ArtEZ Finals report 2016
-
Upload
corporealartez -
Category
Documents
-
view
217 -
download
0
description
Transcript of ArtEZ Finals report 2016
Corporeal
Aaltsje Ve
nema, ‘De ge
frag
men
teerde
won
ing’
ArtEZ hogeschool voor de kunsten
Oogst 2016Finals Report juli 2016
Corporeal/ArtEZMaster Interieurarchitectuur
Visie
Bij Corporeal, de Masteropleiding Interieurarchitectuur
in Arnhem en Zwolle, is het onderzoek naar de constant
veranderende relatie tussen mens en ruimte de basis
van waaruit gewerkt wordt met studenten.
Corporeal
In ‘corporeal’, de naam van de Master Interieur -
architectuur, staat ‘corpo’ voor het lichaam, en ‘real’
voor de werkelijkheid om ons heen. Merleau-Ponty, een
Franse filosoof, kwam tot het inzicht dat iemands
eigen lichaam (‘le corps propre’) niet enkel een ding is,
maar een permanente voorwaarde voor ervaringen om
onze wereld te begrijpen. Het lichaam als vindplaats
voor sociale werkelijkheid en ruimtelijke waarheid.
Visionaire ontwerpers en interieurarchitecten
Corporeal ziet voor haar studenten een wezenlijke rol
weggelegd in het werkveld als innovator, de initiatief -
nemer die binnen studio’s of als zelfstandig onder -
nemer of middels onderzoeksprogramma’s het
vakgebied ontwikkelt. Ze nemen een onderzoekende
rol aan: blijven vragen stellen, zijn in staat vrij te
blijven denken. Ze leren en ontwikkelen zich door
voortdurend te blijven reflecteren, maar zijn ook in
staat de nieuwe opgedane kennis over te brengen aan
anderen.
Kritische ontwerpers en interieurarchitecten
Corporeal vindt dat ontwerpers en interieurarchitecten
in staat moeten zijn maatschappelijke tendensen te
signaleren en deze op te pakken als opdrachten binnen
de interieurarchitectuur. Ze onderzoeken gedrag en
onderlinge relaties in de ruimten waarin mensen leven,
en ontwikkelen strategieën om daarop in te grijpen.
Interieurarchitecten maken niet alleen verblijfs -
ruimten, ze zien en begrijpen wat er in de wereld om hen
heen gebeurt. En ze duiden de invloed van nieuwe
fenomenen. Belangrijke recente ontwikkelingen, zoals
het belang van het lokale, verandering en beweging in
organisaties en het gebruik van nieuwe technologieën
in ons dagelijks leven vragen om nieuwe antwoorden.
Programma
ArtEZ leidt masterstudenten in twee jaar op tot
interieurarchitecten die zijn toegerust voor complexe
opdrachten en samenwerkingsverbanden. De opleiding
is gestoeld op drie domeinen waarbinnen gewerkt
wordt: Lichamelijk, Sociaal, Reflectief.
www.corporeal.artez.nl
Corporeal 3
Finals Report juli 2016
Oogst 2016; in dit Report presenteert Corporeal de afstudeerprojecten van de vijf studenten van deMaster Interieur opleiding van de hogeschool van dekunsten ArtEZ. Corporeal stelt de drieledige verhouding (lichame-lijk, sociaal en reflectief) van de mens met de ruimteom zich heen centraal. Deze driedeling is vertaald indrie verschillende onderzoeksmethoden waarvanCorporeal denkt dat de interieurarchitect van de toekomst die nodig heeft.In de Finals –de afstudeerprojecten in het tweedejaar –komt die drieledigheid samen in een ruimtelijkonderzoek dat wordt ingegeven door de theorie die is onderzocht en ontwikkeld bij het schrijven van de Thesis eerder in de studie. Dat vraagt om een autonome opstelling van de student zoals die in het eerste jaar al is ontwikkeld.
Bij de Finals worden de studenten begeleid door een(kern)docent van de opleiding. Daarnaast kiezen zezelf een mentor, veelal een (interieur)architect diewerkzaam is in het werkveld en kennis of ervaringheeft binnen het thema dat aan de basis ligt van het afstudeerproject van de student.
Voor Corporeal is het belangrijkste doel van onder-zoek in de opleiding het werkveld van interieur -architecten te innoveren en te emanciperen. Corporeal stimuleert de studenten om er kennis vanandere disciplines bij te betrekken door samen -werkingen aan te gaan.
De in deze publicatie opgenomen projecten geveneen goed beeld waar Corporeal voor staat: het aanbieden van een breed onderzoekend, individueel specifiek en zelf standig programma. De afgestudeerde interieurarchitecten zijn in staatverschillende rollen als onderzoekend ontwerper ineen ontwerpproces in te nemen.
Harvest 2016; in this Report Corporeal presents the
graduate projects of five of its students in the Master
Interior Program of ArtEZ University of the Arts.
Corporeal uses the three-part model (Bodily, Social
and Reflective – the ‘Tripartite’) as its central starting
point. This Tripartite is translated in three different
methods of research which Corporeal thinks the
interior architect of the future will need.
In the Finals, which are the second year graduation
projects, the Tripartite comes together in a spatial
research inspired by the theory which has been
researched and developed with the Thesis written
earlier during the course of the studies. That demands
an autonomous approach from the student which
should have been developed starting in the first year.
