A medieval heart ~ Hoofdstuk 4;brieven over Luc
description
Transcript of A medieval heart ~ Hoofdstuk 4;brieven over Luc
A MEDIEVAL HEART
Hoofdstuk 4 ~ Brieven over Luc
Vrolijk kom ik de bar na mijn dagelijkse wandeling
binnenlopen. “Is er al post?” De vraag is haast routine
geworden. De dagen zakken weg in lange draaikolken van
gewoontes. Sophie laat geschrokken bijna een fles wijn uit
haar handen vallen. “Ben je er weer Anne?” glimlacht ze.
“Ook goedemorgen.” Zelfs aan de schuilnaam ben ik
gewend geraakt, besef ik spijtig.
“Ja.” grinnik ik. “Maar is er al een brief voor mij?” Sophie schud
haar hoofd. “Het spijt me meis, nog geen post.” “Oh.” zucht ik.
Ik loop naar Sophie toe en help haar de fles open te maken.
Zodra Sophie de glazen volgeschonken op een ijzeren
dienblad heeft geplaatst kijkt ze me serieus aan. “Die brief is
belangrijk voor je he?” Ik knik. Heel belangrijk. Belangrijker
dan ze ooit zou kunnen begrijpen. Ik houd het niet veel
langer uit, ik mis Luc. Ik moet hem zien.
Sophie komt achter de bar vandaan en loopt naar me toe om
me te omhelzen. Ik neem het warme gebaar dankbaar aan.
De von Scüburs zijn goed voor me. Ze zijn haast familie van
me geworden. Haast broer en zus. Haast.
De deur vliegt open en geschrokken kijken we op. Een man
beent vluchtig het pand binnen en loopt op ons af. “Is een van
jullie Anne Bakker?” Ik knik. Zou dit dan de brief zijn, de brief
terug van Luc?
“Er is een brief voor je.” hij overhandigt me, na er een tijd in zijn
buidel naar gezocht te hebben, keurig de brief. Ik gooi wat munten
in zijn hand ter betaling. “Ik hoop dat dit het waard was, want mijn
paard is nu uitgeput.” mompelt de man, waarna hij wegloopt. Ik
glimlach en bekijk het papier. Als dit is wat ik denk, is het het zeker
waard geweest. Nieuwsgierig vouw ik de brief open.
En ik doe wat hij zegt. Natuurlijk doe ik wat hij zegt. Een
paar uren later sta ik aan de oever van een klein meertje.
Niet wetende wat er hier allemaal kan gebeuren. Kan
gebeuren in het komende uur.
Ik kijk rond op de kleine open plek. In een hoek waar het bos
opnieuw begint, fladderen vlinders rustgevend heen en weer. Het is
net alsof ze óók wachten.
Over het vijvertje, vlak voor me, dansen libellen zorgeloos
over het water. De natuur is mooi. Ik heb me er nooit zo
over gefascineerd, ook al is er niets fascinerender dan de
natuur. Dat heb ik de afgelopen maanden wel gemerkt.
Ik schrik op uit mijn overpeinzingen als de struiken achter
me ritselen. Luc?! Of een vogel. Of een stuikrover… Ik
houd mijn adem in en blijf zo stil mogelijk staan. Het
antwoord komt al snel als er achter me een vogel opvliegt.
Opnieuw ritselen de struiken. Ik blijft ontspannen staan.
“Dag schoonheid.” klinkt een zware stem. Ik gil. Zacht en
gedempt vanonder een zachte hand over mijn lippen.
Als ik geen poging meer doe om te gillen, sluiten de warme
armen zich om mijn lichaam. “Sst prinses.” stelt de man me
gerust. “Je had het beter kunnen beschrijven lief, de plek was
moeilijk te vinden.” Ik glimlach als ik besef wie achter me staat.
“Luc?” fluister ik. Ik voel het hoofd achter de mijne knikken.
“Ik heb je gemist Luc.” fluister ik. “Elke dag was er een teveel.”
Voorzichtig sluit Luc me in zijn armen als antwoord.
Opnieuw ritselen de takken. Ik draai mijn hoofd zo snel dat ik
bijna tegen Luc aankom. Twee gedaantes doemen achter ons op.
