. Maar
noemt U dit maar niet tegen Evert J., want hij schaamt zich een
beetje ervoor.
Ik was gebleven bij Het Onderwerp. Welnu, het onderwerp stond
mij niet zo aan. Ik vond het persoonlijk te onrealistisch. De Stijl
was wel goed. Het lijkt me echter beter als U eens van Uw princi-
pe afstapt van de “moeilijke woorden”. Soms kun je met andere
woorden (woorden die van enig niveau getuigen) de dingen zoveel
mooier zeggen. U moet schijt hebben aan die arbeiders voor wie
het dan leesbaar worden zou. Hoeveel percent van de arbeiders
leest er eigenlijk? U hebt schoolgegaan, U hebt kennis van zaken,
waarom U dan dommer voordoen? Alleen doordat een stelletje
leraren en leraressen U dol hebben gemaakt met studeren en ken-
nis is macht?
Ik vind het te “keutelig”. U moet Uw stijl veel fermer maken.
Neem een voorbeeld aan de Stijl in Uw brieven; die is meesterlijk,
humoristisch, en getuigt van kennis van zaken.
Zo; ik moest eerlijk zijn. Maar ik zeg U: Als U door mijn oordeel
zoudt stoppen met dit boek, voel ik mij voor eeuwig schuldig. U
moet doorgaan, en na het voltooid te hebben, het herschrijven, net
zo lang tot U het perfect vindt. Trouwens, als U het perfect vindt
zoals het nu is, dan moet U er nix meer aan doen, want U moet U
nix van mij aantrekken, anders word ik boos.
Ik heb het manuscript doorgespeeld aan Maria. Zij zal het, daar-
CIRCUMPLAUDO 46
van ben ik overtuigd, aan U teruggeven zodra zij het gelezen
heeft.
Om terug te komen op Uw brief d.d. 8.7.1985. het volgende: U
vroeg mij naar een boek waarin U alles over de Nederlandse
Grammatica vinden kunt. En ik weet zulk een boek. Het is wat
prijzig, maar allesomvattend. Praktijk en Theorie worden apart
behandeld op een goede manier. Ik raad het U ten zeerste aan. U
hebt toch geld zat.
Dus:
“NEDERLANDSE GRAMMATICA”
Dr. M.C. van den Toorn.
Uitg: Wolters-Noordhoff.
Prijs: f 52,75 (±)
8e herziene druk.
Ik bezit het boek zelf ook, want ik heb ook geld zat.
Bedankt natuurlijk voor Uw onderwerpen. Ik had er, zoals U al
vermoedde, weinig aan. Het waren voor mij geen thema‟s waarin
het LIJDEN tot uitdrukking komt.
Ik weet misschien een onderwerp waarin het LIJDEN onomstote-
lijk is. Het is mij door Evert J. aan de hand gedaan. Namelijk, (U
weet het ook) toen hij in het gips zat, en jeuk had, en gek werd
van “willen krabbelen”. En van een tor die op zijn kamer was. En
angstideeën over beestjes die in dat gips en je been beginnen te
groeien. Alles lijkt me wel een aardig onderwerp.
Dat been met dat gips erom is dan symbolisch voor het onbereik-
bare. Die angst is de angst voor het onbereikbare, want het onbe-
reikbare is tevens het onbekende. Is het onbekende Goed of
Slecht, God of Satan, Geluk of Sterfte. G.S.
Wat vindt U ervan?
Dit alles neemt niet weg dat ik nog geen letter op papier krijg.
Maar… ik moet ooit nog een poging wagen.
CIRCUMPLAUDO 47
Het gaat mij al iets beter. Ach, die hypochondrie van mij, die weet
wat. Op een keer schrijf ik U een langere brief, want door om-
standigheden is deze te kort.
Desalniettemin blijf ik Uw
broeder; zoon; kind, en geheime
penvriend. En daarbij nog
Uw eeuwig trouwe, gelijk een
trieste hond, Uw immer aan-
biddende, langzaam, doch zeker
stervende, en altijd vroeg op:
Jac.P. Meiland.