During the Finals the students are coached by a core
professor of the program. In addition, they choose
their own mentor, in most cases an (interior) architect
who works in the field and has either knowledge in or
experience with the basic theme of the student’s
graduation project.
The most important goal of the research during the
studies is to innovate and emancipate the field of
interior architecture. Corporeal encourages its
students to involve knowledge of other disciplines or
to team up with others.
The projects included in this publication provide a
good image of what Corporeal is about:
they offer a broadly inquisitive, individually specific
and independent program. The graduates will be
capable of taking on various roles as inquisitive
designers in the process of design.
Oogst 2016
54
‘Ik vind het sterk dat je zegt: dit is het, of je hetnu wat vindt of niet. Het is een advies, dus jekunt je eigen draai eraan geven.’
Finals Report juli 2016
De toekomstigeinterieurarchitect
Sam Eerdman
De aanleiding van mijn onderzoek komt voort uit het feit dat de
consument tegenwoordig steeds beter in staat is zijn eigen
interieur vorm te geven. Het verkrijgen van kennis op dit gebied
wordt namelijk steeds makkelijker en men krijgt steeds meer
mogelijkheden om online, gratis en kinderlijk eenvoudig een eigen
huis, een interieur of producten te downloaden, te ontwerpen en
zelfs te produceren. YouTube staat vol met tutorials waarin
complexe vaardigheden stap voor stap worden uitgelegd en tv
programma’s en magazines houden de consument op de hoogte
van de laatste trends en mogelijkheden. Al deze ontwikkelingen
beïnvloeden het domein van de interieurarchitect zodanig dat ons
vak wordt uitgehold.
De consument doet het steeds vaker zelf, zonder de kennis en het
vakmanschap van de interieurarchitect. Vanuit mijn persoonlijke
ergernis als toekomstige interieurarchitect zie ik het als noodzaak
hierop in te spelen. Ik ontwikkelde een online methode, die past bij
de huidige manier van leven, waarmee ik op afstand kan opereren
en waarmee ik de consument de waarde van een interieurarchitect
kan laten ervaren.
3D onderzoek –Deze vernieuwende en computergestuurde
methode is tijdbesparend, locatie-onafhankelijk en levert een
hoge perfectie. Ondanks deze interessante manier van produceren
is er nauwelijks sprake van enig vakmanschap. Vanwege de
weinige handelingen wordt er weinig waarde aan het eindproduct
gehecht.
2D onderzoek –Door het ambachtelijk bewerken en afdrukken van
houten panelen heb ik onderzoek gedaan naar vakmanschap.
De afdrukken zorgen voor een motiverend verrassingseffect en
een aantrekkelijke manier van presenteren. De zwarte inkt maakt
de eigen handelingen beter zichtbaar. Veel handelingen creëren
bewondering, handwerk zorgt voor een aangename imperfectie en
de abstractie laat de beschouwer ruimte voor eigen interpretaties.
HOAM staat voor ontwerp en advies voor uw huis. Het is een ont-
werpmethode die zich richt op de consument en past bij de huidige
manier van leven. Via hoam.nl kan de consument eenvoudig
kennismaken met de methode. Na het beantwoorden van vragen en
het uploaden van foto’s, plattegronden en schetsen ontvangt de
klant een box met advies op maat. Op een snelle, laagdrempelige
en professionele wijze wil ik de consument de meerwaarde van een
interieur architect laten ervaren.
Om gericht onderzoek te kunnen doen heb ik een groep van
(vrijwel) onbekende mensen die behoefte hadden aan professio-
neel advies samengesteld. Via een internetprogramma moest het
panel tal van vragen beantwoorden. Met een vraag- en antwoord -
mogelijkheid testte ik het adviseren op afstand met ondersteuning
van een professional. De feedback van de panelleden gaf mij input
voor het verbeteren van de methode.
‘Ik vind het sterk dat je zegt: dit is het, of je het nu wat vindt of
niet. Het is een advies, dus je kunt je eigen draai eraan geven.’
De methode is een instrument om de klant te laten ervaren wat de
meerwaarde van een interieurarchitect kan zijn.
Onsamenhangend Veel handelingen
Machinaal zaagpatroon
Eigen invulling
Patroon handzaag Begeleidend docent: Eric de Leeuw Mentor: Jean-Paul KerstensExtern deskundige: Uta Pottgieser
‘Door het ambachtelijk bewerken en afdrukken van houten panelen heb ik onderzoek gedaan naar vakmanschap.’
76
Ontwerpen
Wat is voor jou de reden om aan dit onderzoek mee te werken?
Behoefte aan professioneel advies 53,3%
Interesse53,3%
Nieuwsgierigheid40%
Op zoek naar inspiratie 66,7%
Beleefdheid13,3%
Anders, namelijk...26,7%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
10
8 8
6
2
4
‘De methode is een instrument om de klant te laten ervaren wat de meerwaarde van een interieurarchitect kan zijn.’
‘Hoe mooi zou’t zijn wanneer alles straks klopt qua ruimte en indeling en dat overal goed overnagedacht is.’
‘Altijd goed voor deontwikkeling van destudent en de studie.’
‘Op zoek naar eenfrisse en vernieuwendeblik.’
