“En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in...
Transcript of “En dan liggen we alletwee zo op onzen buik te kijken in...
Universiteit Gent
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
Academiejaar 2007-2008
“En dan liggen we alletwee zo op onzen
buik te kijken in de boekjes.”
Boekbaby’s: een belevingsonderzoek
naar de ouder-kind-interactie
Lidewei Beel
Scriptie neergelegd tot het behalen van de graad van licentiaat in de
pedagogische wetenschappen, afstudeerrichting orthopedagogiek
Promotor: Dr. Bruno Vanobbergen, Universiteit Gent
Copromotor: Dr. Katrien Vloeberghs, Universiteit Antwerpen
2
Inhoudsopgave
Voorwoord 4
1. Inleiding 5 1.1 Algemene doelen onderzoek Boekbaby’s 6
1.2 Boekbaby’s concreet 7
1.3 Voorleesstijl 7
1.4 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 8
2. Literatuurstudie 9 2.1 Onderzoeksbevindingen Bookstart 9
2.2 Andere projecten in navolging van Bookstart 10
2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling en boeken 12
2.4 Tweede en derde levensjaar: peuters en boeken 13
2.5 Voorleesstijl 14 2.5.1 Manier van voorlezen 14
2.5.2 Verschillen in de aard van de relatie 16
2.5.3 Verschillen in verbale uitingen 16
2.5.4 Verschillen in voorleesstijl van moeders en vaders 17
2.6 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 17 2.6.1 Dimensies van affectieve interacties 18
2.6.2 Invloed van hechting op boekmomenten 19
2.6.3 Aanrakingen tijdens boekmomenten 21
3. Methode 23 3.1 Methode algemeen 23
3.2 Methode eigen subthema’s binnen derde interviewronde 26 3.2.1 Methode kwalitatief onderzoeksluik 26
3.2.2 Methode kwantitatief onderzoeksluik 27
4. Resultaten 28 4.1 Algemene onderzoeksbevindingen project Boekbaby’s 28
4.1.1 Eerste interviewronde 28
A. Boeken en baby’s: een samenspel? 28
B. Boekmomenten 29
C. Babyboekjes 33
4.1.2 Tweede interviewronde 34
A. Ingeburgerde boekmomenten 34
B. Solo boekmomenten 34
3
C. Gezamenlijke boekmomenten 35
D. Babyboekjes 36
4.1.3 Derde interviewronde en vragenlijst 38
A. Boekmomenten op vraag van de boekbaby’s 38
B. Solo boekmomenten 38
C. Gezamenlijke boekmomenten 39
D. Babyboekjes 41
4.2 Eigen exploratief onderzoek binnen het project Boekbaby’s 43 4.2.1 De voorleesstijl van moeder en vader 43
A. Het plezier van een boekmoment 43
B. Interactieve voorleesstijl 44
C. Beoordeling en beïnvloeding 46
4.2.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 48
A. Fysieke nabijheid 48
B. Emotionele spontaneïteit, affectie en praten 48
C. Lof, ondersteuning en positieve beïnvloeding 50
5. Discussie 52 5.1 Voorleesstijl van moeder en vader 52
5.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten 54
5.3 Beperkingen eigen onderzoek 55
6. Conclusie 57 6.1 Algemene vaststellingen 57
6.2 Conclusie voorleesstijl van moeder en vader 57
6.3 Conclusie affectieve interacties tijdens boekmomenten 59
6.4 Tot slot 59
Bibliografie 61
Bijlagen 64
4
Voorwoord
Met deze scriptie beëindig ik na vijf jaar mijn studies pedagogische wetenschappen aan de
Universiteit Gent. De voorbije jaren deed ik heel wat kennis en ervaring op, en leerde ik
vaardigheden waar ik de rest van mijn leven dankbaar gebruik van zal maken.
Met veel enthousiasme heb ik aan het onderzoek Boekbaby’s meegewerkt en nadien deze
scriptie geschreven. Ik kon hierbij op de steun rekenen van heel wat mensen, die ik bij deze
dan ook graag wil bedanken.
Allereerst ben ik dank verschuldigd aan de boekbaby-gezinnen, die me met open armen
ontvingen en me vol overgave over de boekmomenten met hun kleine spruit vertelden.
Ik dank ook mijn promotor Bruno Vanobbergen voor de goede raad en feedback, en de
onderzoekscoördinator Marie Daems voor de begeleiding bij de interviews.
Verder bedank ik ook mijn ouders omdat ze het mogelijk maakten dat ik deze studies
aanving en volbracht.
Tenslotte dank ik ook alle mensen – mijn broer en zus, vrienden en lief - die naar me
luisterden, me op ideeën brachten en me feedback gaven in verband met deze scriptie.
Gent, 15 mei 2008.
5
1. Inleiding
Donderdag 29 november 2007. Ouders moeten van jongs af aan een leesklimaat stimuleren,
lezen we in De Standaard. Vlaamse gezinnen hebben een minder sterke leescultuur dan onze
buurlanden, luidt het. Momenteel bruist Vlaanderen van de initiatieven: de Boekenbende, de
Nationale Voorleesweek, Iedereen Leest, de Kinder- en Jeugdjury, de Jeugdboekenweek, de
Boekenbeurs, het Boekenfestijn... Het is overduidelijk: leescultuur is een begrip dat momenteel
veel aandacht krijgt. Enerzijds lezen we alarmerende berichten, anderzijds blijken boeken
van een blijvende aandacht te genieten.
Lezen is van groot belang in onze samenleving die grotendeels is gebaseerd op schriftelijke
communicatie. Maatschappelijk bestaan er aldus verschillende initiatieven die een
leescultuur stimuleren. Zo bijvoorbeeld is het aangehaalde Iedereen leest1 een project van
Stichting Lezen in samenwerking met de NMBS en Metro. Iedereen leest omvat een website
met leestips van en voor lezers. De bedoeling van deze website is mensen laten vertellen
over hun favoriete boeken. Verder worden lezers, en in het bijzonder lezende treinreizigers,
het hele jaar door verrast met leestips in Metro en op Radio 1.
De Boekenbende2 is dan weer een initiatief waarbij vrijwilligers in een aantal Brusselse
gemeenten naar gezinnen trekken om er voor te lezen aan vijf- tot zevenjarigen. Er wordt
voorgelezen aan kinderen die in gezinnen leven waar nog niet de gewoonte bestaat om in
het Nederlands voor te lezen. De Boekenbende wil de kinderen in de eerste plaats het plezier
van voorgelezen worden laten meemaken. Doordat de ouders geregeld aanwezig zijn bij het
voorlezen en merken dat hun kinderen genieten van de boekmomenten, komt het vaak voor
dat ouders na afloop van project zelf verhaaltjes gaan voorlezen aan hun kroost.
De idee van leesbevordering met inbegrip van de interesse voor voorlezen verovert stilaan
de hele wereld. Nigeria, Oeganda, Nederland, Malta, Groot-Brittannië, stuk voor stuk
hebben deze landen projecten ontwikkeld om een leescultuur te stimuleren. Zelfs voor hele
jonge kinderen bestaan er in een aantal landen reeds projecten. In Groot-Brittannië is er
bijvoorbeeld het project Bookstart3, een leesbevorderingsproject voor kinderen van nul tot
drie jaar dat al meer dan tien jaar succesvol loopt. Bookstart voorziet alle Britse kinderen drie
keer van een boekenpakket, namelijk op de leeftijd van zeven maanden, achttien maanden
en drie jaar.
In Vlaanderen is Stichting Lezen verantwoordelijk voor leesbevorderingsprojecten voor alle
leeftijden en doelgroepen. Stichting Lezen liet zich, net zoals heel wat
leesbevorderingsinstanties in andere landen, inspireren door Bookstart en besloot het
programma naar de Vlaamse context te vertalen. Het project werd Boekbaby’s gedoopt. Aan
dit project werd reeds van bij de start in 2005 een onderzoek gekoppeld. De vakgroep
pedagogiek van de Universiteit Gent en het departement literatuurwetenschappen van de
Universiteit Antwerpen sloegen hiervoor de handen in elkaar. Het is in dit kader dat deze
scriptie zich situeert. Ruim twee jaar geleden, toen de opdracht gegeven werd om op zoek te
gaan naar een scriptie-onderwerp, vertelde Bruno Vanobbergen over het concept van
Boekbaby’s. Ik was meteen verkocht. Ik had namelijk voordien reeds heel wat interesse voor
1 http://www.iedereenleest.be/, geraadpleegd op 16 april 2008. 2 http://www.boekenbende.be/, geraadpleegd op 16 april 2008. 3 http://www.bookstart.co.uk/Parents-and-carers/Packs, geraadpleegd op 2 april 2008.
6
kinderboeken, en al heel vaak aan kinderen voorgelezen. Voorlezen is als activiteit toch altijd
een tikkeltje specialer dan andere activiteiten die je met een kind kan ondernemen. Kinderen
genieten met volle teugen, niet alleen van de inhoud van het boek, maar vooral ook van de
volledige aandacht van de toegewijde voorlezer en het gezellig knus bij elkaar zitten.
‘Nog eentje! Nog een keer!’ Wie voorgelezen wordt, krijgt er maar niet genoeg van. Dat deze
activiteit dan ook nog eens de taalontwikkeling en het voorstellingsvermogen van kinderen
stimuleert, is mooi meegenomen.
In deze scriptie zal ingegaan worden op de ouder-kind-interacties tijdens het voorlezen aan
kinderen van nul tot twee jaar. Enerzijds richten we ons op de vraag waaruit de voorleesstijl
van Vlaamse ouders bestaat en of moeders en vaders verschillen zien tussen elkaars
voorleesstijl. Anderzijds gaan we na welke affectieve interacties ouder en kind hebben
tijdens een boekmoment en welk belang ouders aan die affectieve interacties hechten.
Hieronder volgen eerst de algemene doelen van het ruimere onderzoek Boekbaby’s
waarbinnen het eigen exploratief onderzoek naar ouder-kind-interacties plaatsvond. Daarna
gaan we wat concreter in op het project. Vervolgens wordt duidelijk hoe de twee
aangehaalde onderzoeksvragen, namelijk over voorleesstijl en over affectieve interacties
tijdens boekmomenten, gegroeid zijn doorheen het onderzoek.
1.1 Algemene doelen onderzoek Boekbaby’s
In tegenstelling tot ander wetenschappelijk onderzoek naar leesbevorderingsprojecten ligt de
klemtoon van het Vlaamse Boekbaby’s-onderzoek niet op het in kaart brengen van de
effecten van het programma. Het positieve effect van leesbevorderingsinitiatieven op de
ontwikkeling van kinderen is immers reeds veelvuldig onderzocht en aangetoond. Wat zijn
dan wel de doelstellingen? Het onderzoek Boekbaby’s wil meer inzicht verwerven in de
manieren waarop leesbevordering in gezinnen in Vlaanderen aan het begin van de
eenentwintigste eeuw verloopt. Het is de bedoeling om de omstandigheden in kaart te
brengen die een succesvolle leesbevorderingspraktijk binnen het gezin bevorderen én
belemmeren, maar ook om positieve praktijkvoorbeelden (“examples of good practice”) van
leesbevordering in gezinnen te vinden.
Meer specifiek lopen de doelstellingen van het onderzoek langs twee sporen. Enerzijds
focust het onderzoek op de beleving en de ervaring van ouders met betrekking tot het
introduceren van stimuli zoals boekjes, voorleestips, boekencheques,... ter bevordering van
een meer leesgeoriënteerde gezinscultuur. Anderzijds is dit onderzoek een eerste stap naar
het in kaart brengen van de diversiteit aan (voor)leesculturen die Vlaanderen momenteel rijk
is.
Alle betrokken gezinnen worden hiertoe in de loop van het traject driemaal bevraagd. Het
onderzoek wordt gedragen door de idee dat er niet zoiets bestaat als ‘de ideale leescultuur in
het gezin’, maar wil veeleer door het presenteren van een diversiteit aan goede
praktijkvoorbeelden inspiratie voor het ontwikkelen van een leescultuur aan jonge gezinnen
aanreiken. Het onderzoek wil daarbij uitdrukkelijk ook het perspectief van moeilijker
bereikbare gezinnen opnemen. (Daems en Vanobbergen, 2008)
7
1.2 Boekbaby’s concreet
Boekbaby’s is een samenwerking tussen Stichting Lezen Vlaanderen, het Vlaams Centrum
voor Openbare Bibliotheken, Sodexho en de Universiteiten van Antwerpen en Gent. Het
pilootproject Boekbaby’s is in Vlaanderen gestart in het najaar van 2005. In tien geselecteerde
Vlaamse steden en gemeenten werd in samenwerking met de plaatselijke openbare
bibliotheken bij tweeëntachtig ouders met baby’s - allen geboren in het najaar van 2005 - een
‘plezier beleven aan boeken’- programma opgestart. Deze gezinnen kregen op bepaalde
tijdstippen gratis zorgvuldig geselecteerde voorleesboekjes, boekencheques, een placemat,
een boekje met voorleestips en een lijst met andere zinvolle boeken voor hun kinderen.
Tegelijkertijd ontwikkelden de betrokken bibliotheken tal van initiatieven die aansloten bij
het programma. (Daems en Vanobbergen, 2008)
1.3 Voorleesstijl
Wanneer er met baby’s in boeken gekeken wordt, houdt dat vaak meer in dan enkel
voorlezen. Het kan gaan om samen kijken in boeken, zingen, aanwijzen, bladeren, vertellen
en ook voorlezen. Vandaar dat we kiezen voor de term ‘boekmomenten’ in plaats van het
begrip ‘voorlezen’.
De manier van voorlezen van ouders benoemen we als ‘voorleesstijl’ of ‘ouder-kind-
interacties tijdens boekmomenten’. We verstaan hieronder bijvoorbeeld of ouders prentjes
aanwijzen, zaken benoemen, een boekje steeds volledig uitlezen, in welke mate ze zich
houden aan de gedrukte tekst, in welke mate ze hun kind vragen stellen, wat ze doen om de
aandacht van hun boekbaby te trekken of te behouden...
Het leek ons interessant om binnen het kader van dit onderzoek na te gaan hoe interactief de
ouders die deelnemen aan het project, met hun kind met boeken bezig zijn. En als ze
interactief voorlezen, vanuit welke motivatie ze dit doen.
Tijdens het onderzoek merkten we dat vooral moeders het initiatief hadden genomen om het
gezin kandidaat te stellen voor Boekbaby’s. Bij de eerste twee bevragingsrondes konden
ouders zelf beslissen wie aanwezig was op het interview: moeder en/of vader. Als gevolg
van deze vrije keuze werd driekwart van de interviews enkel met de moeder gevoerd.
Doorheen het onderzoek bleek echter dat heel wat vaders gaandeweg enthousiasme voor
baby’s en boeken ontwikkelden. Daarom wensten deze papa’s expliciet bij het onderzoek te
betrekken en niet aan het toeval over te laten of zij aanwezig waren op het derde interview of
niet (cfr. methode). We kozen ervoor om aan alle gezinnen van één onderzoeker-student te
vragen of beide ouders konden aanwezig zijn op het laatste interview. Ook lieten we in de
afsluitende vragenlijst een onderdeel door beide ouders apart invullen. Op die manier
konden we de stem van de vader aan bod laten komen in het onderzoek.
Verder leek het ons ook boeiend om na te gaan in hoeverre moeders en vaders verschillen
merken tussen elkaars manier van voorlezen. Leren ouders iets van elkaar? Hoe evalueren
moeders en vaders zichzelf als voorlezer en hoe evalueren ze elkaar? Misschien vinden we in
deze (zelf)evaluatie een verklaring voor waarom boekmomenten overwegend een mama-
aangelegenheid zijn, zoals bleek uit de eerste twee interviewrondes. Immers, meerdere
8
moeders vertelden dat de papa zelfs nog nooit met hun baby in een boekje gekeken had. We
vermoeden dat naast tijd ook nog andere zaken meespelen.
1.4 Affectieve interacties tijdens boekmomenten
Een belangrijk onderdeel van interacties van ouders met hun jonge kinderen, is het affectieve
aspect. Rond affectieve interacties tijdens voorlezen is echter nauwelijks kwalitatief
onderzoek te vinden. Nochtans blijkt uit de interviews van de eerste en tweede ronde dat
deze affectieve interacties een belangrijk onderdeel zijn van de voorleespraktijken aan jonge
kinderen. (Daems & Vanobbergen, 2008)
Er is reeds heel wat onderzoek gevoerd naar de invloed van de hechtingsrelatie op de
voorleesstijl. Binnen de context van dit onderzoek is het echter interessanter om de
omgekeerde invloed na te gaan: welke invloed heeft het voorlezen op de band tussen ouders
en hun kind, hoe ervaren ouders dat zelf? Hoe wisselen ouders tijdens boekmomenten
affectie uit met hun kinderen? In welke mate hechten ze hier belang aan? Is het boekmoment
voor de ouder een moment van genieten en plezier of eerder een verplicht af te werken
activiteit? Het onderzoek Boekbaby’s laat toe om op deze vragen een antwoord te vinden.
Gezien het project Boekbaby’s opgezet is vanuit het idee van ‘samen plezier beleven aan
boeken’, is het erg belangrijk om ook dit aspect bij de ouders te bevragen.
In dit onderzoek wordt achterhaald in welke mate ouders belang hechten aan affectieve
interacties tijdens boekmomenten en hoe die affectieve aspecten zich uiten tijdens een
boekmoment. Binnen een leesbevorderingsproject is het immers belangrijk om ouders te
helpen van het lezen met hun kind een aangenaam moment te maken. Het is namelijk alom
bekend dat samen leuke dingen doen een band schept tussen mensen.
Samenvattend stellen we de volgende onderzoeksvragen:
- Waaruit bestaat de voorleesstijl van Vlaamse ouders en zien moeders en vaders
verschillen tussen elkaars voorleesstijl?
- Welke affectieve interacties hebben ouder en kind tijdens een boekmoment en
welk belang hechten ouders aan die affectieve interacties?
In het volgende onderdeel van deze scriptie wordt een overzicht gegeven van de bestaande
literatuur op het domein van ‘jonge kinderen en boeken’ en ‘ouder-kind-interacties tijdens
boekmomenten’. In een derde deel wordt de methode van het Boekbaby’s-onderzoek
besproken, zowel van het onderzoek in zijn geheel, als van het eigen exploratief onderzoek
binnen het project Boekbaby’s (cfr. bovenstaande twee onderzoeksvragen). Vervolgens
komen de resultaten van het project aan bod, zowel algemeen als wat de twee subthema’s
betreft. Dan volgen discussie en als afsluiter de conclusie.
De referenties zijn conform de APA-regels.
9
2. Literatuurstudie Eerst worden de onderzoeksresultaten van het leesbevorderingsproject Bookstart
weergegeven.
Daarna volgen een aantal voorbeelden van projecten die zich lieten inspireren door
Bookstart.
In een derde en vierde deel wordt een beeld geschetst van de evolutie in de gedragingen van
het kind ten aanzien van boeken. We leggen ons hierbij vooral toe op de eerste levensjaren,
omdat we de onderzoeksgroep tijdens die leeftijdsperiode volgden. Bovendien is het zo dat
analyses uitgewezen hebben dat voorlezen aan kinderen onder de drie jaar sterk verschillend
is van voorlezen aan kinderen van drie tot vijf jaar. (Fletcher & Reese, 2005) We kozen hierbij
voor een ontwikkelingspsychologisch perspectief. Er waren hier echter ook andere
invalshoeken mogelijk, zoals bijvoorbeeld een linguïstisch perspectief. We beslisten om een
ontwikkelingspsychologisch uitgangspunt te hanteren omdat dit best past bij de subthema’s
die we doorheen Boekbaby’s willen onderzoeken, namelijk de interactie tussen ouders en
hun kinderen tijdens boekmomenten. We focussen immers niet op de taalkundige effecten
van het programma. Het ontwikkelingspsychologisch perspectief sluit ook meest aan bij de
eigen opleiding pedagogische wetenschappen.
In de laatste twee onderdelen wordt een overzicht gegeven van de bestaande literatuur rond
voorlezen aan jonge kinderen en in het bijzonder rond ouder-kind-interacties tijdens
boekmomenten. Het zal duidelijk worden dat nagenoeg alle wetenschappelijk onderzoek
naar acties die tot doel hebben baby’s en jonge kinderen vertrouwd te maken met boeken,
wijst op een positief én lange termijn effect op de ontwikkeling van kinderen. (Hall, 2001)
Gezien de zeer beperkte aanwezigheid van kwalitatief onderzoek over het onderwerp,
omvat onderstaande literatuurstudie bijna uitsluitend resultaten die via kwantitatieve
onderzoeksmethoden zoals vragenlijsten en observaties bekomen zijn. Opvallend is ook het
nagenoeg ontbreken van de stem van de vader in de literatuur. Zoals u zal merken, vonden
we slechts één onderzoek over boeken en jonge kinderen waarbij de vaders betrokken
werden.
2.1 Onderzoeksbevindingen Bookstart
In 1992 startte in Birmingham Bookstart, een voorleesproject waarbij 300 jonge gezinnen
gestimuleerd werden om aan hun baby’s voor te lezen. De belangrijkste doelstellingen van
het project werden als volgt geformuleerd:
• het promoten en stimuleren van voorlezen aan baby’s en jonge kinderen;
• het beter toegankelijk maken van boeken door middel van promotie van
bibliotheekbezoek en het kopen van boeken;
• het bewustzijn van vroege en ontluikende geletterdheid vergroten;
• het onderzoeken van de mogelijkheden en methoden om het Bookstart-project op
grote schaal in te voeren;
• het promoten van onderzoek naar de effecten van Bookstart. (Wade & Moore,
1993)
In navolging van het succes van het pilootproject te Birmingham hebben diverse regionale
instanties vergelijkbare projecten opgezet (Daems & Vanobbergen, 2008). Tijdens de
lancering van het Nationale jaar van het lezen in september 1998 formuleerde Bookstart het
10
voornemen om het programma op nationaal niveau te ontwikkelen. Binnen de vijftien
maanden bereikte het een landelijke spreiding van tweeënnegentig procent. In maart 2000
had Bookstart in Groot-Brittannië de status bereikt van eerste, nationale programma ter
wereld waarbij boeken werden uitgedeeld aan gezinnen met baby’s. Momenteel zijn jaarlijks
ongeveer twee miljoen kinderen bij het programma betrokken. Het principe is eenvoudig:
aan gezinnen met jonge kinderen worden op regelmatige tijdstippen gratis boeken
geschonken met als doel het voorlezen aan jonge kinderen te stimuleren. De sensibilisering
beperkt zich daarbij niet tot ouders, maar ook kleuterleidsters, kinderverzorgsters en
bibliotheken worden in het programma mee opgenomen. (Steendijk, 2004)
De resultaten zijn indrukwekkend. Onderzoek toonde aan dat Bookstart aanleiding gaf tot
een toename van voorlezen aan baby’s, een toegenomen leesgedrag binnen het gezin, een
duidelijke stijging in bibliotheekbezoek en een opmerkelijk hogere verkoop van boeken
(Hardman & Jones, 1999; Steendijk, 2004). In boeken kijken werd vaker door Bookstart-
kinderen dan door niet-Bookstart-kinderen als favoriete activiteit aangeduid. Bookstart-
kinderen toonden meer interesse in het boek en voor het omdraaien van de bladzijden. Ze
maakten vaker opmerkingen bij het verhaal, wezen meer tekst en illustraties aan, deden
meer voorspellingen en stelden en beantwoordden significant meer vragen dan de
controlegroep. Uit langetermijn opvolging van de kinderen via longitudinaal onderzoek
(Moore & Wade, 1996a, 1996b, 1998, 2003) bleek bovendien dat Bookstart-kinderen niet
alleen met een voorsprong het aanvankelijk lees- en taalonderwijs aanvatten, maar deze
voorsprong ook gedurende hun hele schoolloopbaan wisten te behouden. Bovendien
scoorden de Bookstart kinderen ook op het vlak van rekenen hoger dan de controlegroep.
Het onderzoek naar Bookstart én de praktijk geven aan hoe dit initiatief aldus een sterke
positieve invloed heeft op niet alleen de ontwikkeling van kinderen, maar eveneens op de
cultuurparticipatie van jonge kinderen en hun ouders: boeken lezen, bibliotheekbezoek,
participatie aan literaire activiteiten... (Hall, 2001; Daems & Vanobbergen, 2008)
In navolging van het succes van Bookstart zijn er de voorbije jaren tal van nieuwe
initiatieven gelanceerd. Deze hebben enerzijds de bedoeling om in het project ook oudere
kinderen op te nemen en betekenen dus een vorm van opvolging ervan. Naast het Bookstart
pack for babies is er ook Bookstart+ voor kinderen tussen achttien en dertig maanden en My
Bookstart Treasure Chest voor kinderen van drie jaar ontstaan. Sinds kort krijgen zevenjarige
kinderen ook een boekenpakket en mogen elfjarigen zelf een boek kiezen.
Anderzijds streeft men er naar om aan speciale groepen kinderen extra aandacht te
schenken. Hiertoe is bijvoorbeeld Booktouch ontwikkeld, bedoeld voor kinderen met een
visuele handicap van vier jaar en ouder4.
2.2 Andere projecten in navolging van Bookstart Sedert enkele jaren hebben wereldwijd verschillende landen zich door Bookstart laten
inspireren bij de uitwerking van een leesbevorderingsproject voor baby’s. Het lijstje van
landen is lang: Italië, Japan, Thailand, Korea, Ierland, Duitsland, Nederland, Malta, Nieuw-
Zeeland, Australië, Nigeria, Uganda, Canada, Colombia, Amerika en vele andere landen.
4 http://www.bookstart.co.uk/Parents-and-carers/Packs, geraadpleegd op 10 april 2008.
11
De meeste van deze landen geven op regelmatige tijdstippen boekenpakketten weg aan
gezinnen met baby’s en peuters. Vaak wordt hiervoor samengewerkt met de bibliotheken en
plaatselijke gezondheidscentra. We geven drie voorbeelden: Boekenpret in Nederland, Reach
out and Read in Amerika en Reading for development in Nigeria.
In Nederland loopt het pilootproject Boekenpret5 reeds geruime tijd. Het project richt zich
naar alle autochtone en allochtone gezinnen met kinderen tussen nul en zes jaar, waar
weinig aandacht is voor voorlezen. Boekenpret wordt uitgevoerd in opdracht van Stichting
Lezen Nederland in samenwerking met de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg. Bij Boekenpret
gaat het niet om het gratis uitdelen van boeken. Wel is Boekenpret een methode om jonge
kinderen en hun ouders te laten ontdekken dat je veel plezier kunt beleven aan boeken.
Boekenpret beschikt eveneens over een label dat kan toegekend worden aan een locatie,
speelzaal of organisatie onder volgende voorwaarden:
� De professionals krijgen scholing.
� Ouders ontvangen voorlichting over de doelstellingen van Boekenpret.
� Er wordt gebruik gemaakt van de ‘centrum-gezin-centrum’-aanpak.
� Per leeftijdsgroep worden de materialen van Boekenpret gebruikt.
� De bibliotheek speelt een belangrijke rol.
� Minstens twee organisaties (consultatiebureaus, speelzalen, basisscholen,
bibliotheek,…) werken samen voor verschillende leeftijdsniveaus (baby, peuter,
kleuter).
Momenteel onderzoekt de Universiteit van Tilburg de effecten van het programma op
plaatsen die al enige tijd met de methode Boekenpret werken. Centraal in het onderzoek
staan het effect van Boekenpret op het (interactief) voorleesgedrag van ouders en op hun
attitudes ten aanzien van voorlezen.
In Amerika loopt het programma Reach out and read met als doel het bevorderen van de
taalontwikkeling van kinderen die in armoede leven. Er worden op geregelde tijdstippen
boeken gegeven aan kinderen, en hun ouders worden door artsen en verpleegkundigen
geïnformeerd over het belang van voorlezen. De effecten van het programma zijn reeds
veelvuldig bestudeerd. Weitzman, Roy, Walls en Tomlin (2004) onderzochten honderd
gezinnen die het programma volgden en stelden vast dat er in drieënnegentig procent van
de gezinnen voorgelezen werd, en dat vijfenveertig procent van de ouders voorlezen als
favoriete activiteit met het kind noemde. Verder stelden ze ook vast dat het volgen van het
programma een vooruitgang in geletterdheid teweeg bracht. Reach out and read wordt aldus
beschouwd als een ‘evidence-based intervention’6
Ook Nigeria startte een leesbevorderingsproject voor jonge kinderen, namelijk Reading for
Development7. De bedoeling is om een leescultuur te stimuleren door op school boeken voor
kinderen beschikbaar te stellen en door op boekenbeurzen gratis boeken uit te delen aan erg
jonge kinderen. Op die manier hoopt men de blik van kinderen te verruimen en hun kansen
5 http://www.boekenpretfantasia.nl/boekenpret/OverBoekenpret.html, geraadpleegd op 18 april 2008. 6 http://www.reachoutandread.org/program_faq.html#3, geraadpleegd op 18 april 2008. 7 http://www.readingfordevelopment.org, geraadpleegd op 19 april 2008.
12
op schoolsucces te verhogen, zodat de geletterheid van Nigeria erop vooruit gaat. Om de
impact van het project te vergroten wordt ook de betrokkenheid van familie en buurt bij het
programma gestimuleerd.
2.3 Eerste levensjaar: over baby’s, hun ontwikkeling en boeken...
Vanaf twee maanden beginnen baby’s zich te interesseren voor hun externe omgeving. Dit is
dus het ideale moment om te beginnen met intensieve blootstelling aan taal en sensorische
stimulatie. Boeken kunnen hierbij een nuttig medium zijn. De kwaliteit van de vroege
ervaringen met taal heeft invloed op het gemak waarmee kinderen later leren lezen op
school. Samen bezig zijn met boeken stimuleert ook de aandachtsprocessen, bevordert
interactie en is goed voor de visuele en auditieve ontwikkeling van het kind. Het jonge kind
leert bij en dit in een aangename context. (Fortman, Fisch, Phinney & DeFor, 2003)
Onderzoek naar de effecten van Bookstart (cfr. infra) bevestigt dit positieve effect van vroege
ervaringen met boeken. De kinderen die van het Bookstart-programma konden genieten,
hadden in vergelijking met de controlegroep een stevige voorsprong op vlak van taal en
rekenen. Ze bleven deze voorsprong bovendien ook op lange termijn behouden. (Moore &
Wade, 2003)
Hardman en Jones (1999) observeerden veertig baby’s tussen zeven en negen maanden
terwijl ze met hun moeder een boekmoment hadden. Het was duidelijk dat de baby’s bij het
hanteren van de boeken sterk beperkt werden door hun motoriek en door hun gebrek aan
mobiliteit. Alle baby’s hadden het moeilijk om een boek vast te houden, de bladzijden om te
draaien, te focussen op de illustraties, zich uit te drukken en opnieuw recht te gaan zitten na
een tuimeling. De meerderheid probeerde dit te compenseren door op het boek te zuigen of
te kloppen, door het boek te aaien of om te draaien. De moeders daarentegen probeerden het
boekgebeuren eenvoudiger te maken door het boek binnen het bereik van hun baby te
leggen, door figuren aan te wijzen, door de bladzijden om te draaien en door de handen van
hun baby te sturen.
