603.81.143 Fiat Scudo Instructie - Fiat-Service.nl 270... · Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u...
Transcript of 603.81.143 Fiat Scudo Instructie - Fiat-Service.nl 270... · Geachte cliënt, Hartelijk dank dat u...
FIATSCUDO603.81.143 NL
INSTRUCTIEBOEK
Geachte cliënt,
Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat SCUDO.
Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.
Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevatinformatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat SCUDO volledig te benutten.
Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onderaan de pagina aandachtig te lezen:
veiligheid van de inzittenden;
conditie van de auto;
bescherming van het milieu.
In de de “Service- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:
het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden
een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.
Veel leesplezier en goede reis!
Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat SCUDO beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en het model van de auto die
u gekocht hebt.
ABSOLUUT LEZEN!
K
BRANDSTOF TANKEN
Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de garan-tie tot gevolg hebben.
MOTOR STARTEN
Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maartrap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand M en wacht tot de waarschuwingslampjesY en mdoven; draai de start-/contactsleutel in stand D en laat de sleutel los zodra de motor aanslaat.
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloed zijnop de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ont-laden), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voorhet extra stroomverbruik.
CODE-card
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-cardaltijd bij u te hebben.
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto gedu-rende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.
IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud vanuw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het milieu) ! (conditie vande auto).
4
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
DASHBOARD EN BEDIENING ...................................... 5
SYMBOLEN ........................................................................... 6
FIAT CODE .......................................................................... 6
DE SLEUTELS ....................................................................... 7
DIEFSTALALARM ................................................................ 10
START-/CONTACTSLOT ................................................ 12
INSTRUMENTENPANEEL ................................................ 13
INSTRUMENTEN ................................................................ 14
DISPLAY.................................................................................. 16
TRIP COMPUTER................................................................. 17
STOELEN INSTELLEN ....................................................... 18
HOOFDSTEUNEN ............................................................. 23
STUURWIEL ......................................................................... 24
SPIEGELS ................................................................................ 25
VERWARMING EN VENTILATIE ................................... 27
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING .................... 31
AUTOMATISCHE TWEEZONE-AIRCONDITIONING ........................................................ 37
DRIEZONE-AIRCONDITIONING.................................. 45
BUITENVERLICHTING ..................................................... 47
RUITEN REINIGEN ............................................................ 50
CRUISE-CONTROL ........................................................... 54
PLAFONDVERLICHTING ................................................ 55
BEDIENINGSORGANEN ................................................... 56
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR ............................. 59
INTERIEURUITRUSTING................................................... 60
PORTIEREN .......................................................................... 64
ROLHOES VOOR AFDEKKEN BAGAGERUIMTE ..... 68
RUITBEDIENING ................................................................ 69
MOTORKAP ......................................................................... 71
IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 72
WIELOPHANGING MET LUCHTVERING................... 73
AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN ......................... 74
KOPLAMPEN ....................................................................... 76
ABS .......................................................................................... 77
ESP-SYSTEEM ........................................................................ 79
EOBD-SYSTEEM .................................................................. 83
PARKEERSENSOREN ......................................................... 84
AUTORADIO ....................................................................... 85
EXTRA ACCESSOIRES ...................................................... 86
TANKEN MET DE FIAT SCUDO ................................... 87
BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................ 88
DDDDAAAASSSSHHHHBBBBOOOOAAAARRRRDDDD EEEENNNN BBBBEEEEDDDDIIIIEEEENNNNIIIINNNNGGGG
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering ver-schillen.
1. Verstelbare luchtroosters zijkant - 2. Vaste luchtroosters zijkant - 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting - 4. Instrumentenpaneel - 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer - 6. Bedieningsknoppen ophet dashboard - 7. Verstelbare luchtroosters midden - 8. Frontairbag passagierszijde (indien aanwezig) - 9. Dashboardkastje -10. Autoradio (indien aanwezig) - 11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning - 12. Bedieningshendel cruise-control (indien aanwezig) - 13. Frontairbag bestuurderszijde - 14. Hendel stuurwielverstelling
5
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
F0P0001m
fig. 1
6
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onder-delen van uw auto zijn plaatjes met eenbepaalde kleur aangebracht, met daaropsymbolen die uw aandacht vragen en dievoorzorgsmaatregelen aangeven die u inacht moet nemen als u met hetbetreffende onderdeel te maken krijgt.
FIAT CODE
Voor een nog betere bescherming tegendiefstal is de auto uitgerust met eenelektronische startblokkering. Het sys-teem schakelt automatisch in als destart-/contactsleutel wordt uitgenomen.
In iedere sleutel zit een elektronischecomponent gemonteerd die bij het star-ten van de motor een signaal ontvangtvia een speciale antenne die in het start-/contactslot is ingebouwd. Het signaalwordt bij het starten omgezet in eengecodeerd signaal en vervolgens aan deregeleenheid van de Fiat CODE gezon-den, die, als de code wordt herkend, hetstarten van de motor mogelijk maakt.
Bij krachtige stoten kunnende elektronische componen-ten in de sleutel beschadigdworden.
WERKING
Als u bij het starten van de motor desleutel in stand M draait, dan stuurt hetFiat CODE-systeem een code naar deregeleenheid van de motor die, als decode wordt herkend, de blokkering vande functies opheft.
De code wordt alleen verzonden als deregeleenheid van het Fiat CODE-systeemde door de sleutel verzonden code heeftherkend.
Iedere keer als u de contactsleutel instand S zet, schakelt de Fiat CODE defuncties van de elektronische regeleen-heid van de motor uit.
In dat geval raden wij u aan de sleutel instand S en vervolgens in stand M te draai-en; als de motor geblokkeerd blijft, pro-beer het dan opnieuw met de anderegeleverde sleutels. Als de motor nog nietaanslaat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft eeneigen code, die in de regeleenheid vanhet systeem moet worden opgeslagen.Voor het opslaan van nieuwe sleutels(maximaal acht) moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.
7
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
SLEUTEL MET AFSTANDSBE-DIENING fig. 3
De metalen baard A bevindt zich in dehandgreep en dient voor:
het start-/contactslot;
de sloten van de portieren;
het ont-/vergrendelen van de tank-dop.
Druk op het knopje B voor het uitklap-pen van de metalen baard.
Ga voor het inklappen als volgt te werk:
houd de knop B ingedrukt en ver-plaats de metalen baard A;
laat de knop B los en draai de meta-len baard A totdat hij op de juistewijze is ingeklapt en vergrendeld.
DE SLEUTELS
CODE-CARD fig. 2
Bij de auto worden twee sleutels gele-verd en de CODE-card waarop staataangegeven:
A de elektronische code;
B de mechanische code van de sleu-tels die bij aanvraag van duplicaat-sleutels aan de Fiat-dealer moetworden overhandigd.
Wij raden u aan de elektronische codevan de CODE-card A-fig. 2 altijd bij u tehebben.
BELANGRIJK Om schade aan de elek-tronische schakelingen in de sleutels tevoorkomen, mogen de sleutels niet aandirecte zonnestraling worden blootge-steld.
Als de auto wordt verkocht,moeten alle sleutels en deCODE-card overhandigd wor-den aan de nieuwe eigenaar.
fig. 2 F0P0003m fig. 3 F0P0004m
8
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Dead Lock
Als u de knop ∫ op de afstandsbediening(indien aanwezig) twee keer binnen vijfseconden indrukt, schakelt het deadlock-systeem in (supervergrendeling vande portieren).
Als het dead lock-systeem wordt inge-schakeld, gaan de richtingaanwijzersongeveer twee seconden branden.
Het dead lock-systeem verhindert debediening van de handgrepen aan de bin-nen- en buitenzijde van de portieren.
Druk de knop B alleen inals de sleutel ver genoeg
van het lichaam (speciaal de ogen)en van voorwerpen die snel bescha-digen (bijvoorbeeld kledingstukken)is verwijderd. Laat de sleutel nooitonbeheerd achter. Hiermee voor-komt u dat iemand (dit geldt in hetbijzonder voor kinderen) per onge-luk op de knop drukt.
ATTENTIE
Informatie van het lampje op hetdashboard
Als u de portieren vergrendelt, gaat hetlampje A-fig. 4 knipperen (bewakings-functie).
Als u de portieren vergrendelt en een ofmeerdere portieren zijn niet goed geslo-ten, dan gaat op het instrumentenpaneelhet lampje 9 branden.
fig. 4 F0P0006m
Knop ª dient voor het ontgrendelenvan de portieren en de achterklep(indien aanwezig).
Knop ∫ dient voor het vergrendelen vande portieren en de achterklep (indienaanwezig).
Als de portieren worden ontgrendeld,wordt de interieurverlichting eenbepaalde tijd ingeschakeld.
Zorg dat er geen personenin de auto zijn als de super-
vergrendeling is ingeschakeld.
ATTENTIE
BELANGRIJK Als het dead lock-systeemvanuit het interieur van de auto is inge-schakeld, moet u voor de enkelvoudigevergrendeling van de portieren demotor starten.
9
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Batterij vervangen van de sleutelmet afstandsbediening
Ga voor het vervangen van de batterijals volgt te werk:
open met behulp van een schroeven-draaier de twee helften A en B-fig. 6op het door de pijl fig. 5 aangegevenpunt;
verwijder en vervang de batterij C-fig. 6;
plaats de twee helften weer terug encontroleer of ze goed vastzitten.
Lege batterijen zijn schade-lijk voor het milieu. Ze moe-ten in daarvoor bestemdecontainers worden gedepo-
neerd of kunnen ingeleverd wordenbij de Fiat-dealer, die voor de verwer-king zorgt.
fig. 5 F0P0007m fig. 6 F0P0008m
Extra afstandsbedieningen bestellen
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-dieningen herkennen. Als u in de loopder tijd een nieuwe afstandsbedieningnodig hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wenden. Neem dan de CODE-card, een identiteitsbewijs en het kente-kenbewijs mee.
10
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING MECHANISCHE SLEUTEL fig. 7
De metalen baard zit vast aan de sleutel.
De sleutel dient voor:
het start-/contactslot;
de sloten van de portieren;
het ont-/vergrendelen van de tank-dop.
fig. 7 F0P0009m
DIEFSTALALARM (indien aanwezig)
Als de auto is uitgerust met het diefstal-alarm, zijn er twee soorten beveiligingen:
omtrekbeveiliging (alarm wordt inge-schakeld als een voor- of achterpor-tier wordt geopend);
volumetrische beveiliging (alarmwordt ingeschakeld bij beweging inhet interieur van de auto).
Alarm uitschakelen
Zie voor het uitschakelen van het alarm,de paragraaf “Bedieningsorganen” in dithoofdstuk.
11
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGHieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Type sleutel
Mechanische sleutel
Sleutel met afstandsbediening
Knipperen richtingaanwijzers (alleen met sleutel met afstandsbediening)
Ontgrendelen sloten
Sleutel linksom draaien
(bestuurderszijdeen zijschuifdeur, indien aanwezig)
Sleutel linksom draaien
(bestuurderszijdeen zijschuifdeur, indien aanwezig)
Knop ªkort indrukken
2 x knipperen
Sloten van buitenaf
vergrendelen
Sleutel rechtsom draaien
(bestuurderszijdeen zijschuifdeur, indien aanwezig)
Sleutel rechtsom draaien
(bestuurderszijdeen zijschuifdeur, indien aanwezig)
Knop ∫kort indrukken
1 x knipperen
Dead lockinschakelen
(indienaanwezig)
–
–
Knop ∫twee keer indrukken
3 x knipperen
Slot achterklep
ontgr. (indienaanwezig)
–
–
–
2 x knipperen
BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor ontgrendeling van de portieren; het sluiten van deruiten is gekoppeld aan het commando voor vergrendeling van de portieren.
Ruiten openen(indien vantoepassing)
–
–
Knop ªlanger dan 2 sec.
indrukken
2 x knipperen
Ruiten sluiten(indien vantoepassing)
–
–
Knop ∫langer dan 2 sec.
indrukken
1 x knipperen
12
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen wordengedraaid fig. 8:
S: motor uit, sleutel uitneembaar,stuurslot ingeschakeld.
A: enkele elektrische installaties wer-ken.
M: contact aan. Alle elektrische instal-laties werken.
D: motor starten (stand zonder ver-grendeling).
STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand S, trek de sleuteluit het start-/contactslot en draai hetstuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, ter-wijl u de sleutel in stand M draait.
Als het start-/contactslot isgeforceerd (bijv. bij een
poging tot diefstal) moet u, voordatu weer met de auto gaat rijden, dewerking van het slot laten controle-ren bij de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uithet contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtiggebruik van de bedieningsknoppen/-hendels te voorkomen. Vergeet nietde handrem aan te trekken. Schakelde eerste versnelling in als de autoop een helling omhoog staat en deachteruit bij een helling omlaag(gezien vanuit de rijrichting). Laatkinderen nooit alleen achter in deauto.
ATTENTIE
fig. 8 F0P0010m
Verwijder de sleutel nooituit het contactslot als de
auto nog in beweging is. Bij de eer-ste stuuruitslag blokkeert het stuurautomatisch. Dit geldt in alle geval-len, ook als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Het is streng verboden omde-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzi-gingen in de stuurinrichting of destuurkolom vereist zijn (bijv. bijmontage van een diefstalbeveili-ging). Hierdoor kunnen de presta-ties van het systeem, de garantie ende veiligheid in gevaar wordengebracht en voldoet de auto nietmeer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
13
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGINSTRUMENTENPANEEL
A Snelheidsmeter
B Brandstofmeter met waarschuwings-lampje brandstofreserve
C Koelvloeistoftemperatuurmeter metwaarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur
D Toerenteller
E Multifunctioneel display
F0P0012mfig. 9
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgevingvan de instrumenten kunnen per uitvoe-ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 10
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 11/a
De toerenteller geeft het toerental perminuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van deelektronische inspuiting blokkeert tijde-lijk de toevoer van brandstof als demotor met te hoge toerentallen draait,waardoor het motorvermogen zal afne-men.
Bij stationair draaiende motor kan detoerenteller onder bepaalde omstandig-heden een geleidelijke of herhaalde toe-rentalstijging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel en kanoptreden als bijvoorbeeld de aircondi-tioning of de elektroventilateur wordtingeschakeld. In deze gevallen dient eengeringe toerentalstijging voor hetbehoud van de lading van de accu.
BRANDSTOFMETER B-fig. 11/b
De wijzer geeft de hoeveelheid brand-stof aan die in de tank aanwezig is.
K (Zie de paragraaf “Tanken met de FiatSCUDO”).
å (brandstoftank leeg).
Het waarschuwingslampje K geeft aan dater nog ongeveer 7 liter brandstof aanwezigis.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:door een onregelmatige brandstoftoevoerkan de katalysator beschadigen.
KOELVLOEISTOF-TEMPERATUURMETER C-fig.11/b
De wijzer geeft de temperatuur aan vande motorkoelvloeistof, zodra de koel-vloeistoftemperatuur hoger wordt danongeveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan dewijzernaald op verschillende posities inhet bereik staan, afhankelijk van degebruiksomstandigheden van de auto.
å Lage koelvloeistoftemperatuur.
u Hoge koelvloeistoftemperatuur.
fig. 10 F0P0013m
fig. 11/a F0P0014m
14
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 11/b
1/2
F0P0320m
15
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Lampjes op het bovenste paneel
Op enkele uitvoeringen kunnen op hetbovenste paneel fig. 12 (boven de bin-nenspiegel) de volgende lampjes aanwe-zig zijn:
lampje niet omgelegde veiligheidsgor-del (<) (uitvoering met twee zitplaat-sen voor).
lampje uitgeschakelde airbag passa-gierszijde (“)
fig. 12 F0P0285m fig. 13
1/2
F0P0292m
Als de wijzernaald in hetrode gebied komt, zet danonmiddellijk de motor uit enwendt u tot de Fiat-dealer.
LICHTSTERKTEREGELING INSTRUMENTENPANEEL
Lichtsterkte instrumentenpaneel rege-len: druk op de knop A-fig. 13.
16
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING DISPLAY
Het display fig. 14 toont door middelvan de betreffende lampjes (raadpleeghet hoofdstuk “Lampjes en berichten”):
snelheidsbegrenzer / cruise-control;
totaal aantal afgelegde km’s of mijlen;
motorolieniveaumeter;
water in dieselfilter;
voorgloeibougies. Afhankelijk van de uitvoering, toont hetdisplay de actuele tijd.
Klokje instellen op het display ophet instrumentenpaneel
Om de tijd op het display op het instru-mentenpaneel in te stellen, moet u deknop A-fig. 15 als volgt bedienen:
als u de knop naar links draait, gaan deminuten knipperen;
als u de knop naar rechts draait,wordt de waarde van de minuten ver-hoogd (als u de knop naar rechtsgedraaid houdt, lopen de minuten sneldoor);
als u de knop naar links draait, gaan deuren knipperen;
als u de knop naar rechts draait,wordt de waarde van de uren ver-hoogd (als u de knop naar rechtsgedraaid houdt, lopen de uren sneldoor);
als u de knop naar links draait, kiest ude weergave: 24H of 12H;
als u de knop naar rechts draait, kuntu de gewenste weergave kiezen;
als u de knop naar links draait, is hetinstellen van het klokje beëindigd.
Na ongeveer 30 seconden toont het dis-play de actuele tijd volgens de uitgevoer-de instellingen, mits u geen andereinstellingen hebt uitgevoerd.
Klokje instellen op het display opde middenconsole
Enkele uitvoeringen hebben een midden-console met een display waarop de tijdwordt aangegeven. Raadpleeg voor hetinstellen van de tijd, de boordcomputerbij “Tijd en datum instellen”.
fig. 14 F0P0291m fig. 15
1/2
F0P0292m
17
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGActieradius van de auto
Geeft de geschatte afstand aan die nogkan worden afgelegd met de brandstof inde brandstoftank, waarbij er van uitwordt gegaan dat het rijgedrag niet ver-andert.
Huidig verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruikaan dat berekend wordt in de laatsteafgelegde seconden.
Afstand tot de bestemming
Geeft de nog af te leggen afstand aan totde ingestelde bestemming, bij ingescha-keld navigatiesysteem.
Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand aan, berekendvanaf het begin van de rit na de reset-procedure (gegevens op nul zetten).
Gemiddeld verbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruikaan, berekend vanaf het begin van de ritna de resetprocedure (gegevens op nulzetten).
Gemiddelde snelheid
Geeft de gemiddelde snelheid aan, bere-kend vanaf het begin van de rit na de resetprocedure (gegevens op nul zet-ten).
TRIP COMPUTER
Met de trip computer kunnen, door her-haaldelijk op de knop fig. 16 aan het uit-einde van de hendel te drukken, de vol-gende gegevens in volgorde wordengetoond:
actieradius auto, huidig brandstof-verbruik, afstand tot de bestem-ming, trip 1 (afgelegde afstand,gemiddeld brandstofverbruik,gemiddelde snelheid) en trip 2(afgelegde afstand, gemiddeldbrandstofverbruik, gemiddeldesnelheid).
Deze informatie wordt weergegeven ophet display van het CONNECT info-telematicasysteem.
Reset: om de gegevens op nul te zetten;houd langer dan twee seconden de knopingedrukt die is afgebeeld in fig. 16.
fig. 16 F0P0041m
De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestandtegen slijtage die ontstaat bijeen normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijvenmet kledingaccessoires zoals metalengespen, sierknopen en klittenband-sluitingen, moet echter absoluut wor-den vermeden omdat hierdoor grotedruk ontstaat op een bepaalde plekop de bekleding, waardoor deze plekkan slijten en de bekleding bescha-digd wordt.
18
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING STOELEN INSTELLEN
ZITPLAATSEN VOOR
Alle afstellingen mogen uit-sluitend bij een stilstaande
auto worden uitgevoerd.
ATTENTIE
Verstellen in lengterichting fig. 17/a
Trek de hendel A omhoog en schuif destoel naar voren of naar achteren: als urijdt, moeten de armen licht gebogenzijn en de handen op de stuurwielrandsteunen. Laat de hendel los en contro-leer of de stoel goed geblokkeerd isdoor hem naar voren en naar achterente schuiven.
Laat de hendel los en con-troleer of de stoel goed
geblokkeerd is door deze naar vorenen naar achteren te schuiven. Als destoel niet goed geblokkeerd is, kandeze onverwachts verschuiven,waardoor u de controle over deauto kunt verliezen.
ATTENTIEVoor maximale veiligheidmoet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aangaan zitten en de gordel goed latenaansluiten op borst en bekken.
ATTENTIE
Neem de stoelen niet uitelkaar en voer ook geen
onderhouds en/of reparatie-werkzaamheden uit: verkeerd uit-gevoerde werkzaamheden kunnende werking van de veiligheidssyste-men in gevaar brengen; wendt ualtijd tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
fig. 17/a F0P0015m
Hoogteverstelling
De hoogteverstelling van de bestuurders-stoel kan, afhankelijk van de uitvoering,mechanisch zijn (passief B-fig. 17/a) ofmet luchtvering (actief B-fig. 17/b).Beweeg de hendel B omhoog of omlaagtotdat de gewenste zithoogte is bereikt.
Verstellen van de rugleuning fig. 17/a
Verstel de rugleuning met de hendel C.
fig. 17/b F0P0318m
19
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 18 F0P0016m
fig. 19
A B
F0P0017m
fig. 20 F0P0018m
fig. 21 F0P0019m
Lendensteunverstelling (indien aanwezig) fig. 18
Bedien de hendel A om het steunvlakvan de rugleuning aan te passen.
Stoelverwarming (indien aanwezig) fig. 19
Druk met de contactsleutel in stand M op deknop A of B (bestuurderszijde of passagiers-zijde) om de functie in of uit te schakelen. Bijinschakeling gaat het lampje op de knop bran-den.
ARMSTEUNEN VOOR (indienaanwezig) fig. 20-21Op enkele uitvoeringen zijn tussen devoorstoelen twee armsteunen geplaatst.Ga voor het verstellen als volgt te werk: til de armsteun omhoog in stand A; klap de armsteun helemaal neer in
stand B; til de armsteun vervolgens omhoog in de
gewenste stand C.
fig. 22 F0P0122m
TWEEZITSBANK VOOR (indien aanwezig)
De tweezitsbank is vast ingebouwd envoorzien van driepunts-veiligheidsgor-dels met rolautomaat.
Deze bank kan uitgerust zijn met eenuitklapbare klep fig. 22 die als werkbladgebruikt kan worden. Trek voor hetgebruiken van het werkblad aan de lip.
20
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ZITPLAATSEN ACHTER
Aparte stoel
Deze kan worden omgeklapt om de toe-gang tot de zitplaatsen achter te verge-makkelijken, en kan ook worden verwij-derd.
Op enkele uitvoeringen kan de rugleu-ning van de stoel voorzien zijn van eensteunvlak.
Om het te gebruiken, moet u de ont-grendelhendel A-fig. 23 bedienen en derugleuning tot op de zitting begeleiden.
Neerklappen/verwijderen apartestoel
Trek de handgreep A-fig. 23 omhoogom de rugleuning neer te klappen.
Ga voor het verwijderen van de stoel alsvolgt te werk:
bedien de handgreep A-fig. 24 enbegeleid de stoel naar voren, zoals inde figuur is afgebeeld;
til de stoel omhoog zodat de pennenloskomen uit de verankeringen enverwijder de stoel, waarbij de rugleu-ning goed neergeklapt moet zijn op dezitting.
fig. 23 F0P0022m fig. 24 F0P0023m
Voor het verwijderen en ver-volgens weer monteren vande stoel, moet de rugleuningneergeklapt worden gehou-
den en plat tegen de zitting aanlig-gen, om ieder mogelijk contact tevoorkomen met de scharniermecha-nismen van de stoel zelf.
21
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGNEERKLAPPEN, VERWIJDEREN
EN WEER MONTEREN VAN DEACHTERBANK
Voor het verwijderen envervolgens weer monte-
ren van de achterbank, moet derugleuning neergeklapt wordengehouden en plat tegen de zit-ting aanliggen, om ieder mogelijkcontact te voorkomen met descharniermechanismen van debank zelf.
ATTENTIE
Trek aan de hendel A-fig. 25 om derugleuning neer te klappen.
Ga voor het verwijderen van de bank alsvolgt te werk:– laat de hoofdsteunen geheel zakken;
– klap de rugleuning neer zoals hiervoorbeschreven;
fig. 25 F0P0024m
TWEEZITSBANK
Afhankelijk van de uitvoering zijn er ver-schillende soorten:
tweezitsbank met vaste rugleuning;
uitneembare tweezitsbank met afzon-derlijk neerklapbare rugleuningen;
verwijderbare tweezitsbank metafzonderlijk verstelbare en tot tafelomklapbare rugleuningen.
22
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Zorg dat de verankerin-gen in de vloer altijd goed
schoon zijn; de aanwezigheid vanvreemde voorwerpen kan de juis-te vergrendeling van de stoelen ingevaar brengen.
ATTENTIE
Controleer voordat ugaat rijden of alle zit-
plaatsen in de rijrichting staanen goed geblokkeerd zijn. Alleendeze opstelling staat een doel-matig gebruik van de veiligheids-gordels toe.
ATTENTIE
Ga voor het weer monteren van de bankals volgt te werk:– til de bank omhoog en haak de pennenop de juiste wijze in de verankeringen opde vloer;
– begeleid de bank totdat deze automa-tisch in de bevestigingspunten achter ver-grendelt.
fig. 26 F0P0025m
– trek de hendel A-fig. 26 omhoog enklap de bank om;
– til de bank omhoog zodat de pennenloskomen uit de verankeringen en ver-wijder de bank, waarbij de rugleuninggoed neergeklapt moet zijn op de zitting.
23
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGHOOFDSTEUNEN
Omhoog verplaatsen:
trek de hoofdsteun omhoog totdat hijhoorbaar vergrendelt.
Omlaag verplaatsen:
druk op de knop A-fig. 27 of A-fig. 28en duw de hoofdsteun omlaag.
fig. 27 F0P0026m
Voor het optimaal benutten van dehoofdsteun, moet de rugleuning zo zijningesteld dat u rechtop zit en dat uwhoofd zich zo dicht mogelijk bij dehoofdsteun bevindt.
De hoofdsteunen moetenzo worden ingesteld dat ze
het hoofd ondersteunen en niet denek. Alleen in deze positie bieden zebescherming.
ATTENTIE
fig. 28 F0P0027m
OPSTELLING STOELEN
Afhankelijk van de uitvoering kan deopstelling van de zitplaatsen in het inte-rieur worden gewijzigd m.b.v. de beves-tigingen op de vloer.