‘Leuk om mee te doen! In een huis vol kinderen enspeelgoed kom je weinig aaninrichten toe.’
APoDFinals Report juli 2016
Arco Hollander
Tijdens mijn afstuderen onderzocht ik hoe ongemak in het
interieur van een poppodium ingezet kan worden om de beleving
van een concert te versterken. De vraag hoe ongemak hier een
middel voor kan zijn komt voort uit mijn frustratie bij nieuwe pop-
podia: moderne bouwwerken, ontworpen door bekende architecten
en volledig afgestemd op het praktische gebruik. In mijn Thesis
‘Beleving van routing bij poppodia’ bleken de oorspronkelijke pop-
podia namelijk verre van ideaal te zijn: gevestigd in oude
fabrieken, scholen of kerken en gerund door veelal onprofessionele
jongeren.
Gevolgen hiervan waren onder andere geluidsoverlast, stank,
ruimtegebrek of omslachtig gebruik van garderobe, toilet of kassa.
Toch hadden deze oude podia een karakteristieke kwaliteit.
Een kwaliteit die bij ver- of nieuwbouw in veel gevallen verloren is
gegaan. Niet alleen bij poppodia, maar bij alles wat nieuw gebouwd
wordt, lijken imperfecties en niet-ideale omstandigheden zoveel
mogelijk uitgesloten te worden.
Ik vroeg mezelf af waarom al die ongemakken voorkomen worden.
Gedurende Studio 4 heb ik daarom onderzoek gedaan naar de kracht
van ongemak. Door dit onderzoek ontdekte ik dat er naast be-
staand ongemak in oude gebouwen ook nieuw ongemak bestaat.
Nieuw ongemak komt voort uit de visie van een architect op de
vorm of de beleving van gebruikers. Bij de visie op de vorm is het
ongemak een bijkomstigheid, een onbewust gevolg van de vorm die
de architect heeft bepaald. Het wordt echter interessant als een
architect een specifieke visie heeft op de beleving van een ruimte
en op basis daarvan bewust ongemakken ontwerpt. Een goed voor-
beeld hiervan is het Joods Museum in Berlijn, waar Daniel Liebes-
kind architectonische middelen heeft ingezet om bezoekers het
gevoel van de holocaust te laten beleven.
Alle mogelijke middelen kunnen hiertoe ingezet worden: geluid,
temperatuur, licht, materiaalgebruik, routing en verhoudingen van
de ruimte. Voor al deze zaken wordt normaliter voor comfort
gekozen, de optie die het meest ideaal en minst storend is. Er is
echter voldoende speling tussen wat ideaal is en wanneer iets echt
storend is. Het toepassen van (licht) storende elementen kan juist
zorgen voor een extra prikkeling in de beleving.
Tot deze bevindingen kwam ik tijdens mijn onderzoek van oude en
nieuwe poppodia. Ik heb er daarom voor gekozen om als afstudeer-
project een nieuw mini-poppodium te ontwerpen waar ongemakken
ingezet worden om de beleving van een concert te versterken.
Dit resulteerde in de APoD, the Adaptable Popvenue of Discomfort.
De APoD is opgebouwd uit beweegbare blokken die de ruimte van
vorm en verhouding kunnen veranderen. Deze veranderingen
worden bestuurd door een Space Jockey, die ervoor zorgt dat het
publiek in bepaalde posities gedwongen wordt. Deze posities
passen bij de sfeer in de zaal, maar niet op een persé comfortabele
manier. De APoD kan bijvoorbeeld verlaagd worden, zodat het
publiek op de grond moet zitten. Of de blokken bewegen constant
heen en weer en stoten tegen het publiek aan, om een drukke zaal
te suggereren. Ook aan de buitenzijde verandert de APoD continue
van vorm, waardoor ook publiek dat zich buiten de APoD bevindt het
concert dat zich binnenin afspeelt, kan meebeleven.
9
Begeleidend docent: Eric de Leeuw Mentor: Peter van AsscheExtern deskundige: Uta Pottgieser
1110
‘Niet alleen bij poppodia, maar bij alles watnieuw gebouwd wordt, lijken imperfecties enniet-ideale omstandigheden zoveel mogelijkuitgesloten te worden.’
Een Space Jockey manipuleert de ruimtevia APoD.
José Koers
Finals Report juli 2016
Vrijheid in ruimte gaat over de gebruikersvrijheid en ruimte zonder
beperkingen. Hoe bewegen wij ons door een ruimte en hoe zien onze
handelingen eruit? In de hedendaagse maatschappij zijn steeds
snellere veranderingen gaande. Dit is te zien in de technologie en
de vele trends die komen en gaan. Door de vele veranderingen
zijn wij continue in beweging. Een persoon wil zelf richting kunnen
bepalen. De vrijheid in ruimte is al te zien in winkels, zo wordt er
veel gebruik gemaakt van popup winkels en leegstaande (winkel) -
panden worden al tijdelijk ingevuld.
Waar het nog niet te zien is, is in het wonen. De woning sluit niet aan
op de vrijheid van het gaan en staan. Er is een beperkte vrijheid
voor verandering. Als ik in een woning ben, pas ik mij aan in de
ruimte. Alles in de woning is al vastgelegd, er is een woonkamer,
slaapkamer, badkamer etc.