Wijzen is een vorm van interactie die veel voorkomt tijdens boekmomenten met jonge
kinderen. Wie iets aanwijst in een boek, nodigt de ander uit om te kijken. Daarbij verwacht
de persoon ook dat de ander het object zal waarnemen op dezelfde manier. Om dit te
kunnen, moet het kind dus een bepaald cognitief niveau bereikt hebben. Murphy (1978)
onderzocht de non-verbale communicatie van ouder en kind tijdens het bekijken van
prentenboeken. Zijn studie, weliswaar gedateerd maar zeer vaak geciteerd, illustreert hoe de
gebaren van het kind tijdens een boekmoment geleidelijk complexer worden naargelang de
leeftijd van het kind. Baby’s van negen maanden slaan naar de tekeningen in het boek en
grijpen naar de pagina alsof ze de tekeningen uit het blad willen halen. Ze wijzen zelf nog
geen prenten aan. Uit het kijkgedrag van baby’s van negen maanden blijkt duidelijk dat de
vlakke, statische representaties in de prentenboeken voor hen van bijkomstige aard zijn en
aldus nog maar weinig betekenis hebben. (Murphy, 1978)
Bus en Van Yzendoorn (1997) filmden moeders met hun kinderen van tien tot veertien
maanden tijdens het kijken in prentenboeken. Ze pasten de Strange Situation procedure toe
om de moeder-kind gehechtheid te beoordelen. De observaties van het gedrag van moeder
en kind ondersteunden de visie dat vroege geletterdheidsvaardigheden het resultaat zijn van
13
een sociaal proces en niet van geïsoleerde vaardigheden. (cfr. Bus, Belsky, Van Yzendoorn &
Crnic, 1997) Niet zozeer het doorgeven van informatie door de moeder aan het jonge kind is
belangrijk, maar wel het samen ‘delen’ van een boek. Een boekmoment omvat dus veel meer
aspecten dan enkel overdracht van informatie van moeder naar kind.
2.4 Tweede en derde levensjaar: peuters en boeken
Ouders en kinderen leren beter op elkaar in te spelen door hun interacties tijdens het
voorlezen. Zo passen moeders hun gedrag aan op basis van de reacties van het kind. Rond
de leeftijd van dertien maanden beginnen peuters te begrijpen dat boeken naar dingen
verwijzen en dat de prenten symbolen bevatten die ergens voor staan. Moeders worden
veeleisender naarmate het kind al meer van die verwijzingen begrijpt. (Bus & Van
Yzendoorn, 1997) Wanneer ouders opmerken dat hun kind naar een bepaalde bladzijde van
een boek kijkt, gaan ze hier onmiddellijk op in door te wijzen naar een bepaald kenmerk op
die bladzijde. (Sénéchal, Cornell & Broda, 1995)
Het gedrag van peuters van veertien maanden tijdens het voorlezen kunnen we
karakteriseren als ‘acting upon the book’ eerder dan kijken naar het boek. Op deze leeftijd is
het omdraaien van de pagina’s de voornaamste bezigheid. Er zijn ook heel wat baby’s die het
boek willen vastgrijpen of die slaan op de bladzijden. Veel moeders die met hun peuter in
prentenboeken beginnen kijken, vinden dit allesbehalve een positieve ervaring, omdat ze
niet weten dat dit gedrag normaal is. (Murphy, 1978)
Rond veertien – vijftien maanden beginnen de meeste peuters prentenboeken echt te
appreciëren (Sénéchal et al., 1995). De peuters beginnen geluiden en gebaren te maken bij de
prenten, kijken er echt naar en lachen ermee samen met hun moeder. Als ze nog wat ouder
zijn, gaan ze meer reageren op vragen en praatjes van hun moeder. Samen kijken in boeken
is duidelijk een sociaal proces. Hoe jonger de kinderen aan wie voorgelezen wordt, hoe meer
de voorlezende moeder gedrag stelt dat de aandacht van het kind bij het lezen houdt en hoe
meer ze extra dingen bij het verhaal vertelt ter verduidelijking. (Van Kleeck & Beckley-Mc
Call, 2002)
Martin (1998) voerde een onderzoek naar hoe moeders bij het voorlezen aan jonge kinderen
afwijken van de gedrukte tekst en illustraties en hoe die afwijkingen verschillen naargelang
het ontwikkelingsniveau en de leeftijd van het kind. Uit dit onderzoek bleek dat moeders die
voorlazen aan kinderen van twee en vier jaar meer vragen stelden om een gesprek aan te
knopen met hun kind en meer tijd besteedden aan het uitleggen van concepten dan moeders
die voorlazen aan kinderen jonger dan twee jaar. Moeders van kinderen van zes, twaalf en
achttien maanden vereenvoudigden vooral de tekstconcepten. Moeders van peuters van
twaalf en achttien maanden gebruikten meer strategieën om hun kind betrokken te houden
bij het voorlezen. Deze strategieën waren afhankelijk van de cognitieve, linguïstische en
affectieve ontwikkeling van het kind.
Rond de leeftijd van zeventien maanden verandert het patroon van visuele aandacht van het
kind. De peuter gaat vanaf dan zelf ook meer aanwijzen. Deze veranderingen wijzen er
duidelijk op dat de peuter de symbolische eigenschappen van prentenboeken gaat
appreciëren. (Sénéchal et al., 1995)
14
Kinderen van twaalf - achttien maanden reageerden op boeken door te wijzen, te benoemen,
te praten en non-verbale symbolen te gebruiken. Hun ouders probeerden deze reacties uit te
lokken door een voorspelbare routine te volgen tijdens het voorlezen, door vragen te stellen
(‘Wat is dat?’), te praten (‘Kijk, dat heeft dezelfde kleur als jouw trui!’), te benoemen (‘Kijk,
een konijn!’) en feedback te geven (‘Ja, dat is een konijn!’). (Bus et al., 1997)
Op de leeftijd van twintig - vierentwintig maanden is wijzen een goed ontwikkelde
activiteit geworden, en dit in coördinatie met klanken. Dit betekent dat de peuters zelf
prentjes gaan aanwijzen en vragen ‘wat het is’ of zelf gaan benoemen. (Murphy, 1978)
Moeders die voorlezen aan tweejarige peuters lokken meestal reacties uit bij hun peuter,
bijvoorbeeld door te zeggen: ‘raak eens het hondje aan’. Ze ondersteunen waar nodig en
leren hun kind ‘verwijzingsgedrag’ door zelf symbolen te gebruiken zoals dierengeluiden en
gebaren of door te wijzen naar prentjes. (Bus & Van Yzendoorn, 1997)
Uit onderzoek blijkt dat de strategie van ‘dialogic reading’ (te vertalen als ‘interactief
voorlezen’) een positieve invloed heeft op de taalvaardigheden van twee- en driejarige
kinderen. (Huebner & Meltzoff, 2005; Blom-Hoffman, O’Neil & Cutting, 2006) ‘Dialogic
reading’ is een interactieve methode om een boekmoment te hebben met jonge kinderen die
nog niet kunnen lezen. Ook Bus en Van Yzendoorn (1995) halen aan dat interactief voorlezen
de beste manier is om met een jong kind een boekmoment te hebben dat de ontwikkeling
van het kind bevordert.
2.5 Voorleesstijl
Zoals aangegeven in de inleiding, focussen we in het onderzoek Boekbaby’s op voorleesstijl
van moeders en vaders. Hieronder geven we eerst een overzicht van de bestaande literatuur
op het vlak van voorleesstijl los van geslacht. Dan volgt literatuur rond verschillen tussen
moeders en vaders, en de relatie met hun kind in het algemeen (dus niet alleen tijdens
boekmomenten). Daarna volgen verschillen in verbale uitingen van beide ouders en tenslotte
bekijken we het weinige onderzoek dat expliciet focust op voorleesverschillen tussen
moeders en vaders.
2.5.1 Manier van voorlezen
Fletcher en Reese (2005) bestudeerden en vergeleken de bestaande literatuur over voorlezen
aan kinderen van nul tot drie jaar. De positieve invloed op de taalontwikkeling en op de
ontluikende geletterdheid heeft zowel te maken met gedrag van de ouder (bv. al dan niet
interactief voorlezen), gedrag van het kind (bv. aandacht) als kenmerken van het boek zelf
(bv. het boek is al dan niet veel te moeilijk). De invloed is dan ook erg complex. Voorlezen
aan jonge kinderen is duidelijk gerelateerd aan de taalontwikkeling van kinderen. Het is
echter niet geweten welke aspecten van (interactief) lezen nu precies een impact hebben op
de taalontwikkeling.
Uit onderzoek blijkt dat de manier waarop ouders met hun kinderen omgaan terwijl ze bezig
zijn met boeken, erg bepalend is voor de voordelen die het kind kan halen uit de
15
boekmomenten. Wanneer ouders bijvoorbeeld weinig ruimte laten voor de inbreng van het
kind, veelvuldig hun kind terechtwijzen of het kind dwingen te blijven zitten en luisteren,
kan het voorlezen een contraproductief effect hebben op de ontwikkeling van het kind. (Bus
et al., 1997)
Echter, hoe interactiever ouders met hun kinderen bezig zijn met boeken, hoe beter voor de
ontwikkeling. Zo staat het eerder aangehaalde ‘dialogic reading’ in de literatuur beschreven
als een reeks strategieën om een boek te ‘delen’ met jonge kinderen die nog niet kunnen
lezen. De strategie houdt een actieve betrokkenheid van het kind in en moedigt ouder en
kind aan om te praten tijdens het samen kijken in boeken. Heel wat onderzoek heeft
gewezen op de voordelen van deze strategie bij het ontwikkelen van taalvaardigheden bij
peuters en kleuters. (Blom-Hoffman et al., 2006)
Van Damme (1999) voerde onderzoek naar hoe interactief Vlaamse ouders voorlezen aan
hun kinderen van drie tot zes jaar. Hoewel het hier om kleuters gaat en niet om baby’s en
peuters, zijn de bevindingen zeker interessant in functie van ons onderzoek.
Zij stelde vast dat de manier waarop ouders een prentenboek voorlezen aan jonge kinderen
sterk verschillend is. Bij de meeste gezinnen zijn er enkele interacties per boekmoment, in
een beperkt aantal gezinnen is er heel veel interactie en in enkele gezinnen wordt een boek
rechttoe rechtaan voorgelezen. Toch zijn er een aantal handelingen die veelvuldig
voorkomen, zoals het reageren op plaatjes, voorspellen, beantwoorden van vragen en
becommentariëren van onverwachte wendingen.
Zoals eerder aangehaald, hebben kinderen aan wie voorschools regelmatig wordt
voorgelezen, later betere kansen op schoolsucces. Hoe valt dit nu te verklaren?
Vanzelfsprekend spelen het contact met teksten en de ervaringen met boeken een belangrijke
rol. Anderzijds speelt ook het gegeven mee dat voorlezen een warm, affectief moment is dat
zowel door ouder als kind als iets aangenaams wordt ervaren, waardoor een positieve
attitude ten aanzien van boeken ontstaat. Van Damme stelt dat het verband tussen vroege
voorleeservaringen en latere schoolprestaties aldus erg complex is, en gebaseerd op de
interacties die plaatsvinden tijdens het boekmoment. Haar onderzoek focust op de verbale
interacties tussen ouder en kind. Deze interacties kunnen gecontextualiseerd of
gedecontextualiseerd zijn. Bij gecontextualiseerd taalgebruik wordt informatie gebruikt die
reeds in de tekst of illustratie aanwezig is. Dit kan bijvoorbeeld zijn: benoemen, aanduiden of
tekst herhalen. Gedecontextualiseerd taalgebruik gaat verder dan de beschikbare tekst of
illustratie. Voorbeelden hiervan zijn voorspellingen maken, uitleggen van de betekenis van
woorden, het karakter van de personages bespreken...
Van Damme stelt dat de gedecontextualiseerde interacties voor een stuk verklaren waarom
het voorlezen een positief effect heeft op de ontwikkeling van de kinderen. Op school wordt
namelijk vaker gepraat over dingen buiten het hier-en-nu. Kinderen die meer ervaring
hebben met dit soort taalgebruik, zouden daardoor bevoordeeld zijn. Echter, ook in andere
situaties dan voorlezen, wordt gedecontextualiseerd taalgebruik gehanteerd in een gezin,
zoals bijvoorbeeld aan tafel.
Ook Yont en Snow (2003) stelden dat kinderen tijdens het voorlezen niet alleen hun
woordenschat uitbreiden, maar ook kennismaken met woorden en concepten die minder aan
bod komen tijdens dagdagelijkse conversaties. Het gebruik van deze gedecontextualiseerde
taal maakt een belangrijk deel uit van de taalvaardigheid.
16
Uit het onderzoek van Van Damme (1999) bleek dat het grootste deel van wat er door ouders
toegevoegd wordt aan de tekst, contextgebonden is en dus gaat over de prenten en de
gelezen tekst. Een kleiner deel van de interacties zijn gedecontextualiseerde taaluitingen.
Ook bekrachtigen van wat het kind zegt of doet, komt regelmatig voor. Ouders die zelf veel
inbrengen, stimuleren veel interactie bij hun kind. Weinig inbreng van de kant van de ouders
geeft dan weer weinig actie van het kind. Hoe jonger de kleuters, hoe meer
gecontextualiseerde taaluitingen tegenover gedecontextualiseerde er gebruikt worden tijdens
een boekmoment.
Driekwart van de geobserveerde boekmomenten waren met moeder en kind, een vierde met
vader en kind. (Van Damme, 1999)
Van Damme en Spoelders (2001) stelden vast dat er bij kinderen van drie jaar tijdens een
boekmoment hoofdzakelijk contextgebonden gewerkt wordt maar dat bij vier- en vijfjarigen
interacties die het hier-en-nu overstijgen wel vaker voorkomen.
2.5.2 Verschillen in de aard van de relatie
Paquette (2004) theoretiseerde de vader-kind relatie op basis van het huidige begrip van
hechting, interacties tussen vaders en hun jonge kinderen, en individuele aanpassingen van
mensen aan elkaar.
Uit de vergelijking van moeder-kind-interacties en vader-kind-interacties bleek dat vaders
een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van een blik op de wereld bij kinderen
(‘openness to the world’). Mannen blijken een tendens te hebben om kinderen te prikkelen, te
stimuleren, te verrassen, en tijdelijk uit evenwicht te brengen. Ze hebben ook de neiging om
kinderen aan te moedigen om risico’s te nemen, terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor een
veilige omgeving die zekerheid biedt, zodat de kinderen kunnen leren om voor zichzelf op te
komen en om moedig te zijn in ongewone, niet vertrouwde situaties. Deze dynamiek grijpt
echter alleen plaats in de context van een emotionele band tussen vader en kind. We kunnen
deze band de ‘vader-kind-activatierelatie’ noemen. De vader-kind-activatierelatie wordt
meestal ontwikkeld doorheen fysiek spel. Er wordt aangenomen dat het ‘rollebollen’ of
‘ravotten’ (‘tumble-and-play’) met de vader de gehoorzaamheid en ontwikkeling van
competitieve vaardigheden bij het kind bevordert.
De relatie met de moeder is daarentegen eerder gericht op geruststelling en het kalmeren van
kinderen in stresserende situaties, vandaar dat deze relatie de ‘moeder-kind-
hechtingsrelatie’ wordt genoemd. (Paquette, 2004)
2.5.3 Verschillen in verbale uitingen
Het patroon van communiceren tussen ouder en kind wordt beïnvloed door het geslacht van
de ouder. Los van het geslacht van hun kind, spreken vader en moeder dus anders met hun
kinderen. (Alexander, Harkins & Michel, 1994)
Ook Lanvers (2004) vond heel wat verschillen in interacties van moeders en vaders naar hun
kind toe, namelijk:
• moeders zeggen meer in hoeveelheid (niet in lengte) tegen hun kinderen dan vaders;
• moeders doen veel meer ondersteunende en aanmoedigende uitspraken dan vaders
• moeders doen veel vaker negatieve uitspraken (zoals ‘dat mag niet’) dan vaders
• moeders zijn minder directief op verbaal vlak dan vaders;
17
• de uitspraken van moeders zijn minder informatief dan die van vaders;
• vaders houden langere monologen over hetzelfde onderwerp dan moeders;
• moeders reageren meer dan vaders op onderwerpen die het kind heeft aangebracht;
• conversaties tussen moeder en kind handelen over minder verschillende
gespreksonderwerpen dan conversaties tussen vader en kind;
• vaders bieden hun kinderen meer dan moeders uitdagende cognitieve activiteiten
aan (zoals probleemoplossing, plagen…). (Lanvers, 2004)
Hieruit kunnen we leren dat zowel moeders als vaders geslachtsspecifieke sterktes hebben in
de omgang met hun kind. Deze verschillende interactiestijlen houden ook verband met de
verschillende (speel-)activiteiten die moeders en vaders met hun kinderen ondernemen.
(Lanvers, 2004) Toch is uit onderzoek, dat rekening houdt met de activiteit, duidelijk
gebleken dat er wel degelijk verschillen bestaan tussen de interactiestijl van moeders en van
vaders met hun tweejarig kind. (Walker & Armstrong, 1995)
2.5.4 Verschillen in voorleesstijl van moeders en vaders
We vonden één onderzoek waarin de voorleesstijl van moeder en vader vergeleken werd.
Uit dit onderzoek (Bartanusz & Sulová, 2003) bij twee- tot driejarige kinderen bleek dat er
wezenlijke verschillen zijn tussen de voorleesstijlen van moeders en vaders. De onderzoekers
stelden vast dat moeders vaker letterlijk de woorden van het kind herhaalden tijdens een
boekmoment. Vermoedelijk doen ze dit om hun kind aan te moedigen en te tonen dat ze de
boodschap van het kind goed begrepen hebben. Vaders hebben eerder de neiging om de
woorden van het kind te herformuleren, eerder dan die letterlijk te herhalen. Vaders vragen
hun kind ook vaker dan moeders om verduidelijking. De auteurs stelden ook vast dat
moeders meer dan vaders blijken van goedkeuring gaven en dat vaders meer dan moeders
afkeuring toonden. Deze vaststelling is tegengesteld aan het eerder vermelde onderzoek van
Lanvers (2004), die stelde dat moeders vaker negatieve uitspraken doen dan vaders.
2.6 Affectieve interacties tijdens boekmomenten
Via het onderzoek Boekbaby’s willen we meer informatie verzamelen over affectieve
interacties die ouders met hun kind hebben tijdens een boekmoment, en welk belang ouders
hieraan hechten. In de literatuur vinden we meerdere onderzoeken terug over affectieve
interacties tijdens boekmomenten.
Baker, Mackler, Sonnenschein en Serpell (2001) zochten naar een verband tussen enerzijds de
verbale en affectieve interacties van ouders en kinderen tijdens het voorlezen en anderzijds
de vooruitgang in lezen van hun kinderen. De onderzoekers observeerden kinderen tussen
vier en acht jaar met hun ouders tijdens het lezen. De drie onderzoeksvragen luidden als
volgt:
(1) Waarover praten kinderen en ouders tijdens het voorlezen?
(2) Hoe is de affectieve atmosfeer tijdens het voorlezen?
(3) Zorgt het voorlezen voor een vooruitgang in het lezen van de kinderen?
Wat waren nu de conclusies? Over het algemeen verliep het voorlezen in een positieve sfeer.
De onderzoekers stelden ook vast dat hoe meer er gepraat werd over onderwerpen die niet
18
direct met het boek te maken hadden (cfr. gedecontextualiseerde taal, Van Damme, 1999),
hoe positiever de sfeer. De kinderen uit de gezinnen waar het voorlezen in een positieve
sfeer verliep, lazen op achtjarige leeftijd meer uitdagende boeken, zelfs wanneer de bijdragen
van voorgaande leesactiviteiten en basisleesvaardigheden mee in rekening werden gebracht.
De affectieve interacties zijn dus heel erg van belang voor de voordelen die kinderen halen
uit de boekmomenten.
2.6.1 Dimensies van affectieve interacties
Bergin (2001) onderzocht via observatie de affectieve interacties tijdens het voorlezen aan
peuters en aan kinderen die leren lezen. Hij deelde die interacties op in acht categorieën,
waarvan zes met een positieve en twee met een negatieve invloed:
� lof, ondersteuning, positieve gevoelens, emotionele spontaneïteit,
fysieke nabijheid, affectie ( = positieve dimensies)
� vijandigheid, kritiek (= negatieve dimensies)
De interviewvragen over affectieve interacties in ons eigen onderzoek baseren we op deze
dimensies. Hieronder volgt een nadere verklaring van de begrippen, naar analogie met
Bergin (2001).
• Lof betekent het aantal keer dat de ouder het kind verbaal bekrachtigt of goedkeuring
toont via gebaren zoals knikken en glimlachen.
• Onder ondersteuning verstaan we luisteren, geduldig zijn en aanmoedigen.
• Positieve gevoelens houden in: lachen, plezier maken, enthousiasme, grapjes maken,
onstuimigheid...
• Emotionele spontaneïteit is de emotionele vrijheid in de familie of met andere woorden
het gemak waarmee een persoon zijn gevoelens uit.
• Met fysieke nabijheid wordt de ruimtelijke afstand tussen ouder en kind bedoeld.
Zitten ouder en kind naast elkaar zonder fysiek contact, of zit het kind op de schoot
van de ouder, of...
• Onder affectie verstaan we warmte, responsiviteit, flexibiliteit en sensitiviteit, zowel
van ouder naar kind als van kind naar ouder. Warmte (↔ verwerping) betekent
bezorgdheid uiten in verband met elkaars gevoelens, noden en voorkeuren. Ook niet-
taakgerelateerd lachen naar de ander hoort hierbij. Responsiviteit (↔ ongevoeligheid)
betekent reageren op de activiteiten van de ander. Flexibiliteit (↔ rigiditeit) is bereid
zijn tot het sluiten van compromissen en proberen aansluiten bij andermans wensen.
Sensitiviteit (↔ vijandigheid) betekent reageren op subtiele hints van de ander.
• Vijandigheid zijn negatieve emoties die tentoongespreid worden. Dit kan erg duidelijk
zijn of juist heel subtiel. Duidelijk is bijvoorbeeld wanneer de ouder het kind
uitscheldt wanneer het een fout maakt, of wanneer het kind zelf zegt ‘stoppen’.
19
Subtiel is bijvoorbeeld wanneer de moeder zucht of wanneer het kind dreigend naar
de moeder kijkt.
• Kritiek is het aantal keer dat de ouder een negatieve opmerking geeft of een gebaar
maakt zoals rollen met de ogen, sarcastisch zeggen ‘goed’ als het kind een fout maakt.
De dimensies lijken ons zeker ook bruikbaar om boekmomenten met baby’s te bestuderen.
Analyses wezen uit dat er een verband is tussen de kwaliteit van de affectieve relatie tijdens
het boekmoment en de attitude van het kind ten opzichte van lezen. Ook de vloeiendheid
van het lezen van het kind hangt samen met de kwaliteit van de affectieve relatie. Elkaar
affectie tonen blijkt voor ouder en kind een erg belangrijk onderdeel te zijn van een
boekmoment. De affectieve interacties zorgen ervoor dat de kinderen minder gefrustreerd
zijn bij het lezen en meer gemotiveerd om te lezen. Hierdoor leren ze sneller lezen en kunnen
ze op dezelfde leeftijd meer woorden per minuut lezen, dan kinderen die minder affectie en
bevestiging kregen van de ouders tijdens het lezen. Bergin (2001) concludeert hieruit dat het
belangrijk is om ouders te helpen van het samen lezen een aangenaam moment te maken en
niet alleen ouders aan te moedigen vaker samen met hun kinderen te lezen.
2.6.2 Invloed van hechting op boekmomenten
Bus voerde reeds heel wat onderzoek naar voorlezen aan erg jonge kinderen (Bus et al., 1997;
Bus en Van Yzendoorn, 1995, 1997). Zij richtten zich op het affectieve aspect van de ouder-
kind-interactie en besteedden bijzondere aandacht aan de invloed die de hechtingsrelatie
heeft op de interactie tijdens het voorlezen. De onderzoekers stelden vast dat leer– en
instructieprocessen tijdens de boekmomenten afhankelijk zijn van de kwaliteit van de
affectieve relatie tussen moeder en kind.
In tegenstelling tot heel wat onderzoeken die enkel de interacties tussen moeder en kind
bestuderen, bekeken Bus et al. (1997) ook de interacties tussen vader en kind. Hiertoe
observeerden ze kinderen van dertien en twintig maanden tijdens het voorlezen met hun
vader, en kinderen van twaalf en achttien maanden tijdens het voorlezen met hun moeder.
Spijtig genoeg was een vergelijking van de voorleesstijl van moeders en vaders niet mogelijk
omdat men vaders en moeders elk op een andere leeftijd aan het kind liet voorlezen.
Wat waren nu de onderzoeksresultaten? Moeders van onveilig gehechte kinderen lezen in
het algemeen minder voor en als ze voorlezen, is er minder interactie tijdens een
boekmoment dan bij veilig gehechte kinderen. De onveilig gehechte kinderen in het
onderzoek reageerden minder op het boek en waren ook sneller afgeleid. De moeders
hadden meer de neiging om hun kinderen te disciplineren tijdens het kijken in
prentenboeken. Voor de vaders werd dit verschil in interactie naargelang de hechtingsrelatie
echter niet teruggevonden. De hypothese voorafgaand aan het onderzoek was dat vaders
vaak minder ervaren zijn in voorlezen en dat daardoor hun leesstijl minder het gevolg zal
zijn van een vroegere relationele geschiedenis en de vader dus meer ‘ad hoc’ dingen zal
bedenken. De leesstijl van de vaders is dan meer afhankelijk van situationele factoren dan
van interactie-patronen. In hun onderzoek stelden Bus et al. (1997) inderdaad vast dat er bij
het voorlezen door de vader geen verschillen waren in interactie met hun kind naargelang de
hechtingsrelatie. Ook Frosch (2001) stelde vast dat het verband tussen gehechtheid en
interactiepatronen ontbrak bij vaders.
20
Naar aanleiding van hun onderzoek, geven Bus et al. (1997) aan dat het belangrijk is om
geletterdheid te bestuderen in het breder kader van de ontwikkeling van het kind. Het
onderzoek van Bus bevestigt de hypothese dat de mogelijkheden van ouder en kind om een
boek te ‘delen’ afhangen van de bredere relationele context. Geletterdheid mag immers niet
beschouwd worden als het gevolg van een aantal geïsoleerde factoren. De ouder-kind relatie
speelt bij voorlezen een grote rol. Bowlby opperde reeds in 1973 dat het vestigen van een
effectieve samenwerkingsrelatie voor activiteiten zoals voorlezen, moet gezien worden als
het verlengde van een veilige relatie tussen ouder en kind. Kinderen ontwikkelen immers
een mentale representatie van hun interacties met hun ouders, en ze anticiperen hierop,
ervan uitgaande dat het toekomstig gedrag van de ouder gelijkaardig zal zijn aan de vorige
interacties waarop de representaties van het kind gebaseerd zijn. Veilig gehechte kinderen
zijn op die manier in staat om een evenwicht te vinden tussen hechting en exploratie.
Onveilig gehechte kinderen daarentegen blijven direct of indirect focussen op de
hechtingsfiguur. Ze zijn sneller afgeleid, verlaten vaak moeders schoot en zijn minder
enthousiast en nieuwsgierig naar nieuwe onderwerpen.
Deze moeders lieten bv. minder toe dat hun kind het boek aanraakte of vastpakte terwijl dit
heel normale reacties zijn bij éénjarige kinderen. Als gevolg hiervan verliezen sommige van
deze kinderen hun interesse voor het boek. De ouders van onveilig-vermijdend gehechte
kinderen hadden meestal moeite met het aanpassen van het voorlezen aan het niveau van
begrijpen van het kind. Ze praatten minder over de tekst en wijzen weinig aan. De ouders
doen minder moeite om hun kind te motiveren.
Onveilig-weerstandbiedend gehechte kinderen vertoonden storend gedrag tijdens het
voorlezen door zich negatief of agressief op te stellen ten opzichte van de ouder. Hier
konden de ouders moeilijk mee omgaan. Ze wezen hun kinderen vaker terecht (‘Zit neer!’)
en deden veel pogingen om hen te motiveren (‘Kijk daar eens!’).
Gelijkaardige bevindingen vinden we ook terug bij Frosch (2001). Hij voerde een
longitudinaal onderzoek bij kinderen op twaalf, vijftien en vierentwintig maanden oud naar
het verband tussen ouder-kind gehechtheid en interacties tijdens voorlezen. Hij
concludeerde dat moeders van onveilig gehechte kinderen minder warm en ondersteunend
en meer vijandig en opdringerig waren en minder de cognitieve ontwikkeling van hun kind
stimuleerden.
Deze onderzoeken wijzen dus duidelijk op het belang van een veilige basis als noodzakelijke
voorwaarde voor de ontwikkeling van vroege geletterdheidsvaardigheden. De affectieve,
interpersoonlijke context speelt dus een erg belangrijke rol bij een boekmoment. Verder
kunnen we ook concluderen dat het erg belangrijk is om bij onveilige gehechtheid ouders en
hun kinderen te helpen om hun leesgewoonten te veranderen. Zoniet kunnen
geletterdheidsprogramma’s die voorlezen thuis aanmoedigen, een contraproductief effect
hebben. Een interventieprogramma zoals ‘dialogic reading’ kan ouders van onveilig-
vermijdend gehechte kinderen helpen om van het voorlezen een aangenaam moment te
maken.
Binnen het onderzoek Boekbaby’s is het interessant om de omgekeerde invloed na te gaan,
namelijk welke invloed de gezamenlijke boekmomenten hebben op de band tussen ouder en
kind, vanuit het perspectief van de ouder zelf. Hierover is amper literatuur te vinden. Via
21
ons onderzoek willen we op die manier ook de beleving van de ouders in de literatuur
brengen.
2.6.3 Aanrakingen tijdens boekmomenten
Over fysiek contact - één van de positieve affectieve dimensies van Bergin (2001) - is
behoorlijk wat literatuur te vinden. We gaan hieronder kort wat dieper in op de betekenis
van die aanrakingen tijdens een boekmoment.
Nguyen, Heslin en Nguyen (1975) vermeldden reeds de positieve relatie tussen aanrakingen
en praten. Hun onderzoek bevestigde dat fysieke nabijheid psychologische en
interpersoonlijke nabijheid vergemakkelijkt en bevordert. Ontwikkelingstheorieën
benadrukken het belang van aanraking voor de ontwikkeling en het welzijn van zowel jonge
als oudere kinderen. Het positieve effect van aanrakingen op de fysieke, emotionele en
cognitieve ontwikkeling van kinderen is veelvuldig aangetoond. Fysiek contact draagt
immers bij tot een veilige gehechtheid van het kind aan de moeder. (De Wolff & Van
Yzendoorn, 1997)
Landau, Shusel, Eshel & Ben-Aaron (2003) onderzochten de aanrakingen tussen ouders en
hun driejarige kinderen bij het vertellen van een verhaaltje rond een emotie-uitlokkend
prentenboek. Ze stelden vast dat aanrakingen heel wat verschillende functies vervulden.