In de volgende afbeeldingen staan enkeleopstellingen afhankelijk van het type uit-voering.
fig. 29 - 4 zitplaatsen F0P0123m
fig. 30 - 5 zitplaatsen F0P0124m
fig. 31 - 6 zitplaatsen F0P0125m
STUURWIEL
Het stuurwiel kan zowel in lengterich-ting als in hoogte worden versteld.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
ontgrendel de hendel A-fig. 35 doordeze naar voren te drukken (stand 1);
plaats het stuur in de gewenste stand;
vergrendel de hendel A door hemnaar het stuur te trekken (stand 2).
fig. 35 F0P0028m
Het stuur mag alleen wor-den versteld als de auto stil-
staat.
ATTENTIE
Het is streng verboden omdemontage-/montagewerk-
zaamheden uit te voeren, waarvoorwijzigingen in de stuurinrichting ofde stuurkolom vereist zijn (bijv. bijmontage van een diefstalbeveili-ging). Hierdoor kunnen de presta-ties van het systeem, de garantie ende veiligheid in gevaar wordengebracht en voldoet de auto nietmeer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
24
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 32 - 7 zitplaatsen F0P0126m
fig. 33 - 8 zitplaatsen F0P0127m
fig. 34 - 9 zitplaatsen F0P0128m
25
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGSPIEGELS
BINNENSPIEGEL fig. 36
De binnenspiegel is voorzien van eenbeveiligingsmechanisme, waardoor despiegel bij een krachtig contact met eeninzittende losschiet.De binnenspiegel is verstelbaar met dehendel fig. 36:
normale stand
anti-verblindingsstand.
fig. 36 F0P0029m
fig. 37 F0P0030m
BUITENSPIEGELS
Handmatige verstelling fig. 37
Bedien de knop A.
fig. 38 F0P0031m
Elektrische verstelling fig. 38
De elektrische verstelling is alleen moge-lijk als de contactsleutel in stand M staat.
Ga voor het verstellen als volgt te werk:
met de schakelaar B kiest u welkespiegel u wilt verstellen (links ofrechts);
met de schakelaar C kunt u de spiegelin 4 richtingen verstellen.
26
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Inklappen
Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgan-gen) kunnen de buitenspiegels wordeningeklapt door ze van stand 1-fig. 39 instand 2 te zetten.
Tijdens het rijden moeten despiegels altijd in stand 1-fig. 39staan.
De spiegel aan de bestuur-derszijde is bol, waardoor
de afstandswaarneming iets wordtbeïnvloed.
ATTENTIEOntwaseming/ontdooiing (indienaanwezig)
De buitenspiegels zijn voorzien van ver-warmingselementen die worden inge-schakeld als de achterruitverwarmingwordt ingeschakeld (door op de knop( te drukken).
BELANGRIJK De functie is voorzien vaneen tijdschakeling, waardoor de functiena enige minuten automatisch wordt uit-geschakeld.
fig. 39 F0P0032m
27
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGVERWARMING EN
VENTILATIE
1. Vast luchtrooster boven
2. Verstelbare luchtroosters in het midden
3. Vaste luchtroosters aan zijkant
4. Verstelbare luchtroosters aan zijkant
5. Luchtroosters onder voor zitplaatsen voor
6. Luchtroosters boven voor zitplaatsen achter (indien aanwezig).
fig. 40 F0P0033m
fig. 41 F0P0101m
28
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Om de luchtroosters B en C te gebrui-ken, moet u met de betreffende schuifde luchtroosters in de gewenste standinstellen.
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 44
Draaiknop A voor de luchtverde-ling
µ voor lucht uit de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkanten;
∑ voor luchttoevoer naar de beenruim-ten en voor een iets lagere tempera-tuur uit de luchtroosters op het dash-board (“bilevel”-stand);
∂ voor verwarming bij lage buitentem-peraturen: voor maximale luchttoe-voer naar de beenruimten;
∏ voor verwarming van de beenruimtenen ontwaseming van de voorruit;
-voor een snelle ontwaseming van devoorruit.
fig. 44 F0P0036m
fig. 42 F0P0034m
fig. 43 F0P0035m
LUCHTROOSTERS IN HET MID-DEN EN AAN DE ZIJKANT fig. 42-43
De luchtroosters zijn verstelbaar in dedoor de pijlen aangegeven vier richtingen.
A Vast luchtrooster voor de zijruiten.
B Verstelbare luchtroosters aan de zij-kant.
C Verstelbare luchtroosters in hetmidden.
De luchtroosters A zijn niet verstelbaar.
29
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGDraaiknop B voor het inschake-
len/regelen van de aanjager
0 = aanjager uitgeschakeld
1-2-3 = aanjagersnelheid
4 - p = aanjager op maximalesnelheid
Draaiknop C voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht
Knop D voor in-/uitschakeling vande luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt, schakelt deluchtrecirculatie in.
Als u na inschakeling van de luchtrecir-culatie opnieuw op de knop drukt,wordt de luchtrecirculatie uitgeschakeld.
SNELLE VERWARMING VANINTERIEUR
Ga voor een snelle verwarming als volgtte werk:
draai de knop C in het rode vlak;
schakel de recirculatie in (indien uitgeschakeld);
draai de knop A in stand ∂;
draai de knop B in stand 4 - p(maximale aanjagersnelheid).
Vervolgens kan een stand gekozen wor-den waarbij het comfort optimaal blijft.Druk op de knop D om de luchtrecircu-latie uit te schakelen en het beslaan van deruiten te voorkomen.
BELANGRIJK Bij een koude motor moetenige minuten worden gewacht totdat devloeistof van het systeem de optimale be-drijfstemperatuur heeft bereikt.
VENTILATIE VAN HET INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie van hetinterieur als volgt te werk:
draai de knop C in het blauwe vlak;
schakel de recirculatie uit (indieningeschakeld);
draai de knop A in stand µ;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
VERWARMING VAN HET INTE-RIEUR
Ga als volgt te werk:
draai de knop C in het rode vlak;
draai de knop A in de gewenstestand;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
30
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING SNELLE ONTWASEMING/
ONTDOOIING VAN DE RUITENVOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-TEN)
Ga als volgt te werk:
draai de knop C in het rode vlak;
schakel de recirculatie uit (indieningeschakeld);
draai de knop A in stand -;
draai de knop B in stand 4 - p(maximale aanjagersnelheid).
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kaneen stand gekozen worden waarbij hetcomfort optimaal blijft.
Beslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bijregen en/of bij grote verschillen in interi-eur- en buitentemperatuur, raden wij ude volgende procedure aan om hetbeslaan van de ruiten te voorkomen:
draai de knop C in het rode vlak;
schakel de luchtrecirculatie uit (indieningeschakeld) door de knop D in tedrukken;
draai de knop A in stand - met demogelijkheid stand ∏ in te schakelenals de ruiten niet beslaan;
draai de knop B op de 2e snelheid.
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS (indien aanwezig) fig. 45
Druk op de knop A voor het inschake-len van deze functie: als deze functiewordt ingeschakeld, gaat het lampje opde knop branden.
De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minu-ten automatisch wordt uitgeschakeld. Ukunt de functie eerder uitschakelen doornogmaals de knop A in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.
fig. 45 F0P0037m
31
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGHANDBEDIENDE AIR-
CONDITIONING (indien aanwezig)
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 46
Draaiknop A voor de luchtverde-ling
µ voor lucht uit de luchtroosters in hetmidden en aan de zijkanten;
∑ voor luchttoevoer naar de beenruim-ten en voor een iets lagere tempera-tuur uit de luchtroosters op het dash-board (“bilevel”-stand);
∂ voor verwarming bij lage buitentem-peraturen: voor maximale luchttoe-voer naar de beenruimten;
∏ voor verwarming van de beenruimtenen ontwaseming van de voorruit;
- voor een snelle ontwaseming van devoorruit.
Draaiknop B voor het inschake-len/regelen van de aanjager
0 = aanjager uitgeschakeld
1-2-3 = aanjagersnelheid
4 - p = aanjager op maximalesnelheid
RECIRCULATIE INSCHAKELENfig. 44
Druk op de knop Ω .
Het verdient aanbeveling om de luchtre-circulatie in te schakelen in de file of in tun-nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-vuilde lucht het interieur bereikt. Het isniet raadzaam dit systeem langdurig te la-ten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit, dekans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking van hetsysteem (“verwarming” of “koeling”), degewenste omstandigheden sneller bereiktworden.
Het is echter niet raadzaam deze functiein te schakelen op regenachtige of koudedagen, omdat dan de ruiten aan de bin-nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
32
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Draaiknop C voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
Rode gebied = warme lucht
Blauwe gebied = koude lucht
Knop E voor het in-/uitschakelenvan de airconditioning
Als u op de knop drukt (lampje op deknop brandt), schakelt de airconditio-ning in.
Als u nogmaals op de knop drukt (lamp-je op de knop gedoofd), schakelt de air-conditioning uit.
fig. 46 F0P0038m
Knop D voor in-/uitschakeling vande luchtrecirculatie
Als u op de knop drukt, schakelt deluchtrecirculatie in.
Als u na inschakeling van de luchtrecir-culatie opnieuw op de knop drukt,wordt de luchtrecirculatie uitgeschakeld.
33
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGVENTILATIE VAN HET INTERI-
EUR
Ga voor een goede ventilatie van hetinterieur als volgt te werk:
draai de knop C in het blauwe vlak;
schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in te drukken;
draai de knop A in stand µ;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga voor een snelle koeling als volgt tewerk:
draai de knop C in het blauwe vlak;
schakel de luchtrecirculatie in doorde knop D in te drukken;
draai de knop A in stand µ;
schakel de airconditioning in door deknop E in te drukken; het lampje opde knop E gaat branden;
draai de knop B in stand 4 - p(maximale aanjagersnelheid).
Regeling van de koeling
draai de knop C naar rechts voor ver-hoging van de temperatuur;
schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in te drukken;
draai de knop B voor verlaging van deaanjagersnelheid.
34
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING VERWARMING VAN HET
INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
draai de knop C in het rode vlak;
draai de knop A op het gewenstesymbool;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
SNELLE VERWARMING VANINTERIEUR
Ga voor een snelle verwarming als volgtte werk:
draai de knop C in het rode vlak;
schakel de luchtrecirculatie in (indienuitgeschakeld) door de knop D in tedrukken ;
draai de knop A in stand ∂;
draai de knop B in stand 4 - p(maximale aanjagersnelheid).
Vervolgens kan een stand gekozen wor-den waarbij het comfort optimaal blijft enop de knop D worden gedrukt om deluchtrecirculatie uit te schakelen.
BELANGRIJK Bij een koude motor moetenige minuten worden gewacht totdat devloeistof van het systeem de optimale be-drijfstemperatuur heeft bereikt.
SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE RUITENVOOR (VOORRUIT EN ZIJRUI-TEN)
Ga als volgt te werk:
draai de knop C in het rode vlak;
draai de knop B in stand 4 - p(maximale aanjagersnelheid);
draai de knop A in stand -;
schakel de luchtrecirculatie uit (indieningeschakeld) door de knop D in tedrukken;
35
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGBeslaan van de ruiten voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of bijregen en/of bij grote verschillen in interi-eur- en buitentemperatuur, raden wij ude volgende procedure aan om hetbeslaan van de ruiten te voorkomen:
draai de knop C in het rode vlak;
schakel de luchtrecirculatie uit (indieningeschakeld) door de knop D in tedrukken;
draai de knop A in stand - met demogelijkheid stand ® in te schakelenals de ruiten niet beslaan;
draai de knop B op de 2e snelheid.
BELANGRIJK De airconditioning is zeerbruikbaar om het beslaan van de ruitente voorkomen bij een hoge luchtvochtig-heid, omdat de in het interieur gevoerdelucht wordt ontvochtigd.
ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS (indien aanwezig) fig. 47
Druk op de knop A voor het inschake-len van deze functie: als deze functiewordt ingeschakeld, gaat het lampje opde knop branden.
De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minu-ten automatisch wordt uitgeschakeld. Ukunt de functie eerder uitschakelen doornogmaals de knop A in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weer-standsdraden aan de binnenzijde van deachterruit, om beschadiging van de ach-terruitverwarming te voorkomen.
fig. 47 F0P0039m
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kaneen stand gekozen worden waarbij hetcomfort optimaal blijft.
BELANGRIJK De airconditioning kangoed gebruikt worden om de ruitensneller te ontwasemen, omdat de luchtwordt ontvochtigd. Stel de bedienings-organen in zoals hiervoor beschreven enschakel de airconditioning in door deknop E in te drukken; het lampje op deknop gaat branden.
36
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ONDERHOUD VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditioning 1keer per maand gedurende 10 minutenin. Laat voor het zomerseizoen de wer-king van de airconditioning door de Fiat-dealer controleren.
De airconditioning maaktgebruik van het koelmiddelR134a. Bij lekkage is dit mid-del niet schadelijk voor het
milieu. Gebruik in geen geval anderemiddelen, zoals R12, omdat anders decomponenten van het systeembeschadigd kunnen worden.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking van hetsysteem (“verwarming” of “koeling”), degewenste omstandigheden sneller bereiktworden.
Het is echter niet raadzaam deze functiein te schakelen op regenachtige of koudedagen, omdat dan de ruiten aan de bin-nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.
RECIRCULATIE INSCHAKELENfig. 46
Druk op de knop Ω.
Het verdient aanbeveling om de luchtre-circulatie in te schakelen in de file of in tun-nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-vuilde lucht het interieur bereikt. Het isniet raadzaam dit systeem langdurig te la-ten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit, dekans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.
37
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGAUTOMATISCHE TWEE-
ZONE-AIRCONDITIO-NING (indien aanwezig)
BESCHRIJVING
De automatische tweezone-airconditio-ning regelt de temperatuur en de lucht-verdeling in het interieur in twee zones:bestuurders- en passagierszijde. De tem-peratuurregeling is gebaseerd op “tem-peratuurgelijkheid”: d.w.z. dat het sys-teem continu werkt om het comfort inhet interieur constant te houden eneventuele verschillen in de weersom-standigheden buiten te compenseren,ook zonnestraling (gesignaleerd dooreen zonnestralingssensor).
De automatisch gecontroleerde parame-ters en functies zijn:
luchttemperatuur uit de luchtroostersaan bestuurderszijde/passagierszijdevoor;
luchtverdeling naar de uitstroomope-ningen aan bestuurderszijde/passa-gierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze regelingvan de luchtstroom);
inschakeling van de compressor (voorkoelen en drogen van de lucht);
luchtrecirculatie.
Deze functies kunnen handmatig wordengewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kuntregelen door naar wens een of meerfuncties te selecteren en te wijzigen. Opdeze manier worden de functies diehandmatig zijn gewijzigd niet langerautomatisch door het systeem geregeld.Het systeem grijpt alleen in om veilig-heidsredenen. De handmatige instellin-gen hebben voorrang boven de automa-tische instellingen en blijven in hetgeheugen opgeslagen totdat de gebrui-ker de regeling weer overlaat aan deautomatische werking door de knopAUTO in te drukken, behalve in degevallen dat het systeem om veiligheids-redenen ingrijpt. Als handmatig een func-tie wordt ingesteld, blijven de anderefuncties echter automatisch geregeld.De luchtopbrengst in het interieur isonafhankelijk van de snelheid van deauto omdat de luchtopbrengst elektro-nisch geregeld wordt door de aanjager.De luchttemperatuur in het interieurwordt altijd automatisch geregeld opbasis van de ingestelde temperaturen opde displays van de bestuurder en de pas-sagier voor (behalve als het systeem isuitgeschakeld of in enkele omstandighe-den als de compressor is uitgeschakeld).
De volgende parameters en functieskunnen handmatig worden ingesteld engewijzigd:
temperatuur bestuurderszijde/passa-gierszijde voor;
aanjagersnelheid (traploze regeling);
luchtverdeling in zeven standen(bestuurder/passagier voor);
inschakelen van de compressor;
niet gescheiden/gescheiden regeling;
snelle ontwaseming/ontdooiing;
luchtrecirculatie;
achterruitverwarming;
uitschakelen van het systeem.
38
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 48
A drukknop voor in-/uitschakelen air-cocompressor;
B drukknop voor inschakelen functieAUTO (automatische werking);
C drukknop voor inschakelen functie(snelle ontdooiing/ontwasemingvoorruit en zijruiten voor);
D drukknop voor instelling luchtverde-ling;
E drukknop voor in-/uitschakelenluchtrecirculatie;
GEBRUIK VAN DE KLIMAAT-REGELING
Het systeem kan op verschillendemanieren worden ingeschakeld, maar wijraden u aan te beginnen met het indruk-ken van een van de knoppen AUTO envervolgens de draaiknoppen te draaienom op het display de gewenste tempera-turen in te stellen.
Omdat het systeem het klimaat in tweezones in het interieur regelt, kunnen debestuurder en de passagier voor ver-schillende temperatuurwaarden instel-len. Het maximaal toegestane verschil is7 °C.
Op deze wijze begint het systeem geheelautomatisch te werken, zodat zo snelmogelijk de ingestelde temperaturenworden bereikt. Het systeem regelt detemperatuur, de luchthoeveelheid, deluchtverdeling in het interieur, de recir-culatiefunctie en het inschakelen van deaircocompressor.
fig. 48 F0P0040m
F drukknop voor in-/uitschakelen ach-terruitverwarming;
G drukknop voor verlagen aanjager-snelheid;
H drukknop voor verhogen aanjager-snelheid;
I draaiknop voor regeling interieur-temperatuur passagierszijde;
L display met informatie over airconditioning;
M draaiknop voor regeling interieur-temperatuur bestuurderszijde.
39
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGTijdens de volledig automatische wer-
king van het systeem, moeten alleen devolgende functies eventueel handmatigworden ingeschakeld:
Ω luchtrecirculatie, om de recircula-tie altijd in- of uitgeschakeld te houden;
- voor een snelle ontwaseming/ont-dooiing van de ruiten voor, de achter-ruit en de buitenspiegels;
( voor het ontwasemen/ontdooienvan de achterruit en de buitenspiegels;
π voor het kiezen van de luchtver-deling tijdens de ventilatie.
Tijdens de volledig automatische werkingvan het systeem kunt u op ieder momentde ingestelde temperaturen, de luchtver-deling en de aanjagersnelheid wijzigenm.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-teem zal automatisch de eigen instellingenwijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-stellingen.
Draaiknoppen voor regeling lucht-temperatuur M - IAls u de knoppen naar rechts of naar linksdraait, verhoogt of verlaagt u de lucht-temperatuur respectievelijk in het gedeel-te linksvoor (draaiknop M) en rechtsvoor(draaiknop I) van het interieur. Omdat hetsysteem het klimaat in twee zones in hetinterieur regelt, kunnen de bestuurder ende passagier voor verschillende tempera-tuurwaarden instellen. Het maximaal toe-gestane verschil is 7 °C. De ingesteldetemperaturen worden op het displayweergegeven dicht bij de knoppen. Als ude knop AUTO indrukt, wordt de auto-matische werking van de airconditioningingeschakeld waardoor de temperatuuraan bestuurders- en passagierszijde ver-schillend kan zijn. Als de automatischewerking is ingeschakeld en u opnieuw opde knop AUTO drukt, wordt de tempe-ratuur aan bestuurders- en passagierszijdegelijkgesteld.Als u de knoppen helemaal naar rechtsof links draait, wordt respectievelijk defunctie HI (maximale verwarming) ofLO (maximale koeling) ingeschakeld.
Voor het uitschakelen van deze tweefuncties is het voldoende om de tempe-ratuurknop te draaien en de gewenstetemperatuur in te stellen.
Drukknop voor de luchtverdelingvoor D
Als u op deze knop drukt, kunt u hand-matig voor de linker- en de rechterzijdein het interieur een van de zeven instel-lingen voor de luchtverdeling kiezen:
æ Lucht uit de luchtroosters van devoorruit en de zijruiten voor voorontdooiing/ontwaseming van de rui-ten.
ø Lucht uit de luchtroosters in het mid-den en aan de zijkant van het dash-board voor een koele luchtstroomop het lichaam en het gezicht bijwarm weer.
¿ Luchtstroom naar de luchtroostersvan de beenruimten voor en achter.Met deze luchtverdeling kan in een zokort mogelijke tijd de lucht in het in-terieur worden verwarmd, omdatwarme lucht opstijgt. Dit geeft sneleen behaaglijk gevoel.
40
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ¡ Luchtstroom verdeeld over de lucht-
roosters in de beenruimten voor enachter (warmere lucht) en de uit-stroomopeningen in het midden enaan de zijkant van het dashboard(koelere lucht). Deze luchtverdelingis bijzonder nuttig in de gematigdeseizoenen (voor- en najaar) als dezon schijnt.
¬ Luchtstroom verdeeld over deluchtroosters in de beenruimtenen de luchtroosters voor ont-dooien/ontwasemen van de voor-ruit en de zijruiten voor. Dezeluchtverdeling zorgt voor eengoede verwarming van het interi-eur en voorkomt het eventuelebeslaan van de ruiten.
√ Luchtstroom verdeeld over deluchtroosters voor ontwase-ming/ontdooiing van de voorruit ende luchtroosters in het midden enaan de zijkant van het dashboard.Deze luchtverdeling zorgt vooreen luchtstroom naar de voorruitbij zonnestraling.
π Luchtstroom verdeeld over alle luchtroosters in de auto.
De luchtverdeling, als deze handmatig isingesteld, wordt aangegeven door eenbrandend lampje op de geselecteerdeknoppen. Als een gecombineerde functieis ingesteld en er een knop wordt inge-drukt, dan wordt ook de functie van dieknop ingeschakeld. Als daarentegen eenknop van een reeds ingestelde functiewordt ingedrukt, dan wordt die functieuitgeschakeld (het betreffende lampjedooft). Voor het hervatten van de auto-matische werking van de luchtverdeling naeen handmatige instelling, moet de knopAUTO worden ingedrukt.
Als de bestuurder kiest voor luchtverde-ling naar de voorruit, wordt ook de lucht-stroom aan passagierszijde automatischnaar de voorruit geleid. De passagier kanvervolgens een andere luchtverdeling kie-zen door de betreffende knoppen in tedrukken.
Drukknoppen voor regelen aanjagersnelheid G - H
Als u de knop G p indrukt, dan wordtde aanjagersnelheid verlaagd en daarmeede hoeveelheid lucht die naar het interi-eur wordt gevoerd. Als u de knop H pindrukt, dan wordt de aanjagersnelheidverhoogd en daarmee de hoeveelheidlucht die naar het interieur wordtgevoerd. Beide knoppen werken, waarbijhet doel van het systeem blijft om deingestelde temperatuur te handhaven.
De aanjagersnelheid wordt weergegevendoor verlichte staafjes in het symbool pvan de aanjager op het display:
maximum aanjagersnelheid = allestaafjes verlicht;
minimum aanjagersnelheid = éénstaafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld,maar alleen als u de aircocompressorhebt uitgeschakeld met de knop A.
BELANGRIJK Voor het hervatten van deautomatische werking van de aanjager naeen handmatige instelling, moet de knopAUTO worden ingedrukt.
41
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGKnop AUTO
(in-/uitschakelen automatischewerking)
Als u de knop AUTO indrukt, regelt hetsysteem automatisch, in de betreffendezones, de hoeveelheid en de verdeling vande naar het interieur toegevoerde luchten worden alle voorafgaande handmatigeinstellingen opgeheven. Als er een ofmeerdere handmatige instellingen zijn uit-gevoerd (luchtrecirculatie, luchtverdeling,aanjagersnelheid of uitschakeling airco-compressor).
BELANGRIJK Als het systeem vanwegehandmatige instellingen de gewenste tem-peratuur in de verschillende zones nietmeer kan garanderen en handhaven, knip-pert de ingestelde temperatuur om aan tegeven dat het systeem een probleemheeft gesignaleerd; na een minuut doofthet opschrift AUTO.
Voor het hervatten van de automatischewerking van het systeem na een hand-matige instelling (een of meerdere),moet de knop AUTO worden inge-drukt.
Als u bij automatische werking de knopAUTO opnieuw indrukt, wordt de tem-peratuur aan bestuurderszijde en aanpassagierszijde voor automatisch gelijk-gesteld, waardoor u in de twee zonesdezelfde temperatuur en de luchtverde-ling kunt instellen met de draaiknop aanbestuurderszijde. Met deze functie kande temperatuur in het interieur makke-lijk geregeld worden als alleen debestuurder in de auto zit. De gescheidenregeling van de temperatuur en de lucht-verdeling wordt automatisch weer her-vat, als u nogmaals de knop AUTOindrukt.
Drukknop in-/uitschakeling recirculatiefunctie E
De luchtrecirculatie werkt als volgt:
automatisch ingeschakeld, door eenvan de knoppen AUTO in te drukken;het symbool AUTO op het displaybrandt.
handmatig ingeschakeld, door deknop E in te drukken; het symboolΩ verschijnt op het display;
handmatig uitgeschakeld, door deknop E in te drukken; het symboolΩ op het display dooft.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen (verwarming of koeling van het in-terieur) de gewenste omstandighedensneller worden bereikt.
Het is echter niet raadzaam deze functiehandmatig in te schakelen op regenachti-ge of koude dagen, omdat dan de ruitenaan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-nen beslaan, vooral als de airconditioningniet is ingeschakeld.
42
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Bij lage buitentemperaturen wordt de re-
circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoervan buiten) om het beslaan van de ruitente voorkomen.
Bij automatische werking wordt de recir-culatie automatisch door het systeem ge-regeld op basis van de externe klimato-logische omstandigheden.
Drukknop voor in-/uitschakelenaircocompressor AAls u de knop A/C indrukt, schakelt deaircocompressor in en kunnen op hetdisplay de letters A/C worden weerge-geven om de inschakeling te bevestigen.Als u bij ingeschakelde compressoropnieuw op de knop A/C drukt, scha-kelt de aircocompressor uit en verdwij-nen ook de letters van het display om deuitschakeling te bevestigen. Als u de air-cocompressor uitschakelt, wordt derecirculatie uitgeschakeld om het even-tuele beslaan van de ruiten te voorko-men. Als het systeem de ingestelde tem-peratuur echter niet meer kan handha-ven, gaat de temperatuur knipperen endooft ook het opschrift AUTO.
BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-compressor is het niet mogelijk lucht inhet interieur te voeren met een tempe-ratuur die lager is dan de buitentempe-ratuur; bovendien kunnen (in bijzondereweersomstandigheden) de ruiten zeersnel beslaan omdat de lucht nietgedroogd kan worden.De uitschakeling van de aircocompres-sor blijft in het geheugen opgeslagen,ook na het afzetten van de motor. Ukunt de automatische regeling van deaircocompressor weer inschakelen doornogmaals de knop A/C in te drukken ofde knop AUTO.Als de compressor is uitgeschakeld, kande aanjagersnelheid handmatig op nulworden gezet.Als de compressor is ingeschakeld bijdraaiende motor, kan de aanjagersnel-heid niet lager zijn dan een minimalewaarde (één staafje verlicht).
Bij lage buitentemperatu-ren raden wij u aan om de
recirculatiefunctie niet te gebruikenomdat hierdoor de ruiten snellerkunnen beslaan.
ATTENTIE
43
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGDrukknop voor snelle ontwase-
ming/ontdooiing van de voorruiten de zijruiten voor C
Als u deze knop indrukt, schakelt de kli-maatregeling automatisch alle functies indie noodzakelijk zijn voor het snel ont-dooien/ontwasemen van de voorruit ende zijruiten voor. D.w.z. dat het sys-teem:
de aircocompressor inschakelt wan-neer de klimatologische omstandighe-den dit toestaan;
de luchtrecirculatie uitschakelt;
de maximale luchttemperatuur HI opbeide displays instelt;
een aanjagersnelheid inschakelt opbasis van de koelvloeistoftemperatuur,om toevoer van nog te koude luchtvoor de ontwaseming van de ruiten tebeperken;
de luchtstroom naar de luchtroostersvoor de voorruit en de zijruiten voorleidt;
de achterruitverwarming inschakelt.
BELANGRIJK De functie voor snelleontwaseming/ontdooiing van de ruitenblijft ongeveer 3 minuten ingeschakeld,nadat de koelvloeistoftemperatuur dejuiste temperatuur heeft bereikt.
Als de functie voor snel ontdooien/ont-wasemen is ingeschakeld, gaan het lamp-je op de betreffende knop en het lampjeop de knop van de achterruitverwarmingbranden.
Als de functie voor maximaal ontwase-men/ontdooien is ingeschakeld, kunnenalleen de aanjagersnelheid en de uitscha-keling van de achterruitverwarminghandmatig worden geregeld. Als u deknop voor maximale ontdooiing/ontwa-seming indrukt, of de knoppen voor deluchtrecirculatie of de uitschakeling vande compressor of de knop AUTO,schakelt het systeem de functie maxi-maal ontdooien/ontwasemen uit enworden alle bedrijfsomstandigheden vanvoor het inschakelen van de functie her-steld.
Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van de achterruit en debuitenspiegels (indien aanwezig) F
Als u deze knop indrukt, dan wordt deachterruitverwarming ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden alsdeze functie wordt ingeschakeld.
De functie schakelt na 20 minuten auto-matisch uit, of als opnieuw de knopwordt ingedrukt. De functie wordt ookuitgeschakeld als u de motor uitzet enblijft uitgeschakeld als u de motoropnieuw start.
BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weerstands-draden aan de binnenzijde van de achter-ruit, om beschadiging van de achterruit-verwarming te voorkomen.
44
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Systeem uitschakelen (A/C) A
Het systeem schakelt uit als u op deknop A drukt. Als het systeem is uitge-schakeld:
zijn de temperatuurdisplays gedoofd;
is de recirculatie ingeschakeld, waarbijgeen lucht van buiten binnenkomt;
is de aircocompressor uitgeschakeld;
is de aanjager uitgeschakeld.
Ook als het systeem is uitgeschakeld,kan de achterruitverwarming worden in-/uitgeschakeld.
BELANGRIJK De regeleenheid van deklimaatregeling slaat de ingestelde tem-peraturen in het geheugen op voordathet systeem wordt uitgeschakeld. Als uvervolgens op een willekeurige knopdrukt (behalve de knop van de achter-ruitverwarming), worden de functiesweer hersteld. Als de functie van deingedrukte knop niet was ingeschakeldvoor de uitschakeling, dan wordt dezefunctie ook geactiveerd; als deze daaren-tegen was ingeschakeld, blijft de functiegehandhaafd.
Als u de volledig automatische werkingvan het systeem weer wilt inschakelen,druk dan op de knop AUTO.
HULPVERWARMING (indien aanwezig)
Dit systeem zorgt voor een snellere ver-warming van het interieur bij koud weer.
De hulpverwarming schakelt automa-tisch uit als de ingestelde temperatuur isbereikt.
Automatische tweezone-aircondi-tioning
De hulpverwarming schakelt automa-tisch in nadat u de contactsleutel instand M hebt gezet.
Hulpverwarming en handbediendeairconditioning
De hulpverwarming wordt automatischingeschakeld als u de draaiknop M of I inhet rode gebied draait en de aanjager tenminste op de eerste snelheid inschakelt(met de draaiknop D).
BELANGRIJK De hulpverwarming werktalleen bij een lage buitentemperatuur eneen lage koelvloeistoftemperatuur.
BELANGRIJK De hulpverwarmingwordt niet ingeschakeld als de accuonvoldoende is opgeladen.
45
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BEDIENINGSKNOPPEN fig. 51
Draaiknop A voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)
Rode gebied = warme lucht.
Blauwe gebied = koude lucht.
Draaiknop B voor het inschake-len/regelen van de aanjager
0 = aanjager uitgeschakeld
1-2-3 = aanjagersnelheid
4 p = aanjager op maximale snelheid
fig. 51 F0P0043m
VERSTEL- EN REGELBARELUCHTROOSTERS VOOR DETWEEDE EN DERDE RIJ STOELENfig. 49-50A Verstelbare luchtroosters voor
ventilatie van de tweede rij stoelen.B Verstelbare luchtroosters voor
ventilatie van de derde rij stoelen.Luchtroosters gebruiken: open de lucht-roosters in de door de pijl aangegevenrichting en zet ze in de gewenste stand.
DRIEZONE-AIRCONDITIONING (indien aanwezig)
fig. 49 F0P0042m
fig. 50 F0P0044m
46
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING VERWARMING VAN HET INTERIEUR
Ga als volgt te werk:
draai de knop A in het rode vlak;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
SNELLE VERWARMING VANINTERIEUR
Ga voor een snelle verwarming als volgtte werk:
draai de knop A in het rode vlak;
schakel de recirculatie in;
draai de knop B in stand 4 p (maxi-male aanjagersnelheid).
Vervolgens kan een stand gekozen wor-den waarbij het comfort optimaal blijften de luchtrecirculatie worden uitge-schakeld.
BELANGRIJK Bij een koude motor moetenige minuten worden gewacht totdatde vloeistof van het systeem de optima-le bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
fig. 52 F0P0045m
In-/uitschakeling airconditioning
Druk op de knop A-fig. 52 om de air-conditioning in te schakelen.
Bij inschakeling gaan het lampje B-fig. 52 op de knop zelf en het lampjeC-fig. 51 op het schakelaarpaneel gelijk-tijdig branden.
Druk opnieuw op de knop A-fig. 52 omde airconditioning uit te schakelen(beide lampjes doven om de uitschake-ling te bevestigen).
VENTILATIE VAN HET INTERIEUR
Ga voor een goede ventilatie van hetinterieur als volgt te werk:
draai de knop A in het blauwe vlak;
schakel de recirculatie uit;
draai de knop B op de gewenste snel-heid.
AIRCONDITIONING (koeling)
Ga voor een snelle koeling als volgt tewerk:
draai de knop A in het blauwe vlak;
schakel de recirculatie in;
schakel de airconditioning in door deknop A-fig. 52 in te drukken; hetlampje B op de knop gaat branden;
draai de knop B in stand 4 p (maxi-male aanjagersnelheid).
Regeling van de koeling
draai de knop A in het blauwe vlak;
schakel de recirculatie uit;
draai de knop B voor verlaging van deaanjagersnelheid.
47
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGBUITENVERLICHTING
Met de linker hendel fig. 53 kunt u debuitenverlichting in- en uitschakelen.
Als u de buitenverlichting inschakelt,gaan ook de verlichting van het instru-mentenpaneel en de bedieningsknoppenop het dashboard branden.
VERLICHTING UIT fig. 53
Draai de draaiknop A in stand 0.
BUITENVERLICHTING fig. 53
De verlichting wordt ingeschakeld als u dedraaiknop A van stand 0 in stand 6 zet.
DIMLICHT fig. 53
De verlichting wordt ingeschakeld als u dedraaiknop A van stand 6 in stand 2/1zet.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 2 branden.
GROOTLICHT fig. 54
De verlichting wordt ingeschakeld als u dedraaiknop A in stand 2/1 zet en dehendel naar het stuur trekt.
Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 1 branden.
Het grootlicht wordt uitgeschakeld als ude hendel opnieuw naar het stuur trekt.
GROOTLICHTSIGNAAL fig. 54
Trek de hendel naar het stuurwiel (1e on-vergrendelde stand), ongeacht de stand vande draaiknop. Op het instrumentenpaneelgaat het controlelampje 1 branden.
fig. 53 F0P0046m
fig. 54 F0P0047m
fig. 55 F0P0048m
MISTLAMPEN VOOR(indien aanwezig) EN MIST-ACHTERLICHTEN fig. 55-56
Inschakelen fig. 55:
draai de draaiknop B in de richtingvan de pijl:
eerste impuls, onvergrendelde stand,inschakeling mistlampen voor; op hetinstrumentenpaneel gaat het contro-lelampje 5 branden.
tweede impuls, onvergrendelde stand,inschakeling mistachterlichten 4.
48
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
RICHTINGAANWIJZERS fig. 57
Ga als volgt te werk:
omhoog (stand 1): inschakeling rech-ter richtingaanwijzer;
omlaag (stand 2): inschakeling linkerrichtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert hetlampje R of E.
De richtingaanwijzers schakelen automa-tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven (bijv.:(wisselen van rijbaan), druk de hendeldan iets naar boven of naar benedenzonder dat de hendel vergrendelt.
Zodra u de hendel loslaat, gaat dezeautomatisch terug.
fig. 57 F0P0050mfig. 56 F0P0049m
Uitschakelen fig. 56:
draai de draaiknop B in de richtingvan de pijl, onvergrendelde stand.
De mistlampen voor en de mistachter-lichten schakelen automatisch uit als deverlichting wordt uitgeschakeld of alsuitsluitend de buitenverlichting weerwordt ingeschakeld 6. Als u de mistach-terlichten weer wilt inschakelen, moet udus de vorige handeling herhalen.
Als de motor weer wordt gestart, wordtde verlichting automatisch weer inge-schakeld als deze was ingeschakeld toende motor werd uitgezet.
BELANGRIJK Doof bij goed zicht demistachterlichten omdat ze hinderlijkkunnen zijn voor weggebruikers achteru.
BELANGRIJK De mistlampen voor, demistachterlichten en het grootlicht kun-nen ook worden ingeschakeld als decontactsleutel in stand S staat of is uit-genomen. Bij geopende portieren klinkter een akoestisch signaal als de verlich-ting is ingeschakeld.
49
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGFollow me home
(indien aanwezig)
Met deze functie kan voor een bepaaldetijd (45 seconden) de ruimte voor deauto verlicht worden. U schakelt dezefunctie in door de contactsleutel in standS te draaien of uit te nemen en de linkerhendel naar het dashboard te duwen.Deze functie wordt ingeschakeld als dehendel binnen 2 minuten na het uitzet-ten van de motor, wordt bediend.
Als de auto is uitgerust met automatischinschakelende buitenverlichting en dim-licht, wordt de functie follow me homeautomatisch ingeschakeld als een portierwordt geopend.
SCHEMERSENSOR (automatischinschakelende koplampen) (indien aanwezig)
Deze sensor is in staat om de verschillenin sterkte van het omgevingslicht waar tenemen op basis van de ingestelde gevoe-ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoeminder buitenlicht er nodig is om de ver-lichting in te schakelen.
Inschakelen fig. 58
Draai de draaiknop in stand AUTO: opdeze manier gaan, afhankelijk van desterkte van het buitenlicht, de buitenver-lichting en de dimlichten automatischbranden.
fig. 58 F0P0286m
Uitschakelen fig. 58
Zet de draaiknop terug in stand å; bij uit-schakeling van de functie verschijnt er eenbericht op het display.
De schemersensor is niet in staat om mistte signaleren. Daarom moet bij mist deverlichting handmatig worden ingescha-keld.
50
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 59 kunt u deruitenwissers/-sproeiers en achterruit-wisser/-sproeier (indien aanwezig)bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS
Deze werken uitsluitend als de contact-sleutel in stand M staat.
De draaiknop van de rechter hendel kanin vier standen worden gezet:0 ruitenwissers uitgeschakeld;
I wissen met interval;
1 langzaam continu wissen;
2 snel continu wissen.
S Tijdelijk wissen (een slag): als u dehendel loslaat, springt deze directweer in stand 0 en schakelen deruitenwissers automatisch uit.
Als u de hendel iets naar het stuur trekt(onvergrendelde stand), schakelen deruitensproeiers in, ongeacht de standvan de draaiknop. Als het dimlicht ofgrootlicht brandt, gaan gelijktijdig ook dekoplampsproeiers (indien aanwezig)werken. Vervolgens voeren de ruiten-wissers een cyclus van drie slagen uit.
Gebruik de ruitenwissers nietom opgehoopte sneeuw of ijsvan de voorruit te verwijde-ren. In die omstandigheden
grijpt, als de ruitenwissers te zwaarworden belast, de beveiliging in, dieervoor zorgt dat de ruitenwissers enke-le seconden worden uitgeschakeld. Alshierna de werking niet wordt hervat(ook na een herstart van de auto metde contactsleutel), wendt u dan tot deFiat-dealer.
Om het onderhoud (bijvoorbeeld hetreinigen van de voorruit of het vervan-gen van de wisserbladen) eenvoudigeruit te kunnen voeren, gaan de ruitenwis-sers in een verticale stand staan als dehendel naar beneden wordt bewogenbinnen 60 seconden nadat de contact-sleutel in stand S is gezet of is uitgeno-men; de ruitenwissers kunnen nuomhoog worden geklapt voor het ver-vangen van de rubbers of voor het reini-gen.
BELANGRIJK Om eventuele schade aande carrosserie te voorkomen, mogen deruitenwissers uitsluitend omhoog wor-den geklapt als ze eerst in verticale standzijn gezet volgens de hiervoor beschre-ven procedure.
fig. 59 F0P0051m
51
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGOm het onderhoud (bijvoorbeeld het
reinigen van de voorruit of het vervan-gen van de wisserbladen) eenvoudigeruit te kunnen voeren, moet u met decontactsleutel in stand S of uitgenomen,de hendel naar beneden plaatsen(impuls) waarna de ruitenwissers in eenverticale stand gaan staan; de ruitenwis-sers kunnen nu omhoog worden geklaptvoor het vervangen van de rubbers ofvoor het reinigen.
Deze functie heeft een tijdschakeling enis dus alleen mogelijk binnen 60 secon-den nadat de contactsleutel in stand S isgedraaid of is uitgenomen.
De regensensor (indien aanwezig) is eenelektronische voorziening voor de rui-tenwissers en zorgt ervoor dat de fre-quentie van de slagen van de ruitenwis-sers, tijdens het wissen met interval,automatisch wordt aangepast aan dehoeveelheid regen op de ruit.
Alle andere door de rechter hendelgeregelde functies worden hier nietdoor beïnvloed.
De regensensor wordt automatisch inge-schakeld als u de rechter hendel in standAUTO zet en heeft een regelbereik datgeleidelijk varieert van stilstaande ruiten-wissers (geen enkele slag) bij een drogeruit, tot de eerste snelheid (langzaamcontinu wissen) bij veel regenval.
Als de regensensor wordt ingeschakeld,maken de ruitenwissers 1 slag.
REGENSENSOR (indien aanwezig)
De regensensor bevindt zich achter debinnenspiegel en staat in contact met devoorruit. De sensor zorgt ervoor dat defrequentie van de slagen van de ruiten-wissers, tijdens het wissen met interval,automatisch wordt aangepast aan dehoeveelheid regen op de ruit.
BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-ving van de sensor schoon.
Als de regensensor fig. 60 aanwezig is:
0 Ruitenwissers uitgeschakeld.
I Wissen met interval.
1 Langzaam continu wissen.
2 Snel continu wissen.
AUTO Inschakeling regensensor(automatische werking). Zodra u dehendel loslaat, springt deze direct weerin stand 0.
fig. 60 F0P0052m
52
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Als de ruitensproeiers worden bediend
bij ingeschakelde regensensor, werkt hetnormale reinigingsprogramma. Daarnahervat de regensensor zijn normaleautomatische werking.
Als u de contactsleutel in stand S draait,wordt de regensensor uitgeschakeld. Alsde motor daarna wordt gestart, schakeltde regensensor niet opnieuw in, ookniet als de hendel in stand AUTO is blij-ven staan.
Voor het inschakelen van de regensen-sor moet de hendel in een andere standworden gezet en daarna in standAUTO.
De regensensor is in staat om de vol-gende omstandigheden te herkennen enzijn gevoeligheid hieraan aan te passen:
vuil op het controle-oppervlak (zout-aanslag, vuil enz.);
waterstrepen veroorzaakt door ver-sleten wisserrubbers;
verschil tussen dag en nacht (het zichtwordt ‘s nachts sterker gehinderddoor vocht op de ruit).
Als u de hendel iets naar het stuur trekt(onvergrendelde stand), schakelen deruitensproeiers in, ongeacht de standvan de draaiknop. Als het dimlicht ofgrootlicht brandt, gaan gelijktijdig ook dekoplampsproeiers (indien aanwezig)werken. Vervolgens voeren de ruiten-wissers een cyclus van drie slagen uit.
Schakel de regensensor nietin als de auto in een
wastunnel wordt gereinigd.
ATTENTIE
Voor het reinigen van devoorruit moet altijd worden
gecontroleerd of het systeem is uit-geschakeld.
ATTENTIE
Schakel het systeem niet inals er ijs op de voorruit zit.
ATTENTIE
53
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Achterruitwisser (indien aanwezig) fig. 61
Deze werkt alleen als de contactsleutelin stand M staat.
Draai de draaiknop A van stand 0 instand '.
Als de ruitenwissers zijn ingeschakeld enu de achteruit inschakelt, schakelt deachterruitwisser automatisch in voormaximaal zicht achter.
KOPLAMPSPROEIERS (indienaanwezig) fig. 62
De “verzonken” koplampsproeiers zijnin de voorbumper van de auto gemon-teerd en treden in werking als u, bij inge-schakeld dimlicht, de ruitensproeiersinschakelt.
BELANGRIJK Controleer regelmatig ofde koplampsproeiers schoon en ingoede staat zijn.
fig. 62 F0P0054m
Gebruik de achterruitwisserniet om opgehoopte sneeuwof ijs van de achterruit te ver-wijderen. In die omstandighe-
den grijpt, als de achterruitwisser tezwaar wordt belast, de beveiliging in,die ervoor zorgt dat de wisser enkeleseconden wordt uitgeschakeld. Alshierna de werking niet wordt hervat(ook na een herstart van de auto metde contactsleutel), wendt u dan tot deFiat-dealer.
Achterruitsproeier (indien aanwezig) fig. 61
Deze werkt alleen als de contactsleutelin stand M staat.
Draai de draaiknop A van stand ' instand & (onvergrendelde stand) omde achterruitsproeier in te schakelen.
Gelijktijdig voeren de ruitenwissers eencyclus van drie slagen uit.fig. 61 F0P0053m
54
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING CRUISE-CONTROL
(snelheidsregelaar) (indien aanwezig)
ALGEMENE INFORMATIE
De elektronische snelheidsregeling(CRUISE-CONTROL) maakt hetmogelijk een constante, vooraf ingestel-de snelheid aan te houden, zonder hetgaspedaal ingetrapt te houden. Op dezemanier wordt het rijden, vooral op langetrajecten, minder vermoeiend omdat deingestelde snelheid automatisch gehand-haafd blijft.
BELANGRIJK Het systeem kan alleenworden ingeschakeld als de snelheidhoger is dan 40 km/h en de op een nahoogste of hoogste versnelling is inge-schakeld.
Opslaan van een snelheid (alleen inde op een na hoogste of hoogste ver-snelling en bij een snelheid boven de 40km/h): als u de hendel A in stand ONzet, wordt de huidige snelheid van deauto aangehouden en opgeslagen en gaat“ON” branden onder het symbool vande snelheidsmeter op het kilometertel-lerdisplay.
De ingestelde snelheid kan, indien nodig,verhoogd worden door het gaspedaal inte trappen (bijv. bij inhalen); zodra u hetpedaal weer loslaat, wordt de opgesla-gen snelheid weer aangehouden.
Handmatig verhogen of verlagen:bedien bij ingeschakelde cruise-controlde hendel B of C om de opgeslagensnelheid respectievelijk te verlagen of teverhogen.
Systeem uitschakelen: druk op deknop D op het uiteinde van de hendel.
Het systeem schakelt automatisch uit alsu het rem- of koppelingspedaal intrapt.
Oproepen van een opgeslagen snel-heid: druk na het intrappen van hetrem- of koppelingspedaal of na het uit-schakelen van het systeem, op de knopD om de laatst opgeslagen snelheid opte roepen.
Wissen van een snelheid: zet voorhet wissen van alle opgeslagen snelhedende hendel van stand ON in stand OFF.
BELANGRIJK Gebruik de cruise-controluitsluitend als de verkeersomstandighe-den of het wegdek een constante snel-heid toelaten.
fig. 63 F0P0055m
De cruise-control mag uit-sluitend worden gebruikt
als de verkeersomstandigheden enhet traject van dien aard zijn dat,over een voldoende lange afstand,volledig veilig een constante snel-heid kan worden aangehouden.
ATTENTIE
55
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGPLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
De plafondverlichting 1-fig. 64 wordtbediend door drie schakelaars A, B enC. Met de schakelaar B in de middelstestand, worden de lampjes in-/uitgescha-keld bij het openen/sluiten van een vande portieren.
Met de schakelaar B naar rechts gescho-ven, blijven de lampjes altijd ingeschakeld.
Met de schakelaar B naar links geschoven,blijven de lampjes altijd uitgeschakeld.
Als u de schakelaar A naar links schuiften de schakelaar C naar rechts, gaan debetreffende lampjes aan de zijkant D enF branden.
PLAFONDVERLICHTING ACHTER
De plafondlampjes 2-fig. 65 wordenbediend door de schakelaar A.
Met de schakelaar in de middelste stand,wordt het lampje B in-/uitgeschakeld bijhet openen/sluiten van een van de por-tieren.
Met de schakelaar A naar links gescho-ven, blijft het lampje altijd uitgeschakeld;als de schakelaar naar rechts wordtgeschoven, blijft het lampje altijd inge-schakeld.
BELANGRIJK Controleer voordat u deauto verlaat of de schakelaars in de mid-delste stand staan. Op deze manier zul-len de lampjes van de plafondverlichtingdoven bij het sluiten van de portieren,en voorkomt u dat de accu ontlaadt.
fig. 65 F0P0057m
Brandduurregeling van de plafond-verlichting
Om het in- en uitstappen vooral in hetdonker te vergemakkelijken, zijn er 2brandduurregelingen.
BRANDDUURREGELING BIJ HET INSTAPPEN
De plafondlampjes gaan op de volgendemanier tijdelijk branden:
als de voorportieren worden ontgrendeld.
als een van de zijdeuren wordt geopend;
als de portieren worden gesloten.
De werking van de brandduurregelingwordt onderbroken als de contactsleu-tel in stand M wordt gedraaid.
BRANDDUURREGELING BIJ HET UITSTAPPEN
Als de contactsleutel uit het start-/con-tactslot wordt verwijderd, gaan de pla-fondlampjes op de volgende manier tij-delijk branden:
na het uitzetten van de motor;
als een van de zijdeuren wordtgeopend;
als een portier worden gesloten.
De brandduurregeling schakelt automa-tisch uit als de portieren worden ver-grendeld.
fig. 64 F0P0056m
56
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 66 F0P0287m
BEDIENINGSORGANEN
WAARSCHUWINGSKNIPPER-LICHTEN fig. 66
Druk op de schakelaar A, ongeacht destand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, knipperthet lampje in de schakelaar. Gelijktijdiggaan op het instrumentenpaneel de con-trolelampjes Î en ¥ branden.
ESP-SYSTEEM (indien aanwezig)UITSCHAKELEN
Als u op de knop fig. 67 op de midden-console drukt, wordt het ESP-systeemuitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandthet lampje op de knop.
Als het ESP-systeem is uitgeschakeld,moet u opnieuw op de knop drukkenom het weer in te schakelen.
fig. 67 F0P0064m
Druk voor uitschakeling nogmaals op deschakelaar.
Het gebruik van de waarschuwingsknip-perlichten is afhankelijk van de wetgevingvan het land waarin u zich bevindt. Houdtu aan de voorschriften.
57
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
ACHTERRUITVERWARMING (indien aanwezig)
Druk op de knop fig. 68 voor inschake-ling.
Bij ingeschakelde achterruitverwarmingzorgt een tijdschakeling ervoor dat deverwarming na ongeveer 20 minuten uit-schakelt.
PORTIERVERGRENDELING
U kunt de centrale portiervergrendelinginschakelen door de knop fig. 69 op demiddenconsole in te drukken, onafhan-kelijk van de stand van de contactsleutel.
Het lampje op de knop gaat branden alsdeze functie wordt ingeschakeld.
Druk de knop nogmaals in om de por-tieren te ontgrendelen.
KINDERVEILIGHEIDSSLOTINSCHAKELEN (indien aanwezig)
Als u op de knop fig. 70 op de midden-console drukt, onafhankelijk van destand van de contactsleutel, wordt hetkinderveiligheidsslot ingeschakeld.
In dat geval kunnen de zijschuifdeurenniet vanuit het interieur worden ge-opend maar alleen vanaf de buitenzijde.
Het lampje op de knop gaat branden alsdeze functie wordt ingeschakeld.
Druk nogmaals op de knop om het sys-teem uit te schakelen.
fig. 68 F0P0058m fig. 69 F0P0059m fig. 70 F0P0060m
58
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
DIEFSTALALARM (indien aanwezig) UITSCHAKELEN
Als u op de knop fig. 73 op de midden-console drukt, wordt het diefstalalarmuitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandthet lampje op de knop.
Als het diefstalalarm is uitgeschakeld,moet u opnieuw op de knop drukkenom het weer in te schakelen.
fig. 72 F0P0063m
PARKEERSENSOREN (indien aanwezig) UITSCHAKELEN
Als u op de knop fig. 72 op de midden-console drukt, wordt de werking van deparkeersensoren uitgeschakeld.