Opnieuw gil ik bijna. “Geen paniek Ann, dat zijn Anouk en
Dimitri. Ze hebben me geholpen jou te vinden. Denk je dat we
hier veilig kunnen gaan zitten?” Ik knik. Het is hier nogal
afgelegen.
We gaan zitten. Ik kruip dicht tegen Luc aan. “Ik had je bijna
niet meer herkend, Ann Wilfordshire. Je bent niet meer het
spontane, vrolijke meisje dat je eerst was.” Ann Wilfordshire.
De naam klinkt bijna raar in mijn oren. Hij heeft gelijk. Ik ben
totaal iemand anders geworden. Ik knik spijtig.
Ik kijk naar Anouk en Dimitri. Het is alsof Luc mijn blik ziet. “Anouk
en Dimitri woonden al lang in ons dorp. Ze boden aan te helpen.
Anouk zorgde dat ik niet dood ging door me eten te voeren.” Hij
grinnikt even om zijn eigen grap en ik lach zachtjes als ik Anouk met
haar ogen zie rollen. “En Dimitri hier kon ik ook niet missen toen het
erop aankwam.” vervolgt hij, terwijl hij naar zijn littekens wijst. Ik
knik dankbaar. En luister naar Luc’s verhalen over struikrovers en
café’s.
Ik kijk naar het water. Gek genoeg lijkt het anders. Rustiger. Of,
rustgevender. Ik glimlach. Ik zou hier uren kunnen zitten.
Gewoon, rustig pratend met Luc, Dimitri en Anouk, alsof de
afgelopen maanden niet gebeurd zijn.
“En jij Ann, heb jij nog iets speciaals gedaan? Hoewel, het nieuws dat
je Clovis ontsnapt bent heeft ondertussen het dorp wel berijkt…” Ik
schrik op uit mijn gedachten en vertel over mijn reis, werk en
overleven. De struiken ritelen weer, maar ik kijk inmiddels al niet
eens meer op. Helaas. Dat was een grote fout.
“Ann Wilfordshire.” klinkt een gladde stem waar verzamelde haat
en sarcasme vanaf druipen. Ik kijk onmiddelijk op. Herr Clovis.
Hij heeft me gevonden. Herr Clovis houdt mijn brief omhoog. “Ik
had kunnen weten dat je me ooit ontrouw zou zijn, maar een
boer? Kom nou Ann, je kunt beter krijgen. Ik geef je nog één
kans.”
Ruw trekt Clovis me aan mijn kolder omhoog. Zo dichtbij dat
zijn adem, die in korte stoten naar buiten komt me beangstigt.
Net als de weinige afstand tussen hem en mij. “Trouw met me
Ann Wilfordshire, en we doen niemand pijn.” Ik kijk hem
beledigd aan en spuw woedend in zijn gezicht. Clovis’ blik
verandert in de mijne en hij duwt me zo hard weg dat ik bijna op
de grond val. “Zoals je wilt.”
Wat er dan gebeurt kan ik niet helemaal bevatten. Tranen stromen
over mijn wangen, mijn hoofd bonkt, mijn maag krimpt ineen
door de trappen die Herr Clovis er tegen geeft. Luc stormt
woedend op hem af, “Lafaard!” de woedende woorden komen
over zijn lippen als een draak die vuur spuwt.
Ik staar vanaf mijn plekje op de grond naar de vechtende
mannen. Bloed sijpelt uit de wonden op Luc’s gezicht, in de
kolder op zijn bovenbeen vormt zich langzaam een dieprode
plek. Clovis lijkt ongedeerd. Al mijn angst zet zich om in woede.
Hij doet Luc pijn. Niemand mag Luc pijn doen. Ik haal het
slagersmes opnieuw uit mijn schort en ren met mijn ogen dicht
op de man af die Luc pijn deed.
Met een doffe klap valt hij op de grond. Ik gil. Ik gil om
mijn eigen daad. Staar naar het mes in mijn handen waar
bloed vanaf op het gras druppelt. Hysterisch huilend val
ik op de grond.
Luc helpt me voorzichtig omhoog. Mijn schouders schokken
als hij me omhelst. Langzaam maar zeker kalmeer ik. Ik zie
Luc’s ogen de omgeving afspeuren. “De soldaten zijn weg.”
fluistert hij. “We moeten maken dat we wegkomen Ann,
onmiddelijk!”