Aanrakingen van ouder naar kind tijdens het boekmoment verhogen de hoeveelheid face-to-
face-interacties, trekken, behouden en reguleren de aandacht, en beïnvloeden het uiten van
affectie. Tactiele stimulatie is bovendien ook een vorm van omgevingsverrijking en aldus
goed voor de ontwikkeling van het kind. Opvallend is dat kinderen en ouders elkaar meer
aanraken als ze een verhaaltje vertellen over een boek dan als ze een verhaaltje vertellen over
een stuk speelgoed. Elkaar aanraken tijdens het voorlezen blijkt een manier van
communiceren te zijn tussen moeder en het jonge kind. (Landau et al., 2003)
Reeds vanaf de geboorte verschilt de manier van affectief interageren van moeders en vaders
met hun baby (Eidelman, Hovars en Kaitz, 1994). Lamb (1977) vergeleek vader-baby-
interacties met moeder-baby-interacties. Kinderen tussen nul en twaalf maanden reageerden
positiever op vader-kind spel dan op moeder-kind spel, hoewel er weinig verschillen waren
in de soorten spelen die beide ouders initieerden. Wel waren moeders met hun peuter meest
bezig met zorgtaken, terwijl vaders vooral speelden met de peuter.
“It is argued that the father-infant and mother-infant relationships may involve
different kinds of experiences for infants, such that the two parents have differential
influences on personality development from infancy onward.” (Lamb, 1977, p. 167)
Vanaf de geboorte is dus de neiging van moeders om te zorgen voor het kind zichtbaar, en
de neiging van vaders om te spelen met hun kind. Deze neiging blijkt duidelijk uit hun
‘parenting behavior’. (Eidelman, Hovars & Kaitz, 1994) De eerder aangehaalde bevindingen
van Paquette (2004) in verband met vader-kind-activatie-relatie en moeder-kind-
hechtingsrelatie, sluiten hier goed bij aan.
Uit bovenstaande onderzoeken kunnen we concluderen dat het positieve effect van het
hebben van boekmomenten met kinderen van nul tot drie jaar op het latere schoolsucces
ruimschoots aangetoond is, maar dat het effect niet enkel te wijten is aan de informatie-
22
uitwisseling, maar ook aan andere aspecten die deel uitmaken van een boekmoment, zoals
bijvoorbeeld de affectieve interacties. Vandaar de keuze om in ons onderzoek niet gericht te
zijn op effecten, maar wel op het in beeld brengen van de interactie van ouder en kind tijdens
boekmomenten, met als bijzonder aandachtspunt de betekenis van affectieve interacties. Het
eigen belevingsonderzoek kan aldus een belangrijke aanvulling vormen op het bestaande
onderzoek, dat voornamelijk cijfermatig is en gebaseerd op observatie, waarbij de beleving
van ouders zelden aan bod komt.
23
3. Methode8
In dit onderdeel wordt in een eerste luik (3.1) de onderzoeksmethode van het twee jaar
durende onderzoek Boekbaby’s uit de doeken gedaan. Vervolgens wordt in een tweede luik
(3.2) de analysemethode van de eigen subthema’s binnen de derde interviewronde van het
onderzoek Boekbaby’s beschreven.
3.1 Methode algemeen
De selectie van de gezinnen die aan Boekbaby’s deelnemen gebeurde in eerste instantie via
de openbare bibliotheken. Elke openbare bibliotheek kon zich kandidaat stellen voor
deelname aan het pilootproject; een vijftigtal bibliotheken ging op de oproep in. Uit deze
kandidaturen werden uiteindelijk tien steden of gemeenten geselecteerd. Bij de selectie
speelden twee criteria een belangrijke rol: de bevolkingsgrootte (waarbij een onderscheid
werd gemaakt tussen grote steden, kleine steden en gemeenten) en de vertrouwdheid met
een bibliotheekwerking voor baby’s en jonge kinderen (met als onderscheid wel of geen
vertrouwdheid). Dit resulteerde in de creatie van twee kerngebieden. Het eerste kerngebied
omvatte Kortrijk, Ieper, Waregem, Beernem en Wingene. Het tweede kerngebied bestond uit
Sint-Niklaas, Beveren, Lokeren, Stekene en Zele. Gezinnen die in deze steden en gemeenten
wonen en in oktober, november of december 2005 een baby kregen, werden met een folder
uitgenodigd om deel te nemen aan het project. Gezinnen die de antwoordkaart
terugstuurden voor 15 februari 2006, maakten allen deel uit van het eerste onderzoeksluik.
Aan al deze gezinnen werd een vragenlijst bezorgd en werd gevraagd om de vragenlijst voor
15 maart 2006 terug te bezorgen. In totaal hebben 287 gezinnen de vragenlijst ingevuld. De
vragenlijst zelf kende vijf rubrieken (zie bijlage 1):
• Algemene informatie over het gezin
• Informatie over het voorleesgedrag in het gezin
• De ideeën van de ouders over de betekenis van voorlezen aan kinderen
• Het gezin en de plaatselijke openbare bibliotheek
• De cultuurparticipatie van de gezinsleden (met een opsplitsing tussen de ouders
en de kinderen)
Na analyse van de vragenlijst werden drieëntachtig gezinnen geselecteerd voor het
interview. Rekening houdend met het streven naar het in kaart brengen van een diversiteit
aan voorleesculturen, werd diversiteit (en niet representativiteit) als belangrijkste parameter
gebruikt om selectiecriteria vast te leggen. Er werd dus gepoogd om zoveel mogelijk variatie
in de onderzoeksgroep te brengen. De vertaling van de parameter diversiteit berustte op één
van de volgende criteria:
• baby is lid van de bibliotheek
• één van de ouders spreekt thuis geen Nederlands
• beide ouders werken niet
• één van de ouders heeft maximum een diploma van hoger secundair onderwijs.
8 De beschrijving van de methode is gebaseerd op het analyserapport van Boekbaby’s (Daems en
Vanobbergen, 2008).
24
Na analyse bleken eenendertig gezinnen als ‘diversiteitgezinnen’ in aanmerking te komen9.
Deze gezinnen werden aangevuld met de meer ‘klassieke’ gezinnen waarbij voorgaande
criteria in acht werden genomen en dit telkens in combinatie met de frequentie van
voorlezen. De drieëntachtig geselecteerde gezinnen kregen midden oktober 2006 een brief
van Stichting Lezen met de mededeling dat ze geselecteerd waren en dat een onderzoeker
hen ging contacteren (zie bijlage 2). Begin november werden de gezinnen opgebeld om een
afspraak te maken voor het eerste interview. Twee gezinnen wensten niet meer deel te
nemen aan het onderzoek, zeven andere waren gedurende een ganse week telefonisch niet te
bereiken (fout telefoonnummer, altijd bezet). Voor deze gezinnen werden ‘vervanggezinnen’
geselecteerd aan de hand van dezelfde criteria als hierboven aangegeven. Dit bracht het
totaal op negenentwintig ‘diversiteitgezinnen’ en vierenvijftig meer ‘klassieke’ gezinnen.
De gezinnen kregen in november of december 2006 iemand van het onderzoeksteam10, op
bezoek voor een eerste interview over hun boekbaby. Tijdens deze bevragingsronde haakte
nog één gezin af. Er werd beslist om geen vervanggezin meer te selecteren. In totaal hebben
dus tweeëntachtig gezinnen een bezoekje gekregen van een interviewer, respectievelijk
negenentwintig ‘diversiteitgezinnen’ en drieënvijftig ‘klassieke’ gezinnen.
Er werd in elk gezin een diepte-interview afgenomen. In de meeste gevallen (61) werd het
gesprek enkel met de moeder gevoerd, negentien keer met de vader en de moeder en slechts
twee interviews werden enkel met de vader gevoerd. De duur van een interview was zeer
variabel, van twintig minuten tot meer dan twee uren. Aan de hand van een opstelde
vragenlijst werd gepeild naar (zie bijlage 3):
• het persoonlijke leesgedrag van de ouder(s)
• het voorleesgedrag van de ouder(s)
• de boekmomenten met hun boekbaby en eventueel met de andere kinderen
binnen het gezin
In het voorjaar van 2007 werd de tweede interviewronde georganiseerd. Op dat moment
waren de boekbaby’s tussen de veertien en zeventien maanden oud. Tussen de eerste twee
interviews zat een tijdspanne van minimum drie maanden. Het tweede interview bouwde
voort op het eerste om de evolutie in het leesgedrag binnen de gezinnen in kaart te kunnen
brengen (zie bijlage 4). Vooral de momenten waarop de boekbaby’s alleen met boekjes bezig
waren en de momenten waarbij ouders met hun baby in boekjes bezig waren, werden
uitgebreid bevraagd. Ook het tweede diepte-interview werd overwegend met de mama’s
gevoerd en duurde bij het ene gezin twintig minuten en bij het andere tot meer dan twee
uren.
Na analyse van de tweede interviewronde bleken bepaalde gezinnen geen nieuwe informatie
aan te brengen. Daarom werd beslist om deze gezinnen voor de derde bevragingsronde een
9 Het onderzoek Boekbaby’s hanteert de termen ‘diversiteitsgezinnen’ en ‘klassieke gezinnen’. Deze
ietwat ongelukkige naamkeuze wordt gebruikt om puur pragmatische redenen en niet omwille van
eventuele ideologische bijbetekenissen. (Daems en Vanobbergen, 2008) 10 Naast één voltijdse onderzoeker (Marie Deams) maken ook drie studenten van de Universiteit Gent
(Lidewei Beel, Ann-Sophie Sleeuwaert, Emily Vlerick) en één student van de Universiteit Antwerpen
(Leni Smits) deel uit van het onderzoeksteam.
25
uitgebreide, schriftelijke vragenlijst te bezorgen. Eind september 2007 kregen 38 gezinnen
een vragenlijst toegestuurd, slechts zes gezinnen hebben ons de ingevulde vragenlijst niet
teruggestuurd. Naast vragen die peilden naar het leesgedrag binnen het gezin, waren er ook
meer specifiekere vragen opgenomen in de vragenlijst. De drie studenten van de UGent die
deel uitmaakten van het onderzoeksteam schreven hun scriptie rond Boekbaby’s11. Elk van
hen heeft een thema gekozen waarin ze zich wilden verdiepen. Zij hebben vragen met
betrekking tot hun thema toegevoegd aan de vragenlijst. De vragenlijst kende op die manier
volgende rubrieken (zie bijlage 5):
• boekmomenten
• boekenpakket 3
• logo & website
• bibliotheek & uzelf (scriptie Ann-Sophie Sleeuwaert)
• bibliotheek & uw boekbaby (scriptie Ann-Sophie Sleeuwaert)
• kinderboeken (scriptie Emily Vlerick)
• voorleesstijl van moeders en vaders (scriptie Lidewei Beel)
• affectieve interacties tijdens voorlezen (scriptie Lidewei Beel)
Tijdens diezelfde periode werd met de andere gezinnen12 een afspraak gemaakt voor het
derde en afsluitende interview.13 Deze interviews vonden allemaal plaats in oktober en
november 2007. De boekbaby’s hadden toen de leeftijd van twintig-drieëntwintig maanden.
Alle gezinnen werden bevraagd over het leesgedrag binnen het gezin. Daarnaast kregen de
gezinnen die door de studenten geïnterviewd werden ook vragen met betrekking tot het
thema van hun scriptie (zie bijlage 6). De interviews bij de andere gezinnen, waar de
voltijdse onderzoeksmedewerker op bezoek ging, werden opgenomen op film. Bij elk van
deze gezinnen werd ook één aspect uit het leesgebeuren extra onder de loep genomen. De
focuspunten waren:
• bibliotheek
• keuze van de boeken
• voorleesstijl moeder & vader
• voorlezende broers en zussen
• alleenstaande moeder
• avondritueel
• “nieuwe” boekbaby
Als interviewtechniek voor de drie interviewrondes werd geopteerd voor een semi-
gestructureerd diepte-interview aan de hand van een vragenlijst. De vragenlijst fungeerde
hoofdzakelijk als houvast voor de interviewer aangezien de volgorde waarop de vragen
werden gesteld, alsook de vraagformulering niet waren vastgelegd. Deze interviewmethode
liet toe om een diepgaand gesprek te hebben met de respondent, die zijn ervaring, beleving
en gevoelens kon uiten. Het voordeel van deze interviewtechniek was de grote vrijheid die
aan de respondent werd gegeven. Hij of zij had op die manier de ruimte om uit te wijden
11 Een student van de Universiteit Antwerpen maakte tijdens de eerste twee interviewrondes deel uit
van het onderzoeksteam. Ondertussen is zij afgestudeerd en heeft aldus het onderzoeksteam verlaten. 12 Het betreft vijfenveertig gezinnen waarvan twintig behoren tot de ‘diversiteitsgezinnen’ en
vijfentwintig gezinnen tot de ‘klassieke gezinnen’. 13 Eén gezin is in de loop van het onderzoek verhuisd naar het buitenland en maakte in de laatste
bevragingsronde geen deel meer uit van de onderzoekspopulatie.
26
over bepaalde onderwerpen. Tegelijkertijd had dit ‘losse’ gesprek het voordeel dat de
interviewer directe feedback kon vragen aan de respondent en zich ervan kon vergewissen
dat alle topics aan bod waren gekomen gedurende het gesprek. Het semi-gestructureerde
diepte-interview was echter heel tijdrovend, aangezien de interviews integraal werden
uitgetypt. De interviewers moesten bovendien over de vaardigheden beschikken om een
open conversatie te kunnen voeren met de gesprekspartner(s). Daarnaast dienden zij zinvol
te kunnen inspelen op onderwerpen waarbij zij zelf op voorhand niet hadden stilgestaan.
De op dictafoon opgenomen interviews werden nadien woordelijk getranscribeerd in MS
Word en onderling vergeleken om de verschillen in leesgedrag te achterhalen. Elke
interviewronde werd afzonderlijk geanalyseerd, maar telkens werd er teruggekoppeld naar
eerder gemaakte bevindingen. De verschillende leden van het onderzoeksteam analyseerden
telkens onafhankelijk van elkaar hun eigen interviews. De antwoorden op de vragen werden
vraag per vraag overlopen en de algemene tendensen hiervan werden besproken in een
analyserapport. Vervolgens werden de resultaten van de drie studenten en de
onderzoekscoördinator vergeleken worden en werd één rapport opgesteld door de
onderzoekscoördinator van Boekbaby’s. Deze werkwijze verhoogde de betrouwbaarheid van
de analyseresultaten.
3.2 Methode eigen subthema’s binnen derde interviewronde
In de derde interviewronde (cfr. kwalitatief onderzoeksluik, 3.2.1) en in de afsluitende
vragenlijst (cfr. kwantitatief onderzoeksluik, 3.2.2) werd bij een aantal gezinnen extra
gefocust op volgende twee subthema’s:
• affectieve interacties tijdens het voorlezen,
• voorleesstijl van moeders en vaders.
3.2.1 Methode kwalitatief onderzoeksluik (semi-gestructureerde interviews)
Van vijfenveertig van de drieëntachtig boekbaby-gezinnen werd zoals vermeld een laatste
interview afgenomen in de periode oktober-november 2007. De boekbaby’s hadden toen de
leeftijd van twintig tot drieëntwintig maanden. Twaalf gezinnen werden extra bevraagd in
verband met de ouder-kind- interacties tijdens het voorlezen (affectieve interacties en
voorleesstijl van moeders en vaders). Dit zijn die twaalf gezinnen waar dezelfde onderzoeker
de vorige twee interviews bij afnam. Zo zijn de gezinnen al meer vertrouwd met de
onderzoeker om over deze meer persoonlijke onderwerpen te praten. Bij het telefonisch
contacteren van de gezinnen werd gevraagd of beide ouders wilden aanwezig zijn tijdens
het derde interview, opdat de mening van beide ouders aan bod zou kunnen komen. Bij tien
gezinnen waren vader én moeder effectief aanwezig tijdens het interview. Bij twee gezinnen
kon de vader onverwacht niet aanwezig zijn. Die twee vaders werden nadien telefonisch
gecontacteerd en bevraagd rond voorleesstijl, zodat ook met hun mening rekening kon
worden gehouden. De interviews en telefoongesprekken werden letterlijk getranscribeerd in
MS Word.
27
3.2.2 Methode kwantitatief onderzoeksluik (gesloten vragenlijst)
Zoals in punt 3.1 vermeld ontvingen achtendertig gezinnen - die tijdens de laatste ronde niet
meer geïnterviewd werden - per post een gesloten vragenlijst. Zoals vermeld stuurden
tweeëndertig gezinnen de vragenlijst terug, wat een respons van vierentachtig procent
inhoudt. De gegevens van deze vragenlijsten werden ingevoerd en geanalyseerd met behulp
van SPSS 12.0 for Windows.
In deze scriptie worden vooral de resultaten besproken in verband met de eigen subthema’s:
- voorleesstijl van moeders en vaders (deel 4 vragenlijst)
- affectieve interacties tussen ouder en kind tijdens boekmomenten (deel 5 vragenlijst)
De vragen voor de vragenlijst werden opgesteld aan de hand van de literatuurstudie over
beide thema’s. De vragen over affectieve interacties zijn gebaseerd op onderzoek van Bergin
(2001), die verschillende dimensies onderscheidde binnen affectieve interacties, namelijk lof,
vijandigheid, kritiek, ondersteuning, positieve beïnvloeding, emotionele spontaneïteit,
fysieke nabijheid en affectie. De formulering van de vragen diende heel nauwgezet te
gebeuren, gezien de aard van het onderwerp sociaal wenselijke antwoorden kon uitlokken.
De vragen zijn te vinden in bijlage 6 .
28
4. Resultaten14
In dit onderdeel worden de onderzoeksresultaten van Boekbaby’s besproken. Eerst volgen
de algemene onderzoeksbevindingen van drie interviewrondes in de driëntachtig gezinnen
en vervolgens worden de resultaten van de eigen analyses in verband met de subthema’s
rond ouder-kind-interactie besproken.
Alle letterlijk getranscribeerde interviews en analyserapporten van de drie rondes liggen ter
inzage op het secretariaat van de Vakgroep Pedagogiek van de Universiteit Gent.
4.1 Algemene onderzoeksbevindingen project Boekbaby’s
4.1.1 Eerste interviewronde (11-13 maanden)
A Boeken en baby’s: een samenspel?
De woorden ‘boeken’ en ‘baby’s’ worden maar zelden in één adem genoemd. Deze
vaststelling komt zowel tot uiting in de kijk en het ‘gedacht’ van ouders als in hun handelen.
Het woord ‘boek’ wordt onmiddellijk geassocieerd met lezen of voorlezen. Lezende
volwassenen, lezende kinderen en voorlezen aan kinderen is een vanzelfsprekendheid, maar
een baby met een boek of boekmomenten (kunnen) hebben met een baby is voor velen totaal
nieuw.
“Het verbaasde ons hoe snel dat het haar toch interesseerde. Hoe snel het toch een moment was om leuk
met haar bezig te zijn en dat ze daar echt duidelijk van geniet.“ (Lore)
“Ik had er eigenlijk niet bij stil gestaan om al zo vroeg met boekjes te beginnen maar anderen hadden mij
gezegd van, als je baby kan grijpen, kan hij een boekje vastnemen. En dan ben ik daarmee begonnen.”
(Theo)
“Baby en boeken, ik vond het eerste idee wel een beetje abstract. Is dat zo weer een tendens om kinderen
vroeger en vroeger te leren lezen? Tegenwoordig moet je kunnen lezen in het tweede kleuter. Maar toen
we eigenlijk meer en meer begonnen te ontdekken, moesten we toch wel onze visie herzien.” (Franne)
Toch hebben alle ouders zich vrijwillig ingeschreven om deel te nemen aan het
Boekbabyproject en heeft de aanvankelijke twijfel plaats gemaakt voor enthousiasme over
boeken en baby’s. Ouders zijn er zich van bewust geworden dat boekjes meer kunnen
betekenen dan enkel voorlezen. Kortom, ‘boeken’ en ’baby’s’ kunnen toch, weliswaar op een
eigen manier, samengaan.
“‘Boeken en baby’s’, is dat natuurlijk niet zoals de grote literatuur maar […] mijn zoon Jorn is nu 14
maanden bijna, dus dat is eigenlijk nog niet lezen, maar wel het aantonen hé […] en dan heb je
natuurlijk ook de voelboeken tegenwoordig, wat ook eigenlijk heel handig is. Zo leren ze dus in contact
komen met verschillende materialen en stoffen en het verschil voelen tussen hard-zacht, ruw-glad,
enzoverder. Dus dat vind ik wel goed.” (Jorn)
14 De beschrijving van de resultaten is gebaseerd op het onderzoeksrapport van Boekbaby’s (Daems en
Vanobbergen, 2008).
29
Over het Boekbabyproject zijn de gezinnen unaniem enthousiast. Ieder gezin heeft zo zijn
eigen reden waarom ze zich ingeschreven hebben. Voor enkelen primeert het pragmatische
argument (lees: het gratis ontvangen van boekjes), anderen formuleren een expliciet
kindgericht motief.
“Ik heb geen leescultuur van thuis meegekregen. Bij ons thuis leesden [sic] ze nooit. En ik lees ook niet.
[…] want ik vind dat wel een gemis. […] ik wil dan toch proberen dat aan de kinderen wél mee te
geven.” (Stina)
“Als je zelf vroeger graag gelezen hebt, vind je dat een heel tof initiatief. […] Lezen is toch een
fantasiewereld en je kan dat nooit genoeg stimuleren, denk ik, van kleinsaf aan.” (Jente)
B Boekmomenten
Een eerste vaststelling is de uniciteit van elk kind wat betreft de interesse in boekjes. Enkele
boekbaby’s vertonen nog geen enkele interesse in boekjes, wat soms tot grote frustratie leidt
bij ouders. Andere baby’s kunnen zich uren met een boekje bezig houden of ‘eisen’ reeds van
hun ouders om boekmomenten met hen te hebben.
“Dan brengt hij dat boek en dan wil hij dat boek kijken met u en dan ben je er even mee bezig en dan
ziet hij weer iets anders om mee te spelen. Dan komt hij een half uur later terug.” (Arne)
“Ik kan hem voor 1 pagina zijn interesse wekken maar daarna wil hij het boek vastnemen en het in zijn
mond steken.” (Rube)
“[…] want gelijk in de auto ook, daar ligt altijd zo’n plastieken boekje in en daar zit ze dus echt
constant in te kijken en die kan dat een uur aan een stuk doen, daarin kijken.” (Emily)
Alle ouders die boekmomenten hebben met hun baby ervaren deze als zeer positief. Geen
enkele ouder geeft aan dit niet graag te doen, meer zelfs, het is voor velen een intiem
moment, een moment van rust in hun drukke leven. Met andere woorden, een boekmoment
beschouwen ouders als pure ‘quality time’ met hun baby.
“Het is gezellig, het is een moment om te koesteren, om eens samen te zijn met je kind. Anders is het
eten maken en lopen van de ene plaats naar de andere en nu vind ik dat ook heel leuk. Dat is echt voor
mij ontspanning om eens samen met hem een boek te lezen, rust.” (Rune)
“Het is wel zo een intens moment, zo gezellig. Innig samen in de zetel, wij tweeën, met een boekje, zo
echt een knuffelmoment.” (Wout)
In tegenstelling tot de boekmomenten die ouders hebben met hun oudere kinderen, verlopen
de babyboekmomenten hoofdzakelijk spontaan. Weinig ouders hebben vaste tijdstippen
waarop de boekmomenten plaatsvinden. De ouders en hun baby kijken samen in een boekje
als de ouder een momentje vrij heeft, als (ze vermoeden dat) hun baby erom vraagt of als
hun baby rustig moet worden.
30
“Maar als ze zo aan mijn broek komt hangen, zeg ik ‘allee, mama gaat ne keer met u in een boek kijken’.
En ze komt dan af en dan gaan wij aan tafel zitten. Dat zijn zo momenten, maar dat zijn zo geen vaste
tijdstippen, allee, er zit geen regelmaat in.” (Ona)
“Nee, vaste tijdstippen zijn er niet. Als hij echt zaagt en neuterig is, meestal wordt hij daar rustig van,
als je dan met hem in een boek gaat kijken.” (Arne)
“Ja als ik tijd heb, ’s avonds dus en in het weekend ook, dat hij gewoon aan het spelen is en ik zie dat hij
hem een beetje verveelt of zo. Ik pak hem dan op mijn schoot en we kijken eens in een boekje “ (Jari)
Wanneer ouders weloverwogen met hun baby in een boekje kijken, zijn dit doorgaans
momenten waarop ze hun baby stil willen krijgen. Zo vertellen meerdere ouders dat ze hun
baby een boekje aanreiken als ze samen aan tafel zitten of wanneer hun baby te wild is. Ook
bij de dokter of in het ziekenhuis is een boekje de ‘rustgever’ bij uitstek.
“Vooral als hij nood heeft aan rust. Als hij ambetant is of zo, je neemt hem op de schoot en je neemt een
boek. Ja, hij wordt er rustiger van.” (Wouter)
“Als we gaan winkelen of naar de dokter of zo van die dingen. Dan is dat inderdaad, dat zijn dan
dingen waarbij ge hem dicht bij u kunt houden en tegelijkertijd hem zo wat kunt boeien.” (Yghor)
Ouders zijn gestart met boekmomenten op het moment ze vermoedden of zagen dat hun
baby er klaar voor was. Bij de meesten was dat als hun baby ongeveer zes maand oud was.
De plaats waar de boekmomenten plaatsvinden is heel variabel en afhankelijk van
boekmoment tot boekmoment. Ouders gaan zich bij hun baby op de speelmat zetten of zitten
samen in de zetel waarbij de ene baby op de schoot zal zitten en de andere naast zijn mama
of papa. Opvallend is wel dat weinig ouders boekmomenten hebben in de slaapkamer van
de baby. Tegelijkertijd zien we dat veel ouders zich voornemen of verlangen om in de
toekomst van een boekmoment een dagelijks ritueel te maken, dat zal plaatsvinden in de
kinderslaapkamer. Enkele ouders hebben daarvoor al praktische voorbereidingen getroffen
en de voorleesboekjes liggen al klaar.
“Boven hebben we al een hoekje op zijn kamer met een zetel en een kussen van een giraf en dat zal zeker
het hoekje zijn waar we zullen voorlezen. Dat is echt een knus hoekje.” (Lander)
“We hebben daar een schommelstoel staan, klaar om te lezen.” (Milo)
Boekmomenten zijn overwegend een mama-aangelegenheid. Meerdere ouders geven aan dat
de papa nog nooit met hun baby in een boekje gekeken heeft. De belangrijkste reden
hiervoor is tijdsgebrek. De vader is niet vaak thuis en als hij dan al bezig is met zijn kindje,
dan zal hij ‘wildere’ dingen doen, zoals rollebollen en met de autootjes spelen. Sommige
mama’s staan er wel op dat ook papa babyboekmomenten heeft en zal hem er dan ook toe
aanzetten. Enkele moeders twijfelen ook aan vaders voorleeskunsten; ze eisen als het ware
het alleenrecht op van de boekmomenten. Toen we de moeders de vraag stelden of zij soms
moesten gemotiveerd worden om een boekmomentje te hebben met hun baby, reageerden
velen verontwaardigd met ‘natuurlijk niet’.
31
“Het is ik meestal die de boekjes voorlees, mijn man zal zelden, ik zeg niet als ik er niet ben, zal hij ook
wel een boekje voorlezen. Maar hij zal eerder bezig zijn met spelletjes en terwijl ik eerder met het lezen”
(Benjamin)
“Nee, tenzij ik ’s avonds vergadering heb of ik moet weg, dan vraag ik wel dat hij dat ook doet. Nu
gisteren had ik zo’n vergadering en ik vroeg nadien hoe het geweest was, en hij zei dat hij bijna in slaap
gevallen was tijdens het boekmomentje. Dus ik veronderstel dat hij zich gewoon met haar bij de boekjes
heeft gezet.” (Sari)
“Ik denk dat gij een saaie voorlezer zijt.” (Quetzalli)
Gezamenlijke babyboekmomenten worden hoofdzakelijk door de mama gedaan, terwijl het
voorlezen van een verhaaltje aan de oudere kinderen door ofwel de moeder ofwel de vader
verzorgd wordt, waardoor ze vaak elkaars verschillen niet kennen. Anderen gaven volgende
verschillen aan:
“Hij is niet echt het voorleestype, hij is het verteltype.” (Quetzalli)
“Hij fantaseert er meer bij” (Laure)
“Ik denk dat hij minder fantasie heeft dan ik. Ik denk dat hij zich strikt aan het boekje zal houden terwijl
ik er misschien nog iets zal bij vertellen.” (Charles)
“Ja, de kinderen merken daar ook verschil in. Mijn man zegt het ook, dat ik enorm goed kan voorlezen,
ik doe het met intonatie en zo. Mijn man, als hij voorleest, ook al kent hij het verhaal, het gaat in stukjes
en hakjes en eigenlijk niet zo aangenaam.” (Keano)
“Mijn man zal minder de tekst volgen, die zal meer los vertellen.” (Nele)
“[mama] gaat er toch wel wat langer mee om en misschien ook wel ietske geduldiger. Als ze zelf begint
te bladeren zodat het sneller gedaan zou zijn, dan gaat [mama] sneller zeggen van ‘stop, we zitten hier.’
Ik zou ze eerder laten doorbladeren.” (Franne)
“Mijn man zijn aanpak is anders. Mijn man kan heel goed dierengeluiden nadoen. Dus eigenlijk als hij
dan in een boekje kijkt en er staat een haan in of een schaap of een koe of zo, hij vindt dat heel grappig.”
(Victor)
Een verhaaltje uitvinden, zonder gebruik te maken van een boek wordt door het overgrote
deel van de ouders nooit gedaan. Als het al gebeurt, is het eerder papa die zijn verbeelding
de vrije loop laat. Veel mama’s vinden dat ze over niet genoeg fantasie beschikken om dit te
doen.
Bij baby’s blijft het ‘voorlezen’ beperkt tot het benoemen van wat ze op de prenten zien.
“Nee, voorlezen doe ik zo nog niet. Ze volgt het toch nog niet, ze is nog te klein, […], dus vertel ik
gewoon wat er op de plaatjes staat en dat is het eigenlijk.” (Florine)
“Da’s zo van ‘dit is een vis en hier staan drie zeepaardjes, één, twee, drie’. Op die manier eigenlijk. Hij
kan nog niet tellen, maar dat maakt niet uit. Echt verhaaltjes voorlezen heeft nog op dit moment niet
32
veel zin omdat hij, hij verstaat dat eigenlijk niet. Ik bedoel, hij gaat een stem horen en zich daarbij
gerust voelen, maar echt een verhaal...” (Robrecht)
Echte voorleesboekjes worden ook nog maar weinig ter hand genomen tenzij de baby
meeluistert naar het verhaal dat mama of papa vertelt aan grote broer of zus, wat vaak
gebeurt. Ouders geven aan dat de baby vooral uit praktische overwegingen bij de
voorleesmomenten aanwezig is: vaak enkel fysiek, hij of zij luistert en kijkt niet altijd mee.
Babyboekmomenten vinden meestal maar plaats als ouders tijd en zin hebben of als hun
baby zin heeft. Vooral dit laatste leidt soms tot frustratie bij de ouders. Ouders willen het
boekje volledig doornemen met hun kind, maar heel vaak heeft hun baby na enkele
bladzijden geen aandacht meer heeft voor het boekje en houdt hij zich met andere zaken
bezig. De baby verplichten om de aandacht bij het boekje te houden, is uit den boze. De
meeste ouders hebben schrik om hun baby een aversie van boekjes te doen krijgen en
dringen zich daarom niet op.