In de technologie zien we al wel vrijheid. We kunnen namelijk met
onze iPad door het hele huis van internet gebruik maken en tv
kijken. Het draadloze leven geeft ons meer vrijheid. Ruimtelijk zien
we die niet terug.
Hoe voelt het nu in een woning? Het gevoel van ruimte ontstaat
door de activiteiten in een woning. De analyse van mijn dagelijkse
handelingen laat zien dat er bij elke handeling een verandering
plaatsvindt. Zo is er verschil in lichtsfeer, houding en verhouding
van het lichaam, verplaatsing en materialiteit. Voor mijn ruimtelijk
onderzoek verrichtte ik verschillende handelingen in een
compacte ruimte. Ik ben de ruimte opnieuw gaan uitvinden om
zodoende een nieuwe kijk op het wonen te ontwikkelen.
Om de dagelijkse handelingen in mijn kader te plaatsen, heb ik ze
over elkaar gelegd. Aan dit kader hangt de volgende regel:
Handeling is nodig voor beweging, die zorgt voor verandering.
Vanuit eerder onderzoek ben ik erachter gekomen dat participatie
ervoor zorgt dat je beter een verandering ervaart. Elke handeling
moet minimaal zijn, of het moet iets zijn wat normaal gesproken
wordt gedaan. Zoals het schuiven van een stoel. Een andere regel is
dat de handeling en verandering zo moeten zijn, dat het niet zo kan
blijven, het een moet voor het ander zorgen.
Voor verandering is beweging nodig. In het ruimtelijk ontwerp zit
daarom een flexibiliteit. Maar beweging zit er ook in ruimtelijke zin.
Door de handeling komt er namelijk ruimtelijk ook iets in beweging.
De ruimtelijke beweging zorgt voor een ruimtelijke verandering.
Vanuit ons als persoon gezien, hebben we behoefte aan verande-
ring, dat komt door onze spanningsbehoefte. We willen continue
nieuwe dingen en verandering zorgt voor vernieuwing.
Het schema van Gregory Bateson laat zien hoe de niveaus van een
persoon het gedrag bepalen. Het een heeft invloed op het ander en
andersom. In het kader laat ik zien dat de woning zich net zo goed
kan aansluiten op het gedrag van jou als persoon in de ruimte.
We kunnen de vrijheid van ruimte verdelen in een ruimtelijke
verandering en lichamelijke verandering.
Ruimtelijk: Een ruimte delen we niet meer per functie in. Meubels
zijn geen losse woononderdelen, maar staan met elkaar in ver -
binding en zijn op meerdere manieren in te zetten. Meubel, gordijn
en ruimte worden samen één. Er ontstaat verbinding tussen ruimte
en lichaam. Elke handeling zorgt voor een ruimtelijke handeling.
Lichamelijk: Mijn lichaam veroorzaakt architectuur, door mijn
beweging. De woning past zich aan op mijn handelingen. Hierdoor
ben ik dirigent in de woning.
Vrijheid in ruimte‘Voor verandering is beweging nodig.’
13
Begeleidend docent: Eric de Leeuw Mentor: Ira KoersExtern deskundige: Uta Pottgieser
Wakker worden Aankleden Ontbijten Tanden poetsen Afwezig KokenToilet maken
Wakker worden
Wakker worden Wakker worden > Toilet maken Toilet maken > Aankleden Aankleden > Ontbijten Ontbijten > Tanden poetsen Tanden poetsen > Afwezig Afwezig > Koken
Toilet maken Aankleden Ontbijten Tanden poetsen Afwezig Koken
1514
Houdingen
Verplaatsingen (doorsnede)
1716
LokaliteitFinals Report juli 2016
Omdat we overal gebruik kunnen maken van internet, is het
mogelijk om wereldwijd van elkaars ideeën op de hoogte blijven.
Ook ontwerpers kopiëren elkaar bewust en onbewust waardoor
plekken en producten op elkaar gaan lijken.
Tegen de globalisering in ontstaat echter steeds meer behoefte
aan lokale ervaringen. Dit manifesteert zich niet alleen in fysieke
objecten en structuren; lokaliteit zit ook in verhalen waarin
objecten en structuren verband hebben met een gebied.
Om meer grip op en inzicht in lokaliteit te krijgen en hoe ontwerpers
hiermee om kunnen gaan, heb ik een onderzoeksmethode
ontwikkeld. Bij deze methode is sprake van verschillende
aspecten die gezamenlijk lokaliteit definiëren: het territoriale, het
symbolische en het cognitieve aspect.
Het territoriale aspect onderzocht ik door eigen waarneming. Door
glas met spiegeleffect te gebruiken als kijkvenster, zorgde ik
ervoor dat ik als ontwerper bewuster kon kijken naar de omgeving.
Door deze beelden in foto’s vast te leggen, ontstond er een eigen
beeld van de omgeving. Om inzicht te krijgen in de kenmerken van
een gebied, heb ik bovendien een app ontwikkeld. Op deze manier
zal snel de identiteit van een plek duidelijk worden.
Het cognitieve aspect is het minst tastbaar. Hiervoor werd gebruik
gemaakt van een boek met vragen die gesteld werden aan buurt -
bewoners. Dit boek zal zich vullen in de loop van de tijd. De drie
onderzoeksinstrumenten zijn ondergebracht in een kar, waarmee
op elke denkbare plek lokaliteit onderzocht kan worden.