Als het systeem is uitgeschakeld, brandthet lampje op de knop.
Als de parkeersensoren zijn uitgescha-keld, moet u opnieuw op de knop druk-ken om ze weer in te schakelen.
fig. 73 F0P0062m
CENTRALE VERGRENDELINGVAN ZIJSCHUIFDEUREN ENACHTERDEUREN(indien aanwezig)
U kunt de centrale vergrendeling van dezijschuifdeuren en achterdeuren inscha-kelen door de knop fig. 71 op de mid-denconsole in te drukken, onafhankelijkvan de stand van de contactsleutel.
Het lampje op de knop gaat branden alsdeze functie wordt ingeschakeld.
Druk de knop nogmaals in om de deurente ontgrendelen.
fig. 71 F0P0061m
59
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGAls u geen brandstoflekkage waarneemt
en de auto kan nog verder rijden, ga danals volgt te werk om de brandstoftoe-voer weer te herstellen:
draai de contactsleutel in stand S;
neem de contactsleutel uit, steek desleutel weer in het contactslot enstart de motor op de normale wijze.
BRANDSTOFNOOD-SCHAKELAAR
Deze veiligheidsschakelaar, die geregeldwordt door de regeleenheid van het air-bagsysteem, werkt bij een botsing (onge-acht de richting) van een bepaaldeomvang, waardoor de toevoer vanbrandstof wordt gestopt en de motorafslaat.
Op het instelbare multifunctionele dis-play verschijnt een bericht als de brand-stofnoodschakelaar inschakelt.
Als u na een ongeval eenbrandstoflucht ruikt of
merkt dat het brandstofsysteemlekt, druk dan de schakelaar nietweer terug, zodat brand wordt voor-komen.
ATTENTIE
60
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 75 F0P0066m
fig. 74 F0P0065m
fig. 76 F0P0067m
INTERIEURUITRUSTING
DASHBOARDKASTJE fig. 74-75
Trek aan de handgreep A-fig. 74 om hetdashboardkastje te openen.
In de klep zitten uitsparingen waarin uals de auto stilstaat bekers en blikjeskunt plaatsen, en een pennenhouder.
Het dashboardkastje is voorzien van eenslot. U kunt het slot met de contactsleu-tel bedienen.
OPBERGVAKKEN
Boven de zonnekleppen bevinden zichopbergvakken voor het snel opbergenvan lichte voorwerpen (bijv. documen-ten, wegenkaarten enz.).
De opbergvakken kunnen zijn voorzienvan een klep A-fig. 76.
BELANGRIJK Het opbergvak is ont-worpen voor een belasting tot maximaal3 kg per zijde. Plaats er geen zwaarderevoorwerpen in en houdt u er niet aanvast.Gebruik de handgrepen aan de zijkantvoor ondersteuning.
61
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
OPBERGVAKKEN IN VOOR-PORTIEREN
In de voorportieren bevinden zich tweeopberg/documentenvakken fig. 79.
OPBERGVAK OP DASHBOARD
Op het dashboard, tegenover de passa-giersstoel, bevindt zich een opbergvakA-fig. 80.
FLESSENHOUDER
Aan weerszijden van het dashboard zijntwee verzonken flessenhoudersgeplaatst A-fig. 81. Om ze te gebruiken,moet u op de klepjes drukken zoals in defiguur is aangegeven.
fig. 77 F0P0068m
fig. 78 F0P0069m
fig. 80 F0P0072mfig. 79 F0P0070m
TAFELTJE MET BLIKJESHOU-DERS EN DOCUMENTENKLEM(indien aanwezig)
Als u de lip A-fig. 77 van de rugleuningvan de middelste zitplaats voor in derichting van de pijl trekt, heeft u eentafeltje A-fig. 78 met blikjeshouders Ben een documentenklem C.
fig. 81 F0P0073m
62
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
ASBAK
Open het klepje A-fig. 85 door het naarachteren te trekken. De asbak bestaatuit een uitneembaar kunststof houder.
Uitnemen: druk op de bevestigingshaakB-fig. 86 en begeleid de asbak omlaag.
Terugplaatsen: pak de onderkant vast enduw de asbak omhoog totdat hij ver-grendelt.
fig. 85 F0P0077m
fig. 86 F0P0078m
fig. 84 F0P0076m
De aansteker wordt ergheet. Gebruik de aansteker
voorzichtig en voorkom dat hijgebruikt wordt door kinderen: risicoop brand en/of brandwonden.
ATTENTIE
AANSTEKER
Druk voor het inschakelen van de aan-steker de knop B-fig. 84 in, als de con-tactsleutel in stand M staat.
Na ongeveer 15 seconden springt deknop in de beginstand en is de aanstekerklaar voor gebruik.
BELANGRIJK Controleer altijd of deaansteker na het indrukken ook uitscha-kelt.
fig. 82 F0P0074m
fig. 83 F0P0075m
OPBERGVAKKEN OP RUGLEU-NING (indien aanwezig)De rugleuningen van de stoelen kunnenvoorzien zijn van opbergvakken fig. 82voor het opbergen van lichte voorwer-pen (bijvoorbeeld: documenten, wegen-kaarten enz.).
BEKERHOUDERS (indien aanwezig)Als u de rugleuning van de middelste zit-plaats van de tweede rij neerklapt, zijn ertwee bekerhouders bereikbaar fig. 83.
63
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
BELANGRIJK Gebruik de asbak niet alsprullenbak voor papiertjes; als deze incontact komen met smeulende peukenkan er brand ontstaan.
ZONNEKLEPPEN fig. 87
De zonnekleppen zitten aan beide zijdennaast de binnenspiegel. Ze kunnen voorde voorruit of voor de zijruit wordengedraaid.
De zonnekleppen zijn voorzien van eenspiegeltje (indien aanwezig).
Om het spiegeltje (indien aanwezig) tegebruiken, moet het klepje A (bepaaldeuitvoeringen) worden geopend.
fig. 87 F0P0079m fig. 88 F0P0080m
fig. 89 F0P0081m
STEKKERDOZEN(indien aanwezig)
Afhankelijk van de uitvoering kunnen destekkerdozen zich op verschillendeplaatsen in het interieur bevinden.
Open voor gebruik de dop A-fig. 88.
VASTE SCHEIDINGSWAND (indien aanwezig)
In enkele uitvoeringen is een vaste schei-dingswand aanwezig fig. 89 tussen delaadruimte en de bestuurdersstoel omde bestuurder tijdens het rijden tebeschermen voor de lading in de laad-ruimte.
64
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING PORTIEREN
fig. 91 F0P0083mfig. 90 F0P0082m
Controleer voordat ueen portier opent of u dit
op een veilige manier kunt doen.
ATTENTIE
VOORPORTIEREN fig. 90
Bij het openen van de portieren en bijuitgenomen sleutel, hoort u een akoes-tisch signaal als de buitenverlichting nogbrandt. Het akoestische signaal stopt alsu de verlichting uitschakelt, de portierensluit of als u de motor start.
Bij het openen van een van de voorpor-tieren en met de contactsleutel in hetcontactslot, hoort u een akoestisch sig-naal als een van de twee portieren nietgoed gesloten is; tegelijkertijd gaat hetlampje 9 op het instrumentenpaneelbranden.
Het slot ontgrendelen: steek de metalenbaard van de sleutel in het slot en draaide sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalenbaard van de sleutel in het slot en draaide sleutel rechtsom.
ZIJSCHUIFDEUREN fig. 90
In geheel geopende stand wordt de zij-schuifdeur door een vangmechanismeopengehouden. Om de deur te vergren-delen, moet u de deur tegen de aanslagdrukken; om de deur te ontgrendelenmoet u de deur krachtig naar vorentrekken.
Zorg er in ieder geval voor dat de ge-opende deur op de juiste wijze is vastge-haakt aan het vangmechanisme.
Het slot ontgrendelen: steek de metalenbaard van de sleutel in het slot en draaide sleutel linksom.
Het slot vergrendelen: steek de metalenbaard van de sleutel in het slot en draaide sleutel rechtsom.
De zijschuifdeuren zijn voorzien van rui-ten (indien aanwezig).
De ruiten kunnen vanuit het interieurgeopend worden. Om de ruiten te ope-nen, moet u de twee pennen A-fig. 91tegengesteld indrukken en de ruit open-schuiven terwijl u de pennen ingedrukthoudt, totdat de gewenste openings-stand is bereikt. Als de ruiten geopendzijn, controleer dan of ze vergrendeldzijn.
65
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
CENTRALE PORTIERVER-/ONT-GRENDELING
PORTIERVERGRENDELING VANBUITENAF
Druk bij gesloten portieren op de knop ∫op de afstandsbediening fig. 92 of steekde metalen baard in het slot van het be-stuurdersportier en draai de sleutel rechtsom fig. 90. Als de portieren zijnvergrendeld, brandt het lampje op de knopA-fig. 93 één keer. Alleen als alle portie-ren gesloten zijn, wordt de portierver-grendeling ingeschakeld. Als een of meer-dere portieren niet vergrendeld zijn na hetindrukken van de knop ∫ op de afstands-bediening fig. 92, gaan de richtingaanwij-zers en het lampje op de knop A-fig. 93ongeveer 3 seconden snel knipperen.
Als een of meerdere portieren niet ver-grendeld zijn nadat de metalen baard vande sleutel in het slot is gedraaid, gaatalleen het lampje op de knop A-fig. 93ongeveer 3 seconden snel knipperen. Alsde portieren zijn gesloten maar een vande twee achterdeuren open is, wordende portieren vergrendeld: de richting-aanwijzers (alleen na vergrendeling doorop de knop ∫ fig. 92 te drukken) enhet lampje op de knop A-fig. 93 gaanongeveer 3 seconden snel knipperen.
Portierontgrendeling van buitenaf
Druk kort op de knop ª fig. 92 voorhet op afstand ontgrendelen van de por-tieren. Gelijktijdig wordt de plafondver-lichting tijdelijk ingeschakeld en knippe-ren de richtingaanwijzers twee keer. Ofsteek de metalen baard in het slot vanhet bestuurdersportier en draai de sleu-tel linksom zoals afgebeeld in fig. 90.
Portierver-/ontgrendeling vanuithet interieur
Druk op de knop A-fig. 93 om alle portie-ren/deuren te ver-/ontgrendelen. De knopis voorzien van een lampje dat de statusaangeeft (portieren/deuren ver- of ont-grendeld). Als de portieren/deuren ver-grendeld zijn, brandt het lampje op deknop; als de knop wordt ingedrukt, wor-den alle portieren/deuren ontgrendeld endooft het lampje. Als de portieren/deurenzijn ontgrendeld, is het lampje gedoofd; alsde knop wordt ingedrukt, worden alle por-tieren/deuren vergrendeld. Alleen als alleportieren/deuren goed gesloten zijn, wordtde portiervergrendeling ingeschakeld.
Als de portieren/deuren zijn vergrendeldmet behulp van:
de afstandsbediening;
het portierslot;
kunt u de portieren/deuren niet meer ont-grendelen met de knop A-fig. 93 op hetschakelaarpaneel op het dashboard.
BELANGRIJK Als de portieren/deuren cen-traal zijn vergrendeld en een van de voor-portieren wordt van binnenuit geopend metde handgreep, dan wordt het betreffendeportier ontgrendeld. Als een van de achter-deuren van binnenuit wordt geopend met dehandgreep, dan wordt de betreffende deurontgrendeld.
Bij een onderbreking in de elektrische voe-ding (doorgebrande zekering, losgekoppeldeaccu enz.) kunnen de portieren/deuren al-tijd met de hand worden vergrendeld.
fig. 92 F0P0084m fig. 93 F0P0085m
66
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING DUBBELE ACHTERDEUR
De twee achterdeuren zijn ieder voor-zien van een klemveer die de openingvan de deur tot 90 graden beperkt.
Het systeem van klemverenis ontwikkeld voor een
beter gebruikscomfort; bij een bot-sing of een windstoot kunnen deveren loshaken en kunnen de deu-ren onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE
fig. 95 F0P0086m
fig. 94 F0P0088m
Achterdeuren van buitenaf ont-grendelen
Draai de sleutel in stand 2-fig. 94 entrek de handgreep in de richting van depijl om deur A te openen.
Als u daarna deur B wilt openen, trekdan de handgreep C-fig. 95 in de rich-ting van de pijl.
Als de deuren 180 gradengeopend zijn, zijn ze niet
meer vergrendeld. Open de deurenniet 180 graden als de auto op eenhelling staat of bij veel wind.
ATTENTIE
Als de auto op een steilehelling omlaag geparkeerd
staat, laat dan de auto niet met deschuifdeur in het vangmechanismegeblokkeerd open staan: als u tegende deur stoot, kan deze losraken ennaar voren schuiven.
ATTENTIE
Als de auto wordt gepar-keerd met geopende schuif-
deuren, controleer dan of deze goedin het vangmechanisme geblokkeerdzijn.
ATTENTIE
67
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 96 F0P0087m
Het is mogelijk de openingshoek van detwee deuren te vergroten om makkelij-ker in en uit te laden. Hiervoor moetende klemveren A-fig. 96 worden losge-haakt, zoals afgebeeld, waardoor de deu-ren ongeveer 180 graden kunnen wordengeopend.
Achterdeuren van buitenaf vergrendelen
Sluit de twee deuren en draai de sleutelin stand 1-fig. 94.
fig. 97 F0P0089m
fig. 98 F0P0293m
ACHTERKLEP (indien aanwezig)Om het slot van de achterklep te ontgren-delen, moet u de elektrische handgreepbedienen die in fig. 97 is aangegeven.
Noodbediening van achterklepOm de achterklep vanuit het interieur tekunnen openen bij een storing in de por-tiervergrendeling, moet als volgt te werkworden gegaan:
fig. 99 F0P00906m
klap de achterstoelen om (zie deparagraaf “Stoelen” in dit hoofdstuk)om toegang te krijgen tot het slot aande binnenzijde;
steek een schroevendraaier in deopening in het slot en ontgrendel hetopeningsmechanisme B-fig. 98.
KINDERVEILIGHEIDSSLOT
Hierdoor kunnen de zijschuifdeuren nietvan binnenuit geopend worden.
Druk voor inschakeling op de knop A-fig. 99 op het schakelaarpaneel op demiddenconsole.
Het lampje op de knop A gaat brandenals dit systeem wordt ingeschakeld.
Het systeem blijft ook ingeschakeld nahet elektrisch ontgrendelen van de por-tieren.
68
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Schakel dit systeem altijd inals u kinderen vervoert.
ATTENTIE
Controleer nadat u het vei-ligheidsslot bij beide ach-
terportieren hebt ingeschakeld, ofhet slot daadwerkelijk is ingescha-keld door aan de handgreep aan debinnenzijde van de portieren tetrekken.
ATTENTIE
ROLHOES VOOR AFDEK-KEN BAGAGERUIMTE (indien aanwezig)
Om de rolhoes te gebruiken, moet u dehandgreep A-fig. 100 vastpakken en derolhoes uit de rolautomaat B uitrollenen bevestigen aan de betreffende borgin-gen.
Indien de rolautomaat moet wordenverwijderd: maak de twee uiteinden losuit de zittingen door op de schakelaarA-fig. 101 te drukken.
fig. 100 F0P0091m
fig. 101 F0P0092m
69
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGRUITBEDIENING
In de armsteun van het portier aanbestuurderszijde zijn de twee bedie-ningsschakelaars gemonteerd waarmeeu, als de contactsleutel in stand M staat,de zijruiten bedient:
A openen/sluiten zijruit linksvoor;
B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.
In de armsteun van het voorportier aanpassagierszijde bevindt zich de drukscha-kelaar A-fig. 102 (indien aanwezig) voorde bediening van de bijbehorende ruit.
Automatische werking(indien aanwezig)
De auto kan zijn uitgerust met automati-sche ruitbediening omhoog en omlaag.
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctiebinnen 1 minuut 5 keer inschakelt, danvoert het systeem automatisch de“recovery” uit (zelfbescherming). Hierbijgaat de ruit telkens een klein stukjeomhoog totdat de ruit geheel geslotenis.
fig. 102 F0P0093m fig. 103 F0P0094m
De automatisch continue werkingvan de ruit wordt ingeschakeld als ulanger dan een halve seconde op een vande bedieningsschakelaars drukt. Debeweging stopt als de ruit aan het eindevan zijn slag is (of als u nogmaals op deschakelaar drukt).
De elektrisch bedienbare ruiten kunnenzijn uitgerust met een veiligheidssysteemdat een eventueel obstakel kan waarne-men als de ruit sluit; in dat geval onder-breekt het systeem de ruitbeweging enwordt, afhankelijk van de stand van deruit, de ruit onmiddellijk geopend.
70
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING Initialisatie van de ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest ofals een zekering is doorgebrand, moetde werking van het systeem opnieuwingesteld worden.
Initialisatieprocedure:
open de ruit die geïnitialiseerd moetworden geheel (handmatig);
sluit de ruit geheel;
houd na het bereiken van de geheelgesloten stand de schakelaar nog tenminste 1 seconde ingedrukt.
Onzorgvuldig gebruik vande elektrische ruitbediening
kan gevaarlijk zijn. Controleer vooren tijdens het bedienen van de ruitaltijd of de passagiers niet kunnenworden verwond door de bewegen-de ruiten, hetzij direct door contactmet de ruit, hetzij door voorwerpendie door de ruit worden meege-sleept of geraakt. Verwijder altijd desleutel uit het contactslot als u deauto verlaat om te voorkomen dateen onverwachtse inschakeling vande elektrische ruitbediening gevaaroplevert voor de achtergeblevenpassagiers.
ATTENTIE
Het systeem voldoet aan de2000/4/EU-normen en is
gericht op de bescherming van deinzittenden wanneer deze ledema-ten door de geopende ruit steken.
ATTENTIEGa voor het herstellen van de juistewerking van het systeem als volgt tewerk:
open de ruiten;
of
draai de contactsleutel in stand S envervolgens in stand M.
Als er geen storingen zijn, dan werkt deruit weer normaal.
BELANGRIJK Als de contactsleutel instand S staat of is uitgenomen, dan kun-nen de ruiten nog ongeveer 2 minutenworden bediend. Het systeem wordtechter onmiddellijk uitgeschakeld als eenvan de portieren wordt geopend.
71
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGMOTORKAP
Motorkap openen:
– til het beschermdeksel A-fig. 104 vande hendel naast de bestuurdersstoelomhoog;
– trek de hendel B-fig. 105 in de rich-ting van de pijl;
– druk op de haak C-fig. 106 van demotorkap;
– til de motorkap op en trek gelijktijdigde steunstang D-fig. 107 uit de klem E;
– steek het uiteinde van de stang D ineen van de twee zittingen F-fig. 107 vande motorkap.
Motorkap sluiten:
– houd de motorkap met een handomhoog, trek met de andere hand destang uit de zitting en plaats de steun-stang terug in de klem;
– laat de motorkap tot op ongeveer 20cm van de motorruimte zakken, laat demotorkap vallen en controleer of demotorkap goed is gesloten door demotorkap op te tillen. De motorkap magniet alleen door de beveiliging vergren-deld zijn. Druk in dit laatste geval demotorkap niet dicht, maar til hemopnieuw op en herhaal de handeling.
fig. 107 F0P0099m
BELANGRIJK Controleer of de armenvan de ruitenwissers tegen de ruit aan-staan voordat u de motorkap optilt.
BELANGRIJK Controleer altijd of demotorkap vergrendeld is om te voorko-men dat deze tijdens het rijden open-gaat.
fig. 104 F0P0096m
fig. 105 F0P0097m
fig. 106 F0P0098m
72
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING MONTAGEVOORBEREI-
DING IMPERIAAL/SKI-DRAGER
De bevestigingspunten zijn voorbereid inde goot op het dak van de auto.
Bevestig de steunen van de imperiaal/ski-drager in de daarvoor bestemdeschroefdraadgaten, zoals afgebeeld infig. 108.
BELANGRIJK U dient zich strikt aan deaanwijzingen te houden die in het pakketzijn meegeleverd. De montage moetaltijd door deskundige personen wordenuitgevoerd.
fig. 108 F0P0100m
Controleer na enkele kilo-meters opnieuw of de
bevestigingsbouten nog goed vast-zitten.
ATTENTIE
Houdt u zorgvuldig aan dewettelijke bepalingenbetreffende de maximaleafmetingen.
Verdeel de lading gelijkma-tig en houd tijdens de rit
rekening met een verhoogde zij-windgevoeligheid.
ATTENTIE
Overschrijd nooit het maxi-mum draagvermogen (ziehet hoofdstuk “Technischegegevens”).
Om veiligheidsredenenmoet de motorkap tijdens
het rijden altijd goed gesloten zijn.Controleer daarom altijd of demotorkap goed vergrendeld is. Als utijdens het rijden merkt dat demotorkap niet goed is vergrendeld,stop dan onmiddellijk en sluit demotorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE
Als de steunstang verkeerdgeplaatst wordt, kan de
motorkap onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE
Voer deze handeling alleenuit als de auto stilstaat.
ATTENTIE
73
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGWIELOPHANGING MET
LUCHTVERING
Enkele uitvoeringen kunnen als optionalzijn uitgerust met achterwielophangingmet luchtvering.
Afhankelijk van de uitvoering kan de rij-hoogte handmatig of automatisch wor-den geregeld.
HANDMATIGE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 109 bevin-den zich rechtsachter in de auto.
Met dit systeem kan de hoogte van deauto op 7 verschillende standen wordengezet om de toegang tot de laadruimtete verbeteren.
Hoogteverstelling (fig. 109)
Opmerking. De hoogte vanaf de grondkan worden ingesteld op 7 vastgesteldestanden: van “stand -3” naar “stand 0”tot aan “stand +3”. Op het multifunc-tionele display, in het midden van hetinstrumentenpaneel, wordt de standaangegeven.
fig. 109 F0P0102m
Voordat u bij geopende por-tieren overgaat tot handma-tige regeling, moet u ervoorzorgen dat u rond de auto
genoeg ruimte hebt om deze hande-ling uit te voeren.
Als u de knop A korter dan 1 secondeindrukt, wordt een hogere stand dan devorige gekozen. Als u de knop A langerdan 1 seconde ingedrukt houdt, kandirect het hoogste niveau worden geko-zen: “stand +3”.
Als u korter dan 1 seconde op de knopB drukt, wordt een lagere stand dan devorige gekozen. Als u de knop B langerdan 1 seconde ingedrukt houdt, kandirect het laagste niveau worden geko-zen: “stand -3”.
Eerste gebruik
Druk om het systeem te initialiseren 2seconden op de knop C-fig. 109.
Storingen in de werking
Als u de knoppen bedient en de niveau-regeling werkt niet, dan klinken er 3akoestische signalen om een storing inhet systeem aan te geven. De storing kande volgende oorzaken hebben: het rempedaal is ingetrapt en de con-
tactsleutel staat in stand M; de handmatige regeling van het sys-
teem is te vaak gebruikt; de accu is niet voldoende opgeladen
(of is volledig leeg); een defect in de wielophanging met
luchtvering.
Als het akoestische signaal blijft klinken,wendt u dan tot de Fiat-dealer.
Bij stilstaande auto met draaiende of uit-gezette motor, kan het gewenste niveauworden ingesteld.
Opmerking. Bij uitgezette motor is dehandmatige regeling alleen een beperktaantal keren beschikbaar.
BELANGRIJK Voer deze handelingenaltijd uit bij stilstaande auto en:
gesloten voorportieren en achterdeu-ren;
aangetrokken handrem;
zonder het rempedaal in te trappen.
74
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING AUTOMATISCHE REGELING
De bedieningsknoppen fig. 110 bevin-den zich rechtsachter in de auto.
Bij wielophanging met automatisch gere-gelde luchtvering wordt de hoogte vande auto automatisch aangepast aan delading. Het lampje … op het instrumen-tenpaneel knippert als de hoogteafstel-ling niet optimaal is en gecorrigeerdmoet worden: in dat geval moet u demotor laten draaien zonder gas te geventotdat het lampje dooft (optimaleniveauregeling).
Onder bepaalde omstandigheden kan deniveauregeling tijdelijk niet uitgevoerdworden:
als een of meerdere portieren ge-opend zijn;
als de auto geremd wordt gehouden(ingetrapt rempedaal, bijvoorbeeldvoor een rood verkeerslicht).
Systeem uitschakelen en weerinschakelen
Systeem uitschakelen: houd de knop A-fig. 110 ingedrukt totdat u een akoestisch signaal hoort. Er klinkt twee-maal een akoestisch signaal en het lamp-je op de knop A gaat branden om de uit-schakeling te bevestigen.
Als het systeem is uitgeschakeld, kunt uhet systeem weer inschakelen (uitslui-tend bij stilstaande auto) door de knopA-fig. 110 ingedrukt te houden, totdatu een akoestisch signaal hoort. Er klinkttweemaal een akoestisch signaal en hetlampje op de knop A gaat branden omde inschakeling te bevestigen.
fig. 110 F0P0288m
AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN
De auto is ontworpen en goedgekeurdop basis van vastgestelde maximumgewichten (zie de tabellen “Gewichten”in het hoofdstuk “Technische ge-gevens”):
leeggewicht;
nuttig laadvermogen;
totaalgewicht;
maximum voorasbelasting;
maximum achterasbelasting;
aanhangergewicht.
De opgegeven maximumgewichten mogen NOOIT
WORDEN OVERSCHREDEN. Let inhet bijzonder op het maximum toe-gestane gewicht op de voor- en ach-teras bij het laden van de auto (inhet bijzonder bij speciale opbouw-constructies).
ATTENTIE
75
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 111 F0P0289m
Bij onregelmatigheden inhet wegdek of bij bruusk
remmen, kan de lading verschuivenen gevaar opleveren voor debestuurder en de passagiers: zorg erdaarom voor dat de lading goedvastzit voordat u vertrekt. Hiervoorkunnen de haken op de laadvloerfig. 111 gebruikt worden. Gebruikvoor het vastzetten van de ladingmetalen kabels, touwen of spanban-den, die stevig genoeg zijn om delading op zijn plaats te houden.
ATTENTIE
Ook als de auto schuinstaat of op een helling,
kunnen bij het openen van de ach-terdeuren of van de zijdeur lossevoorwerpen onverwachts naar bui-ten schuiven.
ATTENTIE
Als u reservebrandstof ineen jerrycan wilt vervoeren,
dan dient u zich aan de geldendewetgeving te houden. Gebruik alleeneen goedgekeurde jerrycan en beves-tig deze op de juiste wijze wijze aande ladingsjorogen.Toch zal bij een ongeval de kans opbrand groter zijn.