“Hij bepaalt eigenlijk altijd zelf met wat hij speelt en als hij zin heeft in een boek, dan kan het niet stuk
maar als hij er geen zin in heeft, dan moet je niet met een boek afkomen.” (Pieter)
“Oh, ik ga stoppen als hij geen zin meer heeft. Als ik zie dat het boek drie keer weggegooid wordt, ik bied
het hem de eerste keer weer aan, want het kan ook een vergissing geweest zijn, maar als hij het een
tweede keer op de grond gooit, dan is het boekmoment over.” (Simon)
“Nee, als ze geen zin meer heeft. […] En ik ben dan ook niet van het prinicipe van, je moet hier blijven
en je gaat dat boek uitlezen want misschien gaat ze er dan op den duur een degout van krijgen, ik weet
het niet. Ik wil echt dat ze dat uit eigen beweging doet.” (Lauren)
“Ja, Theo is een beetje de baas.” (Theo)
Een boekmoment van vijf minuten mag als een succes gezien worden. Ook het feit dat de
baby vrij is om de bladzijden om te draaien wanneer hij of zij wil, desnoods twee pagina’s
ineens, getuigt van een ‘baby-is-baas’ mentaliteit.
“Ik laat ze gewoon bladeren. Omdat ik ook zoiets heb van, het moet leuk blijven. En als ik zeg ‘ik was
hier wel een fantastisch verhaal aan het vertellen, we gaan terug’, denk ik dat ze op de duur iets gaat
hebben van ‘ja, die leest die boekjes voor haarzelf en ik wil nu drie bladen verder kijken en ja...’ Ik laat
dat aan haar over.” (Jente)
“Ik ga hem zelf wat bezig laten. Hij mag ook zelf de blaadjes draaien en dat mogen er 5 ineens zijn dat
hij omdraait, dat speelt mij geen rol.” (Lander)
“Als hij zin heeft, verschiet ik er wel van hoelang dat duurt. Maar of dat nu vijf minuten is, dat weet ik
niet. Het zal zeker niet langer zijn, het lijkt lang omdat hij soms op een minuut soms tien verschillende
dingen doet, maar dat kan wel zijn dat het vijf minuten zijn.” (Pieter)
“Ik denk wel dat hij het vijf minuutjes kan volhouden, maar dan wordt het tijd dat hij iets anders doet.”
(Kiyaro)
“Vijf minuutjes. Ofwel is het boekje uit ofwel na vijf minuten verslapt zijn aandacht wel.” (Charles)
33
Ten slotte valt het op dat bijna geen enkele ouder start met de titel van een babyboekje voor
te lezen, wat wel het geval is als ze voorlezen aan hun oudere kinderen. Velen voelden zich
als het ware betrapt toen we hen die vraag stelden en konden dan ook geen verklaring geven
waarom ze dit niet doen.
C Babyboekjes
We zien een duidelijke evolutie wat betreft de interesse die baby’s tonen voor bepaalde
boekvormen. Globaal genomen kunnen we stellen dat de stoffen boekjes de eerste boekjes
zijn waarvoor baby’s aandacht hebben, vervolgens beleeft een zes maanden oude baby veel
plezier aan badboekjes. Enkele maanden later zal hij of zij ook oog hebben voor kartonnen
boekjes. Wanneer de boekbaby’s interesse zullen tonen in de gewone boekjes konden de
ouders ons niet zeggen, de tijd zal dat moeten uitwijzen (cfr. verdere onderzoeksresultaten).
“Knisperboekjes, dat vond ze enorm leuk, maar ik denk van vier tot zes maand, ik denk zelfs nog jonger,
dat vond ze fantastisch. Nu vindt ze dat hier leuk, een soort plastiek.” (Marieke)
“Ja, nu zijn het altijd kartonnen boekjes. We hebben niet meer van die stoffen boekjes en knisperboekjes,
dat hebben we niet meer.” (Matteo)
Wat boekgenre betreft, kijken baby’s vooral in prentenboeken en ‘babywoordenboeken’.
Verhalenboeken hebben veel ouders ook al in huis gehaald, niet om al uit voor te lezen aan
hun baby, maar deze boeken liggen reeds klaar voor later. Naast deze boeken liggen er vaak
ook al sprookjesboeken te wachten om uit voorgelezen te worden.
Boeken met versjes of rijmpjes worden niet vaak in huis gehaald, of toch zeker niet bewust.
Het gebeurt wel eens dat ouders een versje of rijmpje, dat ze nog kennen van vroeger, zullen
vertellen aan hun baby. Maar zoals met het zelf verzinnen van verhaaltjes, worden ook geen
versjes of rijmpjes uitgevonden.
‘Handjes draaien, koekebakke vlaaien’ en ‘'k Zag twee beren broodjes smeren’, deze twee
kinderliedjes zijn in menig boekbabygezin dagelijkse kost. Op enkele uitzonderingen na,
zeggen alle ouders heel dikwijls te zingen voor hun baby, vaak zelfs meerdere keren per dag.
Zoals met de boekmomenten wordt vaak een liedje gezongen om hun baby rustig te krijgen
of om de aandacht af te leiden als hij of zij bijvoorbeeld op het ververskussen ligt. De ouders
zelf beleven er ook plezier aan omdat hun baby er heel positief op reageert. Enkele gezinnen
hebben om die reden dan ook liedjesboeken (boeken met bijhorende cd) in huis gehaald.
Wanneer ouders een boekje kopen, kijken ze vooral naar kleur, tekeningen en thema. Vooral
de boekjes met felle kleuren en duidelijke tekeningen vallen in de smaak. Ouders erkennen
dat vooral zijzelf het boekje leuk moeten vinden; hun baby is nog te klein om te kennen te
geven wat hij of zij leuk en mooi vindt. Opvallend is wel dat ouders de boekjes in huis
beoordelen aan de hand van de interesse die hun baby ervoor heeft.
“Vooral de kaft, de inhoud, de kleuren, ik ga er zeker eerst in kijken. Het moet kleurrijk zijn, ook de
tekeningen die erin staan moeten mooi zijn. “(Ilana)
34
“De kaft is al belangrijk, als die al niet aanspreekt, dan zal je het al laten liggen (...) [ik kijk ook] naar
hetgeen wat er effectief in staat. Ik ga er ook eens in bladeren. Het zijn geen grote boekjes. Ook de vorm
en de kleuren en ook het voelen. Het uitzicht ook een beetje. “(Noa)
4.1.2 Tweede interviewronde (14-17 maanden)
A Ingeburgerde boekmomenten
Algemeen beschouwd kunnen we stellen dat boekmomenten goed ingeburgerd zijn in de
gezinnen met een boekbaby15. Alle gezinnen, op twee na, vinden het een evidentie dat ze
geregeld met hun baby in boekjes kijken.
De boekbaby’s zelf tonen steeds meer interesse voor boekjes. Waar drie maanden geleden
vooral de ouders het iniatief namen om samen met hun baby in een boekje te kijken, gaan de
boekbaby’s vandaag zelf vaker een boekje in de hand nemen, om er zelf in te lezen of om
hun mama of papa eruit te laten voorlezen.
“Maar ik vind wel dat ze zelf nu meer afkomt met die boeken. Dat ik vroeger soms zei van ‘kom, gaan we
in de boekjes kijken’ en dan nam ze zelf ook een boekje ze, maar nu neemt ze die constant zelf (…) ik moet
het zelf niet meer nemen.” (Lauren)
De tijd die een boekbaby spendeert aan boeken is, volgens hun ouders, ongeveer dezelfde
gebleven. Wel is er een verschuiving in het aandeel van de twee soorten boekmomenten.
Heel veel ouders geven aan dat zijzelf minder boekmomentjes hebben met hun spruit in
vergelijking met drie maanden geleden, maar dat hun baby zelf veel vaker alleen met
boekjes bezig is.
Nog steeds vinden de boekmomenten overwegend plaats in de woonkamer op de speelmat
of in de zetel. Veel ouders vertelden ons met enige fierheid dat hun boekbaby nog maar
zelden boekjes in de mond steekt, ook het scheuren van ‘gewone’ blaadjes is in frequentie
verminderd.
We deelden de boekmomenten op in solo boekmomenten, waarbij de baby alleen bezig is
met boekjes, en gezamenlijke boekmomenten, waarbij de baby samen met een ander bezig is
met boekjes.
B Solo boekmomenten
Boekjes worden minder gezien en gehanteerd als tokkelinstrument, luchtafweer of bijtring,
maar hebben plaatsgemaakt voor een ‘lees’-boekje. Bijna alle ouders vertellen dat hun baby’s
de boekjes grondig bekijken: pagina voor pagina worden de prentjes zorgvuldig bestudeerd.
Veelal worden de herkende figuren aangewezen. Tijdens het ‘lezen’ van een boekje brabbelt
ongeveer de helft van de baby’s erop los, vaak onverstaanbaar voor de ouders.
15 Hoewel de boekbaby’s de leeftijd van een peuter bereikt hebben, blijven we hier
gemakkelijkheidshalve over boekbaby’s spreken.
35
“Ja, ik heb soms het gevoel dat hij mij wil nadoen, dat hij daar zit met het boek en dan is het van
‘blablabla’, en zo echt luid, zo met het motto van ‘jullie hebben mij voorgelezen en nu ik en luister!’”
(Victor)
Dikwijls vloeien de solo boekmomenten van de baby over in een gezamenlijk boekmoment.
“Maar ze neemt dan een boekje en ze komt dan af en dan kijken we erin.” (Kena)
C Gezamenlijke boekmomenten
Zoals reeds vermeld hebben ouders vaak gezamenlijke boekmomenten met hun boekbaby,
weliswaar in iets mindere mate dan drie maanden terug. Enkele ouders hebben nu minder
boekmomentjes uit tijdsgebrek, maar de meeste zoeken de verklaring voor de vermindering
bij hun boekbaby zelf. Enerzijds zijn de boekbaby’s veel actiever en mobieler geworden,
willen dit uiten en gaan niet meer zo gedwee op mama of papa’s schoot gaan zitten.
Anderzijds vinden ouders het minder ‘nodig’ om gezamenlijke boekmomenten te hebben
vermits hun baby meer alleen in boekjes kijkt.
Hoewel veel ouders de boekmomenten nu als even leuk beschouwen als drie maanden
geleden, zijn ze er allen unaniem over eens dat hun boekbaby veel meer en erg leuk reageert
tijdens de boekmomenten. Een drietal maanden geleden was de reactie van de boekbaby’s
vaak nog beperkt tot (kortstondig) luisteren, kijken en weglopen. Nu beginnen ze ook
herkenbare figuren of prenten aan te wijzen, ‘vragen te stellen’ en te brabbelen tijdens de
boekmomenten. Er is met andere woorden veel meer interactie tussen de ouders en de
boekbaby’s.
“Dat ze zelf veel meer vertelt. Vroeger zweeg ze als ik vertelde, dan keek ze echt naar die prentjes en ze
duwde wel altijd op die prentjes maar ze zei niet veel, maar nu vertelt ze. Vanaf dat ik zwijg, begint zij
te vertellen. Ik denk dat het een echt babbelgat gaat worden.” (Ilke)
Deze evolutie vertaalt zich ook in een veranderende vertelstijl van de ouders. Drie maanden
geleden ging een boekmoment eenzijdig van de ouder uit en beperkte het zich voornamelijk
tot het benoemen van prenten. Nu is een gezamenlijk boekmoment geëvolueerd naar een
vraag- en antwoordspel tussen ouder en kind.
“Waar is Bumba?’ of ‘Waar is de vlinder?’ Ja, en dan moet ge zeggen soms… soms hebt ge daar een
positieve reactie op of soms… soms weet je dat hij het weet, en dan zie je dat in zijn ogen, maar dan
duidt hij eerst twee keer iets anders aan, omdat je dan ‘neen, neen’, en als je dan… dan wijst hij het
goeie aan en dan kijkt hem zo ‘ziet ge wel dat ik het weet’, en dan zegt ge ‘ja, bravo’, en dan wacht hem
daar dus op, dus echt wel zo die momenten ja.” (Jorn)
“Ja, allee, de vragen zijn anders geworden he. Van ‘zoek al eens dit’ of ‘zoek al eens dat’, dat kon ze over
een paar maand nog niet hé.” (Nele)
Deze vaststelling gaat enkel op voor boekmomenten met aanwijsboekjes, waar meestal geen
tekst in staat. De rijmboekjes of de korte verhaaltjesboeken (zoals Nijntje) worden vaak wel
letterlijk voorgelezen.
36
De gezamenlijke boekmomenten duren niet langer dan drie maanden terug, zo’n vijftal
minuten. Ze vinden de ganse dag door plaats wanneer de ouders thuis zijn. Ook de rol van
de papa is niet veranderd: nog steeds is het ‘rustige’ boekmoment een mama-aangelegenheid
en het ‘wildere’ spelmoment een papa-aangelegenheid. Net zoals de solo boekmomenten
vinden de gezamenlijke boekmomenten voornamelijk plaats in de woonkamer, het
speelterrein van de boekbaby. Hierbij gaat de ouder bij het kind op de speelmat zitten ofwel
gaat het kind bij de ouder (op de schoot) in de zetel zitten. Enkele boekbaby’s hebben hier
een echt ritueel rond gebouwd.
“Ge moet gaan zitten, eender hoe, kleermakerszit, wat dan ook, en ze moet op uw linkerbil gaan zitten.
Dan zet ze haar daarop en dan… Ja, dat is altijd… En dan rechtstaan, nee, dat gaat niet.” (Quetzalli)
“Hij wil meestal op schoot zitten, ja. Want als ge gewoon zegt van ‘kom maar naast mij zitten’ of we
gaan rechtstaand bladeren, dat is niet goed he. Want er volgt dan ‘ik wil hier wel op de schoot’. Ja, dat is
wel een ritueelke dat erbij hoort. Of wij zitten dikwijls daar dan op de trap en dan komt hij tussen mijn
benen zitten of op mijn schoot.” (Kobe)
Nog steeds vertelt slechts een handvol ouders ’s avonds een verhaaltje in de slaapkamer als
onderdeel van het avondritueel. Een echte verklaring waarom de anderen dit (nog) niet
doen, geven ze daar niet voor. Wij vermoeden dat het boekgenre, de aanwijsboekjes, dat op
nu de overhand neemt een mogelijke verklaring kan zijn. Er worden nog steeds geen ‘echte’
verhaaltjes of sprookjes aan de boekbaby’s voorgelezen.
D Babyboekjes
In menig boekbabygezin nemen de kartonboekjes de bovenhand in de boekencollectie.
Hoewel we deze bevinding reeds drie maanden terug gemaakt hebben, is ze nu veel
explicieter. Veel boekbaby’s tonen op dit moment enkel nog interesse in kartonboekjes, de
stoffen en badboekjes worden bijna niet meer ter hand genomen. Enkele ouders hebben deze
boekjes dan ook al weggelegd of weggegeven.
“Stoffen boekjes haat ze. De badboekjes, dat is ook niet echt haar ding. Gewone boeken. Nu begint het te
beteren met ook boeken met die fijne blaadjes. Vroeger was dat nogal een geweld, de onze.” (Lauren)
Boekjes met dunne, gewone blaadjes maken langzaam hun intrede bij de boekbaby’s. Voor
een gezamenlijk boekmoment wordt zo’n boekje wel eens bovengehaald, maar voor de solo
boekmomentjes moet de boekbaby het stellen met ‘veilige’ boekjes. Hoewel de meeste
ouders ons vertellen dat hun kind minder vaak boekjes in de mond steekt en minder vaak
blaadjes scheurt, blijft dit toch de grootste reden waarom de ‘gewone’ boekjes apart worden
gehouden.
De korte verhalen kunnen langzaam maar zeker op belangstelling van de boekbaby’s
rekenen.
“Allee, wij lezen wel voor en wij lezen het verhaaltje uit, ook al is ze al met iets anders bezig want ja,
het is ook geen zittend gat. Maar ja, ze vindt dat wel leuk ze, ze komt erbij zitten en zo maar dat moeten
korte verhaaltjes zijn. En ze wil inderdaad altijd zelf bladeren.” (Quetzalli)
37
Pop-up boekjes of flapjesboeken vinden de meeste boekbaby’s heel leuk. Toch worden ze
vooral gebruikt tijdens gezamenlijke boekmomenten omdat de flapjes nogal snel vernield
worden door de baby’s.
“Van die pop-ups… Ze heeft pop-upboekjes maar ze trekt er gewoon alles los, stukken trekt ze er
gewoon uit.” (Ilana)
De aanwijsboeken en prentenboeken zijn op dit moment het meest populair in de
boekbabygezinnen. Eén prent op één pagina in felle, duidelijke kleuren kunnen de
boekbaby’s het meest bekoren. Toch maken iets drukkere boekjes langzaam hun intrede.
“Het zijn meest aanwijsboekjes. Er zit wel één boekje eigenlijk bij met een verhaaltje met daar luistert
hij eigenlijk niet naar als ge dat vertelt ook, dan moet dat rap vooruit gaan en dan moet hij kunnen zelf
kijken.” (Lander)
Algemeen beschouwd vallen vooral boeken over dieren en boekjes met geluid en/of flappen
heel erg in de smaak bij de boekbaby’s. We vermoeden dat beide soorten boekjes geliefd zijn
door hun interactieve component. Bij de dierenboeken bootsen de ouders of de baby’s de
dierengeluiden na; met de flapjesboeken kunnen de baby’s zelf actief bezig zijn.
De sprookjesboeken liggen nog steeds veilig opgeborgen voor later. Ook de langere
verhalenboeken worden slecht sporadisch bovengehaald voor een gezamenlijk boekmoment.
38
4.1.3 Derde interviewronde en vragenlijst (20 tot 23 maanden)
De volgende analyses zijn enerzijds gebaseerd op de interviews die afgenomen werden bij
tweeënveertig boekbabygezinnen en anderzijds op de schriftelijke vragenlijst die door
tweeëndertig gezinnen werd ingevuld.
A Boekmomenten ‘op vraag van’ de boekbaby’s
Uit de derde bevragingronde blijkt duidelijk dat boekmomenten, zowel solo als
gezamenlijke, nog steeds een belangrijke plaats innemen in de boekbabygezinnen. Alle
boekbaby’s hebben de weg naar de boekenkast of –kist gevonden. In vergelijking met het
vorige interview van zes maanden geleden kunnen we stellen dat de boekbaby’s nu
minstens evenveel interesse hebben in boekjes, velen hebben zelfs duidelijk meer interesse in
boekjes. Dit blijkt zowel uit de interviews als uit de vragenlijsten.
“Meer, veel meer. Die boekenmand staat daar en ze loopt er heel dikwijls naartoe en ze zet haar op haar
poep en dan pakt ze er wat uit.” (Lore)
“Toch wel meer. Hij had niet zo veel interesse, dus nu heeft hij toch wel meer interesse. Hij komt nu
zelf af met boekjes dat hij wil gelezen hebben van auto’s, auto’s, auto’s. Alle soorten vrachtwagens en
auto’s.” (Thijs)
Het initiatief om een boekmoment te hebben, komt nu nog vaker dan een half jaar geleden
van de boekbaby zelf. Daarenboven zijn ze heel creatief of gebruiken ze al hun charmes in
het overtuigen van hun mama of papa om samen in een boekje te kijken.
“Of ze komt dan op de mat liggen bij mij op den buik, en dan komt ze zo met haar arm over mij zo
liggen […] dat is ook wel tof, ja, dat is echt wel dat je zegt van ‘allee’, ze vindt het echt wel een keer leuk
van samen te kijken in een boekje.” (Eva)
“… dan wringt ze zich op zijn schoot met een boek en hij moet lezen hé, dus ge hebt geen keuze, het is te
lezen. Dus dat doet ze wel. “(Sterre)
“Of aan je benen komen trekken als je bezig bent aan het koken... met zijn boekje zo van ‘boekje, boekje,
boekje...” ‘(Wouter)
“Want nu dat we begonnen zijn met de zindelijkheidstraining is het zelfs zo erg dat ze eigenlijk niet
moet plassen als ze vraagt om op het potje te zitten. Ze wil op het potje zitten maar dat is alleen omdat
ze heel graag wil dat we een boekje lezen. Ze heeft haar potjes-boekjes.”(Sari)
B Solo boekmomenten
Hoewel de boekmomenten nog steeds deel uitmaken van het spel van het kind, vinden de
meeste ouders dat hun boekbaby zich langer kan concentreren en intensiever met een boekje
kan bezig zijn. Waar zes maanden geleden de boekbaby’s vooral naar de (geïsoleerde)
prenten keken, hebben veel ouders het gevoel dat hun spruit een boek nu meer ziet als iets
met een begin en een einde. De boekjes worden vaker echt ‘uitgelezen’. Ook gaan de
boekbaby’s actief op zoek naar herkenbare dingen en benoemen die vaak. Het
39
onverstaanbaar gebrabbel maakt ook stilaan plaats voor begrijpbaar gebabbel. Deze verbale
ontwikkeling stemt veel ouders gelukkig, eindelijk begrijpen ze hun kindje! Een handvol
boekbaby’s fantaseert zelfs echte verhalen!
“Zes maanden geleden verstond je niet wat ze zei, terwijl nu haal je er echt dingen uit dat je wel goed
verstaat. Misschien dat zij toen ook al echt haar verhaal vertelde, maar nu verstaan wij het ook, dat is
het grote verschil. […] ik vind dat grote luxe dat je je kind begint te verstaan en dat je kind jou verstaat.
Dat is juist hetzelfde met een verhaal.” (Ilke)
Net zoals een half jaar geleden vloeit een solo boekmoment vaak over in een gezamenlijk
boekmoment, want als mama of papa in de buurt is, dan kan die er niet onderuit.
C Gezamenlijke boekmomenten
Alle ouders hebben nog steeds boekmomenten met hun boekbaby. Terwijl de meeste ouders
ons tijdens de tweede interviewronde vertelden dat de frequentie sterk was verminderd,
hebben er het laatste half jaar in de boekbabygezinnen opmerkelijk meer gezamenlijke
boekmomenten plaatsgevonden. In de meeste gezinnen wordt zeker dagelijks een boekje
gelezen met hun kind.
“Meer want ze vraagt er meer om. Het gebeurt nu wel heel frequent, dat ze het vraagt. Van ’s morgens
al.” (Sari)
Ook nu zoeken de ouders de verklaring vooral bij hun boekbaby. Deze laatste neemt vaker
het initiatief en komt zelf heel veel aandraven met een boekje. Meestal is het dan ook de
boekbaby die zal bepalen welk boekje er voorgelezen wordt.
“Ze vraagt daar zelf om hé. Ze komt met boekjes aandacht vragen, dat is zo haar manier van ‘zo houd ik
mijn mama gevangen, dan zit ze bij mij in de zetel’ of mijne papa.”(Nele)
Het is opvallend dat de ouders er volmondig over eens zijn dat de boekmomenten alsmaar
leuker worden. Een half jaar geleden hoorden we meestal ‘even leuk.’ Hun boekbaby geniet
nu met volle teugen van die intieme momentjes met hun mama of papa, waardoor deze
laatsten er zelf ook veel plezier aan beleven.
“Veel leuker want ik heb er veel meer geniet van. Hij reageert ook veel meer. Als hij iets ziet dat hij
kent, dan is het het enthousiasme zelve.” (Thijs)
“En bij Sterre komt er heel veel reactie. Ja, ik vind dat eigenlijk veel leuker.“(Sterre)
“Het wordt alsmaar leuker. Je moet het zo zien, het was vroeger leuk, maar de boeken liggen ons ook
meer. [...] het is niet meer één beeld op één pagina, het is echt een verhaal en je kan daar meer mee doen.
Je kan meer de fantasie, je kan meer dingen, gebaren erbij doen, je kan er soms ook iets bij rijmen, […]
of klanken die erbij komen, een trein ‘tjoektjoek’ of een auto ‘tuut tuut’, zo die dingen, dat maakt het
echt wel levendiger. Dat ging vroeger minder omdat je op één beeld, dat vind ik wel moeilijk, voor dan
heel dat verhaal er rond te vertellen en dat heb je nu meer dankzij die boeken die zich er nu toe lenen.
En dat merk je ook, daar gaat hij ook in mee. Die geluiden nadoen en zo. […] Hij kan er meer mee
doen, zelf ook, dat zie je, dat hij interactief is, dat zijn wij niet alleen, dat is hij ook.”(Wouter)
40
“Op deze leeftijd is het leuker om voor haar voor te lezen. Nu krijg je reactie hé, ervoor niet hé. […] En
ik denk ook gewoon ook omdat ze ouder wordt en ze snapt ook al meer wat er in een boekje staat. Ook
naar taalontwikkeling toe. Het is enorm plezierig om nu een verhaaltje te vertellen terwijl dat vroeger
gewoon benoemen was, ze nam dat wel op, maar nu wil ze zelf die woordjes herhalen en vindt ze het
leuk om te herhalen en duidt ze ook zelf aan van ‘kijk, ik wil weten wat dat woord en dat woord is’.”
(Suze)
De reacties van de boekbaby’s zijn opnieuw sterk toegenomen, hun taalontwikkeling is er
zienderogen op vooruit gegaan alsook de betrokkenheid. Veel ouders vertelden ons dat hun
kind al meer geduld, concentratie en aandacht heeft tijdens een gezamenlijk boekmoment. Ze
willen alles zien, b(r)abbelen vaak, vragen zaken en wijzen aan. Heel wat baby’s gaan ook op
zoek naar bepaalde prentjes. Ze willen daardoor soms (te) snel naar de volgende pagina
omdat ze weten wat er zal volgen. Dit getuigt dat de boekbaby’s de boekjes nu ook al écht
kennen. Ze gaan vaak op in het verhaal en doen lustig mee wanneer een personage gaat
slapen, bang is of in zijn handjes klapt. Sommige boekbaby’s maken ook al eens de link
tussen wat ze in hun boekjes gezien hebben en hun leefwereld. Bijna elke ouder vertelde ons
in geuren en kleuren, met gebaren en geluiden, fantastische anekdotes.
“Ook eentje over het circus, en dat is zijn topper, al weken aan een stuk, want we hebben die al ik-weet-
niet-hoe veel keer moeten verlengen, en dat is echt zo interactief. […] Daar staan ook muzikanten in en
zo, en die geluiden die de muzikanten dan maken, dat de instrumenten dan maken, staan er ook in. Dat
is ‘boemboem retteketet’ en dan doen wij ook mee. En op het einde is dat ‘ping ping’ en dat zeggen wij
niet meer, dat zegt hij, dus hij vult aan. Dus dat op zich, dat is al een belevenis op zich, dat is niet meer
dat boek alleen maar dat is echt een boek beleven, laten tot, echt niet alleen, echt visualiseren, tot leven
brengen. […] Hij weet ook al wat er gaat komen, als de koorddanseres er is, dan doet hij ‘sst’. […] Ja, hij
doet het al op voorhand, het blad is nog niet omgedraaid maar waar we juist aan het lezen zijn en dat is
het einde, en hij weet, dat blad is behandeld, dus nu komt die koorddanseres en dat is vóór dat het blad
wordt omgedraaid van ‘sst.’” (Wouter)
“En wat ze ook doet, bijvoorbeeld als er iets instaat van ‘slaapt’ of zo, dan gaat ze ook ‘sstt, slaapt’. Of
er was een figuurke van Jules in een boekske en hij weent en dan zegt ze tegen mij ‘dikke zoen geven’.”
(Sterre)
“Onlangs, hij was aan het eten en hij zei: ‘wat is dat?’ en ik zeg ‘broccoli’. Hij probeert dat dan achter
te zeggen, en dan zei ik: ‘kip’. En hij : ‘kip?’ Koekoeloeloe’, zegt hij zo van: ‘hoe kan dat nu dat die kip
hier nu in mijn bord ligt? Zo’n klein stukske vlees?’ En dat was echt grappig, dat hij zo de link legt
van: dat is dat kipke dat ik normaal in dienen boek zie. (lacht) Hij snapte dat niet echt.” (Milo)
De voorleesstijl van de meeste ouders is ook veranderd, ze hebben die aangepast aan de
ontwikkeling van hun kind. Door de reacties van hun kind zullen ouders vaker
enthousiaster voorlezen of vertellen en vinden het ook leuk om reacties uit te lokken bij hun
kapoen. Toch blijven de mama’s hoofdzakelijk letterlijk voorlezen en is het vooral papa die
durft afwijken van het verhaal en zijn fantasie de vrije loop laat.
“[papa] zal sowieso meer fantasie, ik ga mij aan de tekst houden en af en toe wel een keer een kip
nadoen, maar niet echt vaak. Maar natuurlijk als je een aanwijsboek hebt, dan moet je er wel wat rond
vertellen, maar bij mij beperkt hem dat toch vooral tot hetgeen er te zien is.” (Suze)
41
“Ja, je kunt meer vertellen hé. Vroeger was het meer gericht op woordjes, korte woordjes. Nu kan je al
hele verhalen vertellen en ze houdt er enorm van. Ik denk dat dat ook een beetje mee evolueert met haar
ook.” (Laura)
De boekbaby’s zijn ook minder snel afgeleid waardoor ze langer blijven zitten. De duur van
een gezamenlijk boekmoment is bijna met de helft gestegen in vergelijking met een half jaar
terug. In één op vier boekbabygezinnen duurt een boekmomentje gemakkelijk meer dan tien
minuten. Slechts uitzonderlijk duurt een gezamenlijk boekmoment minder dan vijf minuten.
We durven hier stellen dat dit te maken heeft met de vorderingen in taalontwikkeling bij de
boekbaby’s. Korte gezamenlijke boekmomenten komen vooral voor in de gezinnen met de
allerjongste boekbaby’s. Hoewel het leeftijdsverschil tussen de geselecteerde baby’s slechts
drie maanden bedraagt, merken we toch een verschil in taalontwikkeling.
“Tien minuten’, maar als die (sic) boek uit is, mag ik terug opnieuw beginnen, ‘allee mama’ zegt ze
dan.”(Lauren)
De locatie van een gezamenlijk boekmoment blijft dezelfde, vooral in de woonkamer. Op de
schoot of naast mama of papa in de zetel kijken ze samen in boekjes. Toch hebben ook veel
gezinnen het ‘verhaaltje voor het slapengaan’ geïntroduceerd. Dit hebben de meesten
nochtans niet bewust ingevoerd, het is eerder spontaan tot een ritueel uitgegroeid. Vele
boekbaby’s hechten er veel belang aan en willen niet meer slapen zonder verhaaltje.
’s Avonds wordt heel vaak telkens hetzelfde verhaaltje of telkens één verhaaltje uit hetzelfde
boek voorgelezen terwijl dit bij de andere boekmomenten meer varieert.
D Babyboekjes
Uit de vragenlijsten blijkt heel duidelijk dat de kartonboekjes, net zoals zes maanden terug,
nog steeds het grootste deel van de boekencollectie beslaan en zowel tijdens de solo als
gezamenlijke boekmomenten het meest ter hand worden genomen. Deze vaststelling werd
bevestigd tijdens de interviews.
“We hebben er van alle soorten eigenlijk. Ja, gewone blaadjes toch al wat meer en nog altijd die
kartonnen. Tussen die twee ligt het, eigenlijk voor de rest niets anders.” (Elias)
Boekbaby’s van achttien maanden hebben bijna geen interesse meer in stoffen en badboekjes
en eens ze twee jaar zijn, worden ze nog slechts door enkelingen héél sporadisch gelezen.