Door deze methode te testen op een concrete locatie werden
opnieuw inzichten verkregen in het proces naar een lokaal ontwerp.
De gekozen locatie waar onderzocht werd of de methode werkt, is
een gebouw in de Arnhemse wijk Klarendal. Deze voormalige lagere
school wordt te koop aangeboden door de gemeente en wordt op dit
moment gebruikt door verschillende verenigingen. Ik ben gestart
met de plek te bezoeken met mijn kruiwagen. Hier heb ik op een
aantal momenten en op verschillende plekken gestaan. Op deze
manier hoopte ik een beeld te krijgen van de wijk.
De kar viel ook op bij de buurtbewoners en maakte vaak gesprekken
los. Veel mensen spraken mij aan met: ‘Wat een mooie kar! Heb je
die zelf gemaakt? Ga je tuinieren? Zit je schoonmoeder erin?’ Dit
gaf vaak aanleiding tot tot verder gesprek.
Uit de resultaten van het onderzoek naar de drie aspecten die
lokaliteit bepalen, is gebleken, dat het schoolgebouw een belang-
rijke rol speelt in de buurt. Verschillende initiatieven komen hierin
samen. Door een plan te maken dat inspeelt en meegroeit met de
bewoners, zal met behulp van de resultaten uit het onderzoek een
lokaal ontwerp ontstaan. In dit proces maak ik gebruik van mijn
gesprekken en observaties; dit zal leiden tot een plan tot 2020.
De onderzochte aspecten komen in alle fases van het proces terug:
in het onderzoek in de wijk met de kar, het onderzoek van het ge-
bouw zelf en uiteindelijk in een ontwerp voor de toekomst.
De verhalen die in het proces zijn meegenomen, maken dat het uit -
eindelijke ontwerp de specifieke lokaliteit weerspiegelt.
Suzanne Overbeek
19
Begeleidend docent: Eric de Leeuw Mentor: Rob HendriksExtern deskundige: Uta Pottgieser
2120
Onderzoeksmodel
‘Wat een mooie kar! Heb je die zelf gemaakt?’
23
‘De Digitale Kijk’Finals Report juli 2016
Aaltsje Venema
In onze huidige samenleving verschijnen steeds meer digitale
apparaten waar je eigenlijk niet meer zonder kunt. Je ontvangt
zeven dagen per week, 24 uur per dag digitale informatie op je
beeldschermen zonder dat je aan plaats of tijd bent gebonden.
Deze digitaliteit heeft ook steeds meer invloed op onze manier van
denken. In het boek ‘Het Ondiepe’ van Nicholas Carr, wordt aan de
hand van onderzoeken beschreven hoe onze hersenen zich weten
aan te passen aan de gefragmenteerde manier waarop we
informatie binnen krijgen; daardoor gaan wij anders denken.
Je beleeft de digitale wereld dus op een andere manier dan de
fysieke wereld.
Op Facebook ‘like’ je een bericht van een vriend, je volgt beelden op
Pinterest, Instagram en Youtube. Stuk voor stuk kanalen waar je
fragmenten van informatie van het fysieke leven kunt zien.
Dit noem ik de ‘Digitale Kijk’: het kijken in fragmenten. Je maakt
collages van verschillende informatie die je verzamelt in je
gedachten. Dit gebeurt zowel bewust als onbewust. Maar zijn wij
ook in staat fragmenten van fysieke informatie te verbinden in
onze gedachten?
Ik nam een bestaande rijtjeswoning als uitgangspunt om te
experimenteren. Zijn wij in staat om fragmenten van een woning te
zien en kunnen wij die dan zelf in onze gedachten samenstellen tot
één woning?
Ik legde de plattegrond van de woning op z’n kop en verknipte
deze. Hierdoor ontstond een toevalsaspect, omdat ik niet wist
waar ik knipte, ontstonden er mooie, willekeurige fragmenten.
Vervolgens zijn deze fragmenten vergroot in hout op schaal 1:4.
Een schaal waartoe je je nog wel kunt verhouden met je lichaam en
de woning kunt ervaren. Het is aan de ene kant een gefragmen-
teerde maquette van een rijtjeswoning en aan de andere kant een
installatie waarin de ervaring van De Digitale Kijk is te ervaren.
Tussenruimte, kleur, materiaal, herkenning, zichtlijnen,
vervreemding en weerkaatsing: dit zijn de zeven gereedschappen
die nodig zijn om een onzichtbare verbinding te laten ontstaan
tussen de verschillende fragmenten. Dit is belangrijk, want ze
zorgen ervoor dat er een beeld van een woning kan ontstaan in je
gedachten. Niet alles moet in één keer te zien zijn, maar de
fragmenten moeten nog wel dicht genoeg bij elkaar staan om
verbindingen er tussen te kunnen ervaren.
Door middel van kleur kun je een verbinding maken tussen
fragmenten. Fragmenten van dezelfde kleur kun je aan elkaar
koppelen in je gedachten en bij gebruik van meer kleuren kan het
ook ingezet worden als een scheiding.