P.S: Als U verhuist naar de villa van Josje J. + Joost Z., geeft U
mij dan het adres door, en de datum van ingang, zodat onze cor-
respondentie niet hoeft te stagneren. Ik kom U daar natuurlijk ook
opzoeken.
J.P.M.
CIRCUMPLAUDO 48
De Engel 21 juli 1985
Uwe Fermheid, Meester Jac.P. Meiland;
Uw laatste brief heeft mij veel goed gedaan. Wat doet U niet een
moeite voor een derderangs-schrijfstertje. De bedoelde brief was
dan wel niet echt lang, maar een iel briefje was het toch ook niet.
Waar heb ik het aan verdiend.
Vanavond wenste ik eigenlijk verder te gaan aan mijn boek (giste-
ren ben ik aan hfst. 3 begonnen), maar de inspiratie heeft een
snipperdag genomen. En zo is het gekomen dat ik U een brief
schrijf op papier dat ik ontvreemd heb van de heer (U beter be-
kend als „die zak van ‟n Joost Z.‟) in wiens huis ik tijdelijk ver-
blijf. Hij verdient niet beter dan dat ik zijn papier steel, ik heb heel
zere voeten van het wandelen met zijn hond. U moet van mij geen
enkele raad aannemen behalve deze: Schaf Uzelve nooit een hond
aan! Neem een kat, en parkiet of voor mijn part een vrouw, maar
neem nooit, maar dan ook nooit, een hond. Als U het toch doet zal
ik niet op hem passen als U op vakantie bent. Een hond is geen
ellende, en ook geen getob. Neen, het is veel erger, een hond is
gezeur. Als je naar bed wilt moet je eerst dat beest nog uitlaten.
Maar ik ben niet boos op de hond, die kan het niet helpen dat hij
een hond is, het is de schuld van zijn baasje, die mislukte kunste-
naar.
Maar laat ik hierover verder zwijgen.
Ik moet U oprecht danken voor Uw eerlijke reactie op het hoofd-
stuk dat ik U onderlaatst heb doen toekomen. Weest echter niet
bevreesd, zoals U waarschijnlijk al opgemerkt had, ik maak het
boek gewoon af.
U schreef me dat U het thema te onrealistisch vond. Wel, dat mag
zo zijn, maar zegt U me eens, wat is de realiteit? Ik zal het U ver-
tellen, de realiteit, dat is een kat die wurmen heeft; de realiteit, dat
is een stoel waar een onzindelijke opa op heeft zitten pissen; de
CIRCUMPLAUDO 49
realiteit, dat is een moeder die zeurt dat je op de boot naar Enge-
land geen pakjes van vreemden aan moet nemen omdat daar dan
drugs in zitten, maar dat hoef ik U niet te vertellen, U heeft zelf
een moeder. En bovenal is het realiteit dat mensen zeuren over het
weer. En hier zou ik dan een boek over moeten schrijven? Ik kijk
wel linker uit. En bovendien, ik hou van sprookjes. Van uw kritiek
op mijn onderwerpskeuze trek ik me zoals U ziet weinig aan.
Dit is niet zo met Uw kritiek op mijn stijl. Die stijl hè, dat weet
wat, vanaf het begin heb ik ermee getobd, die stijl van mij, die
paste niet, dat was net als de platen die mijn zus de godganse dag
draaide terwijl het mijn smaak niet was. Maar ik wist niet waar
het aan lag, dat moest U mij eerst vertellen. U heeft gelijk wat die
zgn. moeilijke woorden betreft Weet U, ik vond het zielig voor
mijn moeder als ik woorden gebruikte die zij niet zou begrijpen.
Maar ze heeft me zelf naar die school gestuurd waar ze mij, zoals
U het noemde, gek hebben gemaakt, en waar ze mij die woorden
hebben geleerd, dus eigenlijk heeft ze er zelf om gevraagd.