ATTENTIE
Naast deze voorzorgsmaatregelen vanalgemene aard, kan door het opvolgenvan enkele eenvoudige tips de veiligheid,het rijcomfort en de levensduur van deauto verbeterd worden:
verdeel de lading gelijkmatig over delaadvloer: indien de lading op eenplaats geconcentreerd is, gebruik dande laadvloer tussen de twee assen;
bedenk dat hoe lager de lading ligt,hoe lager het zwaartepunt van deauto komt te liggen. Hierdoor rijdt uveiliger; plaats daarom altijd de zwaar-ste lading onderop;
bedenk ten slotte dat het dynamischerijgedrag van de auto beïnvloed wordtdoor het vervoerde gewicht: hoehoger het gewicht des te langer deremweg van de auto, vooral bij hogesnelheid.
76
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belang-rijk voor het comfort en de veiligheidvan uzelf en de overige weggebruikers.Voor optimaal zicht en zichtbaarheidmoeten de koplampen op de juiste wijzezijn afgesteld. Wendt u voor controle ofafstelling tot de Fiat-dealer.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als decontactsleutel in stand M staat en dedimlichten zijn ingeschakeld. Als de autobeladen is, helt hij achterover. Hetgevolg is dat de lichtbundel meer naarboven schijnt. De stand van de koplam-pen moet nu worden gecorrigeerd.
Koplampen afstellen fig. 112
Zet de regelknop fig. 112 op een standdie overeenkomt met de vervoerdelading, zoals in onderstaande tabel is aan-gegeven.
Stand 0 - een of twee personen op devoorstoelen;
Stand 1 - vijf personen;
Stand 2 - vijf personen + bagage in debagageruimte;
Stand 3 - acht personen + bagage in debagageruimte of bestuurder +maximale lading in de bagage-ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstellingvan de koplampen telkens als hetgewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTEL-LEN (indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling totde Fiat-dealer.
fig. 112 F0F0103m
77
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGKOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belang-rijk voor het comfort en de veiligheidvan uzelf en de overige weggebruikers.
Bovendien zijn er wettelijke voorschrif-ten met betrekking tot de koplampaf-stelling.
Voor optimaal zicht en zichtbaarheidmoeten de koplampen op de juiste wijzezijn afgesteld.
Wendt u voor controle of afstelling totde Fiat-dealer.
ABS
Als u niet eerder in een auto met ABShebt gereden, raden wij u aan het sys-teem eerst een paar keer uit te proberenop een glad wegdek. Verlies hierbij de vei-ligheid niet uit het oog en houdt u aan dewetgeving van het land waarin u zichbevindt. Bovendien raden wij u aan devolgende aanwijzingen aandachtig telezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-systeem, voorkomt dat tijdens het rem-men de wielen blokkeren, ongeacht deconditie van het wegdek en de pedaal-druk, en verhindert daarmee het door-slippen van een of meerdere wielen.Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfsbij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd meteen elektronische remdrukverdelingEBD (Electronic Braking forceDistribution), die de remdruk verdeelttussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale wer-king van het remsysteem is een inrijpe-riode nodig van ongeveer 500 km (bijeen nieuwe auto of nadat de remblok-ken/-schijven zijn vervangen): in dezeperiode moet bruusk, herhaaldelijk enlangdurig remmen worden vermeden.
Het ABS maakt zoveelmogelijk gebruik van de
beschikbare grip, maar kan deze nietverhogen. Daarom moet op gladdeweggedeelten altijd voorzichtig wor-den gereden en mogen er geenonnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking is getreden, merktde bestuurder dit aan een trilling in hetrempedaal, die gepaard gaat met eniggeluid: dit geeft aan dat het noodzakelijkis uw snelheid aan te passen aan debeschikbare grip op het wegdek.
Als het ABS in werkingtreedt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt: udient uw snelheid te verlagen enaan te passen aan de beschikbaregrip.
ATTENTIE
78
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschu-wingslampje > op het instrumentenpa-neel en verschijnt er een bericht (indienaanwezig) op het multifunctionele dis-play (zie het hoofdstuk “Lampjes enberichten”).
In dat geval blijft het remsysteem nor-maal werken, maar zonder de mogelijk-heden van het ABS. Rijd voorzichtig naarde dichtstbijzijnde Fiat-dealer om hetsysteem te laten controleren.
BRAKE ASSIST (remregeling bijnoodstops geïntegreerd in ESP)(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitge-schakeld, herkent noodstops (op basisvan de snelheid waarmee het rempedaalwordt ingetrapt) en verhoogt de druk inhet remcircuit aanzienlijk, waardoorsneller en krachtiger door het systeemwordt geremd.
Het Brake Assist wordt, bij uitvoeringendie zijn uitgerust met ESP, uitgeschakeldbij een storing in het ESP (lampje ™brandt).
Als het ABS in werkingtreedt, merkt u dat aan een
trilling in het rempedaal. Verlaag deremdruk niet maar houd het rempe-daal juist goed ingetrapt; op dezemanier hebt u de kortste remweg inrelatie tot de conditie van het weg-dek.
ATTENTIE
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschu-wingslampjes >, x en STOP op hetinstrumentenpaneel en verschijnt er eenbericht (indien aanwezig) op het multi-functionele display (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmende achterwielen vroegtijdig blokkerenwaardoor de auto kan slippen. Rijd zeervoorzichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeem te laten contro-leren.
Als het waarschuwings-lampje x op het instru-
mentenpaneel gaat branden (op hetmultifunctionele display verschijntook een bericht - indien aanwezig),stop dan onmiddellijk en wendt utot de Fiat-dealer. Als er vloeistoflekt uit het hydraulische systeem,wordt de werking van zowel hetconventionele remsysteem als hetABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE
79
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
fig. 113 F0F0104m
ESP-SYSTEEM(Electronic StabilityProgram) (indien aanwezig)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van deauto als de wielen hun grip verliezen,waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nut-tig als de grip op het wegdek wisselt.
Naast het ESP- en ASR-systeem beschiktde auto ook over MSR (regeling van hetafremmen op de motor tijdens terug-schakelen) en HBA (automatische rem-drukverhoger bij noodstops) (indienaanwezig).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje ™ op het in-strumentenpaneel knipperen, om de be-stuurder er op te wijzen dat de auto destabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart en kan wor-den uitgeschakeld door de knop A-fig.113 op het schakelaarpaneel op hetdashboard in te drukken. Het lampje Bop de knop gaat branden als dit systeemwordt uitgeschakeld.
80
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
De prestaties van het ESP-systeem mogen de bestuur-
der er niet toe verleiden onnodigeen onverantwoorde risico’s tenemen. De rijstijl moet altijd zijnaangepast aan het wegdek, hetzicht en het verkeer. De verant-woordelijkheid voor de verkeersvei-ligheid ligt altijd en overal bij debestuurder van de auto.
ATTENTIESTORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het sys-teem automatisch uitgeschakeld en gaathet lampje ™ op het instrumentenpaneelcontinu branden (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”). Wendt u in datgeval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)Het ASR-systeem controleert de trek-kracht van de auto en grijpt automatischin als een of beide aangedreven wielendreigen door te slippen.
81
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Voor de juiste werking vanhet ESP- en ASR-systeem is
het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk entype zijn. De banden moeten in per-fecte conditie zijn en de voorge-schreven afmetingen hebben.
ATTENTIEAfhankelijk van de oorzaak van hetdoorslippen, worden er twee verschil-lende regelsystemen geactiveerd:
als beide aangedreven wielen doorslip-pen, vermindert het ASR-systeem hetmotorvermogen;
als slechts een aangedreven wieldoorslipt, zorgt het ASR-systeemervoor dat het wiel automatischwordt afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onderde volgende omstandigheden:
doorslippen van het binnenste wiel inbochten, door verandering van dewielbelasting of door te felle accelera-tie;
te hoog vermogen naar de wielen,ook in samenhang met de conditiesvan het wegdek;
acceleratie op gladde wegen en bijsneeuw en ijzel;
verlies van grip op natte weggedeel-ten (aquaplaning).
82
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING MSR-systeem (regeling van motor-
remwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in hetASR-systeem, verhoogt bij bruusk terug-schakelen het motorkoppel, zodat over-matige vertraging van de aangedrevenwielen wordt voorkomen. Dit heeftvooral voordelen op een wegdek metweinig grip, waarop de stabiliteit van deauto snel verloren kan gaan.
In-/uitschakeling van het systeemHet ASR-systeem schakelt automatischin als de motor wordt gestart. Als het ESP-systeem wordt uitgescha-keld, wordt automatisch ook het ASR-systeem uitgeschakeld.Tijdens het rijden kan de ASR wordenuitgeschakeld en vervolgens weer wor-den ingeschakeld door de schakelaar Aop het schakelaarpaneel op het dash-board in te drukken. Als het systeem wordt uitgeschakeld,gaat het lampje op de schakelaar bran-den en verschijnt er op het multifunctio-nele display een bericht (indien aanwe-zig).Als het ASR-systeem tijdens het rijdenwordt uitgeschakeld, schakelt het auto-matisch weer in als de auto opnieuwwordt gestart.Schakel het ASR-systeem uit als u metsneeuwkettingen rijdt: onder dezeomstandigheden levert het doorslaanvan de aangedreven wielen juist meertrekkracht op.
De prestaties van het sys-teem mogen de bestuurder
er niet toe verleiden onnodige enonverantwoorde risico’s te nemen.De rijstijl moet altijd zijn aangepastaan het wegdek, het zicht en hetverkeer. De verantwoordelijkheidvoor de verkeersveiligheid ligt altijden overal bij de bestuurder van deauto.
ATTENTIE
Voor de juiste werking van het ASR-sys-teem is het noodzakelijk dat de bandenvan alle wielen van hetzelfde merk entype zijn. De banden moeten in perfecteconditie zijn en de voorgeschrevenafmetingen hebben.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordthet systeem automatisch uitgeschakeld engaat het lampje ™ op het instrumenten-paneel continu branden (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”). Wendt u in datgeval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
83
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGEOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European OnBoard Diagnosis) kan een doorlopendediagnose worden uitgevoerd op diecomponenten op de auto die van invloedzijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door hetbranden van het lampje U op het instru-mentenpaneel (zie het hoofdstuk “Lamp-jes en berichten”) dat de betreffende com-ponenten defect zijn.
Het doel is:
de werking van het systeem contro-leren;
signaleren wanneer door een storingde emissies boven de wettelijkvastgestelde drempelwaarde uit-komen;
signaleren wanneer het noodzakelijkis defecte componenten te ver-vangen.
Het systeem beschikt verder nog over eendiagnosestekker die, als deze verbondenis met speciale apparatuur, het mogelijkmaakt, de door de regeleenheid opgesla-gen storingscodes en de specifieke para-meters voor de diagnose en werking vande motor, te lezen. Deze controle kan ookworden uitgevoerd door de verkeerspo-litie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van destoring moet de Fiat-dealer voor een com-plete controle van het systeem, tests uit-voeren op een testbank en, zonodig, eenproefrit maken die eventueel een langereafstand kan omvatten.
Als u de contactsleutel instand M draait en het lamp-je U gaat niet branden ofhet gaat branden of knippe-
ren tijdens het rijden, wendt u dan zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer. Dewerking van het lampje U kan wor-den gecontroleerd met behulp vanspeciale apparatuur van de verkeers-politie. Houdt u aan de wetgevingvan het land waarin u rijdt.
84
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING PARKEERSENSOREN
(indien aanwezig)
Deze bevinden zich in de achterbumpervan de auto fig. 114 en attenderen debestuurder via een repeterend geluids-signaal op de aanwezigheid van obstakelsachter de auto.
Druk voor tijdelijke uitschakeling van deparkeersensoren op de knop A-fig. 115op het schakelaarpaneel op de midden-console. Als het systeem is uitgescha-keld, brandt het lampje B op de knop.
Als de afstand tot het obstakel achter deauto kleiner wordt, neemt de frequentievan het akoestische signaal toe.
AKOESTISCHWAARSCHUWINGSSYSTEEM
Als bij ingeschakelde sensoren de ach-teruit wordt ingeschakeld, klinkt erautomatisch een onderbroken geluids-signaal.
De frequentie van het geluidssignaal:
neemt toe als de afstand tot hetobstakel kleiner wordt;
klinkt ononderbroken als de afstandtot het obstakel minder is dan onge-veer 30 cm en stopt onmiddellijk alsde afstand tot het obstakel groterwordt;
blijft constant als de gemeten afstandonveranderd blijft, terwijl, als dezesituatie zich voordoet bij de sensorenaan de zijkant, het signaal na 3 secon-den onderbroken wordt, om bijvoor-beeld signalen te voorkomen als ulangs een muur rijdt.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensorenwordt tijdens het inschakelen van deachteruit aangegeven door een geluids-signaal, een brandend waarschuwings-lampje B-fig. 115 en een bericht op hetdisplay.
fig. 114 F0F0105m fig. 115 F0F0106m
85
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
INGALGEMENE OPMERKINGEN
Controleer tijdens parkeerman-oeuvres of zich geen obstakels op ofonder het sensorsysteem bevinden.
Obstakels die zich dicht bij de autobevinden, worden onder bepaaldeomstandigheden niet door het sys-teem gesignaleerd en kunnen dus deauto beschadigen of zelf beschadigdworden.
De metingen van de sensoren kunnenbeïnvloed worden/zijn door beschadi-ging van de sensoren zelf, door vuil,sneeuw of ijs op de sensoren of doorultrasone systemen (bijv. luchtdruk-remmen van vrachtwagens of pneu-matische hamers) die zich in de nabij-heid bevinden.
Voor een juiste werking vanhet systeem mag er geenmodder, vuil, sneeuw of ijsop de sensoren zitten. Wees
voorzichtig bij het reinigen van desensoren om krassen of beschadigin-gen te voorkomen; gebruik geendroge, grove of harde doek. De sen-soren moeten worden gereinigd metschoon water, waaraan eventueelautoshampoo is toegevoegd.
De verantwoordelijkheid tij-dens het parkeren en andere
gevaarlijke handelingen ligt altijd enoveral bij de bestuurder. Controleerals u de auto parkeert of zich geenpersonen (in het bijzonder kinderen)of dieren in de buurt van de autobevinden. De parkeersensoren moetenals een hulpmiddel voor de bestuurderbeschouwd worden. De bestuurdermoet tijdens eventueel gevaarlijkeparkeermanoeuvres altijd volledig zijnaandacht behouden, ook als demanoeuvres met lage snelheid wordenuitgevoerd.
ATTENTIE
WERKING MET AANHANGER
Schakel de parkeersensoren uit als u eenaanhanger trekt.
AUTORADIO (indien aanwezig)
Raadpleeg voor de werking van de auto-radio met CD- of MP3 CD-speler(indien aanwezig) het supplement dat bijdit instructieboekje is geleverd.
INBOUWVOORBEREIDINGAUTORADIO (indien aanwezig)
Zie voor de in uw auto geïnstalleerdeautoradio en de bijbehorende audio-installatie, het supplement “Autoradio”dat bij dit instructieboek is geleverd.
Laat de aansluiting op deinbouwvoorbereiding in de
auto uitsluitend door de Fiat-dealeruitvoeren. Zo bent u verzekerd vanhet beste resultaat en wordt voorko-men dat de rijveiligheid in gevaarwordt gebracht.
ATTENTIE
RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons,27 mc en dergelijke) mogen alleen in deauto worden gebruikt met een aparteantenne aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijkeapparaten in de auto (zonder buitenan-tenne) kan niet alleen schadelijk zijnvoor de gezondheid van de inzittenden,maar kan ook storingen in de elektrischesystemen van de auto veroorzaken.Hierdoor wordt de veiligheid in gevaargebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangst-kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-lerende eigenschappen van de carrosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobieletelefoons (GSM, GPRS, UMTS) met hetofficiële EU-keurmerk, strikt aan deinstructies die door de fabrikant van demobiele telefoon zijn bijgeleverd.
EXTRA ACCESSOIRES
Als u na aanschaf van uw auto accessoi-res wilt monteren die constante voedingnodig hebben (autoradio, anti-diefstalsa-tellietbewaking enz.), of accessoires diede elektrische installatie zwaar belasten,wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kanu de meest geschikte installaties aanra-den uit het Fiat Lineaccessori-program-ma en controleren of de elektrischeinstallatie van de auto geschikt is voorhet extra stroomverbruik of dat hetnoodzakelijk is een accu met een grote-re capaciteit te monteren.
86
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemendie na aankoop van de auto en binnen deaftersales-service worden gemonteerd,moeten voorzien zijn van het merkte-ken:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montagevan zend-/ontvangstapparatuur op voor-waarde dat de montagewerkzaamheden opde juiste wijze bij een gespecialiseerdbedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-wijzingen van de fabrikant in acht moetenworden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage vansystemen de kenmerken van de auto wor-den gewijzigd, kan het rijbewijs wordeningenomen door de bevoegde instanties eneventueel de garantie komen te vervallenbij defecten die veroorzaakt zijn door debovengenoemde modificatie of op defectendie direct of indirect daarvan het gevolgzijn.
Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijzeverantwoordelijk voor schade die hetgevolg is van de installatie van accessoiresdie niet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverdof aanbevolen en die niet conform de gele-verde instructies zijn geïnstalleerd.
87
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
Tankinhoud
Om te zorgen dat de tank vollediggevuld wordt, moet u twee keer bijvul-len nadat het vulpistool voor de eerstekeer afslaat. Vul niet nog een keer bij omstoringen in het brandstofsysteem tevoorkomen.
TANKDOP fig. 116
Om te tanken moet u het klepje A ope-nen, de contactsleutel in het slot stekenen linksom draaien en vervolgens de dopB losdraaien.
Door de hermetische afsluiting van detank kan de druk in de tank iets ver-hoogd zijn. Het is daarom normaal als ubij het losdraaien van de tankdop eensissend geluid hoort.
Haak tijdens het tanken de dop aan hetklepje C.
fig. 116 F0F0107m
Kom niet dicht bij de vul-opening met open vuur of
een brandende sigaret: brandge-vaar. Houd uw hoofd ook niet dichtbij de vulopening om te voorkomendat u schadelijke dampen inademt.
ATTENTIETANKEN MET DE FIATSCUDO
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-baarheid van de dieselbrandstof verminde-ren door de vorming van paraffine, waar-door het brandstofsysteem niet meer goedwerkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er,afhankelijk van het seizoen, dieselbrandstofgeleverd die speciaal voor de zomer, voorde winter en voor zeer lage temperaturen(bergachtige/koude gebieden) is ontwik-keld. Als dieselbrandstof wordt getankt dieniet toereikend is voor de gebruikstempe-ratuur, raden wij aan de dieselbrandstof temengen met het vorstbeveiligingsmiddelTUTELA DIESEL ART in de verhouding diein de gebruiksaanwijzing van het middel isaangegeven. Doe eerst het middel in detank en voeg daarna de dieselbrandstof toe.
Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stil-staat in bergachtige/koude gebieden, is hetraadzaam dieselbrandstof te tanken die terplaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam eenhoeveelheid brandstof in de tank te houdendie groter is dan 50% van de nuttigeinhoud.
Gebruik uitsluitend diesel-brandstof voor motorvoer-tuigen die voldoet aan deEuropese specificatie
EN590. Het gebruik van andere pro-ducten of mengsels kan de motoronherstelbaar beschadigen en hetvervallen van de garantie tot gevolghebben. Mocht u onverhoopt eenander type brandstof tanken, danmag de motor niet worden gestart enmoet de brandstoftank worden afge-tapt. Ook als de motor slechts kortheeft gedraaid, moet naast de brand-stoftank, ook alle brandstof uit hetgehele brandstofcircuit worden afge-tapt.
88
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING BESCHERMING VAN
HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor die-selmotoren zijn:
oxidatiekatalysator;
uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
roetfilter (DPF) (indien aanwezig).
DPF-ROETFILTER (DIESEL PAR-TICULATE FILTER) (indien aan-wezig)
Het DPF-roetfilter (Diesel ParticulateFilter) is een mechanisch filter in het uit-laatsysteem dat de partikels in het uit-laatgas van dieselmotoren opvangt.
Het filter vangt bijna de totale hoeveel-heid roetdeeltjes op, waardoor voldaanwordt aan de huidige /toekomstige wet-telijke normen.
Tijdens het normale gebruik van de autoregistreert de inspuitregeleenheid een aan-tal gegevens met betrekking tot hetgebruik (gebruiksduur, type traject, bereik-te temperatuur enz.) en berekent de hoe-veelheid verzameld roet in het filter.
Het filter verzamelt de roetdeeltjes enmoet periodiek worden geregenereerd(schoongemaakt) door de roetdeeltjeste verbranden.
De regeneratieprocedure wordt gere-geld door de inspuitregeleenheid opbasis van de hoeveelheid opgevangenroetdeeltjes en de bedrijfsomstan-digheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgendeworden waargenomen: een beperktetoerentalverhoging, inschakeling van deelektroventilateur, een beperkte toena-me van de rook uit de uitlaat en eenhogere temperatuur bij de uitlaat. Ditzijn geen storingen en deze situatie heeftgeen invloed op het milieu of het gedragvan de auto.
Onder normale bedrijfs-omstandigheden bereikt het
roetfilter (DPF) (indien aanwezig)hoge temperaturen. Parkeer daaromniet boven brandbare materialen(gras, droge bladeren, dennen-naalden enz.): brandgevaar.
ATTENTIE
Onder normale bedrijfsom-standigheden bereikt de
katalysator hoge temperaturen.Parkeer daarom niet boven brand-bare materialen (gras, droge blade-ren, dennennaalden enz.): brandge-vaar.
ATTENTIE
89
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... 90
SBR-SYSTEEM ....................................................................... 92
GORDELSPANNERS .......................................................... 92
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 95
MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE ........................... 101
FRONTAIRBAGS ................................................................. 102
ZIJ-AIRBAGS ......................................................................... 105
VVVVEEEEIIIILLLLIIIIGGGGHHHHEEEEIIIIDDDD
90
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DEVEILIGHEIDSGORDELS fig. 1
Ga goed rechtop zitten, steun tegen derugleuning en leg dan de gordel om.
Trek de gordel uit en maak de gordel vastdoor de gesp A in de sluiting B te druk-ken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel derolautomaat blokkeert, laat dan de gordeleen stukje teruglopen en trek de gordelvervolgens weer geleidelijk uit.
Druk, om de gordel los te maken, op deknop C. Begeleid de gordel tijdens het te-ruglopen om te voorkomen dat de gor-delband draait.
Via de rolautomaat wordt de lengte vande gordel automatisch aangepast aan hetpostuur van de drager, waarbij voldoendebewegingsruimte overblijft.
Als de auto op een steile helling staat, kande rolautomaat blokkeren; dit is een nor-maal verschijnsel. Bovendien blokkeert derolautomaat als u de gordel snel uittrekt.Hij blokkeert ook bij hard remmen, bot-singen en bij hoge snelheden in bochten.
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgordels met rolautomaat.
fig. 1 F0P0108m
fig. 2 F0P0111m
fig. 3 F0P0112m
Druk tijdens het rijden nietop de knop C-fig. 1.
ATTENTIE
Bedenk dat achterpassagiersdie geen gordel dragen, tij-
dens een ernstig ongeval niet alleenzelf aan gevaar worden blootgesteldmaar ook gevaar opleveren voor deinzittenden voor.
ATTENTIE
Controleer of de rugleuningaan beide zijden goed ver-
grendeld is om te voorkomen dat ingeval van bruusk remmen, de rugleu-ning naar voren kan klappen en depassagiers kan verwonden.
ATTENTIE
91
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
HOOGTEVERSTELLLING VANDE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 4
De hoogte van de gordel moet altijd wor-den aangepast aan het postuur van de in-zittende. Zo wordt de kans op letsel bij eenongeval verkleind. De gordel is goed afge-steld als hij over de schouder halverwegetussen nek en uiteinde van de schouder ligt.
Druk om de hoogte in te stellen op deknop A en schuif de beugel omhoog ofomlaag.
De veiligheidsgordels mogenalleen worden versteld als de
auto stilstaat.
ATTENTIE Controleer na het afstellenaltijd of de beugel in een van
de vaste posities is geblokkeerd. Laatde knop los en trek aan de gordel, zo-dat het bevestigingspunt blokkeert,als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
ATTENTIE
fig. 4 F0P0109m fig. 5 F0P0110m
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDS-GORDEL VAN DE MIDDELSTEZITPLAATS (indien aanwezig)
De driepunts-veiligheidsgordel van de mid-delste aparte zitplaats kan zijn uitgerustmet een rolautomaat A-fig. 5.
Bedenk dat achterpassagiersdie geen gordel dragen tij-
dens een ernstig ongeval, niet alleenzelf een verhoogd risico lopen, maarook gevaar opleveren voor de inzit-tenden voor.
ATTENTIE
92
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere beschermingzijn de veiligheidsgordels voor van de au-to voorzien van gordelspanners. Dit sys-teem trekt bij een heftige botsing de gor-del enige centimeters aan. Op deze wijzeworden de inzittenden veel beter op hunplaats gehouden en wordt de voorwaart-se beweging beperkt.
Het blokkeren van de veiligheidsgordelsgeeft aan dat de gordelspanner in werkingis geweest; de gordel wordt niet meer op-gerold, ook niet als hij wordt begeleid.
BELANGRIJK Voor een maximale be-scherming door de gordelspanner moetde veiligheidsgordel zo worden omgelegddat hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspannerkan er een beetje rook ontsnappen. De-ze rook is niet schadelijk en duidt niet opbrand.
De gordelspanner behoeft geen enkel on-derhoud of smering.
Elke verandering van de oorspronkelijkestaat zal de doelmatigheid verminderen.
Als de gordelspanner door extreme na-tuurlijke omstandigheden (overstromin-gen, zeestormen) met water en modderin contact is geweest, dan moet de span-ner worden vervangen.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de bescherming van de inzittenden bijeen ongeval te vergroten, zijn de oprol-automaten van de gordels voor voorzienvan trekkrachtbegrenzers die tijdens eenfrontale aanrijding de piekbelasting op deborst en schouders beperken.
De gordelspanner werktslechts eenmaal. Als de gor-
delspanners hebben gewerkt, moet uzich tot de Fiat-dealer wenden om zete laten vervangen. De geldigheid vanhet systeem staat vermeld op eenplaatje dat zich in het dashboard-kastje bevindt: laat voor het verstrij-ken van deze termijn het systeemdoor de Fiat-dealer vervangen.