Materiaal werkt hetzelfde als kleur, het kan zorgen voor een
verbinding of een scheiding tussen de fragmenten. En het kan ook
verwijzen naar een functie of sfeer van een ruimte. Dit kun je zien
aan het gebruik van soorten materiaal, de kleur die is toegepast en
de glansgraad van de verf.
Door zichtlijnen van en naar fragmenten kunnen er verbindingen
ontstaan. Dit wordt gestimuleerd door doorkijkjes zoals de deur- en
raamopeningen.
De fragmenten zijn onlogisch neergezet, hierdoor ontstaat er een
vervreemding en ga je beter kijken naar wat je allemaal ziet; zo
kunnen er weer nieuwe verbindingen ontstaan. Door middel van
weerkaatsing kunnen indirecte zichtlijnen ontstaan van en naar
fragmenten. Wat je ziet in die weerkaatsing kan vervreemdend zijn,
kleuren en vormen die bij elkaar komen.
De installatie laat ervaren hoe je De Digitale Kijk fysiek ervaart.
De losse fragmenten kan iedereen op een andere manier verbinden,
maar ze hebben wel als overeenkomst dat ze te maken hebben met
de zeven gereedschappen. Op basis daarvan kan iedereen zijn
eigen beeld vormen van een gefragmenteerde woning. Architectuur
doet iets met onze gedachten en in ons hoofd kan een andere
architectuur ontstaan dan hetgeen dat er in werkelijkheid is.
Tutor: Eric de Leeuw Mentor: Maartje FolkeringaExtern deskundige: Uta Pottgieser
2524
Willekeurig verknipte plattegronden van een rijtjeshuis.
‘Maar zijn wij ook in staat fragmenten van fysieke informatie te verbinden in onze gedachten?’
2726
1:4 modellen van de gefragmenteerde woning.
Vervreemding Weerkaatsing
Zichtlijnen
During my finals I examined how to use the discomfort of the interior of a pop venue to enhance the experience of a concert. The question of how discomfort could possibly help,stems from my frustration with the new pop venues: modernstructures, designed by well known architects and entirelygeared toward practical use. As elaborated on in my Thesis ‘Experiencing routing of pop venues’ it becomes clear thatthe original pop stages were far from ideal: located in old factories, schools or churches and managed by often untrained youth.This often resulted, among other things, in noise nuisance,stench, lack of or inefficient use of space, coat room, toiletsand/or cashier’s area. Yet these old venues had character,which is a quality often lost with repurposed or newly built venues. Not only with pop stages, but with everything which isnewly built, imperfections and less-than-ideal circum - stances are eliminated as much as possible. That is why I investigated the power of inconvenience duringStudio 4. During this investigative process I discovered thatalongside the discomfort of old buildings, new inconveniencealso exists.New inconvenience manifests itself through the perception ofthe architect when trying to envision the view of the client asfar as form and use are concerned. When envisioning the form,discomfort is a secondary item, something created unconsciously when the form took shape. However, it becomes interesting when an architect envisions the way aspace is experienced and designs ‘new’ inconveniences. A powerful example of the latter is the Jewish Museum in Berlin, where Daniel Liebeskind used the architecture to givethe visitors the sensation of the holocaust.All kinds of means can be applied to achieve this effect:sound, temperature, lighting, use of materials, routing andproportional division of space. Under normal circumstancesthe choice will fall on convenience and comfort, whicheveroption is most ideal and least disturbing. There is, however,sufficient room between what is comfortable and what is really disturbing. Using certain (lightly) disturbing elementscan actually enhance an experience.These results were derived from the analysis of old and newpop stages. I therefore chose to design a new mini pop venueas my final graduate project, where inconvenience is used tointensify the experience of a concert. This resulted in theAPoD, or the Adaptable Pop venue of Discomfort.The APoD is built with movable blocks, thus making it possible to change the shape and proportions. One navigatesthrough hese changes with the help of a Space Jockey, whichmakes sure that the audience is forced into certain positions. These positions, in turn, respond to the room, butnot in an ideal fashion. For instance, the APoD can be lowered,making it necessary for the public to sit on the floor. Or theblocks are constantly in motion and bump into the public, tosimulate a big crowd.The ApoD also changes shape on the outside, thus enablingthe public to stay outside and enjoy the concert playing within.
I based my research on the evolution of the population whichconstantly is becoming more independent. Obtaining know-ledge is becoming easier on an on-going basis and the public,using online resources, is more and more often easily able todesign, download and produce its own house or products. YouTube is brimming with step-by-step tutorials teaching complex skills, while television programs and periodicalskeep the public abreast of the latest trends and possibilities.All these modern developments have an impact on the domainof the interior architect to the extent that they undermine ourprofession. More and more often the lay person does it himself, without the knowledge and skillfulness of the professional. Based on my personal irritation as a future interior architect I consider it necessary to respond to this. I use an online method, befitting today’s world, and I operatefrom a distance and give the lay person the valuable experience of having an interior architect do the work.
3D research –This innovative, computer-driven methodsaves time, is not limited by location, and produces a highly perfected product. Despite this interesting way of productionthere is hardly any professional skill involved. Because of thelimited number of actions required, the end product is nothighly regarded.
2D research –Through the application of manual processesand printing of wooden panels, I examined craftsmanship.The ink prints provided a motivating surprise effect and an attractive way of presentation. The black ink better visualizes the actions of oneself. Many actions result in admiration, handiwork makes for pleasant imperfection and the abstractness allows for theobserver’s own interpretation.