We merken wel een duidelijke evolutie in de dikte van de boekjes. De interesse voor de drie
pagina’s lange boekjes is sterk verminderd. De boekbaby’s willen al wat dikkere boekjes,
zeker voor de gezamenlijke boekmomenten.
Een half jaar geleden bestond de boekenkast van de boekbaby’s overwegend uit prenten- en
aanwijsboeken. Ondertussen valt hier minder een patroon in te ontdekken. In vele gezinnen
is de collectie aangevuld met verhalenboeken terwijl andere gezinnen dit nog niet hebben
gedaan. Deze kleine laatste groep vindt dat hun boekbaby’s er nog geen nood aan of
interesse voor hebben. Deze ambiguïteit wijten we aan de verschillen in taalontwikkeling bij
de boekbaby’s.
42
De ‘kortere’ verhalen zijn duidelijk het meest populair. Hoewel de boekbaby’s zich nu wel al
langer kunnen concentreren geven de meeste ouders toch aan dat hun peuter meerdere korte
verhaaltjes verkiest boven één lang verhaal. Daarenboven kunnen boekjes met veel tekst de
boekbaby’s nog niet echt bekoren, de tekeningen blijven erg belangrijk. Boekjes waar op de
ene bladzijde een of meerdere tekeningen staan en op de andere pagina een vijftal zinnen (en
dus niet meer één zinnetje zoals zes maanden terug), omschrijven de ouders als het ‘ideale’
voorleesboekje qua lengte. Eén grote, duidelijke afgebakende tekening in felle kleuren
vinden de boekbaby’s nog steeds leuk, maar velen genieten nu ook al van het zoeken naar
voorwerpen op een pagina met meerdere prenten.
“Op dit moment zou ik het nog altijd houden bij eenvoudige verhaaltjes met veel prenten en duidelijke
prenten.”(Lore)
Ongeveer de helft van die ouders heeft zich ondertussen al eens gewaagd aan het voorlezen
van - vaak ingekorte - sprookjes, met wisselend succes.
“Met haar, ja, ik heb zo wel van die verkorte sprookjes, van De Slegte meegebracht, zo van dikke karton
en die, dat zijn maar een blaadje of zes kartonnekes, en die heb ik wel al eens met haar doorgenomen,
maar die lange sprookjes niet. Nee, dat is te veel tekst, of ge moet het echt in uw eigen woorden
vertellen, maar ja, dat is uiteindelijk ook hetzelfde of dienen boek.”(Lore)
De liefde voor dieren blijft bestaan bij de meeste boekbaby’s. Dierenboeken scoren nog
steeds heel goed bij de tweejarigen. Zo werd het boek De dieren op de boerderij (Delebecque,
2006) uit het derde boekenpakket, erg positief onthaald door de ouders en de boekbaby’s. Dit
foto-flapjesboek wordt interactief gebruikt: de ouders laten hun boekbaby raden welk dier
onder de flap zit en pas nadien mag de flap opgetild worden. De boekbaby’s houden erg van
dit verrassingseffect. Daarnaast hoorden we al af en toe stereotiepe boekenvoorkeuren qua
geslacht: jongens houden van autoboeken en meisjes van prinsessenboeken.
“Ze is enorm geïnteresseerd in dieren, en ze vindt dat dan plezant, die geluiden dat wij er bij maken.
Dat [‘De dieren op de boerderij’] is haar favoriet wel.” (Auke)
43
4.2 Resultaten eigen exploratief onderzoek binnen project Boekbaby’s
4.2.1 De voorleesstijl van vader en moeder
Voor de bespreking van de onderzoeksbevindingen in dit onderdeel werden de resultaten
van de derde interviewronde en van de vragenlijst gecombineerd.
A Het plezier van een boekmoment
Globaal genomen lezen de bevraagde moeders iets liever voor dan de bevraagde vaders.
Zeventig procent moeders en tweeënvijftig procent vaders geven aan ‘altijd’ of ‘vaak’ graag
voor te lezen. Tijdens de interviews geven alle moeders en heel wat vaders aan dat ze graag
boekmomenten hebben met hun boekbaby.
“... het is meer dan boekjes alleen. Het is een gezellig familiemomentje zo.” (papa Amon)
“... ik vind dat wel leuk. Het is een echte knuffelgelegenheid... [...] Het is geen knuffelkind uit haar
eigen, en dat is dan wel een moment dat we dicht bij elkaar zitten.” (papa Franne)
Enkele vaders vertelden dat ze niet zo houden van boekmomenten. Als reden geven ze aan
zelf niet graag te lezen, ze vinden hun kind nog te jong of hebben te weinig geduld.
“En van Dries, eigenlijk is dat nog een beetje, ja... je doet dat wel eens maar het is nog een beetje
oppervlakkig. Ik vind het... het begint al... het betert al... maar ik denk dat de aandacht nog veel moet
groeien. Tegen dat je zover bent dat je een volledig verhaaltje kan... Nu is dat nog een beetje spelen en
doen... Maar nog niet echt... dat het doordringt.” (papa Dries)
Een vader gaf aan zich in het begin wat onzeker te voelen:
“En in het begin vond ik dat zo... ja, ge zijt zo gewoon... ge vindt dat zo vreemd om luidop te zitten
lezen... en je weet dan wel van: ‘die luistert mee en die gaat dat misschien belachelijk vinden’, maar nu...
ik doe dat gewoon. Maar ik moest daar wel weer inkomen, ik was dat niet meer gewoon.” (papa Rube)
Alle moeders en drie kwart van de vaders doen even graag boekmomenten dan andere
activiteiten met hun kind, zoals buiten spelen of puzzelen. Het valt op dat meer moeders dan
vaders een boekmoment als leukste activiteit bestempelen. Twintig procent van de vaders
houdt meer van andere activiteiten dan van boekmomenten. Tijdens de interviews geeft de
helft van de vaders aan dat ze overdag liever andere activiteiten doen, zoals buiten spelen.
‘s Avonds hebben deze vaders dan vaak wel graag een boekmoment met hun kind. Er zijn
duidelijk meer moeders dan vaders met een voorkeur voor activiteiten waarbij je rustig op je
gemak samen bezig bent.
“[…] omdat ik eigenlijk graag zie wat hij allemaal al kan en dat hij dan ook veel vraagt en dan zegt hij
van: ‘mama, hier poepe zitten’. Hij weet dat al... dan moet ik bij hem gaan zitten, soms is dat gewoon
zitten... dat hij leuk vindt. Of samen een puzzel maken. ‘Gaaaat niet’, [zegt hij dan]. Hij kan het wel,
maar hij wil gewoon dat ik bij hem zit. […] Dat vind ik leuk, dat hij aandacht wil zo. Dat hij dat vraagt
dat je met hem samen iets doet, ik vind dat tof.” (mama Milo)
44
“... dat kan ook in haar speelruimte zijn daar. Dat ik er mij gewoon bij leg en dan liggen we alletwee zo
op onzen buik te kijken in de boekjes.” (mama Eva)
B Interactieve voorleesstijl
Zowel vaders als moeders maken gebruik van een interactieve voorleesstijl. Beide ouders
gaan erg vaak geluiden nadoen tijdens een boekmoment. Meestal gaat het om
dierengeluiden. Ouders vinden het voor de hand liggend om dit te doen. Het brengt
namelijk leuke reacties teweeg bij hun boekbaby, zoals imiteren, lachen, verwonderd zijn...
“Ja, surtout als... in die boekjes van Jip en Janneke staan alle geluiden... en wat er gebeurt staat
omschreven in de tekst, dus ja, als Jip of Janneke zich eens pijn doet, zeg je ‘aaaiiiiii’, zulke dingen.”
(papa Dries)
“Om hen iets bij te brengen... je kan dan inderdaad zeggen van: ‘een poes’, maar het is dan logisch dat je
eens zegt van: ‘de poes doet dat’... om er toch eens iets rond te kunnen vertellen, dan gewoon te zeggen
‘we doen een opsomming, het is hier op tien punten en hoeveel plaatjes kun je juist raden?’ Anders vind
ik dat maar saai om te zeggen: ‘het is dat, het is dat’.” (mama Mathias)
Opnieuw heel veel schriftelijk bevraagde ouders én alle geïnterviewde ouders, zowel
moeders als vaders, wijzen prentjes aan tijdens een boekmoment. Ze doen dit om hun
boekbaby duidelijk te maken waarover het gaat en om de aandacht te vestigen op het juiste
prentje.
Moeders zouden dan weer vaker hun boekbaby prentjes laten benoemen. Op die manier kan
de boekbaby beter volgen wat de ouder vertelt en wordt de betrokkenheid groter doordat
hij/zij zelf iets moet gaan zoeken en zeggen. Ouders vinden het leuk om zo te kijken wat hun
boekbaby al kan. Ook bijleren en stimuleren van de taalontwikkeling worden hier vaak als
redenen genoemd.
De stem veranderen voor een ander personage is een minder wijdverspreide interactie-vorm
en wordt meer door moeders dan door vaders gedaan. Slechts zevenenvijftig procent van de
vaders vulden op de vragenlijst in dit vaak te doen, tegenover vijfenzeventig procent van de
moeders. Door hun stem te veranderen en door veel intonatie te gebruiken maken ouders het
leuker voor hun kind om te luisteren. Op die manier trekken ze ook de aandacht van hun
kind: het verhaal krijgt veel meer ‘kleur’ en wordt dus levendiger.
“Om een beetje meer kleur aan het verhaal te geven. Het krijgt een beetje extra dimensie daardoor, hé.
Bijvoorbeeld het bedreigende van een personage, het lieve of juist het kinderlijke ervan, ja... te
accentueren. Of juist een beetje spelen met contrasten daardoor. Dat doe ik soms ook, gewoon bewust
een fijn stemmetje kiezen voor bijvoorbeeld een personage die een beetje bedreigender overkomt en ze ne
keer omdraaien, eens spelen daarmee.” (papa Amon)
“Ja, om de verschillende personages duidelijker af te tekenen, als het de mama is van Jip en Janneke, of
Jip of Janneke... En als er dan staat: ‘brult Jip’ of ‘huilt Jip’, dan, hé, je moet dat toch een beetje... dat is
toch toffer hé.” (mama Dries)
“...sec woorden reciteren is niet leuk. Ze moet ook leren dat bijvoorbeeld een mama niet hetzelfde klinkt
als een baby bijvoorbeeld. Dat trekt ook meer haar aandacht.” (mama Franne)
45
Slechts enkele ouders hebben de gewoonte om steeds de titel van een boekje te lezen, een
derde van de papa’s en eenentwintig procent van de mama’s hebben op deze vraag
bevestigend geantwoord bij de vragenlijst. Tijdens de interviews vertelden de
titelvoorlezende ouders ons dat dit een deel van het boekgebeuren is en dat hun boekbaby zo
meteen weet waarover het boekje gaat. Soms volgt er dan ook een enthousiaste reactie van
de boekbaby op het lezen van de titel. Andere ouders geven dan weer aan dat ze de titel
soms te moeilijk vinden of te weinig van betekenis voor hun boekbaby. Zij gaan de titel niet
lezen, maar wel het hoofdpersonage van het boekje noemen. Ouders die de titel nooit lezen,
hebben daar veelal nog niet bij stil gestaan.
“Het zou wel ne keer kunnen dat ik zeg van: ‘gaan we ne keer kijken naar de beestjes van de boerderij?’ […]
Maar het is niet zo van: ik ga naar de titel kijken, en ik ga het nu luidop zeggen.” (papa Milo)
“Gelijk van dat verhaaltje over die kikker. Ik denk niet dat ik iedere keer zeg van: ‘het is kikker in het
water’, ik zeg: het is een verhaal van kikker. […] soms zou je bijvoorbeeld zeggen: ‘het is een verhaaltje
van...’ en dan weet ze al wat ze kan verwachten. Ik vind dat de titel niet altijd veel zegt, dat is nog een beetje
moeilijk voor hen.” (mama Martha)
Slechts een handvol ouders - eenentwintig procent moeders en vijf procent vaders - vraagt
hun boekbaby wat hij/zij denkt dat er zal gebeuren in een verhaaltje. Deze erg lage cijfers
durven we enerzijds toeschrijven aan het feit dat er in bepaalde boekbabygezinnen nog geen
verhaaltjes worden voorgelezen. Anderzijds kan de beperkte woordenschat van de
boekbaby’s hier ook een verklaring vormen. De ouders die hun kind wel af en toe vragen
naar het vervolg van het verhaaltje, doen dit om de betrokkenheid van hun kind bij het
verhaal te stimuleren en om het verhaal interessanter te maken voor hun kind. Op die
manier kunnen ze ook controleren of hun kind het verhaal begrijpt. Sommige boekbaby’s
vragen ook zelf wat er gaat gebeuren.
Ouders vinden de interactie met hun kind een belangrijk onderdeel van het boekmoment. Ze
vinden dan ook dat hun boekbaby hen gerust mag onderbreken of vragen stellen. Geen
enkele ouder vindt dat de boekbaby moet stilzitten en luisteren en niet mag onderbreken.
“Ja, hij mag dat doen [onderbreken]. Soms heb je zo een boekje van iets van tien pagina’s, dat hij weet
van, vaak is er zo een pagina die hij heel tof vindt, en dan gaan we verder [naar de volgende pagina] en
dat wil hij dan niet..” (papa Rube)
“[…] en dan wil hij zelf terugkeren, gelijk die pagina met die vele vogels op… De pagina erna zegt hem
bijna niets en dan wil hij terugkeren naar de vorige pagina omdat daar veel meer op te zien is en dat er
daar veel vogels op staan. Ja, dan vinden wij dat niet erg.” (mama Rube)
“Ik denk dat het ook is dat ze gemakkelijker leren op een speelse manier, terwijl moest je zo streng zijn
van: ‘blijf stil zitten en nu gaan we een boekje lezen.’ Dat kind gaat dat ook voelen van, dat is een
verplichting.” (papa Eva)
46
C Beoordeling en beïnvloeding
Het is opvallend dat vaders zichzelf minder goed beoordelen als voorlezer dan moeders. Zo
vindt slechts vijfentwintig procent vaders zichzelf een goede voorlezer tegenover
vierenvijftig procent moeders. Zestig procent vaders beoordeelt zichzelf als ‘niet goed en niet
slecht’, tegenover eenenveertig procent moeders. Ook worden moeders beter beoordeeld
door vaders dan vaders door moeders.
Een algemene tendens is dat de beoordeling van een ouder over de andere ouder steeds even
goed of beter is dan de beoordeling van die andere ouder over zichzelf. Wat echter ook
opvalt, is dat moeders verwachten dat vaders positiever zullen zijn over zichzelf. Dit blijkt
echter niet zo te zijn. Vaders lijken zichzelf dus een slechtere voorlezer te vinden dan ze in
werkelijkheid zijn. Waar moeders zichzelf dus beter inschatten, zijn vaders dus eigenlijk te
streng voor zichzelf. De exacte vragen die we ouders hieromtrent stelden zijn te vinden in
bijlage 6.
“Goh, ja, ik ga voor mezelf klappen en ik ga niet bescheiden zijn, ik vind dat ik dat goed doe.” (mama
Dries)
De meeste ouders geven aan dat ze niet beïnvloed worden door hun partner (eenennegentig
procent moeders en vijfentachtig procent vaders) in verband met hoe vaak ze
boekmomenten hebben met hun boekbaby. De enkelingen die wel beïnvloed worden door
hun partner, geven aan dat ze door de invloed van hun partner meer boekmomenten
hebben. De meeste ouders denken ook van zichzelf dat ze hun partner op dat vlak niet
beïnvloeden. Ouders willen elkaar niet verplichten en vinden dat de boekmomenten
spontaan moeten komen. De enkele ouders die dit wel doen, stellen dat hun partner meer
boekmomenten heeft door hun toedoen.
“Goh, soms dat mijne man zegt van: ‘allee, leest gij nu ne keer voor’. Als ik al zo lang niets meer
voorgelezen heb ofzo, dat hij zegt van: ‘allee, gaat gij nu ne keer voorlezen’.” (mama Oonah)
Als we ouders vroegen naar verschillen tussen elkaars manier van voorlezen, hoorden we in
de helft van de gezinnen dat moeders meer geduld hebben dan vaders tijdens een
boekmoment. Anderzijds zijn er ook moeders die zeggen dat ze de boekmomenten van de
vader met de peuter leuker vinden dan de eigen boekmomenten met de peuter. Enkele
vaders zouden het verhaal spectaculairder en levendiger maken of gaan soms bewust het
verhaaltje veranderen.
“Ja, ik zou wel eens iemand van de familie noemen in het verhaaltje van Jip en Janneke in plaats van de
figuren die erin voorkomen.” (papa Dries)
Sommige ouders menen echter dat ze van elkaar leren en stemmen hun manier van
voorlezen wat op elkaar af.
“Goh, ja, we zien dat een beetje van mekaar en we doen een beetje dezelfde dingen. [...] Ja, omdat je weet
van: herhaling bij een kind is... helpt wel. [...] Ik luister als hij (papa) bezig is en dan hoor je weer een
nieuw woordje dat hij geleerd heeft en dan neem je dat automatisch over.” (mama Milo)“Maar we
zeggen dat ook wel veel tegen elkaar van: hij kan dat en dat al. Je probeert dat ook af en toe te betrekken
in zijn boekjes.” (papa Milo)
47
“Ja, gij hebt soms iets van mij en neemt dat dan de volgende keer eens over... Of als ik iets zie van u, dat
is zeg van ‘tiens’... Ik zeg het, dat is onbewust hé... dat je zegt van: ‘tiens, dat is nog interessant’. Dat ga
ik de volgende keer ook zo doen.” (mama Martha)
Vierenvijftig procent moeders en achtendertig procent vaders zien verschillen tussen de
relatie van de boekbaby met hem/haar en met de partner, maar dit heeft geen invloed op de
boekmomenten, denken de ouders. De interviews bevestigen deze resultaten. Zoals reeds
vroeger vermeld zal de vader meer wildere spelletjes doen met zijn kindje terwijl de moeder
toch nog steeds de meer verzorgende taken op zich neemt, het kind troost... Vaak komt dit
ook omdat de moeder meer tijd met het kind doorbrengt.
“Ja, omdat hij weet dat ik zeg van: ‘sta recht en trunt niet’. Hij gaat naar mij voor de mannelijke
dingen en naar zijn mama voor de geborgenheid... maar het is zo, hé, ja. […] Ik denk dat dat klassieker
is. (papa Milo)
“Ik merk ook bijvoorbeeld als ze troost wil, dat ze eerder naar mij komt.” (mama Franne) “En als ze
geweldiger wil spelen dan komt ze wel naar mij.” (papa Franne)
“Maar ja, ik heb natuurlijk zo meer die verzorgende taken: in bad, de kleren aandoen... dat is wel
anders hé. Als ze spelen [met hun papa] ook, dat is heel anders hé. Ze mogen erop kruipen, hij gaat zich
op de grond leggen, ze mogen erop springen, maar bij mij mogen ze dat niet doen...” (mama Winter)
Ongeveer één derde van de ouders leest soms samen met de partner voor en ziet dit als een
echt familiemoment.
“[...] dan zijn we ook gezellig samen bezig zo. Ik heb de laatste tijd ook heel weinig tijd voor mijne man
ook, omdat ik echt zo heel veel met haar (baby) bezig ben zo. Ze vraagt eigenlijk echt heel veel aandacht.
Ja, van mij... ook ’s nachts en al... Vroeger knuffelden we nog al ne keer ’s nachts en nu... zij slaapt
eigenlijk bij ons constant... dus dat gaat eigenlijk ook al niet meer. Dus, ja, het is eigenlijk fijn om dan
samen voor te lezen.” (mama Oonah)
“Omdat je dan eens allemaal tesamen zit, zo ja. [...] Anders blijft hij niet echt veel zitten. Het is het
enigste moment dat hij eens bij ons blijft zitten.” (mama Brent)
Nagenoeg alle ouders vinden hun partner enthousiast tijdens een boekmoment
(eenennegentig procent moeders en vijfennegentig procent vaders). Veruit alle ouders zijn er
ook zeker van dat hun baby het boekmoment met de partner leuk vindt. Ondanks het eerder
aangehaalde gegeven dat vaders moeders beter beoordelen dan omgekeerd, zijn zowel
moeder als vader tevreden van hun partner als voorlezer.
48
4.2.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten
In dit deel zullen we de resultaten uit de schriftelijke vragenlijst niet expliciet vermelden. Er
zitten geen vermeldenswaardige cijfers bij gezien op heel veel vragen de maximumscore
wordt behaald. We vermoeden dat bij het beantwoorden van deze vragenreeks sociale
wenselijkheid sterk heeft meegespeeld.
A Fysieke nabijheid
Bijna alle ouders vinden dat de boekmomenten een positieve invloed hebben op de band met
hun boekbaby. Een boekmoment is immers een rustig moment waarbij de boekbaby eens
lekker dicht en knus bij zijn ouders zit, waarbij ouder en kind met elkaar praten en samen
bezig zijn met iets. De fysieke nabijheid van boekbaby en ouder wordt door beide erg
geapprecieerd. De meeste ouders geven expliciet aan dat ze het belangrijk vinden dat hun
boekbaby dicht bij hen zit tijdens een boekmoment, zowel om praktische redenen als voor de
gezelligheid. Dit maakt het boekmoment tot een gezellig en aangenaam moment. Er komt
dan ook vaak eens een knuffel of een kus aan te pas. Ouders geven aan dat dicht bij elkaar
zitten zorgt voor meer contact met hun boekbaby. Zo is er meer interactie en communicatie,
omdat de ouders hun boekbaby betrekken bij het gebeuren. De boekbaby kan zo ook
gemakkelijk meekijken naar de prentjes en dingen aanwijzen.
“Ah, omdat je meer contact hebt ne keer, hé. Zo meer het gezinneke van... bezig zijn met u kind... dat
vind ik wel belangrijk.” (Eva)
“Ook voor het contact tussen haar en ons eigenlijk, hé. Dan is dat... dat is zo gezelliger als ze dichter bij
ons zit.” (Oonah)
“Hij komt zelf zo dicht zitten. Het is een echte knuffelbeer. […] Je kan niet anders dan hem op je schoot
zetten. […] Dat zijn zo van die koestermomenten, zo van die knuffelmomenten, ja, ik vind dat wel
gezellig..” (Wout)
“ Dan heb ik altijd de neiging om de een op mijn schoot te nemen en de ander tegen mij. […] Ja, ik
combineer dat dan zo ne keer met een knuffelmoment. Omdat ze al de ganse dag al in de crèche zijn. Ja,
ik vind dat gewoon leuk. […] Dan zijn we echt wel met elkaar bezig en luisteren we naar elkaar.”
(Martha)
“Het is geen knuffelkind uit haar eigen, dus dat is dan wel een moment dat we dicht bij elkaar zitten.”
(Franne)
B Emotionele spontaneïteit, affectie en praten
We vroegen ouders hoe ze merken aan hun kind dat hij/zij het boekmoment samen
apprecieert. Heel wat ouders geven aan dat ze dit weten doordat hun boekbaby zelf geregeld
vraagt naar een boekje of afkomt met een boekje, geïnteresseerd en aandachtig is tijdens een
boekmoment, stil blijft zitten en mee kijkt, gezellig dicht bij de ouder kruipt.
“Soms gaat hij op mijne schoot zitten zo... Meestal probeer ik hem nu zo naast mij te zetten.[…] ‘Neen’,
zegt hij dan, en hij kruipt dan op mijne schoot... Ja, hij wil dan echt wel dicht zitten. Ofwel staat hij
49
soms aan de salontafel met zijn boek erop, en dan staat hij zo tussen mijn benen zo, hij leunt dan tussen
mijn benen en hij zit daar dan te bladeren.” (mama Milo)
Ook het enthousiasme om blaadjes te draaien, staan springen omdat het zo leuk is, de ouder
een knuffel of een zoen geven op het einde, lachen naar de ouder, prentjes aanwijzen en
enthousiast reageren als de ouder vraagt of het verhaaltje mooi was, worden genoemd als
tekenen dat de boekbaby het boekmoment apprecieert.
“Goh, ja, ze komt zo echt drummen drummen zo, om het volgende al te weten. Dan zie je dat ook wel,
dat ze al goesting heeft van naar boekjes te kijken en te doen.” (mama Eva)
“Ja, hij komt af, en op het einde dikwijls een knuffel en een zoen en... ja. En hij zit dan te lachen, en dan
lachen en doen... en dingen aanwijzen... ja, dat het hem interesseert.” (mama Wout)
“Door de aandacht, door er ook mee bezig te zijn en erin te bladeren en... daar dan dikwijls... als het ene
boekje uit is, dan achter een ander boekje gaan...” (papa Milo) “En zeggen: ‘jaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaa!’
Dan zegt hij dat echt zo... enthousiast zijn als hij erin kijkt. Dat is tof hé.” (mama Milo)
“Ze kruipt zo een beetje dichter, ze nestelt haar... ‘Boekje’, zegt ze dan als ze klaar is... ‘nog eentje’. […]
of ‘gaan we nog eens kijken’ en dan kiest ze inderdaad zelf eentje.” (mama Martha)
“Door te lachen. En door zijn armpjes over je schouders te slaan.“ (mama Dries)
Ouders laten hun boekbaby ook merken dat ze het boekmoment samen appreciëren. Zo gaan
ouders vaak enthousiast reageren en zich inleven in het verhaaltje, gaan ze gezellig dicht
tegen elkaar zitten, elkaar eens vastpakken en knuffelen, een kus geven midden in het
verhaal, beamen en bekrachtigen wat hun boekbaby zegt.
“Goh, ja, soms... dat je al eens spontaner zo gaat tonen van: ‘goh, dat is nu dat’ zo echt zo ‘ooooooh’, ja, ook
zo spontane reacties die je geeft en terug krijgt. [...] Of tijdens het lezen zo als ze op mijn schoot zit, ga ik
haar rapper ne keer ne zoen geven azo van... ja, dat is gewoonte denk ik ook een beetje.” (mama Eva)
“Maar het moment zeker als hij op uw schoot zit... [...] alleen dan kan je hem vastnemen en ja, daar komt
dan al eens een knuffel bij kijken of... snel ne keer ne kus. [...] Of om dan aan hem te vragen: ‘krijgt mama
ook een kus?’ Ja, zo die genegenheid die daar dan komt bij kijken, hé... ja, dat je dat ergens toch wel linkt... Ik
denk dat dat naar hem toont dat je dat wel een aangenaam moment vindt... dat hij dan die genegenheid met
dat boekje ook wel ergens voelt. [...] Ja, mama kan daar soms naar verlangen... dan ben je zo vertederd dat hij
2 minuten, 2 seconden zijn armen rond mij legt. [...] Ja, zo’n klein kind doet dat niet zo vaak, en als ze het
dan doen, heel kort. Dus je moet genieten van die momenten [...] dat hij dan zo eens lief bij mij kan komen
zitten.” (mama Rube)
“Zo altijd beamen van, als hij zegt: ‘dat is een hond’, ‘jaaa, dat is een hond’. Dan denk ik dat hij dan wel
weet dat we het ook interessant vinden. [...] Ja, beetje inleven in zijn belevenis.” (papa Milo) “Of ne keer
zeggen: ‘joepie, boekje kijken’, of ‘mooi boekje, hé.’ ‘Mooi’, zegt hij dan.” (mama Milo)
Ouders hebben liefst een boekmoment op momenten dat ze er echt rustig de tijd voor
kunnen nemen. Voor de meeste ouders is dit ’s avonds. Ook is het zo dat veel boekbaby’s
dan rustiger zijn. Vaak weten boekbaby’s dan ook al dat dat boekmoment komt, omdat het
een ritueel geworden is.
50
“’s Avonds vind ik dat wel gezellig. Als je zo op je gemak... als je bijvoorbeeld nog een half uur tijd
hebt... van kijk, we zijn nu ruimschoots op tijd om naar bed te gaan.... we kunnen zelfs eventueel nog
twee boekskes lezen... dat is wel geestig.” (mama Amon)
“Zo als het donker wordt... zo die gezelligheid zo, dat is echt... dat is eigenlijk echt gezellig hé. Als je zo
een drukke dag hebt gehad.”. (mama Milo)
Een deel van de geïnterviewde ouders praat enkel over de inhoud van het boekje. Zij geven
aan dat ze denken dat hun kind uitweidingen nog niet begrijpt of dat het boekmoment
anders te lang duurt voor de boekbaby. Het andere deel praat wel vaak over onderwerpen
die niet direct iets met de inhoud van het boekje te maken hebben (bijvoorbeeld ‘Opa heeft
ook een kruiwagen. Wat heeft opa nog?’). Op die manier proberen ouders de link te leggen
tussen de leefwereld van het kind en het boekje.
“Dikwijls begint hij zelf over... als het daarover [boekje over ziek zijn] gaat, gaat hij zeggen van: ‘Aïcha
heeft pijn aan zijn pootje’. Aïcha is onze poes en dan gaat hij zeggen ‘pijn aan zijn pootje. Aïcha is ook
ziek. Ze pakt een pilletje.’ ” (papa Amon)
“Ik wel, ik doe dat wel, ik ga er zo vanalles tussengooien, ik ga er dan bijvoorbeeld de naam van een
familielid tussensteken ofzo. [...] Zo blijft het leuk en blijven ze hun aandacht behouden.” (papa Dries)
C Lof, ondersteuning en positieve beïnvloeding
Ouders vinden het erg belangrijk om positief te reageren als hun kind iets correct noemt bij
het aanwijzen. Erg populaire manieren van bevestiging geven zijn ‘flink’, ‘goed zo’, ‘bravo’,...
Ouders willen op die manier hun verwondering tonen, het kind motiveren en stimuleren.
“Ja, hij is graag flink en als hij weet dat hij iets goed gedaan heeft, dan is hij trots op zichzelf. Dat is ook
met ander kleine dingskes. [...] Dan zeg ik: ‘oh, bravo’ en dan groeit hij zo.” (papa Milo)
“Ja, zo van ‘dat is goed’. Of ‘oooh, bravo! Ge zijt flink en ge kunt dat al goed.’ ” (mama Eva)
Een grappig fenomeen is dat boekbaby’s die vormen van positieve bevestiging ook
overnemen van hun ouders en zichzelf gaan bevestigen, verbaal of via applaus.
“Maar ze zegt dat zelf ook, dan zegt ze ‘flinke meid’ als ze iets (goed) doet.” (mama Oonah)
“Hij gaat dat rapper herhalen van: ‘Milo, flink!’ ‘Milo bravo’, zegt hij dan.” (mama Milo)
Wanneer de boekbaby iets verkeerd benoemt, geven ouders aan dat ze dit op constructieve
wijze proberen te corrigeren, kwestie van hun boekbaby niet te demotiveren. Sommige
boekbaby’s nemen hun ouders echter beet door met opzet het verkeerde woord te zeggen.