Ik zal dus proberen wat fermer te schrijven.
Het boek dat U mij in Uw brief aanprees als zijnde een betrouw-
baar grammaticaboek heb ik gisteren bij de plaatselijke boekhan-
del besteld. Het drong moeilijk tot de lui aldaar door wat ik be-
doelde, ondanks Uw duidelijke instructies die ik letterlijk heb
doorgegeven. Uiteindelijk werd mij toegezegd dat ik het woens-
dag zou mogen afhalen. Dat moet ik nog zien gebeuren.
Ik zit hier met mijn vermoeide voetjes op tafel, opdat zij kunnen
uitrusten. Ene meneer Jagger staat op een bandje iets te schreeu-
wen over straatvechtende mannen, en de luidsprekers geven dat
door. Naast mij staat het flesje guinness dat ik hier naar toe heb
gezeuld opdat mijn ouders niets merken van mijn alcoholisch ex-
periment. Het smaakt me goed. Als deze brief U niet bevalt weet
U dus waar het aan ligt.
CIRCUMPLAUDO 50
Nu moet ik stoppen, het is half elf en ik moet de hond ook nog
uitlaten, en de poezen een aaitje geven, en de enveloppe beschrij-
ven.
U moet me die sombere postzegel maar vergeven, ik vroeg ge-
woon om postzegels van zeventig cent en toen gaven ze me die, in
plaats van echte postzegels met onze koningin erop. Hieruit blijkt
maar weer dat men altijd waakzaam moet blijven, de mensen zijn
er altijd op uit je een loer te draaien.
Toch blijf ik na deze rotstreek nog in
één mens vertrouwen stellen en al-
dus vertrouwende op U blijf ik Uw
immer op de levensweg voortploete-
rende,
H.A.M. Jutte.
Door omstandigheden is mijn huidige adres:
xxxxxx
Dit pand is zelfs in het bezit van telefoon, zodat U mij kunt berei-
ken op nr. xxxxx. Door het aannemen van hetzelfde kengetal als
onze mooie woonplaats S. pogen ze te doen alsof zij ook tot de
beschaafde wereld horen.
CIRCUMPLAUDO 51
Sassenheim, Nacht 6/7 augustus 1985
Uwe goedertierenheid Juffrouw H.A.M. Jutte.
Zoals U bovenaan ziet is het nacht. Om precies te zijn is het tien
over half een. Mijn ogen zijn loodzwaar, en zakken nu en dan
omlaag. Ik zit, naast het schrijven van deze brief, platen op te ne-
men. Die platen zijn van Johan de Dove, die vriend van Uw broer.
U moet weten: zaterdag, toen ik bij U vandaan kwam, ben ik nog
naar ons stamcafé gegaan. Daar heb ik gesproken met Johan de
Dove, en zulks was alleen mogelijk doordat hij normaal deed.
Toen ons stamcafé sloot, ben ik nog naar Johan de Dove thuis
gegaan, met Reimar Brakman, en hebben we daar tot diep in de
nacht gezeten. Ik tot half zes. Ik heb zijn platencollectie doorge-
zocht, en heb een zooitje platen meegenomen: Louis Armstrong
(van vroeger), Billy Holiday, Tom Waits (een bootleg), Bessie
Smith en een aantal bluesgitaristen. Maar dit alles terzijde.
Ik ben van plan geweest deze nacht op te blijven, maar ik ben te
moe van het werken. Ik moest nl. zoveel doen, o.a. een brief naar
U schrijven. Het is nu een uur. Ik heb net Billy Holiday opgeno-
men. Maar goed, ik kan niet meer. Ik ga nu echt slapen, welterus-
ten.
(wordt vervolgd.)