The HOAM acronym stands for design/consultation for yourhome and it entails an method of design with the individual inmind, fitting in today’s way of life. Through hoam.nl a personcan easily get acquainted with the method. After having responded to a few questions and after uploading photos, layouts and design plans, the customer receives a box containing custom advice. In a fast, easily accessible andsimple manner I want the customer to experience the addedvalue of using an interior architect.So as to focus my research I gathered a group of (mostly)unknown people who needed professional advice. With this research panel I devised and tested the method. Using an internet program, the panel had to answer a number of questions. I subsequently tried out a send-and-receive concept to test the long-distance advice service. Feed backfrom the panel members enabled me to fine-tune the method.‘I find it powerful to say: this is it, whether you like it or not.It is an advice, so you can twist it any way you want to’.The method is a tool to give advice in such a convincing manner that the customer appreciates the added value of aninterior architect.
Arco HollanderSam Eerdman
29
p.5 p.9
The interior architect of the future APoD
José Koers
Aaltsje Venema
Sam Eerdman
Arco Hollander
Suzanne Overbeek
Harvest 2016
30 31
More and more digital devices are entering today’s societyand actually we would not know what to do without them anymore. Seven days a week, 24 hours a day we receive digital information on our screens without being limited byplace or time. This digitality is also influencing our thoughtprocess. In the book ‘The Shallows’ by Nicholas Carr he describes how research has proven how our brains have managed to adjust to the fragmented process with which wereceive information; we have started to think differently. Inother words, the way we process the digital world is differentfrom the way we deal with the physical world.On FaceBook you ‘like’ a post from a friend; you follow imageson Pinterest, Instagram and YouTube. One by one channelswhere you see fragments of information of physical life. I callthis the ‘Digital View’: looking in fragments. You make collages of various pieces of information which you have collected in your mind. This is happening both consciouslyand subconsciously. Are we, however, able to connect piecesof physical information in our mind?
As the basis of my experiment I chose an existing townhouse. Are we able to see the pieces of one house and are wecapable of putting those together in our minds into onehouse? I put the floorpan of the home upside down and cut itinto pieces. This created the coincidence aspect, because Idid not know where I cut and therefore nice, arbitrary fragments were made. Subsequently these fragments were,while enlarged four times, executed in wood. Enlarging themwhile applying the 1:4 scale, means one can still bodily relateto them while experiencing the home. On the one hand it is afragmented dummy of a townhouse and on the other an installation in which the experience of the Digital View can befelt. Interspace, color, material, recognition, sight lines,alienation and reflection: these are the seven tools necessary to create an invisible connection between the various fragments. This is important, because they are responsible for the creation of a house in your thoughts. Not everything needs to be visible in one image, but the fragments need to be close enough to each other to feel theconnection between them.By using color you can make a connection between fragments. Fragments of identical color can be glued together in your thoughts, while when using multiple colors, aseparation can be visualized. Materials have the same qualityas colors – they can be used for either connection or separation. In addition, they can refer to a spatial function oran atmosphere. One can see this in the use of different sortsof material, the application of a color and the degree of sheenof the paint.With the sight lines from and to the fragments connectionsmay be created. This can be enhanced with the addition ofviewing ports such as doors and windows. The fragmentshave been arranged illogically which causes alienation andone tries to take a better look at what there is to be seen,which in turn makes way for new connections. Because of reflection indirect sightlines can come into being from and tothe fragments. What one sees in the reflection can be
Aaltsje Venema
p.23
alienating, colors and shapes coming together.The installation makes for the experience of how one perceives the Digital View. The separate fragments can becombined in any way by anyone, but they do have in commonthat they are all tied to the seven tools. Based on that, every-body can make its own image of a fragmented house. Architecture affects our thought process and in our minds anarchitecture is created which differs from the one in reality.
The Digital View
Freedom in space deals with the liberty of users and spacewithout boundaries. How do we move through a space andwhat do our movements look like? Today’s society rapidly andconstantly changes. This is noticeable in the technology andthe many trends that are coming and going. Because of thesemany changes, we move constantly. A person wants to be incharge of the direction he is going. Freedom in space is visible in stores, as is apparent in the frequent use of popupstores and the temporary use of empty stores. It has, however, not yet had an impact on the living dwellings. Ahome does not connect with the freedom of coming and going.If I am in a home, I adjust to rooming which I find myself because a home is made up of sections, such as a living room,bedroom, bathroom, etc.In technology, however, we do already see freedom. For instance, we can use our iPad throughout our home to use theinternet and watch television programs. Wireless life allowsus more freedom, but spatially we do not see that. So, how does it feel in a home? Spatial sense is the result ofthe activities in a home. The analysis of my daily activitiesshows that with every activity a change takes place. For instance, there is a difference in lighting, posture and bodilyrelationship, movement and materiality. For the spatial research, I performed a variety of activities in their real dimensions in a compact room. I reinvented the room throughwhich I developed a new outlook on living.To place the daily activities in my framework, I overlappedthem. This framework is subject to the following rule: Actionis needed for movement, which results in change. I learnedfrom a previous research project that participation results ina better experience of change. Every action has to be eitherminimal, or it needs to be a naturally occurring action, like sliding a chair. Another rule is that the action and the changehave to be such, that change is inevitable –one thing leads tothe other.Change needs motion. Therefore the spatial design is flexible.But the flexibility is also present spatially. Because of the action, things are spatially moving as well. The spatial movement provides for a spatial change. Humans, because oftheir need for tension, have a need for change. We want newthings all the time and change takes care of renewal.Gregory Bateson’s diagram shows how the levels of a persondetermine its behavior. One influences the other and the otherway around. In the framework I am showing that the home isjust as well able to adjust to one’s behavior as a person in theroom.We can split the freedom of space in a spatial change and a bodily change.Spatial: a room is no longer designated by its function. Furniture does no longer consist of loose pieces for living, butare connecting to one another and are usable for a variety of purposes. Furniture, curtains and space are united into oneentity. A connection is created between space and body. Eachaction results in a spatial action.Bodily: my body creates architecture because of my movement. The home adjusts to my actions and I have become the conductor in the home.