ATTENTIE
Werkzaamheden in de buurtvan de gordelspanners, waar-bij stoten, sterke trillingen ofverhitting optreden (maxi-
maal 100°C gedurende ten hoogste 6uur), kunnen de gordelspanners be-schadigen of activeren: bij die omstan-digheden horen niet trillingen die voort-gebracht worden door een slecht weg-dek of door contacten met kleine ob-stakels zoals trottoirs. Als er iets aan degordelspanners moet gebeuren, dient uzich tot een Fiat-dealer te wenden.
SBR-SYSTEEM
De auto is uitgerust met het SBR-systeem(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit eenakoestisch waarschuwingssysteem dat, sa-men met het brandende lampje < op hetinstrumentenpaneel, de bestuurder en depassagier voor waarschuwt als de veilig-heidsgordel niet is omgelegd.
Het akoestische signaal kan tijdelijk (tot-dat de motor wordt uitgezet) worden uit-geschakeld. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de veiligheidsgordel aan bestuur-ders- en passagierszijde vast;
draai de contactsleutel in stand M;
wacht langer dan 20 seconden en maakdan ten minste een van de veiligheids-gordels los.
Wendt u tot de Fiat-dealer om het sys-teem uit te schakelen.
93
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ALGEMENE OPMERKINGENOVER HET GEBRUIK VANVEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te houdenaan de wettelijke voorschriften met be-trekking tot het verplichte gebruik van deveiligheidsgordels (en de inzittenden eropattent te maken). Leg de veiligheidsgor-del altijd om voordat u vertrekt.
Ook vrouwen die in verwachting zijn moe-ten een gordel dragen: ook voor hen (zo-wel voor de aanstaande moeder als hetkind) is de kans op letsel bij een ernstigongeval kleiner als ze een gordel dragen.
Uiteraard moeten zwangere vrouwen hetonderste deel van de gordel meer naar be-neden omleggen, zodat de gordel onderde buik langs loopt fig. 6.
fig. 6 F0P0129m fig. 7 F0P0130m fig. 8 F0P0131m
De gordelband mag nooitgedraaid zijn. Het diagonale
gordelgedeelte moet via het middenvan de schouder schuin over de borstliggen. Het horizontale gordelgedeel-te moet over het bekken fig. 7 en nietover de buik liggen. Gebruik geenvoorwerpen (wasknijpers, klemmenenz.) die een goed aansluiten van degordel op het lichaam verhinderen.
ATTENTIE
94
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Voor maximale veiligheidmoet u de rugleuning recht-
op zetten, tegen de leuning aan gaanzitten en de gordel goed laten aan-sluiten op borst en bekken. Draag al-tijd veiligheidsgordels zowel voor alsachter in de auto! Rijden zonder vei-ligheidsgordels vergroot het risico opernstig letsel of dodelijke afloop bijeen ongeval.
ATTENTIE
Het is streng verboden onder-delen van de veiligheidsgordels
of gordelspanners te demonteren ofopen te maken. Werkzaamheden aande veiligheidsgordels en gordelspannersmoeten worden uitgevoerd door ge-kwalificeerd personeel. Wendt u altijdtot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Als de gordel aan een zwarebelasting wordt blootgesteld
(bijvoorbeeld tijdens een ongeval),dan moet de gordel samen met deverankeringen, bevestigingspunten ende gordelspanners worden vervangen.Ook als de schade niet zichtbaar is,dan kan de gordel toch verzwakt zijn.
ATTENTIEIedere gordel dient slechtster bescherming van een en-
kel persoon: gebruik de gordel nietvoor een kind dat bij een volwasseneop schoot zit, waarbij de gordel bei-den zou moeten beschermen. Plaatsbovendien geen enkel voorwerp tus-sen de gordel en het lichaam van eeninzittende fig. 8.
ATTENTIE
95
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
HOE U DEVEILIGHEIDSGORDELS INOPTIMALE STAAT HOUDT
Voor het juiste onderhoud van de veilig-heidsgordels moeten de volgende aanwij-zingen zorgvuldig worden opgevolgd:
zorg dat de gordel goed uitgetrokkenen niet gedraaid is; controleer ook ofde oprolautomaat zonder haperingenwerkt;
vervang de gordels na een ongeval, ookal zijn ze ogenschijnlijk niet beschadigd.Vervang de gordels ook als de gordel-spanners in werking zijn geweest;
u kunt de gordels met de hand wassenmet water en een neutrale zeep. Spoelze uit en laat ze in de schaduw drogen.Gebruik geen bijtende, blekende ofkleurende middelen. Vermijd het ge-bruik van alle chemische producten diehet weefsel van de gordel kunnen aan-tasten;
voorkom dat vocht in de oprolauto-maat komt: de werking van de oprol-automaten is alleen gegarandeerd, alsze niet nat zijn geweest;
vervang de gordels bij tekenen van slij-tage of beschadigingen.
Voor optimale bescherming bij een onge-val moeten alle inzittenden zittend reizenen beschermd worden door goedgekeur-de veiligheidssystemen.
Dit geldt met name voor kinderen.
Dit is een wettelijk voorschrift volgensrichtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van deEuropese Unie.
Het hoofd van kleine kinderen is in ver-houding met de rest van het lichaam gro-ter en zwaarder dan dat van volwassenen,terwijl spieren en botstructuur nog niet vol-ledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten klei-ne kinderen door andere systemen be-schermd worden dan door de veiligheids-gordels.
De resultaten van het onderzoek over deoptimale bescherming van kleine kinderenzijn opgenomen in de Europese ECE/R44-voorschriften die wettelijk verplicht zijn. Desystemen zijn onderverdeeld in vijf groe-pen:
Groep 0 gewicht tot aan 10 kg
Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg
Groep 1 gewicht: 9-18 kg
Groep 2 gewicht: 15-25 kg
Groep 3 gewicht: 22-36 kg
Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-lapping tussen de groepen; daarom zijn inde handel systemen verkrijgbaar die ge-schikt zijn voor verschillende gewichts-groepen.
Alle systemen moeten zijn voorzien vande typegoedkeuring en van een goed vast-gehecht plaatje met het controlemerk, databsoluut niet mag worden verwijderd.
KINDEREN VEILIG VERVOEREN
96
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben, ongeacht de zwaarte van het on-geluk. Wij raden u aan kinderen altijdin een geschikt kinderzitje op de zit-plaatsen achter te vervoeren, omdatdie plaatsen bij een ongeval de mees-te bescherming bieden.
ATTENTIEZEER GEVAARLIJK: Monteerabsoluut geen kinderzitje ach-terstevoren op de passagiers-stoel voor als de frontairbagaan passagierszijde is inge-schakeld. Als bij een ongeval
de airbag in werking treedt (opblaast),kan dit ernstig letsel en zelfs de doodtot gevolg hebben. Wij raden u aan kin-deren altijd op de zitplaatsen achterte vervoeren, omdat die plaatsen bij eenongeval de meeste bescherming bieden.Monteer absoluut geen kinderzitje opde stoel van de passagier voor als dezeis uitgerust met een airbag. Als bij eenongeval de airbag in werking treedt (op-blaast), kan dit ernstig letsel en zelfs dedood tot gevolg hebben, onafhankelijkvan de zwaarte van het ongeluk.
ATTENTIEKinderen met een lengte van meer dan1,50 m worden, met betrekking tot de vei-ligheidssystemen, gelijkgesteld met vol-wassenen en moeten dan ook normaal deveiligheidsgordels omleggen.
In het Fiat Lineaccessori-programma zijnkinderzitjes opgenomen voor elke ge-wichtsgroep. Wij raden u deze kinderzit-jes aan omdat ze speciaal ontworpen enontwikkeld zijn voor de Fiat-modellen.
97
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GROEP 0 en 0+Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes wor-den vervoerd die achterstevoren zijn ge-plaatst, waardoor het achterhoofd wordtgesteund en bij plotseling remmen de nekniet wordt belast.Het wiegje moet op zijn plaats worden ge-houden door de veiligheidsgordel van deauto fig. 9 en het kind moet op zijn beurtworden beschermd door de gordel vanhet wiegje zelf.
fig. 9 F0P0310m
De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdtu voor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabri-
kant is verplicht deze instructies bij te leveren.
ATTENTIE
Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1.Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels ach-
ter en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kanhet gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussentussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdtu voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.
ATTENTIE
fig. 10 F0P0311m fig. 11 F0P0312m
GROEP 2
Kinderen met een gewicht tussen 15 en25 kg kunnen direct door de veiligheids-gordels van de auto worden beschermdfig. 11. Kinderen moeten zo in de kin-derzitjes worden geplaatst, dat het diago-nale gordelgedeelte schuin over de borsten niet langs de nek ligt. Het horizontalegordelgedeelte moet over het bekken enniet over de buik van het kind liggen.
GROEP 1
Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18kg moeten worden vervoerd in kinder-zitjes met een kussen die naar voren zijngekeerd, waarbij de veiligheidsgordel vande auto zowel het kinderzitje als het kindop zijn plaats moet houden fig. 10.
De afbeelding dient alleenter illustratie van de bevesti-
ging. Houdt u voor de montage vanhet kinderzitje aan de instructies. Defabrikant is verplicht deze instructiesbij te leveren.
ATTENTIE
98
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GROEP 3
Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en36 kg is de borstomvang van dien aard datde kinderen gewoon tegen de rugleuningkunnen steunen en niet meer in een kin-derzitje hoeven te worden vervoerd.
In fig. 12 wordt een voorbeeld gegevenvan de juiste positie van het kind op deachterbank.
Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kun-nen net zoals volwassenen de veiligheids-gordels omleggen.
fig. 12 F0P0313m
De afbeelding dient alleenter illustratie van de bevesti-
ging. Houdt u voor de montage vanhet kinderzitje aan de instructies. Defabrikant is verplicht deze instructiesbij te leveren.
ATTENTIE
STOELEN EERSTE RIJ
99
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN KINDERZITJES
De Fiat Scudo voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen in de auto. Zie de volgende tabel:
LegendaU: geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.X: geen enkel kinderzitjeL: geschikt voor kinderzitjes die speciaal ontworpen zijn voor de vermelde groep. Deze kinderzitjes zijn opgenomen in het Fiat Lineaccessori-programma.
Aparte stoel passa-gierszijde
Bank zijzitplaats passa-gierszijde
Bank middelste zit-plaats
U
U
X
U
U
U
U
L
U
U
U
U
L
U
U
U
U
L
U
U
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD
Zijzitplaatsen
Zitplaats in hetmidden
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD
GEWICHT VAN HET KIND EN RICHTLEEFTIJD
Lager dan 13 kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
GEWICHT VAN HET KIND EN RICHTLEEFTIJD
Lager dan 13 kg Van 9 tot 18 kg Van 15 tot 25 kg Van 22 tot 36 kg(groep 0 en 0+) (groep 1) (groep 2) (groep 3)
100
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Hieronder zijn de richtlijnen vooreen veilig vervoer van kinderenaangegeven. U dient zichhieraan te houden.
1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur opeen van de zitplaatsen achter omdat de-ze plaatsen bij een ongeval de meeste be-scherming bieden.
2) Als de airbag aan passagierszijde bui-ten werking wordt gesteld, moet altijd ge-controleerd worden of het betreffendegele lampje op het instrumentenpaneelcontinu brandt.
3) Houdt u bij de montage van het kin-derzitje strikt aan de instructies. De fa-brikant is verplicht deze instructies bij televeren. Bewaar de instructies samen methet instructieboekje in de auto. Monteergeen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-bruiksaanwijzingen ontbreken.
4) Controleer of de gordels goed zijnvastgemaakt door aan de gordelband tetrekken.
5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeldvoor slechts één kind: vervoer nooit tweekinderen in een systeem.
6) Controleer altijd of de gordel nietlangs de nek van het kind loopt.
7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kindgeen afwijkende houding aanneemt of degordels losmaakt.
8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,ook geen pasgeboren kinderen. Niemandis sterk genoeg om ze bij een ongeval vastte houden.
9) Na een ongeval moet het zitje dooreen nieuw exemplaar worden vervangen.
Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op
de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben, ongeacht de zwaarte van het on-geluk. Wij raden u aan kinderen altijdin een geschikt kinderzitje op de zit-plaatsen achter te vervoeren, omdatdie plaatsen bij een ongeval de mees-te bescherming bieden.
ATTENTIE
101
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
MONTAGE-VOORBEREIDINGVOOR “ISOFIXUNIVERSEEL”-KINDERZITJE
De auto is voorbereid op de montage van“Isofix Universeel”-kinderzitjes; een nieuwgestandaardiseerd Europees systeem voorhet vervoeren van kinderen.
In fig. 13 is een voorbeeld gegeven vanhet kinderzitje.
Het Isofix Universeel-kinderzitje is er voordrie gewichtsgroepen: 1.
Vanwege het verschillende bevestigings-systeem, moet het kinderzitje aan de daar-voor bestemde onderste metalen beugelsA-fig. 14 worden bevestigd. Deze bevin-den zich tussen de rugleuning en zitting vande achterbank. Bevestig daarna de boven-ste riem (bij het kinderzitje geleverd) aande beugel A-fig. 15 aan de achterkant vande rugleuning ter hoogte van het zitje.
Er kan ook een mengvorm worden geko-zen, een traditioneel kinderzitje en een“Isofix Universeel”-kinderzitje.
Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinder-zitjes, alle zitjes gebruikt kunnen wordendie goedgekeurd zijn volgens de ECER44/03-richtlijn “Isofix Universeel”.
fig. 14 F0P0315m
fig. 13 F0P0314m fig. 15
A
F0P0316m
Monteer het kinderzitje al-leen als de auto stilstaat. Het
kinderzitje is op de juiste wijze aan debeugels bevestigd als u het hoort ver-grendelen. Houdt u in ieder geval aande instructies voor de montage, de de-montage en de plaatsing. De fabrikantvan het kinderzitje is verplicht deze in-structies bij te leveren.
ATTENTIEIn het Fiat Lineaccessori-programma is een“Duo Plus” “Isofix Universeel”-kinderzit-je beschikbaar.
Zie voor meer informatie over de mon-tage en/of het gebruik van het kinderzit-je, het “Instructieboekje” dat bij het kin-derzitje wordt geleverd.
102
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAGS
De auto is uitgerust met frontairbags, aanbestuurders- en passagierszijde, en eenknie-airbag aan bestuurderszijde (indienaanwezig).
De frontairbags (bestuurder en passagier)en de knie-airbag aan bestuurderszijde (in-dien aanwezig) beschermen de inzittendenvoor bij middelzware en zware frontalebotsingen, door het opblazen van eenluchtkussen tussen de inzittende en hetstuurwiel of het dashboard.
Als de airbags niet worden geactiveerd bijandere soorten botsingen (zijdelings, vanachter, over de kop slaan enz), betekentdit niet dat het systeem niet goed func-tioneert.
Bij een frontale botsing zorgt een regel-eenheid ervoor, indien nodig, dat het kus-sen wordt opgeblazen. Het kussen blaastonmiddellijk op, waardoor het lichaam vande inzittenden voor wordt opgevangen ende kans op letsel beperkt wordt. Directdaarna loopt het kussen weer leeg.
De frontairbags (bestuurder en passagier)en de knie-airbag aan bestuurderszijde (in-dien aanwezig) zijn geen vervanging voorde veiligheidsgordels, maar een aanvulling.Draag dus altijd veiligheidsgordels. Bo-vendien is het dragen van veiligheidsgor-dels wettelijk verplicht in Europa (en in demeeste landen daarbuiten).
B
B1
A
GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEEL-KINDERZITJES
In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkhe-den weergegeven van de montage van de Isofix Universeel-kinderzitjes op de stoelendie zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Richting Maat- Plaats Isofixkinderzitje indeling Isofix achter a/d zijkant
IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevesti-gingspunt boven) die in de rijrichting bevestigd moeten worden en goedgekeurdzijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.
IUF
IUF
IUF
In de rijrichting
In de rijrichting
In de rijrichting
Groep I van 9 tot 18 kg
103
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAG AANPASSAGIERSZIJDE (indienaanwezig) fig. 17
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussenmet een groter volume dan dat aan be-stuurderszijde. Het kussen is in een daar-voor bestemde ruimte in het dashboardgeplaatst.
fig. 16 F0P0113m
fig. 17 F0P0114m
Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij dewerking van de veiligheidsgordel vol-doende is) worden de airbags niet geacti-veerd. Daarom is het gebruik van de vei-ligheidsgordels absoluut noodzakelijk,want de gordel houdt de inzittende bij eenzijdelingse botsing in de juiste positie envoorkomt dat de inzittende uit de autowordt geslingerd bij zware botsingen.
FRONTAIRBAG AANBESTUURDERSZIJDE fig. 16
Deze bestaat uit een opblaasbaar kussendat in een daarvoor bestemde ruimte inhet midden van het stuurwiel is geplaatst.
Plaats geen stickers of ande-re objecten op het stuurwiel,
op het deksel van de airbag aan pas-sagierszijde of op de zijkant van dehemelbekleding. Plaats geen voor-werpen op het dashboard aan de pas-sagierszijde (bijv. een mobiele tele-foon), omdat deze het correct ope-nen van de airbag aan passagierszij-de kunnen hinderen en de inzittendenernstig kunnen verwonden.
ATTENTIEAls de frontairbags volledig opgeblazenzijn, vullen zij het grootste deel van deruimte tussen het stuurwiel en de be-stuurder en het dashboard en de voor-passagier.
Bij een ongeval kan een inzittende die geenveiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-tact komen met een airbag die nog nietvolledig opgeblazen is. Hierdoor wordt deinzittende minder door de airbag be-schermd.
De frontairbags kunnen in de volgende ge-vallen niet worden geactiveerd:
bij frontale botsingen, met een anderdeel van de auto dan het front, tegenmakkelijk vervormbare objecten (bijv.als het voorspatbord tegen de vangrailkomt of tegen grindhopen);
als de auto onder andere auto’s of vei-ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-beeld onder vrachtwagens of de vang-rail); omdat geen enkele aanvullendebescherming wordt geboden op de vei-ligheidsgordels. Als de airbags in dezegevallen niet geactiveerd worden, be-tekent dit niet dat het systeem nietgoed functioneert.
104
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
FRONTAIRBAG EN SIDEBAG (indien aanwezig) AANPASSAGIERSZIJDE HANDMATIGUITSCHAKELEN
Als het absoluut noodzakelijk is een kindop de passagiersstoel voor te vervoeren,moeten de frontairbag en de sidebag (in-dien aanwezig) aan passagierszijde wordenuitgeschakeld.
De schakelaar fig. 18 bevindt zich op derand van het dashboardkastje; open hetklepje van het dashboardkastje om deschakelaar te bereiken.
ZEER GEVAARLIJK: Monteerabsoluut geen kinderzitjeachterstevoren op de passa-giersstoel voor als de front-airbag aan passagierszijde isingeschakeld (ON). Als bij
een ongeval de airbag in werkingtreedt (opblaast), kan dit ernstig letselen zelfs de dood tot gevolg hebben. Alser geen andere mogelijkheid is, moetin ieder geval de airbag aan passa-gierszijde uitgeschakeld worden als hetkinderzitje op de passagiersstoel voorwordt geplaatst. Bovendien moet destoel zo ver mogelijk naar achteren zijngeschoven om te voorkomen dat hetkinderzitje eventueel in aanrakingkomt met het dashboard. Ook als hetniet wettelijk verplicht is, raden wij uaan, voor een optimale beschermingvan de volwassenen, de airbag onmid-dellijk weer in te schakelen zodra ergeen kinderen meer vervoerd worden.
ATTENTIE
fig. 18 F0P0115m
Draai met de contactsleutel het slot vande schakelaar in stand OFF om de airbaguit te schakelen of in stand ON om de air-bag in te schakelen.
Het waarschuwingslampje “op het dash-board blijft continu branden totdat defrontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-dien aanwezig) aan passagierszijde op-nieuw worden ingeschakeld.
105
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
ZIJ-AIRBAGS
De auto is uitgerust met zij-airbags voor(Side Bags voor) aan bestuurders- en pas-sagierszijde (indien aanwezig) voor be-scherming van borst-bekken en headbagsvoor en achter (Window Bags) (indienaanwezig).
De zij-airbags (indien aanwezig) bescher-men de inzittenden bij middelzware enzware zijdelingse aanrijdingen, door hetopblazen van een luchtkussen tussen deinzittende en de interieurdelen aan de zij-kant van de auto.
Als de zij-airbags niet worden geactiveerdbij andere soorten botsingen (frontaal, vanachter, over de kop slaan enz.), betekentdit niet dat het systeem niet goed func-tioneert.
Bij een zijdelingse aanrijding zorgt de cen-trale regeleenheid ervoor, indien nodig,dat het kussen opblaast. Het kussen blaastonmiddellijk op, waardoor het lichaam vande inzittenden wordt opgevangen en dekans op letsel wordt beperkt. Direct daar-na loopt het kussen weer leeg.
De zij-airbags (indien aanwezig) zijn geenvervanging voor de veiligheidsgordels,maar een aanvulling. Draag dus altijd vei-ligheidsgordels. Bovendien is het dragenvan veiligheidsgordels wettelijk verplichtin Europa (en in de meeste landen daar-buiten).
fig. 19 F0P0116m
ZIJ-AIRBAGS VOORBESCHERMING VANBORSTKAS/BEKKEN (SIDEBAGS) fig. 19 (indien aanwezig)
Deze sidebags zijn kussens die zich snelopblazen en bevinden zich in de rugleuningvan de voorstoelen, en hebben tot doel deborstkas en het bekken van de inzittendente beschermen bij middelzware en zwarezijdelingse aanrijdingen.
106
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
HEADBAGS (WINDOW BAGS)fig. 20 (indien aanwezig)
De headbag is een “gordijn”-systeem enbevindt zich aan de rechter- en aan de lin-kerzijde in de hemelbekleding aan de zij-kant en is afgedekt met een afwerklijst.
De headbags bieden bescherming aan hethoofd van de inzittenden voor en achtertijdens een zijdelingse botsing, dankzij hetgrote effectieve oppervlak van de kussens.
BELANGRIJK De inzittende wordt bij eenzijdelingse botsing optimaal door het systeembeschermd als hij/zij in de juiste positie in destoel zit. Hierdoor kunnen de zij-airbags opde juiste wijze worden opgeblazen.
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-air-bags kunnen ook worden geactiveerd bijkrachtige stoten aan de onderzijde van decarrosserie, bijvoorbeeld bij zware bot-singen tegen drempels of stoepranden ofobstakels op het wegdek of als de auto te-recht komt in grote gaten of verzakkingenin het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbags in werkingtreden, ontsnapt een beetje rook. Dezerook is niet schadelijk en duidt niet opbrand; bovendien kan het oppervlak vanhet opgeblazen kussen en het interieur vande auto bedekt zijn met een laagje poeder:dit poeder kan de huid en de ogen irrite-ren. Als u hiermee in aanraking bent ge-komen, moet u zich met neutrale zeep enwater wassen.
De geldigheidsduur van de pyrotechnischelading en van het spiraalmechanisme zijnvermeld op het betreffende plaatje in hetdashboardkastje. Na deze periode moe-ten ze door de Fiat-dealer worden ver-vangen.
fig. 20 F0P0117m
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij eenof meerdere veiligheidssystemen zijn ge-activeerd, dient u contact op te nemenmet de Fiat-dealer om de geactiveerdesystemen te laten vervangen en de wer-king van het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparatiesen de vervanging van de airbag moetendoor de Fiat-dealer worden uitgevoerd.
Aan het einde van de lange levensduur vanuw auto, moet u contact opnemen met deFiat-dealer om het systeem buiten wer-king te laten stellen, bovendien moet bijverkoop van de auto de nieuwe eigenaarop de hoogte gesteld worden van het ge-bruik en de instructies, en moet hij het in-structieboekje ontvangen.
107
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Steun niet met het hoofd, dearmen of de ellebogen tegen
het portier, de ruiten of in het gebiedvan de headbag (Window Bag) omverwondingen tijdens het opblazen tevoorkomen.
ATTENTIE
Steek nooit het hoofd, de ar-men of de ellebogen uit het
raam.
ATTENTIE
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel instand M draait en het lamp-
je ¬ gaat niet branden of blijft bran-den tijdens het rijden, dan is er mo-gelijk een storing in de veiligheidssys-temen; in dat geval kunnen de airbagsof gordelspanners niet geactiveerdworden bij een ongeval of, in een zeerbeperkt aantal gevallen, niet op dejuiste wijze geactiveerd worden. Voor-dat u verder rijdt, dient u contact opte nemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.
ATTENTIE
Bedek de rugleuning van destoelen voor en achter niet
met hoezen of kleden die niet zijnvoorbereid op het gebruik met side-bags.
ATTENTIE
Reis niet met voorwerpen opschoot of voor de borst en
houd vooral geen pijp, potlood, enzin de mond. Bij een ongeval waarbijde airbag in werking treedt, kan diternstig letsel veroorzaken.
ATTENTIEBELANGRIJK Het in werking treden vande gordelspanners, de frontairbags en dezij-airbags voor wordt door de elektro-nische regeleenheid bepaald, afhankelijkvan het type ongeval. Als een van deze on-derdelen niet in werking treedt, dan duidtdat niet op een storing in het systeem.
Rijd altijd met beide handenop de stuurwielrand, zodat
bij het in werking treden van de air-bag, het systeem niet wordt gehinderddoor obstakels. Rijd niet met voor-over gebogen lichaam, maar ga goedrechtop zitten en steun tegen de rug-leuning.
ATTENTIE
108
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
Als de contactsleutel in standM staat, kunnen, ook bij uit-
gezette motor, de airbags inschake-len als de auto stilstaat en de autofrontaal wordt aangereden door eenandere auto. Daarom mogen, ook alsde auto stilstaat, absoluut geen kin-deren op de passagiersstoel voor wor-den geplaatst. Als de contactsleutelechter in stand S staat, wordt bij eenongeval geen enkel beveiligingssys-teem (airbag of gordelspanners) ge-activeerd; als een systeem niet in wer-king treedt, betekent dit niet dat hetsysteem niet goed werkt.
ATTENTIE
De stoelen mogen niet metwater worden afgenomen of
met stoom worden gereinigd (met dehand of in een automatisch wasap-paraat).
ATTENTIE
De frontairbag treedt in wer-king als de botsing zwaarder
is dan een botsing waarbij alleen degordelspanners worden geactiveerd.Bij aanrijdingen die tussen die tweedrempelwaarden inliggen, treden al-leen de gordelspanners in werking.
ATTENTIE
Haak geen harde voorwer-pen aan de kledinghaakjes
en aan de steunhandgrepen.