7 augustus 1985
(vervolg)
Vandaag is Maria‟s vader jarig. Dit gebeuren heb ik aangegrepen
om niet te hoeven overwerken. Op mijn werk zei ik dat ik de hele
avond naar de verjaardag moest. Ik ben een uurtje geweest, en ben
daarna terug naar huis gegaan. Zojuist heb ik de douche schoon-
gemaakt, en nu zit ik naar U te schrijven.
Misschien ga ik wel varen, als matroos. Veel landen zien; havens
CIRCUMPLAUDO 52
bezoeken, de beest uithangen, genieten van mijn laatste, resteren-
de, jonge jaren. Ik vraag me af waarvoor ik al vierentwintig jaar
geleefd heb. Niemand houdt van mij.
Als ik later, een zeer oude man zijnde, in een bejaardenhuis zit,
alleen met de zacht ruisende stilte om mij, en ‟s avonds in een
groot, meedogenloos leeg bed slaap, dan zal ik terugdenken aan
mijn jeugd, en hoe die nooit meer goed kwam. Ik zal denken aan
wat ik allemaal had moeten doen, en waar ik het lef voor had
moeten hebben. Maar, daar zittende voor een raam met uitzicht op
de MAVO, waar elke dag jonge mensen elkaar verdriet brengen,
zal ik het meest denken aan de Dood, die mij snel komt halen, en
mij zal zeggen: “Jongen, wat heb je met al die tijd gedaan? Het is
al laat nu, je hebt geen tijd meer.” Wat moet je dan antwoorden?
“Geef me een kans” NEEN; als mensen je al geen kans geven;
waarom de Dood dan wel?
Maar dit terzijde.
Ik zit U weer depressief te maken. Mijn excuses daarvoor.
Schrijven gaat nog steeds niet. Druk, druk, druk. Soms word ik
niet goed van mezelf, maar vooral van het leven. Het moest niet
zo ingewikkeld zijn. Van die arbeiders kots ik momenteel even.
Ze komen me de strot dus uit. Het is maar goed dat ik met die
Indonesische man werk, met wie je nog kan lachen. Maar hoeveel
je ook lacht, uiteindelijk vergaat het lachen je toch, want dan ga je
dood. Zo zit dat nu eenmaal.
Ik dwaal weer af.
(wordt vervolgd)
9 augustus 1985
Zojuist schoot mij te binnen dat U aanstaande zondag afvaart naar
betere tijden. Ik wil natuurlijk dat U deze brief ontvangt voordat U
vertrekt. Daarom zal ik hem: of persoonlijk brengen of bij U, on-
gezien, in de brievenbus werpen.
CIRCUMPLAUDO 53
Ik hoop dat U het ontzettend naar de zin zult gaan hebben. En
misschien kunt U, als U tijd vinden kunt, mij een kaartje sturen, of
een echte brief uit het buitenland. Maar allebei mag ook best. Het
leven is toch al zo hard, en wanneer je nooit post krijgt, is het nog
harder.
Ik ga dus een einde maken aan dit, wederom doorspekt met literair
vakmanschap, epistel en moet U nog met een uitleiding verwen-
nen.
Hoort: hier komt die:
Hier groet de nog immer stervende, doch
hardnekkig volhoudende man, wiens een-
zaamheid de grootste der zeeën overtreft,
wiens hersenen een pot van maalsel zijn dat
grotendeels ellende betreft, wiens vertrou-
wen in de mens tot nul is gedaald etc. etc.
etc.
De jongen die het maar niet opgeeft.
Uw fan, en toeverlaat tot in lengte van da-
gen
Uw bezetene
Jac.P. Meiland
(himself)
(Bollendorp)
CIRCUMPLAUDO 54
Binnenkort verkrijgbaar
CIRCUMPLAUDO 55
Titel: Ik vond de site beter… Auteur: Argibald
Aantal pagina‟s: 106
Uitgever: Xtra
Bestel bij de webshop van Zone 5300 of Bol.com
Prijs: € 9,90
CIRCUMPLAUDO 56