“Corrigeren maar nee, niet afbreken. Zo van: ‘nee, kijk eens goed’. Dat is dan een motivatie voor haar
om te herdoen.” (papa Franne)
“Als hij bijvoorbeeld een hondje ziet, en hij zegt: ‘wafwaf’, dan ga ik zeggen: ‘ja, een hondje’. Ik ga niet
zeggen een ‘wafwaf’. Ik ga direct zeggen: ‘ja, een hondje’.” (mama Winter)
51
“Goh, meestal [reageer ik] verontwaardigd. Dat ik denk van: hoe is het mogelijk dat je dat niet weet. En
dan kijkt ze soms zo naar mij... [...] Ja, als ik zeg van: ‘maar Martha’, dan kijkt ze zo van: ‘ja, maar ik
kan daar toch niet aan doen’, en soms doet ze het expres [iets fout benoemen] en dan kijkt ze zo van:
‘haha, ik heb je goed beet genomen’.” (mama Martha)
Als ouders merken dat hun peuter niet meer aandachtig is, gebruiken ze allerlei strategieën
om de aandacht van hun boekbaby opnieuw te ‘vangen’, zoals de boekbaby een vraag
stellen, op de schoot nemen of naar de favoriete pagina van de boekbaby gaan.
Lukt dit niet, dan stoppen ouders het boekmoment. Heel wat boekbaby’s staan recht en gaan
weg als ze het boekmoment beu zijn. Ouders dringen in dat geval niet aan.
52
5. Discussie
5.1 Voorleesstijl van moeder en vader
Wat heel sterk opviel in ons onderzoek, was dat ouders bij een boekmoment uitgingen van
de idee ‘baby is baas’. Ze speelden aldus telkens in op waar hun boekbaby op dat moment
aandacht voor had en lieten de duur van een boekmoment afhangen van het gedrag van hun
kind (cfr. Sénéchal et al., 1995). Ouders vonden bovendien dat hun boekbaby de blaadjes
mocht draaien wanneer hij zin had. Onderbreken of ‘vragen stellen’ op gelijk welk moment
tijdens het voorlezen vonden ze ook absoluut geen probleem.
Ouders zijn dus heel flexibel en passen continu hun voorleesgedrag aan de noden en wensen
van hun kind aan. In tegenstelling tot wat men intuïtief zou verwachten bij voorlezen aan
baby’s van slechts zes maanden, is de voorleesactiviteit geen eenrichtingsverkeer. Het hele
boekgebeuren vormt een wisselwerking tussen ouder en kind. Blijkbaar voelen ouders
spontaan aan hoe ze de combinatie ‘baby en boeken’ op een constructieve manier kunnen
invullen.
Analoog aan het onderzoek van Murphy (1978) stelden we vast dat het gedrag van baby’s
van elf tot dertien maanden vooral bestaat uit het omdraaien van bladzijden en het
vastnemen van het boek. ‘Acting upon the book’ is dan ook een goed gekozen beschrijving
van Murphy (1978) voor het gedrag van baby’s van één jaar. De actie staat centraal en
boekjes worden op die leeftijd door sommige boekbaby’s gebruikt als tokkelinstrument,
luchtafweer of bijtring.
Echter, ondanks dit ‘acting upon the book’ zijn de bevindingen van Bus en Van Yzendoorn
(1997) en Sénéchal et al. (1995) dat kinderen van elf tot dertien maanden reeds kunnen
genieten van boeken, duidelijk bevestigd in dit onderzoek. Sterker nog, jonge kinderen
blijken al heel wat vroeger van boekmomenten te houden en interesse voor boeken te tonen.
De meerderheid van de ouders gaven aan dat hun baby op zes maanden al zichtbaar genoot
van korte gezamenlijke boekmomenten. Dit heeft ons bijzonder verbaasd. Tot de leeftijd van
dertien maanden is het zo dat het voorlezen bestaat uit de ouder die prentjes aanwijst en
benoemt, en de baby die kortstondig luistert, kijkt en na enkele minuten wegloopt of
wegkruipt. Vaak wordt een boekje niet volledig uitgelezen, wat soms enige frustratie bij
ouders opwekt, ondanks het feit dat ze aangeven dat hun baby ‘de baas mag spelen’ tijdens
een boekmoment.
In tegenstelling tot wat we zouden denken, is het dus wel mogelijk om met de allerkleinsten
boekmomenten te hebben, al zullen die boekmomenten steeds erg kort zijn.
Op veertien maanden waren gezamenlijke boekmomenten voor de boekbaby-gezinnen al
een vanzelfsprekendheid geworden. Dit is nog een extra aanwijzing voor het gegeven dat er
zeker op jonge leeftijd met boeken kan gestart worden en dat niet moet gewacht worden tot
het kind dertien of veertien maanden is (cfr. Bus en Van Yzendoorn, 1997). Wat we wel
vaststelden, is dat veertien tot vijftien maanden inderdaad de leeftijd is waarop de
boekbaby’s veel meer interesse tonen en veel meer reageren. Zo nemen de boekbaby’s nu
vaak zelf het initiatief tot een boekmoment, alleen of samen met een ouder. (cfr. Sénéchel et
al., 1995) Slechts na enkele maanden gezamenlijke boekmomenten trekken boekbaby’s dus
reeds spontáán naar hun ouders om een boekmoment te verkrijgen. We hadden niet
53
verwacht dat baby’s zo snel zo veel plezier konden beleven aan boekmomenten en dat er
zoveel initiatief van baby’s kant zou komen. Het enthousiasme van de baby blijkt voor
ouders een heel belangrijke motivator te zijn.
De baby van veertien tot vijftien maanden wijst ook zelf prentjes aan, bestudeert ze grondig,
lacht,... Het voorlezen is op dat moment heel wat meer geworden dan enkel blaadjes draaien,
en dit motiveert ouders sterk om boekmomenten te hebben met hun baby. De vooruitgang
van het kind op het vlak van taalontwikkeling houdt voor ouders in dat ze het gebrabbel van
hun kind beter begrijpen. Vanaf deze leeftijd wordt het voorlezen dan ook een vraag- en
antwoordspel tussen ouder en kind.
Nog enkele maanden later is de concentratie van de kinderen sterk verbeterd. Op de leeftijd
van twintig tot drieëntwintig maanden merken we duidelijk dat de boekbaby’s het concept
van een boek begrijpen: ze zien een boek als iets met een begin en een einde en gaan niet
meer zomaar weglopen wanneer het boekje nog niet uit is. Bovendien gebruiken ze al hun
potentieel om hun ouders te overtuigen tot een boekmoment, wat illustreert dat de boeken
een belangrijke betekenis hebben gekregen in het leven van het kind.
Dialogic reading of met andere woorden interactief voorlezen (cfr. Blom-Hoffman et al.,
2006) is duidelijk een strategie die door de boekbaby-ouders gehanteerd wordt. Zeker bij
aanwijsboekjes initiëren ouders allerlei interacties met hun kind zoals vragen om een plaatje
te benoemen en vragen welk geluid een bepaald dier maakt.
Slechts een klein deel van de ouders gaf aan gebruik te maken van gedecontextualiseerd
taalgebruik tijdens een boekmoment. Toch zijn er enkelen die uitspraken doen als ‘Ja, opa
heeft ook een kruiwagen. Wat heeft opa nog?’ Dit bevestigt de bevindingen van Van Damme
(1999) en Van Damme en Spoelders (2001) dat gedecontextualiseerd taalgebruik weinig
voorkomt bij voorlezen aan kinderen van drie jaar (of jonger).
Wanneer de eigen onderzoeksresultaten vergeleken worden met die van Van Damme (1999),
dan kunnen we concluderen dat hoe jonger de kinderen aan wie men voorleest, hoe minder
men de titel hardop leest. Waar in het onderzoek van Van Damme bij kleuters meer dan de
helft van de ouders de titel voorlas, gaf in het Boekbaby’s-onderzoek maar een vierde van de
ouders aan de titel te lezen bij een boekmoment met hun tweejarige peuter. Bij kinderen
onder de drie jaar gaan ouders tekst weglaten of sterk vereenvoudigen, om op die manier
aan te sluiten bij de taalontwikkeling van hun kind en om de betrokkenheid van het kind te
stimuleren (cfr. Martin, 1998).
In verband met verschillen in voorleesstijl van moeder en vader is het niet eenvoudig om te
vergelijken met bestaande literatuur, omdat die literatuur uitsluitend kwantitatief onderzoek
betreft. Wel is het duidelijk dat de moeder-kind-hechtingsrelatie en de vader-kind-
activatierelatie (Paquette, 2004) die veelvuldig vermeld wordt in de literatuur ook bij een
boekmoment doorsijpelt.
Ouders geven veelal aan dat de vader meer wildere spelletjes doet met het kind, terwijl de
moeder meer verzorgende taken op zich neemt, het kind troost... Hoewel de boekbaby-
ouders denken dat de verschillende relatie met hun kind geen invloed heeft op hoe een
boekmoment verloopt, merken we toch dat de verschillen in voorleesstijl die ouders zelf
54
noemen, aansluiten bij deze moeder-kind-hechtingsrelatie en vader-kind-activatierelatie. Zo
bijvoorbeeld werd in de resultaten beschreven dat moeders interactiever voorlezen. Het is
onduidelijk waarom dit zo is. Het lijkt er ook op dat moeders meer geduld hebben en meer
actief het kind betrekken, terwijl vaders vaker hun fantasie gebruiken, het verhaal lichtjes
veranderen of hun kinderen prikkelen door het verhaal spectaculair voor te stellen en tot
leven te wekken. Moeders zijn iets ‘braver’ in vergelijking met de vaders die zich af en toe
ontpoppen tot entertainer tijdens een boekmoment. Dit sluit ook aan bij de bevindingen van
Bus et al. (1997) dat voorlezende vaders meer ad hoc zaken bedenken.
Het is duidelijk dat ouders geslachtsspecifieke sterktes hebben. Aldus loont het zeker de
moeite om via het project Boekbaby’s beide ouders te stimuleren om boekmomenten te
hebben met hun kinderen.
We polsten in ons onderzoek ook naar verschillen in verbale uitingen tussen beide ouders,
maar dit bleek een te subtiel iets om via interview te bevragen. Observatie zou hiervoor meer
geschikt zijn.
5.2 Affectieve interacties tijdens boekmomenten
De positieve affectieve interacties zoals beschreven door Bergin (2001) kwamen duidelijk
naar voor in wat ouders vertelden over de gezamenlijke boekmomenten. Ouders vonden
deze positieve affectieve interacties vrij vanzelfsprekend en bijzonder belangrijk. De
boekmomenten in de boekbaby-gezinnen verlopen in een positieve affectieve sfeer, wat erg
bevorderlijk is voor de ontwikkeling van kinderen (cfr. Baker et al., 2001).
Boekbaby-ouders vertelden ons dat ze veelvuldig beamen en bekrachtigen wat hun
boekbaby zegt, dat ze positief reageren wanneer hun kind iets correct benoemt en dat ze het
belangrijk vinden om bewondering te tonen (cfr. lof, Bergin (2001)). Analoog aan de
onderzoeksresultaten van Van Damme (1999) stelden we vast dat ouders heel vaak
bekrachtigen wat hun kind zegt.
Ook ondersteuning (Bergin, 2001) was een belangrijk aspect van de boekmomenten. Zo
bijvoorbeeld vertelden ouders dat ze rustig de tijd nemen voor een boekmoment, en dat ze
geen boekmomenten hebben op hectische tijdstippen. Wanneer hun kind niet meer
aandachtig is, proberen ze aanmoedigende strategieën uit.
Ouders gaven aan hoe ze zelf ook plezier beleven aan de boekmomenten, en dat ze het
zelden tegen hun zin doen. Er wordt bovendien heel wat afgelachen tijdens de
boekmomentjes. Positieve gevoelens (Bergin, 2001) zijn aldus ruimschoots aanwezig. Ook
worden deze gevoelens met gemak geuit tegenover elkaar (cfr. emotionele spontaneïteit, Bergin
(2001)).
Fysieke nabijheid (Bergin, 2001) bleek een heel belangrijk aspect te zijn van de boekmomenten.
Zowel ouder als kind zoeken deze fysieke nabijheid op. Zo kruipt het kind vaak zelf dicht bij
de ouder, of zoekt hij/zij fysiek contact op door af te komen met een boekje. Het ritueel voor
het slapengaan, dat op tweejarige leeftijd in veel gezinnen geïntroduceerd is, houdt hier ook
mee verband. Heel wat ouders hadden reeds toen het kind zes maanden was het
romantische verlangen om met hun kind voor het slapengaan boekmomenten te hebben. Het
affectieve aspect en positieve herinneringen aan eigen voorleeservaringen, zijn hier sterk mee
gerelateerd.
Heel dikwijls gaan ouders en kinderen elkaar vastpakken en knuffelen tijdens zo’n
boekmoment. Het kind zit immers vaak al op de schoot en de stap naar het geven van een
knuffel is dan kleiner. Deze momenten worden door ouders als heel intens beschreven. Zoals
55
Landau et al. (2003) aangaven, beïnvloeden aanrakingen tijdens een boekmoment het uiten
van affectie. We vermoeden dat deze fysieke nabijheid mee verklaart waarom de
boekmomenten de band tussen ouder en kind versterken. Dit sluit eveneens aan bij de
vaststellingen van Nguygen et al. (1975) en De Wolff en Van Yzendoorn (1997) dat fysiek
contact psychologische nabijheid bevordert.
Ook affectie (Bergin, 2001) was voor ouders een belangrijk aspect. Zo bijvoorbeeld gaan ze
reageren op de activiteiten van het kind (responsiviteit) en proberen ze op die manier ook
aan te sluiten bij de wensen van het kind, bijvoorbeeld in verband met de duur van een
boekmoment, de snelheid van blaadjes draaien...
Bij het polsen naar de negatieve dimensies vijandigheid en kritiek (Bergin, 2001) stelden we
vast dat ouders de signalen van hun kind ‘volgen’. Als het kind bijvoorbeeld wegloopt van
de plaats waar het boekmoment doorgaat, dan gaan ze niet aandringen maar juist het
boekmoment stoppen. Zoals vermeld volgen ze het idee ‘baby is baas’ en vinden ze een
opmerking geven of kwaad reageren op het kind uit den boze.
Doorheen dit onderzoek werd de enorme meerwaarde van een boekmoment duidelijk. We
leerden dat een boekmoment héél wat meer is dan een moment dat ervoor zorgt dat het kind
vooruitgaat op het vlak van taalontwikkeling en vroege geletterdheidsvaardigheden. Door
de positieve affectieve interacties (o.a. de veelvuldige bevestiging, de knuffels...) bevorderen
ouders met het voorlezen meteen ook het welbevinden en het zelfvertrouwen van hun kind.
5.3 Beperkingen eigen onderzoek
Dankzij dit onderzoek konden we de beleving van ouders inbrengen in de literatuur. Op die
manier kwamen we te weten dat het heel sterk de moeite loont om het project op nationaal
niveau in te voeren.
We slaagden erin om een behoorlijk grote groep kinderen anderhalf jaar lang te volgen
waardoor we veranderingen in het voorleesgedrag van kind en ouder konden bevragen en
bestuderen. De media-aandacht en de samenwerking met andere belangrijke instanties zoals
de bibliotheken zorgden er bovendien voor dat het project een grotere slagkracht had.
In ons onderzoek zijn we er ook in geslaagd om vaders een stem te geven. Het was niet altijd
eenvoudig om de vaders te motiveren om aan het interview deel te nemen, maar toch
hebben we hen overtuigd.
Wel was het zo dat tijdens het interview veelal de moeder het voortouw nam in het gesprek,
en ook meest aan het woord was.
Enkele vaders probeerden er vanonder te muizen. Dit zegt allicht iets over het imago dat met
voorlezen verbonden is. Blijkbaar wordt voorlezen toch nog steeds als iets vrouwelijks
beschouwd. In onze cultuur zitten immers nog steeds stereotiepen ingebakken over mannen
en vrouwen. De beeldvorming van zorgende mannen in de media is bovendien veelal
schaars, onduidelijk en meestal ook negatief. (Meersdom, 2007) Het is dan ook aangewezen
om naar analogie met de actie om meer mannen te overtuigen in de kinderopvang te stappen
(Peeters, 2004), een actie over voorlezende vaders op te zetten.
56
Een belangrijke bedenking bij het onderzoek is in welke mate de boekbaby-ouders eerlijk zijn
geweest tegenover de onderzoekers. Uit de antwoorden van ouders op verschillende vragen
bleek namelijk dat nagenoeg alle ouders interactief voorlezen en daar veel belang aan
hechten. Omdat we er tijdens de derde interviewronde voor kozen om een deel van de
gezinnen een vragenlijst voor te leggen en van de andere groep een interview af te nemen,
konden we de gegevens van vragenlijsten en interviews vergelijken. De antwoorden die
resulteerden uit deze twee onderzoeksmethoden waren gelijkaardig. Hieruit leiden we af dat
de mate van sociale wenselijkheid beperkt is. Waar de sociale wenselijkheid echter wel
duidelijk meespeelde, was in de vragenlijst over affectieve interacties. Daar kruisten ouders
steevast het meest sociaal wenselijke antwoord aan. Deze scores namen we dan ook niet in
rekening bij het beschrijven van de resultaten. Hoewel er gepoogd werd om de vragen voor
de vragenlijst zo weinig mogelijk sociaal wenselijk te maken, bleek dat een vragenlijst niet
bijzonder geschikt is om alle dimensies van affectieve interacties te bevragen. Binnen het
bestek van het lopende onderzoek was echter geen andere methode mogelijk. Bovendien zou
ook bij observatie sprake zijn van sociaal wenselijk handelen.
Een belangrijke vraag is in hoeverre we de resultaten van het Boekbaby’s-onderzoek kunnen
generaliseren naar alle Vlaamse ouders die boekmomenten hebben met erg jonge kinderen.
De onderzoeksgroep van Boekbaby’s bestond uit zowel diversiteitsgezinnen als eerder
‘klassieke’ gezinnen (cfr. methode). Echter, de kandidaat-gezinnen zijn geselecteerd op basis
van vrijwilligheid en niet at random, waardoor we hier met een zeer gemotiveerde groep
ouders te maken hebben. In dit licht vallen de resultaten in verband met interactieve
voorleesstijl beter te verklaren. Eerder dan aan sociale wenselijkheid, wijten we de
antwoorden en het enthousiasme van de ouders (wat zich uitte in een interactieve
voorleesstijl) aan motivatie en positief staan tegenover het project. Generaliseren van de
resultaten naar alle Vlaamse ouders kan dus niet, al zijn we van mening dat wie niet
gemotiveerd is om boekmomenten te hebben met een baby, eenvoudigweg niet voorleest. In
die zin verwachten we dat de resultaten toch vrij voorspellend zijn voor hoe Vlaamse ouders
voorlezen aan erg jonge kinderen.
Een grotere steekproef voor de afsluitende vragenlijst zou nog betrouwbaardere resultaten
opgeleverd hebben in verband met verschillen in voorleesstijl van moeder en vader. Dit was
echter niet mogelijk gezien er voor Boekbaby’s een beperkt budget uitgetrokken werd. Aldus
konden niet meer dan drieëntachtig gezinnen bereikt worden.
Verder had meer training van de interviewers de betrouwbaarheid van de gegevens die
verkregen werden via interview ten goede kunnen komen.
Tenslotte zou het misschien beter geweest zijn om de interviews met beide ouders apart af te
nemen. Nu was het zo dat de moeder vaak het voortouw nam in het gesprek, en het grootste
deel van de tijd aan bod kwam. Veelal werd er ingeschreven voor Boekbaby’s op initiatief
van de moeder. Een gevolg hiervan was mogelijks dat vaders niet vrijuit durfden te praten.
57
6. Conclusie
Doorheen deze scriptie gingen we op zoek naar de voorleesstijl van Vlaamse ouders en
bevroegen we ouders over verschillen tussen elkaars manier van voorlezen. Verder spitsten
we ons toe op de affectieve interacties die ouder en kind met elkaar hebben tijdens een
boekmoment, en op welk belang ouders aan die interacties hechten.
6.1 Algemene vaststellingen Na anderhalf jaar is de terughoudendheid ten aanzien van de combinatie baby’s en boeken
volledig verdwenen. Boekbaby’s was voor heel wat ouders een soort eye-opener (cfr.
persconferentie). Het project heeft hen overtuigd van het belang van een stimulerende
leescultuur in het gezin van baby af aan. De meeste ouders vertoonden reeds van bij het begin
van het onderzoek interesse in de combinatie ‘boeken – kinderen’, maar beschouwden dit
hoofdzakelijk als iets voor later. De introductie van Boekbaby’s heeft ervoor gezorgd dat
ouders veel vroeger dan aanvankelijk gedacht hun kinderen met boeken in contact brachten.
(Daems en Vanobbergen, 2008) De gezinnen zijn er echt van overtuigd geraakt dat het
ontspannend én zinvol is om samen boekmomenten te hebben.
Het is duidelijk geworden dat het uitgangspunt van het programma, namelijk leesplezier en
samen genieten van boeken (en niet zozeer vroeger leren lezen bijvoorbeeld) ouders
aantrekt. Het pilootproject Boekbaby’s heeft bovendien heel wat media-aandacht getrokken.
Verscheidene artikels verschenen in De Standaard, De Morgen, ... en heel wat bibliotheken die
niet tot de pilootbibliotheken behoorden, startten spontaan een babyboekencollectie en
verspreidden folders over Boekbaby’s. Op die manier werd ook een breder publiek
voorgelicht rond baby’s en boeken. Dit informeren blijkt een belangrijke strategie te zijn,
doch alleen informeren volstaat niet. Boekenpret in Nederland heeft immers uitgewezen dat
de combinatie van informeren met uitdelen van boeken en toeleiden naar de bibliotheek
aangewezen is.
6.2 Conclusie voorleesstijl van moeder en vader De ouders in het onderzoek hanteerden spontaan een interactieve voorleesstijl met hun
boekbaby. De interactieve voorleesstijl bestond voornamelijk uit prentjes aanwijzen, vragen
stellen, de baby prentjes laten benoemen en dierengeluiden nadoen. Ouders zijn van mening
dat een boekmoment in de eerste plaats plezierig moet zijn voor het kind. Zodoende laten ze
voor een groot stuk hun kind het boekmoment bepalen onder het motto ‘baby is baas’.
Het omgaan met verhalen en het voorlezen aan jonge kinderen bleek hoofdzakelijk een
mama-aangelegenheid te zijn. Echter, vaders laten zich na enige tijd ook overtuigen door
hun peuter, die enthousiast met boekjes afkomt. We peilden in ons onderzoek naar de
zelfevaluatie van moeders en vaders: hoe zien zij zichzelf als voorlezer? Dit is relevant omdat
dit mee bepaalt hoe gemotiveerd ouders zullen zijn om voor te lezen, en of ze dit zullen
blijven doen. We stelden vast dat wanneer vaders zich aan het voorlezen wagen, deze vaak
een grote onzekerheid ervaren omtrent hun eigen kunnen, zelfs al horen we dat moeder
tevreden is over de partner als voorlezer. Een opvallende vaststelling was dat vaders zichzelf
58
minder goed beoordelen als voorlezer dan hun partner. Misschien is dit gevoel van ‘niet (zo)
goed zijn’ of ‘niet goed genoeg zijn’ één van de redenen waarom vaders in het algemeen
minder graag en minder vaak lijken voor te lezen dan moeders. De vraag stelt zich hier of
vaders misschien strenger voor zichzelf zijn dan moeders.
We merkten immers dat moeders verwachtten dat vaders positiever zouden zijn over
zichzelf. Vaders lijken zichzelf dus een slechtere voorlezer te vinden dan ze in werkelijkheid
zijn. Of misschien hebben moeders een correcter beeld van het eigen voorlezen dan vaders.
Het zou interessant zijn dit verder te onderzoeken.
Naarmate de kinderen de leeftijd van twee jaar naderen, neemt het leesplezier bij beide
ouders opmerkelijk toe en gaan vaders ook vaker een boekmoment hebben met hun kind.
Het feit dat er veel meer interactie ontstaat tussen de ouders en hun kinderen speelt hierin
een belangrijke rol.
Opmerkelijk is dat ouders goed kunnen inschatten hoe graag hun partner boekmomenten
heeft met de peuter. Beide ouders uiten hun tevredenheid over het enthousiasme van de
partner tijdens een boekmoment en zijn er zeker van dat hun peuter de boekmomenten met
de partner leuk vindt. Vanuit dat opzicht is het bizar dat vaders zichzelf minder positief
beoordelen als voorlezer dan moeders. Als we vaders willen overtuigen om boekmomenten
te hebben met hun kinderen, dan zullen we hier extra aandacht moeten aan besteden bij de
promotie van Boekbaby’s. Immers, uit de resultaten bleek dat vaders wel degelijk interesse
hebben voor boekmomenten met hun kind. Alle moeders en drie kwart van de vaders gaven
aan even graag boekmomenten als andere activiteiten met hun kind te doen. Een alternatieve
interpretatie kon hier zijn dat vaders niet durven zeggen dat ze dit eigenlijk minder graag
doen dan andere activiteiten en dus sociaal wenselijk antwoorden. We probeerden dit te
ondervangen door ook ouders te vragen naar wat ze dachten dat hun partner liefst deed:
boekmomenten of andere activiteiten zoals buiten spelen of puzzelen. Gezien de resultaten
na vergelijking grotendeels overeenkomen, lijkt het erop dat de sociale wenselijkheid bij het
antwoorden op deze vraag toch beperkt is.
Een extra onderdeel in de boekbaby-campagne is hier dus aangewezen. Immers, de manier
van voorlezen van moeder en vader is zeker even waardevol. Zo bijvoorbeeld zou aan de
Boekbaby-folder kunnen toegevoegd worden: “En papa’s kunnen ook voorlezen! Wij willen
voorgelezen worden door papa en mama!”
Het lijkt erop dat er verschillen zijn tussen de voorleesstijl van moeders en vaders en tussen
hoe beide ouders met boeken omgaan. Zo zouden moeders er een meer interactieve
voorleesstijl op na houden dan vaders. Moeders gaan bijvoorbeeld hun boekbaby vaker
prentjes laten benoemen, gaan meer hun stem veranderen voor een ander personage en gaan
vaker meer vertellen dan enkel de gedrukte tekst in een boekje. Ook laten ze de peuter vaker
zelf vertellen uit een boekje. Als we ouders vroegen naar verschillen tussen elkaars manier
van voorlezen, hoorden we in de helft van de gezinnen dat moeders meer geduld hebben
dan vaders tijdens een boekmoment.
Anderzijds zijn sommige vaders in staat het verhaal veel spectaculairder en levendiger te
maken dan hun partner of gaan vaders bewust het verhaal veranderen (bv. de naam van het
kind noemen in plaats van het personage). Moeders geven aan dat vaders over meer fantasie
beschikken. Het lijkt erop dat vaders een andere stijl van voorlezen hebben dan moeders.
Sommigen ontpoppen zich tot echte entertainers. De stijl van vaders is zeker gelijkwaardig
aan die van de moeder en aldus niet minder boeiend voor de boekbaby. Een aantal moeders
zeggen bijvoorbeeld dat ze de boekmomenten van de vader met de peuter leuker vinden dan
59
de eigen boekmomenten met de peuter. Het boekmoment met vader kan een goede
aanvulling zijn op de boekmomenten met de moeder.
Toch dienen we deze algemene verschillen in voorleesstijl te nuanceren. Hoewel een heel
aantal gezinnen expliciet verschillen noemde, waren er eveneens gezinnen waar maar men
weinig verschillen zag.
Anderzijds is het ook vaak individueel verschillend: in sommige gezinnen is de vader
bijvoorbeeld sterk in uitweiden en dingen errond vertellen, in andere gezinnen is dan weer
de moeder hier sterk in.
Het zou interessant zijn om deze verschillen verder te onderzoeken via observatie. Hierbij
zou men bijvoorbeeld vader en moeder op dezelfde leeftijd van het kind eenzelfde verhaal
kunnen laten voorlezen.
Toch lijkt het er anderzijds ook op dat de traditionele genderverschillen vervagen. Hoewel
heel wat moeders aangeven meer te houden van zittende, rustige activiteiten met hun kind
en heel wat vaders meer actieve spelen verkiezen, merken ook heel wat ouders op dat ze
geen verschil zien tussen de relatie of de activiteiten van hun kind met zichzelf en die met
hun partner. In enkele gezinnen merken we al wat meer ‘nieuwe mannen’ op.
6.3 Conclusie affectieve interacties tijdens boekmomenten
Lezen en voorlezen ervaren zowel ouders als kinderen als een heel affectief moment. Uit het
onderzoek bleek dat de affectieve interacties tijdens de boekmomenten voor ouders en
kinderen van groot belang zijn. Zowel ouders als kinderen vinden het voorlezen een
bijzonder aangename activiteit, een moment van rust en gezelligheid in hun drukke leven.
We merkten spontane positieve interactievormen van ouders met hun kinderen, zowel in de
klassieke gezinnen als in de diversiteitsgezinnen. De aangehaalde ‘baby-is-baas’-mentaliteit
bij de boekbaby-ouders heeft een erg positief effect op het verloop van het boekmoment.
We kunnen concluderen dat de boekmomenten van baby en peuter met zowel moeder als
vader een positieve invloed hebben op de band tussen ouder en kind. Beide partijen genieten
ervan en schenken elkaar aandacht en affectie. Het is aldus de moeite waard om het hebben
van boekmomenten met baby’s en peuters vanuit de overheid te promoten (bv. via een gratis
boekenpakket) én ouders suggesties te doen in verband met hoe ze met hun baby of peuter
met boeken kunnen omgaan.
6.4 Tot slot Boekbaby’s vertedert ouders en doet hen zich inleven in de leefwereld van hun kind. Of
zoals een ouder het verwoordt:
“... ze komt dan op de mat liggen bij mij op den buik, en dan komt ze zo met haar arm over mij zo liggen
(...) En dan liggen we daar zo samen op onzen buik te kijken in de boekjes.” (Eva)
Boekbaby’s is een initiatief gericht op leesplezier en verhoogt het welzijn van ouder en kind
binnen het gezin. Het kan gezien worden als een vorm van opvoedingsondersteuning, maar
dan positief geformuleerd. Het gaat niet in de eerste plaats om het voorkomen van
60
achterstand in het onderwijs of beter academisch presteren. Waar het wel om gaat, is
leesplezier en samen genieten van boeken.
Leesbevordering – in wezen een cultureel gekleurde idee - is in dat opzicht een
nastrevenswaardig doel voor de overheid, omdat een project als dit het welzijn binnen
gezinnen bevordert, zonder uit te gaan van een probleemgerichte visie.
61
Bibliografie
Alexander, K.J., Harkins, D.A. & Michel, G.F. (1994). Sex differences in parental influences on
children’s story-telling skills, The Journal of Genetic Psychology, 155 (1), 47-58.
Baker, L., Mackler, K., Sonnenschein, S. & Serpell, R. (2001). Parents’ interactions with Their
First-Grade Children During Storybook Reading and Relations with Subsequent Home
Reading Activity and Reading Achievement, Journal of school psychology, 39, 415-438.
Bartanusz, S. & Sulová, L. (2003). Functional analysis of the communication between the
young child and his father or mother when reading an illustrated book, European Journal of
Psychology of Education, 18 (2), 113-134.
Bergin, C. (2001). The parent-child relationship during beginning reading, Journal of literacy
research, 33 (4), 681-706.
Blom-Hoffman, J., O’Neil- Pirozzi T.M. & Cutting, J. (2006). Read together, talk together: The
acceptability of teaching parents to use dialogic reading strategies via videotaped
instruction, Psychology in the schools, 43 (1), 71-78.
Bus, A.G, Belsky, J., Yzendoorn, H. & Crnic, K. (1997). Attachment and bookreading patterns:
a study of mothers, fathers and their toddlers, Early Childhood Research Quarterly, 12, 81-98.