Because we can use the internet wherever we are, we are ableto keep up to date on each other’s ideas. Designers, too, arecopying each other, whether consciously or not, and spacesand products are starting to look identical. As a push-backagainst globalization, however, there is a growing need forlocal experiences. This need does not only manifest itself inphysical objects and structures; locality also lives in tales inwhich objects and structures connect with the area.To get a better grip and understanding in locality and how designers should handle it, I developed a research method.This method consists of different aspects which in conjunction define the locality: the territorial, symbolical andcognitive aspect.The territorial aspect I examined through my own observa-tion. By using reflecting glass as a lookout window, I madesure that I, as a designer, was able to take in my surroundings more consciously. To gain an insight into thecharacteristics of an area, I also created an app. This way theidentity of a spot will quickly become clear.The cognitive aspect is the least tangible one. To this end abook was used which contained questions posed to the localresidents. This book will fill up in the course of time. The threeresearch tools are placed in a cart which can be moved to anyimaginable spot to investigate the locality. By testing this method in a specific location new insightswere collected in the process of a local design. A building inthe Klarendal district in the city of Arnhem was chosen to tryout if the method worked. It used to be an elementary schoolbuilding which the city is offering for sale and which currentlyis used by various clubs and associations. I started with visits to the site with my wheelbarrow at different times andlocations. By doing so I hoped to obtain an impression of thedistrict. The cart received a lot of attention from the residents and was a real conversation starter. Many peopleaddressed me with: ‘What a beautiful cart! Did you make ityourself? Are you tending to the garden? Is your mother-in-law in it?’ Which then led to further discussions.From the results of the research into the three aspects whichdetermine the locality, it appeared that the school buildingplays a significant role in the neighborhood. It brings to -gether a variety of initiatives. By setting up a plan whichinvolves and evolves with the needs of the residents, a localdraft will be drawn up which uses the results from the research. In this process my discussions and observationswill be used; the plan will cover a period through the year2020.The aspects investigated are represented in all phases of theproces: research in the district with the cart; the inspectionof the building itself; and ultimately a draft for the future. The stories incorporated in the process will render the draft areflection of the specific locality.
José Koers Suzanne Overbeek
p.13 p.19
Freedom in space Locality
Colofon
2016ArtEZ, University of the ArtsDept. of Architecture and Interior ArchitectureCorporeal ArtEZ Master Interior Architecture
Tekstredactie/ EditingOffice for Design, Noudi Spönhoff
Vertaling/ TranslationVeronique Sarofeen
Ontwerp/ DesignOffice for Design, Loek Kemming
Productie/ ProductionReprografische afdeling, ArtEZ
ArtEZ University of the Arts
Vision
At Corporeal, the Master’s Degree program for Interior
Architecture in Arnhem and Zwolle, the constantly
changing relationship between man and space is the
platform on which the studies are based.
Corporeal
In the word ‘corporeal’, which is the name of of the
Master of Interior Architecture, ‘corpo’ stands for the
body and ‘real’ for the reality surrounding us. Merleau-
Ponty, a French philosopher came to the realization
that one’s own body (‘le corps propre’) is not just an
object, but rather a permanent prerequisite for
experiences enabling us to understand our world.
The body becomes the site where social reality and
spatial truth are found.
Visionary designers and interior architects
Corporeal foresees its students play important roles
in the professional world as innovators, initiators who
wether in studios or as independent contractors or
through research programs develop their areas of
expertise. They take on an inquisitive role and keep
asking questions while remaining free spirited. They
undergo a constant learning and development process
through constant reflection, at the same time
imparting their new knowledge on others.
Critical designers and interior architects
Corporeal is of the opinion that designers and interior
architects should be able to notice societal trends and
apply these to interior architecture projects.
They explore behavior and inter-relational actions in
the space where humans live and develop strategies
for intervention. Not only do interior architects create
living spaces, they also see and understand what is
happening in the world around them. They point out the
influence of new phenomena. Important recent
developments, such as the significance of local news,
changes in movement and direction of organizations
and the use of new technologies in our daily lives
require new responses.
Program
In two years ArtEZ trains students in the Master
program to become interior architects who are capable
to tackle complex projects and partnerships. The
program is based on three workplace disciplines:
Bodily, Social and Reflective.
www.corporeal.artez.nl