Bus, A. G. & Van Yzendoorn, H. (1997). Affective dimension of mother-infant picturebook
reading, Journal of school psychology, 35 (1), 47-60.
Bus, A. G. & Van Yzendoorn, H. (1995). Mothers reading to their 3-year-olds – The role of
mother-child attachment security in becoming literate, Reading Research Quarterly, 30 (4), 998-
1015.
Daems, M. & Vanobbergen, B. (2008). Boekbaby’s: analyserapport (onuitgegeven), in opdracht
van Stichting Lezen Vlaanderen.
Delebecque, F. (2006). De dieren op de boerderij, Gottmer Uitgevers Groep BV, Haarlem.
Delepeleire, Y. (2007, 29 november). We leren onze kinderen niet lezen, De Standaard, p. 12-
13.
De Wolff, M.S. & Van Yzendoorn, M.H. (1997). Sensitivity and attachment: A meta-analysis
on parental antecedents of infant attachment, Child Development, 68 (4), 571-591.
Eidelman, A.I., Hovars, R. & Kaitz, M. (1994). Comparative tactile behavior of mothers and
fathers with their newborn infants, Israel Journal of medical sciences, 30 (1), 79-82.
Fletcher, K.L., & Reese, E. (2005). Picturebook reading with young children: a conceptual
framework, Developmental Review, 25, 64-103.
62
Fortman, K., Fisch, R., Phinney, T. & DeFor, T., (2003). Books and Babies: Clinical-Based
Literacy Programs, Journal of Pediatric Health Care, 17, 295-300.
Frosch, C.A. (2001). Infant-parent attachment and parental and child behavior during parent-
toddler storybook interaction, Merrill-Palmer Quarterly Journal of developmental psychology, 47
(4), 444-474.
Hall, E. (2001). Babies, Books and ‘Impact’: problems and possibilities in the evaluation of a
Bookstart project, Educational Review, 53 (1), 57-64.
Hardman, M. & Jones, L. (1999). Sharing Books with Babies: evaluation of an early literacy
intervention, Educational review, 51 (3), 221-229.
Huebner, C.E. & Meltzoff, A.N. (2005). Intervention to change parent-child reading style: A
comparison of instructional methods, Journal of applied developmental psychology, 26 (3), 296-
313.
Lamb, M.E. (1977). Father infant and mother infant interactions in the 1st year of life, Child
Development, 48 (1), 167-181.
Landau, R., Shusel, B., Eshel, Y. & Ben-Aaron, M. (2003). Mother-child and metapelet-child
touch behavior with three-year-old kibbutz children in two contexts, Infant mental health
journal, 24 (5), 529-546.
Lanvers, U. (2004). Gender in discourse behaviour in parent-child dyads: a literature review,
Child Care, Health and Development, 30 (5), 481-493.
Martin, L.E. (1998). Early book reading: How mothers deviate from printed text for young
children, Reading Research And Instruction, 37 (2), 137-160.
Meersdom, V. (2007). Papa’s staan hun mannetje: de rol van vaders in kinderboeken, KIDDO:
pedagogisch tijdschrift voor de kinderopvang, 8 (7), 34-35.
Moore, M. & Wade, B. (2003). Bookstart: a qualitative evaluation, Educational Review 55 (1), 3-
13.
Moore, M. & Wade, B. (1998). An early start with books: literacy and mathematical evidence
from a longitudinal study, Educational review, 50 (2), 135-145.
Moore, M. & Wade, B. (1996a). Home activities: the advent of literacy, European Erly
Childhood Educational Research Journal, 4 (2), 63-76.
Moore, M. & Wade, B. (1996b) Children’s early book behaviour, Educational Review, 48 (3),
283-288.
Moore, M. & Wade, B. (1993). Bookstart, Londen, Book Trust.
63
Murphy, C.M. (1978). Pointing in the context of a shared activity. Child Development, 49, 371-
390.
Nguyen, T., Heslin, R. & Nguyen, M.L. (1975). Meanings of touch: sex differences, Journal of
communication, Summer, 92-103.
Paquette, D. (2004). Theorizing the father-child relationship: Mechanisms and developmental
controls, Human Development, 47, 193-219.
Peeters, J. (2004). Mannen voor kinderopvang, Alert, 30 (1), 56-67.
Sénéchal, M., Cornell, E.H., & Broda, L.S. (1995). Age-related differences in the organization
of parent-infant interactions during picture-book reading. Early Childhood Research Quarterly,
10, 317-337.
Steendijk, M. (2004). Een boekenwurm van zeven maanden door Bookstart, overzicht van het
opzet en de uitvoering van Bookstart, Stichting Lezen, Amsterdam. (www.lezen.nl,
geraadpleegd op 3 april 2008)
Van Damme, L. (1999). Hoe interactief is voorlezen?, Openbaar: tijdschrift voor leesbevordering,
29e (4), 190-200.
Van Damme, K. & Spoelders, M. (2001). Ontluikende geletterdheid: over de rol van
gedecontextualiseerd taalgebruik, Interface, Journal of applied linguistics, 16 (1), 3-26.
Van Kleeck, A. & Beckley-Mc Call, A. (2002). A comparison of mothers' individual and
simultaneous book sharing with preschool siblings: An exploratory study of five families,
American Journal of speech-language pathology, 11 (2), 175-189.
Walker, K. & Armstrong, L. (1995). Do mothers and fathers interact differently with their
child or is it the situation which matters?, Child care, health and development, 21 (3), 161-181.
Weitzman, C. C., Roy, L., Walls, T. & Tomlin, R. (2004). More evidence for reach out and
read: a home-based study, Pediatrics, 113, 1248-1253.
Yont, K.M., & Snow, C.E. (2003) The role of context in mother-child interactions: an analysis
of communicative intents expressed during toy play and book reading with 12-month-olds,
Journal of pragmatics, 35, 435-454.
64
Bijlagen
Bijlage 1 Schriftelijke vragenlijst geïnteresseerde boekbabygezinnen
Bijlage 2 Brief aan de ouders – oktober 2006
Bijlage 3 Leidraad interviewronde 1
Bijlage 4 Leidraad interviewronde 2
Bijlage 5 Schriftelijke vragenlijst boekbabygezinnen ronde 3
Bijlage 6 Leidraad interviewronde 3
1
1. ALGEMEEN
• Uw naam: • Uw stad of gemeente: • Leeftijd (kruis aan):
• Opleidingsniveau (kruis aan):
• Welke taal spreekt u thuis met uw kinderen (kruis aan)?
• Beroepsstatuut (kruis aan):
U zelf Uw partner Werkend Loopbaanonderbreking Arbeidsongeschikt Uitkeringsgerechtigd werkloos Huishouden
Uw leeftijd Leeftijd van uw partner Jonger dan 18 jaar Tussen 18 en 24 jaar Tussen 25 en 34 jaar Tussen 35 en 44 jaar Tussen 45 en 54 jaar Ouder dan 55 jaar
Uw hoogste opleidingsniveau
Het hoogste opleidingsniveau van uw partner
Lager onderwijs Lager secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs Hogere studies
U zelf Uw partner Nederlands Frans Engels Turks Arabisch Andere
2
• De naam van uw baby: • Jongen/Meisje (omcirkel het juiste antwoord) • De geboortedatum van uw baby: • Hoeveel andere kinderen zijn er in het gezin in de onderstaande leeftijdscategorieën
(omcirkel het juiste antwoord)
Meisje Jongen
2 jaar of jonger 1 2 3 meer 1 2 3 meer Tussen 3 en 5 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer Tussen 6 en 10 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer Ouder dan 10 jaar 1 2 3 meer 1 2 3 meer
2. LEESGEDRAG BINNEN HET GEZIN
• Leest u voor of kijkt u in boeken met uw baby (kruis aan)?
Ja Neen
• Zo ja, hoe vaak komt dit voor (kruis aan)?
Iedere dag Meerdere keren per week Eenmaal per week Meerdere keren per maand Eenmaal per maand
• Als aan uw baby voorgelezen wordt, gebeurt dit door (meerdere antwoorden zijn
mogelijk): De moeder van het kind De vader van het kind De andere kinderen binnen het gezin De grootouders van het kind De onthaalmoeder
• De boeken die u voorleest aan uw kind (meerdere antwoorden zijn mogelijk),
zijn boeken die u zelf kocht of als geschenk kreeg zijn boeken die u leent bij de bibliotheek zijn boeken die u leent bij andere diensten (kindercrèche, Kind & Gezin,...)
• Leest u voor of kijkt u in boeken met uw oudere kinderen?
Ja Neen
3
• Zo ja, hoe vaak komt dit voor?
Iedere dag Meerdere keren per week Eenmaal per week Meerdere keren per maand Eenmaal per maand
• Kan u zich nog herinneren dat u als kind werd voorgelezen?
Ja Neen
• Zo ja, kan u zich herinneren uit welke boeken u werd voorgelezen?
Ja, welke
Neen
• Kan u zich nog herinneren welke boeken u zelf las als kind? Ja, welke
Neen
3. MIJN GEDACHT
• Wat is volgens u de geschikte leeftijd om te beginnen met samen in boeken te kijken (kruis aan)?
6 weken 6 maanden 9 maanden ouder
• Voorlezen bevordert volgens u (kruis aan, meerdere antwoorden mogelijk):
De latere leesontwikkeling van mijn kind De taalontwikkeling van mijn kind Het wiskundig denken van mijn kind De emotionele ontwikkeling van mijn kind De sociale ontwikkeling van mijn kind Het latere leesplezier van mijn kind
4
• Voorlezen heeft een positieve invloed op de omgang met mijn kind (kruis aan) Neen Ja, omdat...
4. HET GEZIN EN DE BIBLIOTHEEK
• Welke gezinsleden zijn lid van de bibliotheek (kruis aan, meerdere antwoorden
mogelijk)? Mijn baby De moeder Andere kinderen in het gezin De vader
• Hoe vaak bezoekt u zelf de bibliotheek (kruis aan)?
Meerdere keren per week Één keer per week Meerdere keren per maand Meerdere keren per jaar Nooit
• Als u de bibliotheek bezoekt, dan is dit om (meerdere antwoorden zijn mogelijk):
Informatie over bepaalde onderwerpen op te zoeken Op zoek te gaan naar een boek, film of cd Een krant of tijdschrift te lezen Te surfen op het internet Boeken te halen met/voor mijn kinderen Andere:
• Als mijn kinderen de bibliotheek bezoeken, dan is dat om (meerdere antwoorden zijn
mogelijk):
Informatie op te zoeken voor de school Op zoek te gaan naar een boek of cd Een krant of tijdschrift te lezen Te surfen op het internet Andere
• Ging u als kind reeds met het gezin naar de bibliotheek?
Ja Neen
5
5. CULTUURPARTICIPATIE
• Hoe vaak beoefent u volgende culturele activiteiten?
Dagelijks Meerdere keren per week
Eén keer per week
Meerdere keren per maand
Een keer per maand
Meerdere keren per jaar
Een keer per jaar
Nooit
Televisie kijken Een krant/tijdschrift lezen
Een cd beluisteren Naar de bioscoop gaan
Naar een theatervoorstelling gaan
Een boek lezen Een tentoonstelling bezoeken
Een museum bezoeken
Naar een concert gaan
Andere: ......
• Hoe vaak beoefenen uw kinderen volgende culturele activiteiten? Dagelijks Meerdere
keren per week
Eén keer per week
Meerdere keren per maand
Een keer per maand
Meerdere keren per jaar
Een keer per jaar
Nooit
Televisie kijken Een krant/tijdschrift lezen
Een cd beluisteren Naar de bioscoop gaan
Naar een theatervoorstelling gaan
Een boek lezen Een tentoonstelling bezoeken
Een museum bezoeken
Naar een concert gaan
Andere: ......
6
• Leest u een krant? a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)
Het Nieuwsblad De Tijd Het Laatste Nieuws Metro De Standaard Een lokale krant Gazet van Antwerpen Andere De Morgen
• Leest u een tijdschrift?
a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)
Humo Sportbladen Knack Muziekbladen Mannenbladen Culturele tijdschriften Vrouwenbladen Hobbybladen Tv-bladen Computermagazines Modebladen Andere Dag Allemaal
• Bent u lid van een vereniging? Van welke vereniging(en) bent u lid?
a. Nee b. Ja (kruis aan, meerdere antwoorden zijn mogelijk)
Muziekvereniging Natuurvereniging Vrouwenvereniging Computerclub Mannenvereniging Culturele vereniging Sportvereniging Andere
Dank voor uw interesse en uw medewerking aan het onderzoek. Vergeet vooral niet de ingevulde vragenlijst op te sturen vóór 15 maart. Dat kan met bijgevoegde envelop. Wij wensen u bijzonder veel (lees)plezier met uw baby. Dit onderzoek is een samenwerking tussen:
71
Bijlage 2 Brief aan de ouders – oktober 2006
Antwerpen, 17 oktober 2006
Beste ouders, Ongeveer een jaar geleden schreef u uw pasgeboren zoon of dochter in voor het project Boekbaby’s. In februari vulde u een vragenlijst in en in mei kreeg uw kindje in de bibliotheek een eerste Boekbaby’s-pakket cadeau. De onderzoekers van de universiteiten van Antwerpen en Gent hebben uit de meer dan 400 ingeschreven gezinnen 80 gezinnen geselecteerd die kunnen deelnemen aan het vervolgproject. En u bent één van die gezinnen. U krijgt dan nog twee boekenpakketten voor uw kindje. In ruil vragen de onderzoekers op maximum 3 momenten wat van uw tijd om samen met u te praten over de kijk –en leeservaringen binnen uw gezin. In november of december komt een onderzoeker voor het eerst bij u langs. U wordt binnenkort opgebeld voor een afspraak door Marie Daems, onderzoeksmedewerker aan de Universiteit Gent. In november krijgt u van uw bibliotheek een uitnodiging om het tweede boekenpakket voor uw kindje af te halen. In het pakket vindt u een kartonboekje en een groot kijkboek. Bovendien krijgt u een uitgebreide lijst met boekentips én een cheque van 10 euro om boeken aan te kopen in de boekhandel. In het voorjaar van 2007 komen de onderzoekers nog een keer bij u op bezoek. En In mei 2007 ontvangt u het derde boekenpakket. Stichting Lezen wil alle baby’s in de toekomst laten genieten van boeken. Het onderzoek helpt ons om de juiste partners en middelen hiervoor te vinden. Wij danken u dan ook oprecht voor uw vrijwillige medewerking en wensen u heel veel leesplezier samen met uw boekbaby! Hartelijke groeten, Sarah Van Tilburg Coördinator Boekbaby’s [email protected] 03/204 10 08 P.S. Volg zelf het laatste boekbaby’s nieuws op www.boekbabys.be!
72
Bijlage 3: Leidraad interviewronde 1 1. Iedereen leest
• Leest u zelf ook en zo ja, wat leest u dan? (boeken, tijdschriften, kranten, …)
• Leest u enkel in uw vrije tijd of leest u ook (of enkel) voor professionele doeleinden?
• Hoe vaak leest u? (zie ook vragenlijst)
• Onderscheid maken tussen boeken, kranten & tijdschriften
• Onderscheid maken tussen lezen in vrije tijd en professioneel lezen
• Indien de persoon boeken leest:
• Koopt u zelf vaak boeken of haalt u ze uit de bibliotheek (of ergens anders)?
• Wat maakt dat u bepaalde boeken kiest om te lezen (suggesties van vrienden, boekbesprekingen, media,...)
• Waar en wanneer leest u doorgaans? ( ’s avonds voor het slapengaan?)
• Zou u liever meer lezen?
• Indien ja, wat zijn de redenen waarom u niet vaker leest?
• Leest u meer of minder dan toen u kind was?
• Indien meer of minder: wat is de reden?
• Indien ze nu minder lezen: wanneer bent u afgehaakt? Was u vroeger een boekenwurm?
• Leest u anderstalige boeken? (Hebt u dat vroeger gedaan?)
• Lazen uw ouders vroeger vaak?
• Leest uw partner? Vaak?
2. ‘Boekmomenten’ thuis: algemeen
• Boekbaby’s : Wat vindt u van het initiatief? Hoe kijkt u er tegen aan? Waarom verleent u uw medewerking aan het project? Waarom bent u gemotiveerd?
• Boeken en baby’s: wat stelt u zich daarbij voor? Gaat het samen? o Is dit anders voor oudere kinderen? Zo ja, hoe? (Boeken en kinderen)
• Bent u met uw baby al met boeken bezig geweest?’
• Moet iemand u motiveren om dit te doen? Doet u dit graag? Vindt u het een aangenaam moment?
� Waarom wel/niet? � Welk gevoel geeft het u nadien? � Waarom doet u dat?
• Hoe reageert uw baby op en tijdens die boekmomenten? � Geeft het signalen rond hoe het zich hierbij voelt? � Heeft u daar concrete voorbeelden van?
• Hecht u belang aan voorleestips ? (bvb. door Boekbaby’s, …) � Leest u ze? � Hoe gaat u met deze boekentips om?
3. ‘Boekmomenten’ thuis : concreet
• Waar vinden de boekmomenten meestal plaats? (slaapkamer, badkamer,…)
• Hoe vaak vinden ze plaats?
• Heeft u bepaalde gewoontes of rituelen als u met uw kind(eren) boekmomenten hebt? (bvb kind op de schoot, kind in bed, wie draait de blaadjes om, leest u de titel van het boekje, leest u telkens volledig boekje uit, wat als baby geen zin meer heeft, wat als baby 2 blaadjes ineens omdraait?
• Wanneer hebt u vooral boekmomenten? Zijn er vaste tijdstippen?
73
• Bij boekmomenten: houdt u zich strikt aan de voorgedrukte tekst, wijst u de prenten aan met uw vinger, verandert u uw stem voor een ander personage,…? (baby en ouder kind)
• Kunt u het verloop van een boekmoment beschrijven? (aankondiging, introductie boek, voorleesmoment, afsluiting)
• Van welk soort kinderboeken houdt u het meest? (zowel baby als kind) o –genre: verhalen, sprookjes, versjes & rijmpjes, liedjes, een verhaal waar een
kind zich in kan herkennen, etc. � Waarom vooral dit genre(s)?
o –vorm: fotoboeken, geïllustreerde boeken, stoffen boekjes, badboekjes (badboekjes enkel in bad?), kartonboekjes.
� Waarom vooral deze vorm(en)? o Houdt u zich steeds aan de leeftijdscategorie die vermeld staat op het boek?
• Van welk soort boeken houdt uw ouder(e) kind(eren) het meest?
• Hebt u soms boekmomenten met hetzelfde boek? o Waarom wel/niet?
• Kunt u enkele betere en mindere babyboeken boven halen en over elk boek wat uitleg geven?
o Waarom boeit dit boek u wel/niet? o Vond uw kind het een leuk boek? Waarom? o …
• Vertelt u soms verhalen aan uw kind(eren) zonder gebruik te maken van een boek? Dit kan ook ‘zingen’ zijn, of simpelweg ‘vertellen’, of ‘rijmpjes en versjes’, etc… (baby en ouder kind)
o Doet u dit vaak? (In vergelijking met momenten dat u een boek ‘gebruikt’) o Waarom doet u dat? o Vindt u het verhaal/liedje/rijmpje op het moment zelf uit? o Waarover gaan die verhalen/liedjes/rijmpjes vooral? (hebben ze betrekking op
uw kind?) o Indien niet, bent u van plan dit te doen in de toekomst?
• Wie heeft nog boekmomenten met uw kind(eren), behalve uzelf? (partner, grootouders, babysit,…)
o Vraagt u hen dat expliciet of gebeurt dit spontaan? o Merkt u verschillen op in de boekmomenten tussen uzelf en uw partner?
� Zo ja, welke verschillen? (tijdsduur, interactie met het kind, …)
• Als uw kind uit logeren gaat, neemt hij/zij (geef je) een boekje mee? +waarom?
• Gebruikt u ook boeken die niet in de thuistaal van uzelf of uw partner zijn? o Welke taal? o Ja: reden o Nee: bent u van plan om dit in de toekomst te doen?
• Kijkt uw ouder kind soms spontaan in boeken?
• Waar haalt u de boeken voor uw kinderen vooral? (lenen in bib, bij vrienden of kopen nieuw, tweedehands � bewust?) Uitlenen bij vrienden: als iemand vraagt, doe je het dan?
o Reden
• Op basis waarvan beslist u om een bepaald kinderboek uit te lenen, te kopen? (boek heeft prijs gewonnen, reclame, andere mensen, kostprijs, mooie kaft, …) Inkijken voor kopen?
• Leest u boekentips? o Lezen
74
o Hoe ga je ermee om?
• Mag uw kind soms zelf ook een boek kiezen? (enkel van toepassing bij oudere kinderen uiteraard)
• Krijgt u soms kinderboeken cadeau? / Geef je kinderboeken cadeau? Waarom?
• Is een kinderboek een stuk speelgoed? (Liggen de boekjes tussen het speelgoed?) o Indien niet, maakt u dit uw baby al duidelijk en hoe?
• Hoeveel kinderboekjes (tot leeftijd baby) hebt u in huis? (onderscheid maken tussen eigen boekjes en boeken van de bib)
• Adhv bibliotheekprofiel (zie vragenlijst): o Als geen bibliotheekgangers: bent u van plan om in de toekomst naar de bib
te gaan voor/met uw kind? � Wanneer? � Waarom?
o Hoe werd u onthaald in de bibliotheek bij uw eerste bezoek met/voor uw baby?
� Kreeg u toen voldoende voldoende informatie? � Kreeg u een rondleiding in de kinderafdeling?
o Hoe is het contact met uw bibliotheek? � Heeft u een persoonlijk contact? � Vraagt u soms raad aan de bibliothecaris ivm met de keuze van een
boek (voor uzelf, of voor uw kinderen)? � Bent u nadien tevreden over het advies dat u krijgt?
o Hoe vaak bezoekt u de bibliotheek voor/met uw baby/kind? Gaat uw baby/kind mee?
o Vanaf wanneer bent u voor het eerst voor/met uw baby naar bib geweest? o Wat vindt u van de kinderafdeling?
� Is het aanbod aangepast? (Neemt u stoffen boekjes mee?) � Is het aanbod voldoende? � Wat vindt u van de inrichting van de kinderafdeling? (aankleding,
bereikbaarheid van de boeken voor de kinderen,…) � Hoe was/is de reactie van uw baby op de bib? Beseft hij/zij dat het
“een huis vol boeken is”?
75
Bijlage 4: Leidraad interviewronde 2 1. Solo boekmoment (= boekbaby die alleen met boekjes bezig is) In het eerste interview hebt u verteld dat uw baby al vaak/nog niet alleen met boekjes bezig is. Is er iets veranderd sindsdien? Wat?
o Tijdsduur: (duurt het nu langer, komt het vaker voor, …) o Plaats o Tijdstip o Blaadjes draaien >< Bewust kijken, vertellen o Boekvorm, boekgenre o Orale: steekt uw baby de boekjes nog vaak in de mond?
2. Gezamenlijk boekmoment (= boekbaby die met een ander in boekjes bezig is) In het eerste interview hebt u verteld dat u al/nog geen boekmomenten hebt met uw baby
o GEEN BOEKMOMENT - Interview 1: o Hebt u nu al boekmomenten met uw baby?
� Als JA:
• Waar vinden ze plaats? (slaapkamer, badkamer, speelmat,…)
• Hoe vaak vinden ze plaats?
• Hebt u daarbij bepaalde gewoontes/rituelen? o Baby op de schoot, naast u o Wie draait de blaadjes om? o Wat als baby geen zin meer heeft? o Wat als baby 2 blaadjes ineens omdraait?
• Wanneer vinden de boekmomenten meestal plaats?
• Welke boekvormen zijn het meestal? (stoffen boekjes, badboekjes, kartonboekjes, boekjes met gewone blaadjes)
• Welk genre van boekjes zijn het meestal? (aanwijsboekjes, pop-up boekjes, verhalenboekjes,…
• Kunt u het verloop van zo’n boekmomentje beschrijven? (aankondiging, introductie boek, voorleesmoment, afsluiting)
• Leest u letterlijk voor? � Als NEE:
• Wat is de reden dat u nog geen boekmomenten hebt?
o WEL BOEKMOMENT - Interview 1: (SITUATIE BESCHRIJVEN� hoeveelheid, tijdsduur, plaats, tijdstip,…)
o Is er iets veranderd sindsdien? Wat? � Hoeveelheid boekmomenten: hebt u nu meer of minder
boekmomentjes?
• Als MEER: Motiveerde dit gesprek u om meer boekmomenten te hebben?
� Reactie baby:
• Is die anders dan 3 maanden terug
• Hoe reageert uw baby nu?
• Brabbelt uw baby tijdens boekmomenten?
• Doet uw baby klanken na tijdens boekmomenten? � Plaats � Tijdstip (’s avonds in de slaapkamer als ritueel?) � Zingt u nog even vaak liedjes voor uw baby? � Welke boekgenres voornamelijk?: Verhaaltjes? Sprookjes?
Aanwijsboeken?
76
� Welke boekvormen voornamelijk?: Stoffenboekjes, Badboekjes, Kartonboekjes, Boekjes met gewone blaadjes
� Voorleesstijl veranderd?: aanwijzen, tekst letterlijk voorlezen,… � Is de rol van de vader veranderd? Heeft hij meer/minder
boekmomenten dan 3 maanden geleden? Reden o Vindt u het zelf leuker of minder leuk om boekmomentjes te hebben met uw
baby dan 3 maanden geleden? � Waarom wel, waarom niet?
• Wat is op dit moment het favoriete boekje van uw baby?
• Waarom vindt uw baby dit boekje leuk, denkt u?
• Vindt u het een leuk boekje?
• Waarom wel, waarom niet?
• Is er op dit moment een boekje dat uw baby echt niet leuk vindt?
• Waarom vindt uw baby dit boekje niet leuk, denkt u?
• Vindt u het een leuk boekje?
• Waarom wel, waarom niet?
3. Het boekenpakket 3A. De boekjes van boekenpakket 2
(Eén per één behandelen) - Wat vindt uw baby van de boekjes?
o Waarom? - Wat vindt u van de boekjes?
o Waarom?
3B. De boekencheques � Zorgen dat je telkens weet of het over boekenbonnen gaat (zoals vb. fnacbon) of over de Sodexho boekencheque! � Geef, indien nodig, het infoblad van Sodexho
o In de 2 boekenpakketjes die u gekregen hebt, zaten telkens boekencheques van Sodexho
o Bent u deze al gaan inruilen? o Als JA:
� In welke winkel? � Wat hebt u ermee gekocht? (boeken/geen boeken; voor zichzelf, voor
de baby, voor iemand anders) o Als NEE:
� Waarom hebt u dat nog niet gedaan? � Bent u van plan om ze nog te gaan inruilen? � In welke winkel denkt u deze te gaan inruilen? � Wat denkt u ermee te kopen? (boeken/geen boeken; voor zichzelf,
voor de baby, voor iemand anders) o Vindt u het leuk om een Boekencheque te krijgen? Waarom wel, waarom niet? o Was het de eerste keer dat u een Boekencheque van Sodexho als geschenk kreeg?
o Als NEE: � Bij welke gelegenheid hebt u die gekregen? (+ aantal keren)
(werkgever/particulier) � Bent u deze toen gaan inruilen? � Wat hebt u ermee gekocht?
o Weet u wat u er allemaal mee kan aankopen? o Weet u waar u terecht kunt met uw Boekencheque?
77
o Heeft u zelf ooit al een Boekencheque cadeau gedaan? o JA:
� Waarom? � Aan wie? (volwassene/kind) � Hoe bent u in contact gekomen met de Boekencheques?
o NEE: � Waarom niet? � Zou u het overwegen om de cheque te schenken? Waarom wel,
waarom niet? � Aan wie? (volwassene/kind) � Weet u waar u de Boekencheques kunt aankopen?
4. De bibliotheek Aan de hand van de 4 bibliotheekprofielen:
1. Niet-leden: Deze boekbaby’s zijn niet lid van de bibliotheek 2. Passieve leden: Baby’s die wel een lidkaart van de bibliotheek hebben, maar geen
boekjes gaan ontlenen 3. Afgehaakte leden: Deze baby’s zijn lid geworden én hebben reeds boekjes ontleend
in de bibliotheek Om diverse redenen hebben de ouders deze bibliotheekbezoekjes stopgezet.
4. Trouwe leden: Boekbaby’s die op regelmatige tijdstippen boekjes gaan ontlenen in de bibliotheek.
- In het vorige interview hebt u gezegd zelf geregeld/nooit boeken te gaan ontlenen in
de bibliotheek. Is dit vandaag nog steeds zo? o Als NEE:
� Wat is er veranderd? (Gaat u nu meer/minder, hoe vaak?) � Waarom is er verandering gekomen? (Reden)
- Was u als kind lid van de bibliotheek? o Als JA
� Nu: bibbezoeker: JA
• Bent u ononderbroken lid geweest van de bibliotheek?
• Bent u steeds naar dezelfde bibliotheek geweest? � Nu: bibbezoeker: NEE
• Wanneer bent u afgehaakt?
• Waarom bent u afgehaakt? o Als NEE
� Nu: bibbezoeker: JA
• Wat heeft u gemotiveerd om naar de bibliotheek te gaan? � Nu: bibbezoeker: NEE
• Denkt u ooit nog naar de bibliotheek te gaan voor uzelf?
- In het vorige interview hebt u gezegd dat u niet/nog niet/vaak naar de bibliotheek gaat om boeken te gaan ontlenen voor uw baby. Is dit vandaag nog steeds zo?
o Als NEE: � Wat is er veranderd? (Gaat u nu meer/minder, hoe vaak?) � Waarom is er verandering gekomen? (Reden)
I. Niet-leden / Passieve leden /Afgehaakte leden - Waarom gaat u niet/niet meer naar de bibliotheek?
o (!! DOORVRAGEN: vb. Naast tijdsgebrek/parkeerproblemen/… zijn er nog redenen waarom u de bibliotheek niet (meer) bezoekt?)
- Wat zou u overhalen om wel naar de bibliotheek te gaan voor uw baby? - Wat is er nodig in een bibliotheek om er babyboekjes te ontlenen?
78
- Zou u interesse hebben in informatie(momenten) over boeken & baby’s in de bibliotheek?
o Als JA: � Waarom wel? � Waarover zou u graag informatie(momenten) hebben? � Hoe ziet u dat praktisch? (Persoonlijke mondelinge info, brochures,
bijeenkomsten met andere ouders,…) o Als NEE: waarom niet?
II. Trouwe bibliotheekleden U gaat vaak naar de bibliotheek voor uw baby. - Weet u wie de boekbaby-verantwoordelijke is in de bibliotheek? - Zou u interesse hebben in informatie(momenten) over boeken & baby’s?
o Als JA: � Waarom wel? � Waarover zou u graag informatie(momenten) hebben? � Hoe ziet u dat praktisch? (Persoonlijke mondelinge info, brochures,
bijeenkomsten met andere ouders,…) o Als NEE: waarom niet?
- Waarom denkt u dat ouders uit de bibliotheek wegblijven om boekjes te ontlenen voor hun baby?
- Wat zou de bibliotheek moeten doen om meer boekbaby’s over de vloer te krijgen?
79
Bijlage 5 Schriftelijke vragenlijst boekbabygezinnen ronde 3
Schriftelijke vragenlijst Boekbaby’s OKTOBER 2007
Naam boekbaby: Stad of gemeente:
• Wie vult de vragenlijst in (kruis aan)?
Mama
Papa
Mama & Papa
1. BOEKMOMENTEN
• Uw boekbaby heeft, in vergelijking met 6 maanden geleden (kruis aan)
Meer interesse in boekjes
Evenveel interesse in boekjes
Minder interesse in boekjes
• Hoe vaak kijkt uw boekbaby in boekjes (kruis aan):
Alleen Samen met u of iemand anders
Iedere dag
Meerdere keren per week
Eenmaal per week
Meerdere keren per maand
Eenmaal per maand
Nooit
• Hoe lang houdt uw boekbaby zich bezig met een boekje?
Alleen Samen met u of iemand anders
Minder dan 5 minuten
Tussen de 5 en 10 minuten
Meer dan 10 minuten
• Welke boekvormen bekijkt uw boekbaby vooral?
Alleen Samen met u of iemand anders
Stoffen boekjes
Badboekjes
Kartonboekjes
Pop-up boekjes
Boekjes met gewone blaadjes
Andere (vul in):
• Welke genre boekjes bekijkt uw boekbaby?
Alleen Samen met u of iemand anders
Verhaaltjes
Sprookjes
Aanwijsboekjes
• In vergelijking met 6 maanden geleden vindt u het nu
Leuker om met mijn boekbaby in boekjes te kijken
Minder leuk om met mijn boekbaby in boekjes te kijken
Even leuk om met mijn boekbaby in boekjes te kijken
80
2. BOEKENPAKKET
• Wat vindt u van de boekjes in het derde boekenpakket?
Ok Neutraal Niet ok
Algemeen
Inhoud (tekst)
Tekeningen, prenten
Algemeen
Inhoud
Tekeningen
Foto’s
• Wat vindt uw boekbaby van de boekjes in het derde boekenpakket?
Ok Neutraal Niet ok
Algemeen
Inhoud (tekst)
Tekeningen, prenten
Algemeen
Inhoud
Tekeningen
Foto’s
• Gebruikt u de placemat?
Nee
Ja
o Indien ja, hoe gebruikt u de placemat? (meerdere antwoorden mogelijk)
Aan tafel als placemat
Ik lees de gedichten soms letterlijk voor
Ik vertel soms rond de prenten
Andere: (vul in)
81
3. LOGO & WEBSITE
• Wat vindt u van het logo van boekbaby’s?
Mooi Niet mooi
Neutraal Weet niet
• Hoe vaak ziet u het logo in het straatbeeld?
Vaak
Soms
Nooit
• Kent u de website van boekbaby’s?
Nee
Ja
o Indien ja, hoe vaak bezoekt u de website?
Nooit Soms Vaak
Over boekbaby’s
Baby’s en boeken
Boekbaby’s in je bib
Boekentips
Onderzoek
Weblog
Links
4. DE BIBLIOTHEEK & UZELF
• Hoeveel boeken koopt u gemiddeld per jaar voor uzelf?
• Bent u lid van een bibliotheek?
Ja
Nee
• Waaraan denkt u bij het woord ‘bibliotheek’? (één antwoord aankruisen)
Een oude dame die streng over de rand van haar brilletje kijkt
Een noodzakelijk kwaad
Een boekhandel maar dan goedkoper
Een oude zolder waar ik gezellig kan rondsnuffelen
Een oase van rust waar generaties, culturen en ideeën elkaar ontmoeten
Andere: (vul in):…….
• Hoe vaak bezoekt u voor uzelf de bibliotheek?
Niet of uitzonderlijk
Maandelijks of meer
Wekelijks of meer
82
o Indien niet of uitzonderlijk, wat is de reden? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
Geen interesse
Geen tijd
Ik vind het aanbod te beperkt
Ik maak nu vaker gebruik van internet als ik informatie nodig heb
Ik koop liever boeken
Moeilijke openingsuren
Weinig parkeergelegenheid
Onvriendelijk personeel
Andere (vul in):………
� U mag verdergaan naar hoofdstuk 5 op pagina 5
• Wat is de reden van uw bibliotheekbezoek?
Nooit Bijna nooit
Soms Vaak Bijna altijd
Altijd
Om informatie over bepaalde onderwerpen op te zoeken
Op zoek te gaan naar een boek, cd of dvd
Om andere mensen te ontmoeten
Informatie op te zoeken voor mijn werk/studie
Om krant/tijdschrift te lezen en/of rond te kijken
Omwille van de kinderen
Om werk te zoeken
Om te surfen op het internet
• Wat ontleent u zelf het meest?
Muziekcd’s
Cd-roms
Dvd’s of video’s
Kinder- en jeugdboeken
Fictie volwassenen
Non-fictie volwassenen
• Wat is uw mening over de volgende aspecten van de bibliotheek?
Helemaal niet tevreden
Niet tevreden
Geen mening
Tevreden
Heel tevreden
Openingsuren
Aanbod voor volwassenen
Aanbod voor kinderen
Speelruimte voor de kinderen
Inrichting van de babyhoek
Aantrekkelijkheid van de inrichting
Gelegenheid om baby te verschonen of te voeden
83
Helemaal niet tevreden
Niet tevreden
Geen mening
Tevreden
Heel tevreden
Vriendelijkheid van het personeel
Behulpzaamheid van het personeel
• Wat vindt u het meest belangrijk/minst belangrijk wanneer u voor uzelf naar de bibliotheek gaat? (1=minst belangrijk, 5=meest belangrijk)
Ruim aanbod
Vriendelijkheid en behulpzaam personeel
Toegankelijke openingsuren
Aanwezigheid van computers (internet, catalogus)
Rustgevende inrichting
5. DE BIBLIOTHEEK & UW BOEKBABY
• Hoeveel boeken koopt u gemiddeld per jaar voor uw boekbaby?
• Wie is lid van de bibliotheek?
Ja Nee Niet van toepassing
Mijn boekbaby
De jongere broer/zus van mijn boekbaby
De ouder broer(s)/zus(sen) van mijn boekbaby
• Hoe vaak bezoekt u samen met uw boekbaby de bibliotheek?
Niet of uitzonderlijk
Maandelijks of meer
Wekelijks of meer
o Indien niet of uitzonderlijk, wat is de reden? (meerdere antwoorden zijn
mogelijk)
Mijn kind vertoont geen interesse
Mijn kind is nog te jong
Omwille van het hygiënische aspect
Ik heb geen tijd
Ik koop liever boeken
Moeilijke openingsuren
Weinig parkeergelegenheid
Onvriendelijk personeel
Ik vind het aanbod te beperkt
Andere: (vul in): ……….
84
o Indien niet of uitzonderlijk, bent u van plan later met uw boekbaby naar de bibliotheek te gaan?
Ja
Nee
Weet niet
� U mag verdergaan naar hoofdstuk 6 op pagina 7
• Wie bezoekt het vaakst de bibliotheek met uw boekbaby?
Mama
Papa
Andere (vul in):
• Sinds uw deelname aan boekbaby’s bezoekt u de bibliotheek…?
Vaker
Even vaak
Minder vaak
• Hoe oud waren uw kinderen bij hun 1ste bibliotheekbezoek?
Leeftijd nu Leeftijd eerste bibliotheekbezoek
Boekbaby
Broer/zus
Broer/zus
Broer/zus
• Wat ontleent u voor uw boekbaby?
Meestal Soms Nooit
Kinder- en jeugdboeken
CD-roms
Muziekcd’s
Dvd’s of video
• Wat vindt u het meest belangrijk/minst belangrijk wanneer u voor uzelf naar de bibliotheek gaat? (1=minst belangrijk, 5=meest belangrijk)
Ruim aanbod
Hygiënische maatregelen
Kindvriendelijk personeel
Ruimte en meubilair aangepast aan baby’s en kinderen
Activiteiten voor baby’s en kinderen (zangstondes, voorleessessies)
• Hebt u behoefte aan contact met een bibliotheekmedewerker?
Ja
Nee
Weet niet
• Hebt u behoefte aan boeken- en voorleestips?
Ja
Nee
Weet niet
85
• Zou u evenveel aandacht hebben voor “boekjes” & “baby’s” als u niet had meegedaan met het project boekbaby’s?
Ja
Nee
Weet niet
6. KINDERBOEKEN
• Wanneer u een boekje voor uw boekbaby koopt/leent, let u vooral op: (max. 2 aankruisen)
de vorm (karton, dunne blaadjes, stof,…)
het genre (aanwijsboekjes, verhalen, pop-up,…)
de tekeningen
de tekst
de prijs
• Wanneer u een boekje voor uw boekbaby koopt/leent, baseert u zich vooral op: (max. 2 aankruisen)
reclamefolders boekentips in tijdschriften/kranten
het aanbod in de winkel
tips van vrienden
wat uw kind zelf verkiest
• Op dit moment koopt/leent u voor uw boekbaby voornamelijk: (max. 2 aankruisen)
Stoffen boekjes
Badboekjes
Kartonboekjes
Boekjes met gewone blaadjes
Voelboekjes
Andere: (vul in) …………
• Op dit moment koopt/leent u voor uw boekbaby voornamelijk: (max. 1 aankruisen)
Aanwijsboeken
Verhalenboeken
Pop-upboeken
• Hebt u het gevoel dat uw kind dezelfde boekjes leuk vindt als u?
Ja
Nee
Weet niet
• Voldoet het aanbod in de winkels aan uw verwachtingen/eisen over een goed babyboek?
Ja
Nee
Weet niet
• Let u op de richtleeftijd die is aangegeven op boekjes?
Ja
Nee
Weet niet
86
• Omcirkel per lijntje wat u het meest belangrijk vindt voor een babyboekje
Tekeningen Waarheidsgetrouw, gedetailleerd Duidelijke tekeningen
Duidelijk contrast Kleurrijk
Tekeningen Foto’s
Bekende personages Het soort personage is van geen belang
Inhoud Enkel herkenbare, alledaagse situaties en voorwerpen
Eveneens dingen waar het kind niet elke dag mee in contact komt
Prentenboeken Boeken die aanzetten tot actie (bijv.voelboekjes, kiekeboe-boekjes)
Mensen en dieren Voorwerpen
Grappig, schattig Leerrijk
Losse afbeeldingen Er is een context (bijv. In bad gaan)
Afbeeldingen worden benoemd Afbeeldingen worden niet benoemd
Tekst Rijm/liedje Tekst die niet rijmt
Losse woorden/zinnen Samenhangend verhaal
• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?
A B
• Wat is de belangrijkste reden dat u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)
Losse afbeeldingen
Er is een context
Gedetailleerde tekeningen
Duidelijke tekeningen
Figuren worden benoemd
Figuren worden niet benoemd
Grappig, schattig
Leerrijk
87
• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?
A B C
• Wat is de belangrijkste reden waarom u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)
Waarheidsgetrouw, gedetailleerd
Duidelijke tekening
Contrast
Kleurrijk
Tekening
Foto
Bekend personage
Het personage is van geen belang
Grappig, schattig
Leerrijk
• Welke afbeelding spreekt u het meest aan voor een babyboekje?
A B C
88
• Wat is de belangrijkste reden dat u voor deze afbeelding gekozen hebt? (Eén antwoord aankruisen)
Waarheidsgetrouw
Duidelijke tekeningen
Contrast Kleurrijk
Bekend personage
Het personage is van geen belang
Grappig
Leerrijk
7. VOORLEESSTIJL
• Wie heeft boekmomenten met uw boekbaby?
Enkel mama � U mag verdergaan naar hoofdstuk 8
Enkel papa � U mag verdergaan naar hoofdstuk 8
Zowel mama en papa
7.A VOORLEESSTIJL: enkel in te vullen door mama
(papa mag verdergaan naar hoofdstuk 7.B op pagina 14) • Leest u graag voor?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Wat doet u regelmatig tijdens een boekmoment (meerdere antwoorden zijn mogelijk):
Geluiden nadoen
Prenten aanwijzen
Mijn kind prenten laten benoemen (vb. waar staat de hond?)
Uw stem veranderen voor een ander personage
De titel van een boekje lezen
Mijn kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal
Geen van bovenstaande
Andere: (vul in): ………
• Welke stelling is het best op u van toepassing (één antwoord aanduiden):
Ik doe liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind dan dat ik boekmomenten heb met mijn kind.
Ik doe andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) even graag met mijn kind als boekmomenten hebben met mijn kind.
Ik heb liever boekmomenten met mijn kind dan dat ik andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doe.
Ik doe geen van beide activiteiten graag.
89
• Probeert u zich tijdens een boekmoment in te leven in het personage?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Leest u letterlijk de gedrukte tekst voor?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Vertelt u meer dan de gedrukte tekst die in een boekje staat?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Laat u uw boekbaby zelf vertellen uit een boek?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Herformuleert u wat uw boekbaby verteld heeft?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Vereenvoudigt u de gedrukte tekst wanneer u die te moeilijk vindt?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Hoe beoordeelt u uzelf als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Mijn partner beïnvloedt hoe vaak ik boekmomenten heb met mijn kind.
Ja
Nee
Weet niet
90
o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:
Ik heb meer boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner
Ik heb minder boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner.
• Ik heb invloed op hoe vaak mijn partner boekmomenten heeft met mijn kind.
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:
Mijn partner heeft meer boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.
Mijn partner heeft minder boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.
• Denkt u dat uw partner graag voorleest?
Ja
Nee
Weet niet
• Hoe beoordeelt u uw partner als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Hoe denkt u dat uw partner zichzelf zal beoordelen als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Ik vind dat mijn partner, als hij/zij voorleest, zich probeert in te leven in het personage.
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Verschilt de manier waarop u met uw kind praat (in het algemeen) van de manier waarop uw partner met uw kind praat?
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja, merkt u dit ook tijdens boekmomenten?
Ja
Nee
Weet niet
91
• Ziet u verschillen tussen de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw partner?
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en
van uw partner?
Ja
Nee
Weet niet
• Leest u soms samen met uw partner voor?
Ja
Nee
Weet niet
• Ik vind dat de manier waarop ik voorlees dezelfde is als de manier waarop mijn partner voorleest.
Ja
Nee
Weet niet
• Kruis de stelling aan die best past bij wat u denkt:
Ik denk dat mijn partner liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) doet met mijn kind doet dan boekmomenten hebben.
Ik denk dat mijn partner andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind even graag doet als boekmomenten hebben.
Ik denk dat mijn partner liever boekmomenten heeft met mijn kind dan dat hij/zij andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doet.
Mijn partner doet geen van beide activiteiten graag met mijn kind.
Ik heb geen idee wat mijn partner liefst doet.
• Mijn partner beïnvloedt mijn manier van voorlezen
Ja
Nee
Weet niet
• Ik beïnvloed de manier van voorlezen van mijn partner
Ja
Nee
Weet niet
• Ik vind mijn partner enthousiast als hij/zij een boekmoment heeft met mijn kind.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Mijn kind vindt het leuk als het samen met mijn partner een boekmoment heeft.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
92
7.B VOORLEESSTIJL: enkel in te vullen door papa (mama mag verdergaan naar hoofdstuk 8 op pagina 17)
• Leest u graag voor?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Wat doet u regelmatig tijdens een boekmoment (meerdere antwoorden zijn mogelijk):
Geluiden nadoen
Prenten aanwijzen
Mijn kind prenten laten benoemen (vb. waar staat de hond?)
Uw stem veranderen voor een ander personage
De titel van een boekje lezen
Mijn kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal
Geen van bovenstaande
Andere: (vul in): ……….
• Welke stelling is het best op u van toepassing (één antwoord aanduiden):
Ik doe liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind dan dat ik boekmomenten heb met mijn kind.
Ik doe andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) even graag met mijn kind als boekmomenten hebben met mijn kind.
Ik heb liever boekmomenten met mijn kind dan dat ik andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doe.
Ik doe geen van beide activiteiten graag.
• Probeert u zich tijdens een boekmoment in te leven in het personage?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Leest u letterlijk de gedrukte tekst voor?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Vertelt u meer dan de gedrukte tekst die in een boekje staat?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
93
• Laat u uw boekbaby zelf vertellen uit een boek?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Herformuleert u wat uw boekbaby verteld heeft?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Vereenvoudigt u de gedrukte tekst wanneer u die te moeilijk vindt?
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Hoe beoordeelt u uzelf als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Mijn partner beïnvloedt hoe vaak ik boekmomenten heb met mijn kind.
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:
Ik heb meer boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner
Ik heb minder boekmomenten met mijn kind door de invloed van mijn partner.
• Ik heb invloed op hoe vaak mijn partner boekmomenten heeft met mijn kind.
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja: kruis de juiste stelling aan:
Mijn partner heeft meer boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.
Mijn partner heeft minder boekmomenten met mijn kind door mijn invloed.
• Denkt u dat uw partner graag voorleest?
Ja
Nee
Weet niet
94
• Hoe beoordeelt u uw partner als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Hoe denkt u dat uw partner zichzelf zal beoordelen als voorlezer?
Goed
Niet goed, niet slecht
Niet zo goed
Weet niet
• Ik vind dat mijn partner, als hij/zij voorleest, zich probeert in te leven in het personage.
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
Weet niet
• Verschilt de manier waarop u met uw kind praat (in het algemeen) van de manier waarop uw partner met uw kind praat?
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja, merkt u dit ook tijdens boekmomenten?
Ja
Nee
Weet niet
• Ziet u verschillen tussen de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw partner?
Ja
Nee
Weet niet
o Indien ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en
van uw partner?
Ja
Nee
Weet niet
• Leest u soms samen met uw partner voor?
Ja
Nee
Weet niet
• Ik vind dat de manier waarop ik voorlees dezelfde is als de manier waarop mijn partner voorleest.
Ja
Nee
Weet niet
95
• Kruis de stelling aan die best past bij wat u denkt:
Ik denk dat mijn partner liever andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) doet met mijn kind doet dan boekmomenten hebben.
Ik denk dat mijn partner andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind even graag doet als boekmomenten hebben.
Ik denk dat mijn partner liever boekmomenten heeft met mijn kind dan dat hij/zij andere activiteiten (bv. buiten spelen, puzzelen…) met mijn kind doet.
Mijn partner doet geen van beide activiteiten graag met mijn kind.
Ik heb geen idee wat mijn partner liefst doet.
• Mijn partner beïnvloedt mijn manier van voorlezen
Ja
Nee
Weet niet
• Ik beïnvloed de manier van voorlezen van mijn partner
Ja
Nee
Weet niet
• Ik vind mijn partner enthousiast als hij/zij een boekmoment heeft met mijn kind.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Mijn kind vindt het leuk als het samen met mijn partner een boekmoment heeft.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
8. AFFECTIEVE INTERACTIES TIJDENS VOORLEZEN
• Welke stelling geeft het best uw mening weer?
De boekmomenten hebben geen invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.
De boekmomenten hebben een positieve invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.
De boekmomenten hebben eerder een negatieve invloed op de band die ik heb met mijn boekbaby.
• Kruis de passende stelling aan:
Tijdens een boekmoment praat ik alleen over de inhoud van het boekje met mijn kind.
Tijdens een boekmoment praat ik ook altijd met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.
Tijdens een boekmoment praat ik ook vaak met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.
Tijdens een boekmoment praat ik ook soms met mijn kind over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben.
96
• Welke houding nemen jullie meestal aan tijdens een boekmoment?
Kind naast ouder, niet tegen elkaar
Kind naast ouder, tegen elkaar
Kind op schoot van ouder
Andere: (vul in)
• Tijdens een boekmoment lacht mijn kind
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
• Tijdens een boekmoment lach ik
Altijd
Vaak
Soms
Nooit
• Wat doet u meestal als u merkt dat uw kind niet (meer) aandachtig is tijdens een boekmoment? (meerdere antwoorden mogelijk).
Ik stop met voorlezen
Ik geef mijn kind een opmerking (bv. ‘je moet luisteren’)
Ik moedig mijn kind aan om het boekje samen uit te ‘lezen’
Ik lees gewoon verder
Mijn kind is altijd aandachtig
Andere (vul in): ……..
• Ik vind het belangrijk om geduldig te zijn tegenover mijn kind tijdens een boekmoment.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Ik vind het belangrijk dat mijn kind dicht bij mij zit tijdens een boekmoment.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Ik vind het belangrijk om bewondering te tonen als mijn kind iets goed doet (bv. Een voorwerp correct benoemt) tijdens een boekmoment.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Tijdens een boekmoment kan ik merken aan mijn kind hoe het zich voelt (blij, boos, verdrietig, bang…).
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
97
• Ik ben enthousiast tijdens een boekmoment.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Mijn kind vindt het leuk als we samen een boekmoment hebben.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Ik ben meestal geduldig tegenover mijn kind tijdens een boekmoment.
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
• Ik toon mijn kind geregeld bewondering tijdens een boekmoment wanneer hij/zij iets goed doet (bv. Een voorwerp correct benoemen).
Akkoord
Niet akkoord
Geen mening
Hartelijke dank voor het invullen van de vragenlijst. Vergeet vooral niet de vragenlijst op te sturen voor 21 oktober naar: Faculteit Psychologie & Pedagogische Wetenschappen Vakgroep Pedagogiek Tav Marie Daems Henri Dunantlaan 1 9000 Gent Wij wensen u nog heel veel (lees)plezier met uw boekbaby.
98
Bijlage 6 Leidraad Interviewronde 3 BOEKMOMENTEN Uw boekbaby is ondertussen al een peuter geworden.
- Heeft hij/zij, algemeen beschouwd meer of minder interesse in boekjes sinds het laatste interview?
JA: Waaraan merkt u dat? NEE: Wat zou de reden daarvoor zijn?
- Als uw peuter met boekjes bezig is, is dit vooral alleen of samen met u (of iemand anders)?
SOLO BOEKMOMENTEN � Duidelijk stellen dat dit deel enkel gaat over de momenten dat de peuter alleen met boekjes bezig is + peilen naar verschillen tegenover vorig interview
o Tijdsduur: (duurt het nu langer, komt het vaker voor, …) o Plaats o Tijdstip o Blaadjes draaien >< Bewust kijken, vertellen o Boekvorm, boekgenre o Orale: steekt uw peuter de boekjes nog vaak in de mond? o Neemt uw peuter spontaan boekjes ter hand?
GEZAMENLIJKE BOEKMOMENTEN � Duidelijk stellen dat dit deel enkel gaat over de momenten dat de peuter samen met interviewee met boekjes bezig is - Hoeveelheid boekmomenten: hebt u nu meer of minder boekmomentjes?
o Reden - Reactie peuter:
o Is die anders dan 6 maanden terug o Hoe reageert uw peuter nu? o Babbelt uw peuter tijdens boekmomenten? Hebt u de indruk dat uw peuter
een verhaal vertelt? o Doet uw peuter klanken na tijdens boekmomenten? Welke?
- Waar vinden de boekmomenten meestal plaats? - Tijdstip (’s avonds in de slaapkamer als ritueel?)
o Als ritueel: vraag om het ritueel te beschrijven - Zingt u nog vaak liedjes voor uw peuter? Meer/minder dan vorig interview - Welke boekgenres voornamelijk?: Verhaaltjes? Sprookjes? Aanwijsboeken? - Welke boekvormen voornamelijk?: Stoffenboekjes, Badboekjes, Kartonboekjes, Boekjes
met gewone blaadjes - Voorleesstijl veranderd?: aanwijzen, tekst letterlijk voorlezen,… - Is de rol van de vader veranderd? Heeft hij meer/minder boekmomenten dan 6 maanden
geleden? Reden - Vindt u het zelf leuker of minder leuk om boekmomentjes te hebben met uw peuter dan 6
maanden geleden? o Waarom wel, waarom niet?
Wat is op dit moment het favoriete boekje van uw baby?
- Waarom vindt uw baby dit boekje leuk, denkt u? - Vindt u het een leuk boekje?
o Waarom wel, waarom niet? Is er op dit moment een boekje dat uw baby echt niet leuk vindt?
- Waarom vindt uw baby dit boekje niet leuk, denkt u? - Vindt u het een leuk boekje?
99
o Waarom wel, waarom niet?
HET BOEKENPAKKET A. Ik zie je wel, ik hoor je wel
o Wat vindt uw peuter van dit boekje? � Waarom wel/niet � Neemt uw peuter dit boek spontaan in de hand? � Kijkt uw peuter vooral alleen of vooral samen met iemand anders in dit
boekje o Wat vindt u van dit boekje? o Wat vindt u van de tekeningen? o Infotekst gelezen? Vond u dit noodzakelijk?
B. De dieren op de boerderij
o Wat vindt uw peuter van dit boekje? � Waarom wel/niet � Neemt uw peuter dit boek spontaan in de hand? � Kijkt uw peuter vooral alleen of vooral samen met iemand anders in dit
boekje? o Wat vindt u van dit boekje? o Wat vindt u van de flappen? Van de tekeningen (zw/wit)? Van de foto’s? o Gebruikt u het als aanwijsboek? Vertelt u er een verhaal rond?
C. Vorige boekjes van het boekenpakket (Badboekje – Mijn mondje is een rondje – Het is herfst – Kiekeboe, olifant) o Welke boekjes kijken boekbaby’s nu nog in? o Wat vinden de boekbaby’s ervan?
- D. De boekbaby-placemat
o Gebruikt u de placemat? � NEE: waarom niet? � JA: Hoe? (als placemat?)
Letterlijk voorlezen, vertellen? Tijdens het eten?
E. De rode tas o Gebruikt u de rode tas (nog) die u krijg bij het eerste boekenpakket?
� JA: waarvoor? � NEE: eventueel reden
LOGO & WEBSITE A. Logo
o Wat vindt u van het logo van Boekbaby’s? � Waarom?
• Vindt u het een goed logo? Een goed logo om landelijk te gebruiken?
• Vindt u het een mooi logo? o Ziet u dit logo vaak?
� Waar?
• Plaats (bib, straat,…)
• Hoedanigheid (affiches, folders,…)
B. Website o Kent u de website van boekbaby’s?
� Hoe vaak gebruikt u internet (algemeen – niet e-mail)? � Voor welke doeleinden gebruikt u internet (algemeen – niet e-mail)
100
o Bezoekt u de website van boekbaby’s vaak? Hoe vaak? � Nee: waarom niet? � Ja:
• Wat vindt u van de website?
• Welke pagina’s bekijkt u/hebt u al geraadpleegd? o Over boekbaby’s o Baby’s & boeken o Boekbaby’s in de bib o Boekentips o Onderzoek o Weblog
• Wat vindt u van de informatie?
• Zijn er tekorten op de website? Zou er meer informatie op moeten staan? Zo ja, welke?
o Bezoekt u soms andere boekensites of babysites? � JA: welke? Voor welke informatie?
4. VOORLEESSTIJL “De bedoeling van deze vragen is om beide meningen (van moeder en van vader) te kennen. U hoeft dus zeker niet dezelfde mening te hebben.” (Spontaan 1e laten antwoorden, daarna: “Meneer/mevrouw, denkt u daar ook zo over?”)
o Lezen jullie graag voor? (Waarom?) o Wie van jullie leest het liefste voor? Waarom? o Wat doen jullie regelmatig tijdens een boekmoment?
geluiden nadoen indien ja: waarom doet u dit?
prenten aanwijzen indien ja: waarom doet u dit?
uw kind prenten laten benoemen (bv. waar staat de hond?) indien ja: waarom doet u dit?
uw stem veranderen voor een ander personage? indien ja: waarom doet u dit?
de titel van een boekje lezen indien ja: waarom doet u dit?
uw kind vragen wat hij/zij denkt dat er gaat gebeuren in een verhaal indien ja: waarom doet u dit?
o Hoe graag hebben jullie boekmomenten in vergelijking met andere activiteiten
met jullie kind? (M +V) (bv. buiten spelen, puzzelen) Waarom? (minder graag, even graag, liever)
o Hoe beoordelen jullie jezelf als voorlezer? (goed, niet goed niet slecht, niet zo
goed) (M + V) Waarom? o Aan partner: Vindt u dat dat klopt? o Denken jullie dat jullie invloed hebben op hoe vaak jullie partner voorleest?
In welke zin? (meer/minder door partner?) Aan Partner: klopt dat? Vindt u dat uw partner daar invloed op heeft?
“Nu komen twee moeilijkere vragen...”
o Denken jullie dat de manier waarop jullie (in het algemeen) met jullie kind praten verschillend is?
In welke zin? Wat verschilt?
101
Zo ja, merken jullie dat ook tijdens de boekmomenten? Op welke manier?
o Ziet u verschillen in de relatie van uw kind met u en die van uw kind met uw
partner? (= Is het een andere relatie, bv. gebaseerd op andere activiteiten?) Zo ja, denkt u dat dit invloed heeft op de manier van voorlezen van u en uw partner?
o Zien jullie verschillen tussen elkaars manier van voorlezen?
Zo ja, welke?
o Hebben jullie invloed op elkaars manier van voorlezen, denken jullie? Aan partner: klopt dat? Vindt u dat uw partner daar invloed op heeft? (kijken of partner dit bevestigt of ontkent)
o Lezen jullie soms samen voor?
Zo ja: waarom doen jullie dat, samen lezen?
o Vindt u dat uw kind tijdens een boekmoment moet stilzitten en luisteren of mag uw kind u onderbreken, vragen stellen...?
Hoe reageert u daar dan op? 5. AFFECTIEVE INTERACTIES TIJDENS VOORLEZEN
o Vinden jullie dat de boekmomenten een invloed hebben op de band die jullie hebben met jullie kind? In welke zin? (positief/geen/negatief)
o Praten jullie tijdens een boekmoment altijd over de inhoud van een boekje of
praten jullie ook over onderwerpen die niet direct met het boekje te maken hebben?
o Jonge kinderen kunnen zich meestal niet zo lang concentreren. Wat doet u
meestal als u merkt dat uw kind niet meer aandachtig is tijdens een boekmoment? (bv. verderlezen, stoppen met lezen, aanmoedigen, zeggen ‘je moet luisteren’...) Hoe probeert u eventueel zijn/haar aandacht te behouden?
o Op welke manier laat uw kind u zien of hij/zij het boekmoment samen
apprecieert? (bv. lachen, uw kind komt op uw schoot zitten (vindt u het belangrijk dat uw kind dicht bij u zit? waarom? of komt naar u toe voor een knuffel...)
o Toont u zelf ook soms aan uw kind dat u het boekmoment samen apprecieert?
(indien nodig vb geven, een boekmoment zelf is al een manier om te tonen dat je je kind graag ziet, doordat je met je kind bezig bent. Toont u tijdens een boekmoment ook nog op andere manieren aan uw kind dat u hem/haar graag ziet? Op welke manier? bv. knuffel, kus, glimlachen...)
o Wat doet/zegt u als uw peuter woorden juist noemt bij aanwijzen? (Waarom
doet/zegt u dit? Vindt u dit belangrijk?)
o Hoe reageert u als uw kind een voorwerp foutief benoemt? (Waarom reageert u op die manier?)
102
o Een boekmoment hebben is wellicht niet altijd een feest. Soms is een kind bv. lastig of ben je als ouder erg moe na een drukke dag. Gebeurt het wel eens dat u geen zin heeft/het lastig vindt? (Bv. zuchten…) Wat doet u dan? Toch boekmoment of niet? Stoppen?
o Wanneer hebt u graag samen een boekmoment met uw kind? Waarom? (bv. pas
wakker/moe/..)