ATTENTIE
De airbag is geen vervangingvoor de veiligheidsgordels,
maar een aanvulling. Omdat de front-airbags niet worden geactiveerd bij fron-tale botsingen bij lage snelheid, bij zij-delingse aanrijdingen en als de auto vanachter wordt aangereden of over de kopslaat, worden in deze gevallen de inzit-tenden uitsluitend door de veiligheids-gordels beschermd. De gordels moetendus altijd gedragen worden.
ATTENTIE
Als u de contactsleutel instand M draait, gaat het
lampje “(met de frontairbag aan pas-sagierszijde ingeschakeld) enkele se-conden knipperen, om u eraan te her-inneren dat de airbag aan passagiers-zijde bij een botsing wordt geactiveerd.Hierna moet het lampje doven.
ATTENTIE
Laat bij diefstal of een po-ging tot diefstal, bij bescha-
diging of als de auto bij een overstro-ming onder water is geweest, het air-bagsysteem door een Fiat-dealer con-troleren.
ATTENTIE
109
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 110
PARKEREN ............................................................................ 112
GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ........................................................... 113
BRANDSTOFBESPARING ................................................. 114
WINTERBANDEN .............................................................. 117
SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 117
AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 118
SSSSTTTTAAAARRRRTTTTEEEENNNN EEEENNNN RRRRIIIIJJJJDDDDEEEENNNN
MOTOR STARTEN
De auto is uitgerust met een elektronischestartblokkering: zie bij startproblemen deparagraaf “Fiat CODE” in het hoofdstuk“Dashboard en bediening”.
Direct na het starten van de motor, voor-al als de auto langere tijd niet is gebruikt,kan de motor iets meer geluid produce-ren. Dit geluid, dat niet schadelijk is voorde werking van de motor, wordt veroor-zaakt door de hydraulische klepstoters:het distributiesysteem van de auto dat bij-draagt aan een vermindering van de on-derhoudswerkzaamheden.
110
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Het verdient aanbeveling omgedurende de eerste kilome-ters niet de maximale presta-ties van uw auto te eisen (bijv.
snel accelereren, langdurig rijden methoge toerentallen, krachtig remmenenz.).
Laat de contactsleutel niet inhet contactslot zitten als demotor stilstaat, zodat de accuniet onnodig wordt ontladen.
Het is zeer gevaarlijk om demotor in afgesloten ruimten
te laten draaien. De motor verbruiktzuurstof en produceert koolmonoxi-de en andere giftige stoffen.
ATTENTIE
Houd er rekening mee datde rem- en de stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de motorniet is aangeslagen, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening vanhet rempedaal en het stuur.
ATTENTIE
STARTPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
trek de handrem aan;
zet de versnellingspook in de vrijstand;
draai de contactsleutel in stand M: ophet instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje m branden;
wacht tot het lampje m gedoofd is.Hoe warmer de motor, hoe sneller hetlampje dooft;
trap het koppelingspedaal geheel in,zonder het gaspedaal in te trappen;
draai de contactsleutel in stand D di-rect nadat het lampje m gedoofd is.Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-bougies weer afgekoeld. Laat de sleutellos zodra de motor is aangeslagen.
111
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Als de motor bij de eerste poging nietaanslaat, moet u de sleutel terugdraaien instand S voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand M hetlampje m op het display blijft branden,raden wij u aan de sleutel in stand S tedraaien en vervolgens weer in stand M; alshet lampje nog steeds blijft branden, pro-beer het dan met de andere geleverdesleutels.
BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-tel niet in stand M staan als de motor isuitgezet.
Als het lampje m gedurende60 seconden gaat knipperenna het starten of tijdens eenlangdurige startpoging, dan
duidt dat op een storing in het voor-gloeisysteem. Als de motor aanslaat,kunt u de auto op de gewone maniergebruiken, maar wendt u zo snel mo-gelijk tot de Fiat-dealer.
MOTOR OPWARMEN NA HETSTARTEN
Ga als volgt te werk:
rijd rustig weg, laat de motor niet methoge toerentallen draaien en trap hetgaspedaal niet bruusk in;
verlang de eerste kilometers geen maxi-male prestaties. Wij raden u aan tewachten tot de wijzernaald van de koel-vloeistoftemperatuurmeter begint tebewegen.
Houd er rekening mee dat derem- en de stuurbekrachtigingniet werken zolang de motorniet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bedieningvan het rempedaal en het stuur.
Probeer auto’s nooit te star-ten door ze aan te duwen, teslepen of van een helling af telaten rijden. Op die wijze kan
er onverbrande brandstof in de kataly-sator terechtkomen, waardoor dezeonherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR UITZETTEN
Draai de contactsleutel in stand S terwijlde motor stationair draait.
BELANGRIJK Het is beter om de motorna een zware rit even “op adem” te latenkomen. Zet de motor niet onmiddellijk uit,maar laat hem even stationair draaien.Hierdoor kan de temperatuur in de mo-torruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motoruitzet heeft geen enkel nut,verspilt brandstof en is, voor-al voor motoren met turbo-
compressor, schadelijk.
112
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
HANDREM fig. 1
De handrem is aan de linkerzijde van debestuurdersstoel geplaatst.
Om de handrem in te schakelen, moet ude hendel omhoog trekken zodat de au-to blokkeert. Op een vlakke ondergrondhoort de auto geblokkeerd te zijn als dehandrem vier of vijf tanden is aangetrok-ken. Op sterke hellingen en bij een bela-den auto moet de handrem negen of tientanden worden aangetrokken.
BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laatdan de Fiat-dealer de handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en decontactsleutel in stand M staat, gaat op hetinstrumentenpaneel het waarschuwings-lampje x branden.
PARKEREN
Ga als volgt te werk:
zet de motor uit en trek de handremaan;
schakel een versnelling in (de 1e als deweg omhoog loopt, de achteruit als deweg omlaag loopt) en zet de voorwie-len iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat,blokkeer de wielen dan met stenen of wig-gen. Laat de contactsleutel nooit in hetcontactslot zitten omdat hierdoor de ac-cu ontlaadt. Neem bovendien de sleutelaltijd uit het contactslot als u de auto ver-laat.
Laat kinderen nooit alleenachter in de auto. Neem de
sleutel altijd uit het contactslot als ude auto verlaat en neem de sleutelmee.
ATTENTIE
fig. 1 F0P0118m
Handrem uitschakelen:
trek de hendel iets omhoog en druk opde ontgrendelknop A;
houd de knop A ingedrukt en en laatde hendel zakken. Het lampje x ophet instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachtse bewegingen van de au-to te voorkomen, moet bij het bedienenvan de handrem het rempedaal worden in-getrapt.
Als de auto is uitgerust metwielophanging met luchtve-ring en u de auto parkeert,moet u altijd controleren of er
voldoende ruimte is boven het dak enrond de auto. De auto kan automatischworden verhoogd (of verlaagd) op ba-sis van eventuele temperatuurwisselin-gen of wijzigingen in de lading.
113
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
GEBRUIK VAN DEHANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK
Om de versnellingen in te schakelen, moetu het koppelingspedaal geheel intrappenen vervolgens de versnellingspook in degewenste stand plaatsen (het schakel-schema staat op de knop van de pook).
BELANGRIJK De achteruit kan alleen bijeen stilstaande auto worden ingeschakeld.Wacht bij een draaiende motor en een ge-heel ingetrapt koppelingspedaal minstens2 seconden, voordat u de achteruit in-schakelt. Hiermee wordt voorkomen datde tandwielen beschadigen.
fig. 2 F0P0119m
Ga voor het inschakelen van de achteruitR-fig. 3 (met versnellingsbak met zes ver-snellingen) vanuit de vrijstand als volgt tewerk: trek de schuifring onder de knopomhoog en verplaats de pook naar linksen vervolgens naar voren.
Ga voor het inschakelen van de achteruitR-fig. 2 (met versnellingsbak met vijf ver-snellingen) vanuit de vrijstand als volgt tewerk: trek de schuifring onder de knopomhoog en verplaats de pook naar rechtsen vervolgens naar achteren.
Om op de juiste wijze teschakelen, moet u het kop-
pelingspedaal geheel intrappen.Daarom mag er niets onder het pe-daal liggen dat dit kan verhinderen:let erop dat eventuele vloermattenniet zijn dubbelgevouwen en zo deslag van de pedalen beperken.
ATTENTIE
Laat na het schakelen de ver-snellingspook los. Door hetrijden met een hand aan deversnellingspook wordt op het
schakelmechanisme in de versnellings-bak een geringe kracht uitgeoefend,waardoor onnodige slijtage kan ont-staan.
fig. 3 F0P0319m
114
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als udeze niet meer gebruikt. Ze verminderende aerodynamica van de auto, waardoorhet brandstofverbruik toeneemt. Gebruikvoor het vervoer van volumineuze voor-werpen bij voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleenals u ze nodig hebt. De achterruitverwar-ming, extra koplampen, de ruitenwissersen de aanjager van het ventilatie-/verwar-mingssysteem vragen veel stroom, waar-door het brandstofverbruik toeneemt (totaan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veelenergie, waardoor het brandstofverbruiksterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-bruik wanneer de buitentemperatuur hettoelaat, bij voorkeur de functies van hetventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-dynamische accessoires kan de aerodyna-mica negatief beïnvloeden, waardoor hetbrandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, nietwarmdraaien met stationair toerental enook niet met een hoog toerental: onderdeze omstandigheden warmt de motorveel langzamer op, terwijl het verbruik ende schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.Het is beter om rustig weg te rijden engeen hoge toerentallen te gebruiken: opdeze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaatvoor een stoplicht of voordat u de mo-tor afzet. Deze handeling heeft evenals hetoverschakelen met tussengas, geen enkelnut. Het kost brandstof en verhoogt deuitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg hettoelaten de hoogste versnelling. Het in-schakelen van een lage versnelling vooreen snelle acceleratie verhoogt het brand-stofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hogeversnelling neemt het verbruik en deschadelijke uitlaatgasemissie toe. Boven-dien slijt de motor hierdoor sneller.
BRANDSTOFBESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-door het brandstofverbruik zo laag mo-gelijk blijft en de uitstoot van schadelijkeuitlaatgassen zoveel mogelijk beperktwordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van deauto door de controles en registraties diein het “Geprogrammeerd Onderhouds-schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste eenkeer per maand, de spanning van de ban-den: als de spanning te laag is, wordt deweerstand groter en neemt het verbruiktoe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-ruimte. Het gewicht van de auto (vooralin stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-ben grote invloed op het brandstofver-bruik en de stabiliteit.
115
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud startenbereikt de motor niet de optimale bedrijfs-temperatuur. Hierdoor neemt niet alleenhet brandstofverbruik toe (van 15 tot aan30% in stadsverkeer), maar ook de uitstootvan uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-rijden, waarbij overwegend lage versnel-lingen worden gebruikt, of in de stad waarzich veel verkeerslichten bevinden, zal hetbrandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.Bochtige trajecten, bergwegen en eenslecht wegdek verhogen eveneens hetbrandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-overgangen), is het raadzaam de motor uitte zetten.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijktoe bij een hogere snelheid. Rijd daaromzoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-heid, vermijd overbodig remmen en op-trekken. Dit kost brandstof en verhoogtde uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstofen verhoogt de uitstoot van schadelijkeuitlaatgassen: het is beter geleidelijk op tetrekken en het toerental waarbij het maxi-mum koppel wordt geleverd, niet te over-schrijden.
TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens ofcaravans moet de auto uitgerust zijn meteen trekhaak van een goedgekeurd typeen een adequate elektrische installatie.
Om schade aan het elektrische systeemvan de auto te voorkomen, moet een spe-ciale regeleenheid voor de aanhanger wor-den geïnstalleerd.
De montage van de trekhaak moet doorgespecialiseerd personeel worden uitge-voerd. Ook moet documentatie wordenoverhandigd m.b.t. het rijden met een aan-hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aande geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogenvan de auto door het gewicht van een aan-hanger of caravan wordt beperkt. Ook deremweg wordt langer en u hebt langer detijd nodig om in te halen.
116
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerdpersoneel aan de carrosserie worden be-vestigd waarbij de richtlijnen die hiernazijn opgenomen, moeten worden aange-houden.
Schakel een lage versnelling in tijdens hetafdalen om te voorkomen dat u constantmoet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op detrekhaak rust, moet worden afgetrokkenvan het laadvermogen van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het maxi-mum toelaatbaar trekgewicht niet over-schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-ring), moet u er rekening mee houden dathet maximum betrekking heeft op het to-tale gewicht van de aanhangwagen of ca-ravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen dievoor auto’s met aanhanger gelden. U magin geen geval sneller rijden dan 100 km/h.
Het ABS werkt niet op hetremsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtigop gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifica-ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van deaanhanger moet geheel onafhanke-lijk van het hydraulisch remsysteemvan de auto worden bediend.
ATTENTIE
117
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruiktwaarvan de maximum toegestane snelheidlager is dan de topsnelheid van de auto(met een marge van 5%), dan dient u in hetinterieur van de auto een voor de be-stuurder duidelijk zichtbaar waarschu-wingsplaatje te plaatsen met de maximumtoegestane snelheid wanneer met die win-terbanden wordt gereden (overeenkom-stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfdebanden (zelfde merk en profieldiepte)voor meer veiligheid tijdens het rijden enremmen en voor een betere bestuur-baarheid. Keer de draairichting van de ban-den niet om.
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-hankelijk van de voorschriften van het landwaar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op devoorwielen gemonteerd worden (aange-dreven wielen). Wij raden u het gebruikaan van sneeuwkettingen uit het Fiat Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-den of de kettingen nog goed gespannenzijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerdesneeuwkettingen voorzichtig gas om hetdoorslippen van de aangedreven wielen tevoorkomen of zoveel mogelijk te beper-ken. Hierdoor wordt het breken van dekettingen voorkomen en daarmee be-schadiging van de carrosserie en de me-chanische onderdelen.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maathebben als de standaard geleverde banden.
De Fiat-dealer kan u adviseren welke bandhet meest geschikt is voor het doel waar-voor u deze wilt gebruiken.
De specifieke eigenschappen van winter-banden verminderen aanzienlijk als de pro-fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat ge-val is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen vanwinterbanden zijn de prestaties onderniet-winterse omstandigheden of wanneerer lange afstanden op de snelweg wordengereden, minder dan die van de standaardgemonteerde banden. Beperk het gebruikvan winterbanden tot die omstandighedenwaarvoor ze zijn goedgekeurd. Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-mum snelheid van 160 km/h; bij win-terbanden met de indicatie “T” geldteen maximum snelheid van 190 km/h;bij winterbanden met de indicatie“H” geldt een maximum snelheid van210 km/h. Deze maximum snelhedenzijn in overeenstemming met de hui-dige wetgeving.
ATTENTIE
118
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
AUTO LANGERE TIJDSTALLEN
Tref de volgende maatregelen als de au-to enkele maanden niet wordt gebruikt:
zet de auto in een overdekte, droge engoed geventileerde ruimte;
schakel een versnelling in;
zorg ervoor dat de handrem is aange-trokken;
maak de minkabel los van de accu encontroleer de acculading. Gedurendehet stallen moet deze controle iederedrie maanden worden herhaald. Laadde accu op als de optische meter eendonkere kleur heeft zonder een groenmiddenstuk;
maak de gespoten plaatdelen schoon enbehandel ze met een beschermendewas;
reinig en conserveer de glimmende me-talen delen met daarvoor geschiktemiddelen;
smeer de wisserrubbers van de ruiten-wissers en achterruitwisser in met talk-poeder en laat ze los van de ruit staan;
zet de ruiten een klein stukje open;
dek de auto af met een stoffen of eenademende kunststof hoes. Gebruikgeen dichte plastic hoes, omdat het inen op de auto aanwezige vocht dan nietkan verdampen;
breng de bandenspanning 0,5 bar bovende normaal voorgeschreven spanningen controleer deze regelmatig;
als u de accukabels niet loskoppelt,moet de lading iedere maand gecon-troleerd worden; laad de accu op als deoptische meter een donkere kleur heeftzonder groen middenstuk;
tap het koelsysteem van de motor nietaf.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust meteen diefstalalarm, schakel dan het alarmuit met de afstandsbediening.
Beperk de snelheid als usneeuwkettingen gebruikt;rijd niet harder dan 50 km/h.Vermijd kuilen, stoeprandenen andere obstakels en rijd,om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stuk-ken op sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE
119
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 120
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 120
AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 120
STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 121
TE HOGE KOELVLOEISTOF-TEMPERATUUR ................................................................... 121
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 122
TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 122
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING 123
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 123
OIL OK.................................................................................... 124
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 124
STORING EBD ..................................................................... 124
STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................................... 125
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 125
STORING ABS ..................................................................... 125
STOP ........................................................................................ 126
BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 126
MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 126
ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 126
STORING ESP ....................................................................... 127
VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................. 127
ACHTERWIELOPHANGING MET LUCHTVERING... 127
MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 127
RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 127
RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 127
GROOTLICHT ..................................................................... 127
CRUISE-CONTROL INGESCHAKELD........................... 128
SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ............................ 128
VOORGLOEI-INSTALLATIE.............................................. 128
WATER IN BRANDSTOFFILTER ..................................... 128
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD........................... 128
LLLLAAAAMMMMPPPPJJJJEEEESSSS EEEENNNN BBBBEEEERRRRIIIICCCCHHHHTTTTEEEENNNN
120
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
LAMPJES ENBERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGENNaast het branden van het lampje, ver-schijnt er bij bepaalde uitvoeringen ookeen specifiek bericht en/of klinkt er eenakoestisch signaal. Deze meldingen zijnkort en uit voorzorg en moeten als eenaanvulling worden gezien en niet als al-ternatief voor de informatie in dit in-structieboekje. Wij raden u daarom aandit instructieboekje goed door te lezen.Houdt u bij een storing altijd aan deaanwijzingen die in dit hoofdstuk be-schreven worden.BELANGRIJK De storingsmeldingen dieop het display verschijnen, zijn onderver-deeld in twee categorieën: ernstige sto-ringen en minder ernstige storingen.De ernstige storingen worden langdurig“cyclisch” herhaald.De minder ernstige storingen worden ge-durende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
TE LAAGREMVLOEI-STOFNIVEAU (rood)
AANGETROKKENHANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Na enkele se-conden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-vloeistofniveau in het reservoir onder hetminimum niveau is gedaald, bijvoorbeelddoor lekkage in het remsysteem.
x
Als het lampje x tijdens hetrijden gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), stop dan on-middellijk en wendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handremwordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij en-kele uitvoeringen ook een akoestisch signaal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens hetrijden gaat branden, controleer dan of dehandrem niet is aangetrokken
MELDINGEN EN LAMPJES OP HET INSTRUMENTENPANEEL
121
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORINGAIRBAGSYSTEEM (rood)
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden bij eenstoring in het airbagsysteem.
¬ Als u de contactsleutel instand M draait en het lamp-
je ¬ gaat niet branden of blijft bran-den tijdens het rijden, dan is er mo-gelijk een storing in de veiligheidssys-temen; in dat geval kunnen de airbagsof gordelspanners niet geactiveerdworden bij een ongeval of, in een zeerbeperkt aantal gevallen, niet op dejuiste wijze geactiveerd worden. Voor-dat u verder rijdt, dient u contact opte nemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.
ATTENTIE
Een defect lampje ¬ (lamp-je gedoofd) wordt aangege-
ven doordat het lampje voor de uit-geschakelde frontairbag aan passa-gierszijde “ langer dan de normale 4seconden knippert.
ATTENTIE
TE HOGEKOELVLOEISTOF-TEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor tewarm is.
Als het lampje gaat branden, moeten devolgende maatregelen worden genomen:
bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit en con-troleer of het niveau van de koel-vloeistof in het reservoir niet onderhet MIN-merkteken staat. Als dit welhet geval is, wacht dan enkele minutenzodat de motor kan afkoelen, openvervolgens langzaam en voorzichtig dedop, vul koelvloeistof bij en controleerof de koelvloeistof tussen het MIN-en MAX-merkteken staat. Contro-leer ook of er geen vloeistof weglekt.Als bij het starten van de motor hetlampje opnieuw gaat branden, wendtu dan tot de Fiat-dealer;
u
TE LAGEMOTOROLIEDRUK(rood)
Te lage motoroliedruk
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Het moet do-ven nadat de motor is gestart.
v
Als het lampje v tijdenshet rijden gaat branden, zet
dan onmiddellijk de motor uit enwendt u tot de Fiat-dealer.
ATTENTIE
122
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
als de auto onder zware bedrijfs-omstandigheden wordt gebruikt(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-ken van een aanhanger of met volbe-laden auto): verlaag de snelheid enbreng, als het lampje blijft branden, deauto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 mi-nuten met draaiende motor en geefiets gas voor een snellere circulatie vande koelvloeistof. Zet vervolgens demotor uit. Controleer het vloeistofni-veau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandig-heden is het raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets ingetraptgaspedaal voordat u de motor uitzet.
ACCU WORDT NIETVOLDOENDEOPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Het moet do-ven nadat de motor is gestart (als de mo-tor stationair draait, kan het voorkomendat het lampje iets later dooft).
Als het lampje blijft branden of knipperen:wendt u onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
w
123
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORINGELEKTRISCHE STUUR-BEKRACHTIGING (geel)
Als u de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Na enkele se-conden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden, werkt deelektrische stuurbekrachtiging niet meeren is meer kracht nodig voor het draaienvan het stuur: wendt u tot de Fiat-dealer.
Na de eerste constatering zal iedere keerbij het starten van de motor het lampjev 60 seconden knipperen en daarna ie-dere 2 uur totdat de olie wordt ververst.
Als het lampje v knip-pert, wendt u dan onmiddel-
lijk tot de Fiat-dealer voor de verver-sing van de motorolie en het uitscha-kelen van het betreffende lampje ophet instrumentenpaneel.
ATTENTIE
»NIET GOED GESLOTENPORTIEREN (rood)
Als een of meerdere portie-ren/deuren of de achterklep (indien vantoepassing) niet goed gesloten zijn, gaathet lampje branden.
Als de auto in beweging is met geopendeportieren, dan klinkt er een akoestisch sig-naal.
9
124
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORING EBD(rood) (geel)
Als bij een draaiende motor tegelijkertijd dewaarschuwingslampjes x en >gaan bran-den, dan is er een storing in het EBD-sys-teem of is het systeem niet beschikbaar; indat geval kunnen bij hard remmen de ach-terwielen vroegtijdig blokkeren waardoorde auto kan slippen. Rijd direct zeer voor-zichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealerom het systeem te laten controleren.
x >Motorolieniveaumeter
Als u de contactsleutel in standM draait, geeft het instrument, na deweergave van het aantal kilometers datnog kan worden afgelegd tot de volgendeservicebeurt, tijdelijk het olieniveau in hetmotorcarter aan. Als het opschrift “OIL”knippert, er een geluidssignaal klinkt eneen bericht verschijnt, dan is het olieniveauin de motor onvoldoende. Als het op-schrift “OIL –“ knippert, dan is er een sto-ring in de olieniveausensor.
NIET OMGELEGDEVEILIGHEIDSGORDEL(rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaatcontinu branden als bij stilstaande auto deveiligheidsgordel aan bestuurderszijde nietgoed is omgelegd. Als de auto rijdt en deveiligheidsgordels voor zijn niet goed om-gelegd, dan gaat het lampje knipperen enklinkt tegelijkertijd een akoestisch signaal(zoemer). Op enkele uitvoeringen kan bo-ven de binnenspiegel een display aanwezigzijn. Dit display geeft door middel van tweelampjes aan als de veiligheidsgordel aan be-stuurders- of passagierszijde niet is omge-legd.
<OIL OK
STOP (rood)
Dit lampje gaat branden gelijktijdig meteen willekeurig ander waarschuwings-lampje.
125
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
STORING ININSPUITSYSTEEM(geel)
Als u onder normale omstandig-heden de contactsleutel in stand M draait,gaat het lampje branden. Het lampje moetuitgaan als de motor is gestart.
Als het lampje blijft branden of tijdens hetrijden gaat branden, dan duidt dit op eenstoring in het inspuitsysteem. Dit kan totgevolg hebben dat de prestaties vermin-deren, de auto slechter gaat rijden en hetbrandstofverbruik toeneemt.
U kunt onder deze omstandigheden door-rijden zonder te veel van de motor te ei-sen of met hoge snelheid te rijden. Wendtu in dit geval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
USTORING ABS (geel)
Als u de contactsleutelin stand M draait, gaat het lamp-
je branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeemdefect of niet beschikbaar is. In dat gevalblijft het remsysteem normaal werken,maar zonder de mogelijkheden van hetABS. Rijd voorzichtig verder en wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
>“AIRBAGPASSAGIERSZIJDEUITGESCHAKELD(geel)
Het lampje “ brandt als de frontairbagaan passagierszijde is uitgeschakeld.
Als u bij ingeschakelde frontairbag aan pas-sagierszijde de contactsleutel in stand Mdraait, gaat het lampje “ ongeveer 4 se-conden branden en vervolgens 4 secon-den knipperen. Hierna moet het lampjedoven.
Het lampje “ geeft boven-dien eventuele storingen van
het lampje ¬ aan. Dit wordt aange-geven door het langer knipperen vanhet lampje “ dan de normale 4 se-conden. In dit geval kan het lampje¬ geen storingen in de airbag-/gor-delspannersystemen aangeven. Voor-dat u verder rijdt, dient u contact opte nemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.
ATTENTIE STOP
KRESERVEBRANDSTOF(geel)
Als u de contactsleutel in standM draait, gaat het lampje branden. Na en-kele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er nog onge-veer 7 liter brandstof aanwezig is.
BELANGRIJK Als het waarschuwings-lampje knippert, dan is er een storing inhet systeem. Wendt u in dit geval tot deFiat-dealer om het systeem te laten con-troleren.
126
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
MISTACHTERLICHTEN(geel)
Het lampje gaat branden als demistachterlichten worden ingeschakeld.
4
ALGEMENESTORINGSMELDING (geel)
Het lampje gaat knipperen als er een nieternstige storing wordt gevonden. Het gaatconstant branden bij een ernstige storing.In alle gevallen verschijnt er een berichtop het display.
Afhankelijk van de ernst van de storing, ra-den wij u contact op te nemen met deFiat-dealer.
Als het additiefniveau in het roetfilter(DPF) het minimum niveau bereikt: hetlampje gaat branden, er klinkt een akoes-tisch signaal en er verschijnt een berichtop het display. Wendt u tot de Fiat-dealer.
èSTORING ESP(geel)
Als u de contactsleutel in standM draait, gaat het lampje branden. Na en-kele seconden moet het lampje doven.
Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-den blijft branden en het lampje op deknop ASR OFF gaat branden, wendt udan tot de Fiat-dealer.
Opmerking Als het lampje knippert tij-dens het rijden, dan geeft dit aan dat hetESP in werking is getreden.
™
127
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
VERSLETENREMBLOKKEN (geel)
Het lampje op het instrumen-tenpaneel gaat branden als de remblokkenvoor versleten zijn; laat deze in dat gevalzo snel mogelijk vervangen.
dACHTERWIEL-OPHANGING METLUCHTVERING (rood) (indien aanwezig)
Het lampje op het instrumentenpaneelgaat branden als er in het wielophan-gingssysteem onvoldoende luchtreserve isen daarom de regeling tijdelijk niet kanworden uitgevoerd. Laat in dat geval bijstilstaande auto de motor draaien enwacht tot het lampje dooft. Als het lamp-je constant gaat branden, dan is er een sto-ring in de achterwielophanging met lucht-vering.
…
MISTLAMPEN VOOR(groen)
Het lampje gaat branden als demistlampen voor worden ingeschakeld.
5
GROOTLICHT (blauw)
Het lampje gaat branden als deverlichting wordt ingeschakeld.
1
RICHTINGAANWIJZERLINKS (groen -knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,tegelijkertijd met het lampje van de rech-ter richtingaanwijzer, als de drukknopvoor de waarschuwingsknipperlichtenwordt ingedrukt.
F
RICHTINGAANWIJZERRECHTS (groen -knipperend)
Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,tegelijkertijd met het lampje van de linkerrichtingaanwijzer, als de drukknop voor dewaarschuwingsknipperlichten wordt inge-drukt.
D
Water in het brandstofsysteem kan het inspuitsysteem ernstig beschadigenen de motor kan onregelmatig gaan draaien. Als het lampje gaat branden,wendt u dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer om het systeem te laten af-tappen. Als het lampje direct na het tanken gaat branden, bestaat de mo-
gelijkheid dat er tijdens het tanken water in de brandstoftank is gekomen: zet in datgeval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot de Fiat-dealer.
128
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
MELDINGEN EN LAMPJES OP HET DISPLAY
Lampje Melding
ÜCRUISE-CONTROL INGESCHAKELD
SNELHEIDSLIMIETOVERSCHREDEN
VOORGLOEI-INSTALLATIE
WATER IN BRAND-STOFFILTER
GEPROGRAMMEERDONDERHOUD
m
≈
Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moethet lampje doven. Het lampje brandt als de draaiknop van de cruise-control in stand ON staat.
Op het display verschijnt het betreffende lampje als de ingestelde snelheidslimiet wordt over-schreden.
Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Het lampje dooft als devoorgloeibougies de vooraf ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor zodra hetlampje gedoofd is.BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje zeer kort branden.
Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moethet lampje doven. Het lampje gaat branden als er water in het dieselfilter zit.
Als u de contactsleutel in stand M draait, gaat het lampje branden. Na enkele seconden moethet lampje doven. Het lampje gaat branden als er een onderhoudsbeurt moet worden uitge-voerd.∆
ƒ
129
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 130
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 131
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 135
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 137
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ........................................................................ 141
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 142
ACCU OPLADEN ............................................................... 147
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 148
NNNNOOOOOOOODDDDGGGGEEEEVVVVAAAALLLLLLLLEEEENNNN
MOTOR STARTEN
STARTEN MET EEN HULPACCUfig. 1
Als de accu leeg is, kan de motor wordengestart met een hulpaccu, die ten minstedezelfde capaciteit moet hebben als de le-ge accu.
130
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Ga voor het starten als volgt te werk:
verbind de pluspolen (+ teken nabij depool) van de beide accu’s met een start-kabel;
sluit een tweede startkabel aan op deminpool (–) van de hulpaccu en op demassa-aansluiting Eop de motor of deversnellingsbak van de auto die gestartmoet worden;
start de motor;
neem als de motor draait, de kabels inde omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen nietaanslaat, blijf dan niet proberen maarwendt u tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklemmenvan de twee accu’s niet direct met elkaar:eventuele vonken kunnen het explosievegas ontsteken dat uit de accu kan ont-snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerdaan boord van een andere auto, mogentussen deze auto en de auto met de legeaccu niet per ongeluk metalen delen metelkaar in verbinding staan.
fig. 1 F0P0186m
Laat deze procedure door ge-specialiseerd personeel uit-
voeren. Onjuiste handelingen kunnenleiden tot vonken. De vloeistof in deaccu is giftig en corrosief. Vermijd hetcontact met de huid en de ogen. Komook niet dicht bij een accu met openvuur of een brandende sigaret en ver-oorzaak geen vonken.
ATTENTIE
131
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door zeaan te duwen, te slepen of van een hel-ling af te laten rijden. Op die wijze kan eronverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen, waardoor deze onherstel-baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee datde rem- en stuurbekrachtiging niet wer-ken zolang de motor niet is aangeslagen,waardoor meer kracht nodig is voor debediening van het rempedaal en het stuur.
WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voorhet juiste gebruik van de krik en het reser-vewiel moeten de onderstaande voor-zorgsmaatregelen in acht worden genomen.
Attendeer het overige weg-verkeer op de stilstaande au-
to m.b.v: de waarschuwingsknipper-lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-dens het verwisselen van een wielmoeten alle inzittenden de auto heb-ben verlaten, vooral als de autozwaar beladen is, en op een veilige af-stand van het verkeer wachten, tot-dat het wiel verwisseld is. Trek dehandrem aan.
ATTENTIE
Voordat u een wiel verwis-selt, moet u de wielophan-
ging met luchtvering (indien aanwe-zig) uitschakelen. Raadpleeg de pa-ragraaf “Wielophanging met lucht-vering” in dit hoofdstuk.
ATTENTIE
132
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Het reservewiel behoort bijde auto waarbij het geleverd
is. Gebruik het reservewiel niet bij an-dere auto’s en monteer geen reserve-wielen van andere auto’s. De wiel-bouten behoren bij de auto: gebruikde wielbouten niet bij andere auto’sen gebruik geen wielbouten van an-dere auto’s.
ATTENTIE
Laat het verwisselde wiel zosnel mogelijk repareren en
monteren. Smeer de schroefdraadvan de wielbouten niet met vet in,voordat u ze monteert: de boutenkunnen loslopen.
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend voorhet verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverdis of voor auto’s van hetzelfde model.Gebruik de krik niet voor het opkrik-ken van andere auto’s. En beslistnooit voor het uitvoeren van werk-zaamheden onder de auto. Als de krikniet juist geplaatst wordt, kan de op-gekrikte auto van de krik vallen. Opeen sticker op de krik is het maximumhefvermogen aangegeven; de krikmag nooit voor een zwaardere lastworden gebruikt.
ATTENTIE
Door een verkeerde monta-ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventielabsoluut niet open. Plaats geen enkelstuk gereedschap tussen velg en band.Controleer regelmatig de spanningvan de banden en van het reservewielen houdt u daarbij aan de waardendie beschreven staan in het hoofdstuk“Technische gegevens”.
ATTENTIE
Het is nodig te weten dat:
de krik 1,76 kg weegt;
de krik geen afstelwerkzaamheden ver-eist;
de krik niet kan worden gerepareerd:bij een defect moet de krik door eenkrik van hetzelfde type worden ver-vangen;
buiten de slinger geen enkel ander ge-reedschap op de krik gemonteerd magworden.
133
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Ga voor het verwisselen van eenwiel als volgt te werk: zet de auto stil op een plaats waar het ver-
keer niet in gevaar wordt gebracht en inalle veiligheid het wiel kan worden ver-wisseld. Zet de auto zo mogelijk op eenvlakke en stevige ondergrond;
zet de motor uit en trek de handrem aan; schakel de eerste versnelling of de ach-
teruit in; trek het veiligheidshesje met reflecteren-
de strepen aan (wettelijk verplicht in be-paalde landen) voordat u de auto verlaat;
op enkele uitvoeringen moet de be-schermklep A-fig. 2 worden verwijderdom de krik te bereiken;
neem de slinger A-fig. 3 uit de houder; draai de blokkeerschroef B-fig. 3 los; draai met de slinger B-fig. 3 de blok-
keerschroef van de reservewielhouderlos fig. 4;
maak de reservewielhouder los en neemhet reservewiel uit;
verwijder het wieldeksel (indien aan-wezig);
draai de wielbouten van het te verwisse-len wiel ongeveer een slag los;
draai de slinger van de krik zo dat hij ietsomhoog komt;
plaats de krik op de daarvoor bestemdeplaats, dicht bij het te verwisselen wiel;
controleer of de groef van de krik goedom de rand van de chassisbalk valt;
waarschuw eventuele omstanders datde auto wordt opgekrikt; zorg ervoordat ze zich niet in de nabijheid van deauto bevinden en de auto vooral nietaanraken totdat de auto weer geheelop de grond staat;
draai de slinger en krik de auto op, tot-dat het wiel enkele centimeters los vande grond is. Als u de slinger draait,moet u zorgen voor voldoende werk-ruimte, zodat u geen schaafwonden aanuw hand oploopt door contact met degrond. Ook de bewegende delen van de
krik (schroefdraad en scharnieren) kun-nen letsel veroorzaken: vermijd contactmet deze onderdelen. Reinig uw han-den zorgvuldig als deze met vet in con-tact zijn geweest;
draai de 5 wielbouten helemaal los fig. 5 en verwijder het wiel.
fig. 4 F0P0296m
fig. 5 F0P0295m
fig. 2 F0P0294m
fig. 3 F0P0190m
134
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
zorg ervoor dat de boutgaten en allecontactvlakken van het reservewielschoon zijn en geen onzuiverheden be-vatten, omdat hierdoor na verloop vantijd de wielbouten kunnen loslopen.Monteer het reservewiel, waarbij eenvan de pasgaten C-fig. 6 over de penB moet vallen;
draai de 5 wielbouten handvast;
draai de slinger van krik zodat de autozakt, en verwijder de krik;
draai de wielbouten kruiselings vast, inde volgorde die in fig. 7 is aangegeven;
monteer het wieldeksel (indien aan-wezig).
Ter afsluiting:
plaats het verwisselde wiel in de reser-vewielhouder onder de laadvloer endraai de blokkeerschroef weer vast;
plaats de slinger en de krik op de juistemanier in de daarvoor bestemde houder;
plaats de gereedschaphouder terug inde daarvoor bestemde zitting en draaide blokkeerschroef vast.
BELANGRIJK Controleer regelmatig despanning van de banden, ook van hetreservewiel.
BELANGRIJK Als u het gemonteerde velg-type wilt vervangen (lichtmetalen velgenin plaats van stalen of omgekeerd), moe-ten tevens alle wielbouten worden ver-vangen door bouten met een lengte dieaangepast is aan het velgtype.
Het is raadzaam de vervangen wielboutente bewaren voor als u in de toekomst hetoriginele velgtype weer wilt monteren.
fig. 6 F0P0307m fig. 7 F0P0308m
Monteer het wieldeksel op develg, waarbij het symbool Yzich ter hoogte van het ven-tiel moet bevinden.
135
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMPVERVANGEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Als een lamp niet brandt, controleer daneerst of de zekering niet doorgebrand is,voordat u de lamp vervangt: zie voor deplaats van de zekeringen de paragraaf“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk;
controleer voordat u een lamp vervangtof de contacten niet zijn geoxideerd;
vervang een defecte lamp door een exem-plaar van hetzelfde type en vermogen;
als u een gloeilamp in de koplamp hebtvervangen, controleer dan om veilig-heidsredenen altijd of de afstelling noggoed is.
BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan dekoplamp een beetje beslagen zijn: dit duidtniet op een defect, maar is een natuurlijk ver-schijnsel dat veroorzaakt wordt door een la-ge temperatuur en de luchtvochtigheids-graad, en verdwijnt snel als de koplampenworden ingeschakeld. De aanwezigheid vandruppels aan de binnenzijde van de koplampduidt daarentegen op het binnendringen vanwater: wendt u tot de Fiat-dealer.
TYPEN GLOEILAMPEN
Op de auto zijn verschillende typen gloei-lampen gemonteerd:
A Glasfittinglampen: deze zijn voorzien vaneen klemfitting. Verwijder de lamp doorde lamp uit de houder te trekken.
B Gloeilampen met bajonetfitting: ver-wijder de lamp uit de houder doorhem iets in te drukken en linksom tedraaien.
C Buislampen: verwijder de lamp doorhem uit de veercontacten los te maken.
D-E Halogeenlampen: verwijder de lampdoor de borgveer los te haken uit dezitting.
Halogeenlampen mag u uit-sluitend aanraken op het me-talen gedeelte. Als u de bol metuw vingers aanraakt, zal de
lichtopbrengst van de lamp teruglopenen kan ook de levensduur beperkt wor-den. Als u de bol per ongeluk toch hebtaangeraakt, moet u de bol schoonwrij-ven met een doekje met alcohol en daar-na laten drogen.
Modificaties of reparatiesaan de elektrische installatie
die niet correct worden uitgevoerd enwaarbij geen rekening wordt gehoudenmet de technische specificaties van hetsysteem, kunnen storingen in de wer-king en zelfs brand veroorzaken.
ATTENTIE
Halogeenlampen bevattengas onder druk. Bij breuk
kunnen er glassplinters wegschieten.
ATTENTIE
fig. 8 F0P0216m
136
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
Gloeilamp Figuur Type Vermogen
Grootlicht
Dimlicht
Buitenverlichting voor
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers voor
Richtingaanwijzers op voorspatbord
Richtingaanwijzers achter
Achterlichten
Remlichten
Derde remlicht
Achteruitrijlichten
Mistachterlichten
Kentekenplaatverlichting
Plafondverlichting voor met spotjes
Plafondverlichting achter
H4
H4
W5W
H1
PY21W
WY5W
PY21W
P21/5W
P21/5W
W5W
P21W
P21W
W5W
12V5W
12V5W
D
D
A
–
B
A
B
B
B
B
–
–
A
C
C
55W
60W
5W
55W
21W
5W
21W
5W
5W
5W
21W
21W
5W
5W
5W
137
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
GLOEILAMPBUITENVERLICHTINGVERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de vorige paragraaf“Gloeilamp vervangen”.
KOPLAMPUNITS
In de koplampunits zijn de gloeilampenvoor het dimlicht, het grootlicht, de bui-tenverlichting en de richtingaanwijzer op-genomen.
DIMLICHT/GROOTLICHT fig. 9
Gloeilamp vervangen:
trek aan de lip om het middelste dek-sel A te verwijderen;
maak de stekker los;
haak de borgveer van de lamp los;
vervang de lamp, monteer het deksel Aen controleer of het deksel goed vast-zit.
BUITENVERLICHTING fig. 9
Gloeilamp vervangen:
trek aan de lip om het middelste dek-sel A te verwijderen;
neem de geklemd gemonteerde lamp-houder uit en maak de stekker los;
vervang de lamp, monteer het deksel Aen controleer of het deksel goed vast-zit.
fig. 9 F0P0178m
138
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
RICHTINGAANWIJZERS VOORfig. 10
Gloeilamp vervangen:
draai de lamphouder A linksom;
neem de lamphouder uit en verwijderde lamp uit de lamphouder door hemiets in te drukken en linksom te draaien;
vervang de lamp, monteer de lamp-houder A door hem rechtsom in de zit-ting te draaien en controleer of hij goedvastzit.
MISTLAMPEN fig. 11
Wendt u voor het vervangen van een de-fecte mistlamp voor tot de Fiat-dealer.
FLANKRICHTINGAANWIJZERSfig. 12
Gloeilamp vervangen:
duw tegen het lampenglas A zodat deinterne borgveer wordt ingedrukt entrek de unit naar buiten;
draai de lamphouder linksom, verwij-der de geklemde lamp en vervang hem;
plaats de lamphouder in het lampenglasdoor hem rechtsom te draaien;
monteer de unit en controleer of de in-terne borgveer goed vastzit.
fig. 11 F0P0181m
fig. 10 F0P0179m fig. 12
A
F0P0297m
139
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ACHTERLICHTUNITS fig. 13
In de achterlichtunits zijn de gloeilampenvoor de achterlichten, de remlichten, derichtingaanwijzers en de achteruitrijlich-ten opgenomen.
fig. 13 F0P0184m
Om de achterlichtunits los te maken eneen gloeilamp te vervangen, moeten detwee achterdeuren 180° worden geopend(raadpleeg de paragraaf “Dubbele achter-deur” in het hoofdstuk “Dashboard en be-diening”); draai de twee bevestigings-schroeven A en B los.
fig. 14 F0P0185m
Gloeilamp vervangen:
trek de middelste stekker los en trekde lampunit naar buiten;
draai de schroeven van de lamphouderlos en neem de lamphouder uit;
verwijder de te vervangen lamp (metbajonetfitting) door hem iets in te druk-ken en linksom te draaien en vervangde lamp;
monteer de lamphouder en draai deschroeven vast;
sluit de stekker aan, plaats de lampunitop de juiste wijze op de carrosserie vande auto en draai de schroeven A en B-fig. 13 vast.
140
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
DERDE REMLICHT fig. 15-16
Met achterklep
Gloeilamp vervangen:
open de achterklep;
draai de schroeven A-fig. 15 los;
druk op het uiteinde van de borglip enverwijder het lampenglas met de lampen;
maak de stekker los;
verwijder de geklemde lamp en vervanghem.
Met achterdeuren
Gloeilamp vervangen:
draai de schroeven A-fig. 16 los;
neem de lamphouder uit;
verwijder de geklemde lamp en vervanghem.
fig. 15
A A
F0P0210m fig. 16
AA
F0P0211m
MISTACHTERLICHTEN
Wendt u voor het vervangen van de gloei-lamp van het mistachterlicht tot de Fiat-dealer.
141
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
KENTEKENPLAATVERLICHTINGfig. 17-18
Gloeilamp vervangen: verwijder het lampenglas A op het
door de pijl aangegeven punt; maak de lamp los uit de veercontacten
aan de zijkant en vervang hem; contro-leer of de nieuwe lamp goed vastzit in deveercontacten;
monteer het geklemde lampenglas.
fig. 17 F0P0212m
fig. 18 F0P0233m
GLOEILAMPINTERIEURVERLICHTINGVERVANGEN
Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de paragraaf “Gloeilampvervangen”.
PLAFONDVERLICHTING
Gloeilampen vervangen:
verwijder het plafondlampje op de doorde pijlen aangegeven punten;
maak de lampen los uit de veercontac-ten aan de zijkant en vervang ze; con-troleer of de nieuwe lampen goed vast-zitten in de veercontacten;
plaats het plafondlampje in de zitting encontroleer of het goed vastzit.
fig. 19 F0P0298m
fig. 20 F0P0234m
142
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ZEKERINGENVERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
Het elektrische systeem wordt door ze-keringen beveiligd: de zekering brandtdoor bij een storing of bij oneigenlijk ge-bruik van het systeem.
Als een elektrisch onderdeel niet werkt,controleer dan eerst of de zekering niet isdoorgebrand: de verbindingsstrip A-fig.21 mag niet onderbroken zijn. Is dit welhet geval, dan moet u de zekering ver-vangen door een exemplaar met dezelf-de stroomsterkte (zelfde kleur).
B zekering in goede staat fig. 21
C zekering met doorgebrande strip fig. 21.
fig. 21 F0P0236m
Vervang een zekering nooitdoor een zekering met een
hogere stroomsterkte (ampère);BRANDGEVAAR.
ATTENTIE
Vervang een defecte zekeringnooit door ander materiaal.
Als een hoofdzekering (MEGA-FUSE, MIDI-FUSE,
MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt udan tot de Fiat-dealer. Controleer,voordat u een zekering vervangt, ofde contactsleutel uit het contactslotis genomen en alle stroomgebruikersuit staan en/of zijn uitgeschakeld.
ATTENTIE
Als de zekering opnieuwdoorbrandt, wendt u dan tot
de Fiat-dealer.
ATTENTIE
143
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 22 F0P0299m
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F11
F12
F13
F14
F15
F16
F17
15
–
5
10
30
30
5
20
10
30
15
15
5
15
30
–
40
Zekeringenkast op dashboard aan passagierszijde
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Achterruitwisser
Vrij
Regeleenheid airbag
Koplampverstelling, diagnosestekker, ESP-regeleenheid, ventilatie, roetfilterpomp, stuurhoeksensor
Elektrische spiegel, ruitbediening passagierszijde
Voeding ruitbediening voor
Plafondverlichting, verlichting dashboardkastje
Multifunctioneel display, sirene diefstalalarm, autoradio, CD-Changer, Autotelefoon, optionalregeleenheid aanhanger
Aansteker, stekkerdoos laadruimte
Elektronisch geregelde luchtvering achter, start-/contactslot
Diagnosestekker, regeleenheid diefstalalarm
Handsfreeset, regeleenheid airbag
Regeleenheid motor, regeleenheid aanhanger
Regensensor, automatische airconditioning
Portierver-/ontgrendeling
Vrij
Verwarming achterruit en buitenspiegels
144
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 23 F0P0239m
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F11
F12
F13
F14
20
15
10
20
15
10
10
20
10
30
40
30
40
30
Zekeringenkast in motorruimte
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Regeleenheid motor, brandstofsysteem en luchtinlaatsysteem, elektroventilateur
Claxon
Pomp ruitensproeiers voor en achter
Koplampsproeierpomp
Brandstoftoevoersysteem
Tweede contact rempedaal, stuurbekrachtiging
ABS/ESP
Start-/contactslot
Eerste contact rempedaal
Brandstoftoevoersysteem en luchtinlaatsysteem
Aanjager voor
Ruitenwissers
Optionalregeleenheid
Vrij
145
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 24
F1
F2
F3
F1F4
F3F4
F5
F0P0241m
F1
F2
F3
F4
F36
F37
F38
F39
F40
30
–
40/50
–
15
10
20
–
5
Zekeringenkast in interieur (op accu)
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Stoelverwarming
Vrij
Regeleenheid aanhanger
Vrij
Sloten achterdeuren
Sloten achterdeuren
Achterruitwisser op achterdeur
Vrij
Inklapbare spiegels
146
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 25
F1
F2
F3
F4
F5
F0P0246m
F1
F2
F3
F4
F5
15
15
15
15
40
Extra zekeringenkast
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE
Vrij
Contactrelais en impulsgever
Voeding aanhanger
Permanente voeding voor opbouwcomponenten
Waarschuwingsknipperlichten
147
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor hetopladen van de accu dient slechts ter in-formatie. Wendt u bij voorkeur tot eenFiat-dealer om deze werkzaamheden uitte laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en meteen lage stroomsterkte (ampère) gedu-rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-cu snel oplaadt met een hoge stroom-sterkte, kan de accu worden beschadigd.
Ga voor het opladen als volgt te werk:
maak de klem van de minpool van deaccu los;
sluit de kabels van het laadapparaat aanop de accupolen; let hierbij op de po-lariteit;
schakel de acculader in;
De vloeistof in de accu is gif-tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Hetopladen van de accu moet wordenuitgevoerd in een goed geventileer-de ruimte, ver verwijderd van openvuur en vonkvormende apparaten:brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
aan het einde van het opladen: schakeleerst de acculader uit en koppel dan deaccu los;
sluit de klem weer aan op de minpoolvan de accu.
Probeer een bevroren accuniet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, andersloopt u het risico dat de accu ont-ploft. Als de accu bevroren is geweest,moet door deskundig personeel wor-den gecontroleerd of de cellen nietbeschadigd zijn en of de bak geenscheuren vertoont, waardoor de gif-tige en corrosieve vloeistof kan weg-lekken.
ATTENTIE
148
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
fig. 26
A
F0P0243m
Start de motor niet als deauto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad zorg-vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpendraait. Controleer, voordat de autowordt gesleept, of het sleepoog ge-heel op de schroefdraadpen is ge-draaid.
ATTENTIE
Schakel voordat de auto ge-sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”in het hoofdstuk “Dashboard en be-diening”). Houd er rekening mee datde rem- en stuurbekrachtiging nietwerken zolang de motor niet is aan-geslagen, waardoor meer kracht nodigis voor de bediening van het rempe-daal en het stuur. Gebruik voor het sle-pen geen elastische kabels en rijd zogelijkmatig mogelijk. Controleer tij-dens het slepen of de sleepkabel geencarrosseriedelen kan beschadigen.Houdt u bij het slepen van een autoaan de wettelijke voorschriften. Ditgeldt zowel voor het slepen zelf alsvoor het gedrag naar andere wegge-bruikers.
ATTENTIE
fig. 27 F0P0238m
SLEPEN VAN DE AUTOHet sleepoog, dat bij de auto wordt gele-verd, is in de motorruimte geplaatst, zo-als in fig. 26 is afgebeeld.
SLEEPOOG BEVESTIGEN
Ga als volgt te werk: open de motorkap en maak het oog
A-fig. 26 los uit de zitting; verwijder de beschermklepjes C-fig. 27
met de bijgeleverde schroevendraaier; draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen achter 2-fig. 27 ofvoor 1-fig. 27.
Houd er rekening mee dat derem- en stuurbekrachtiging niet
werken zolang de motor niet is aange-slagen, waardoor meer kracht nodig isvoor de bediening van het rempedaal enhet stuur. Gebruik voor het slepen geenelastische kabels en rijd zo gelijkmatig mo-gelijk. Controleer tijdens het slepen of desleepkabel geen carrosseriedelen kan be-schadigen. Houdt u bij het slepen van eenauto aan de wettelijke voorschriften. Ditgeldt zowel voor het slepen zelf als voorhet gedrag naar andere weggebruikers.
ATTENTIE
149
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 150
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 151
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 153
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ 153
NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. 154
LUCHTFILTER/POLLENFILTER ........................................ 160
ACCU ..................................................................................... 160
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 163
RUBBER SLANGEN ............................................................ 164
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 164
CARROSSERIE ...................................................................... 166
INTERIEUR ............................................................................ 168
OOOONNNNDDDDEEEERRRRHHHHOOOOUUUUDDDD EEEENNNN ZZZZOOOORRRRGGGG
BELANGRIJK De servicebeurten van hetGeprogrammeerd Onderhoud zijn door defabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoe-ren van deze servicebeurten kan het ver-vallen van de garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Geprogram-meerd Onderhoud kunnen door alle Fiat-dealers tegen vaste tarieftijden wordenuitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-dens het uitvoeren van de diverse inspec-ties en controles van het geprogrammeerdonderhoud, worden uitsluitend na toe-stemming van de klant uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuelekleine defecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te laten verhelpen en daarmee niette wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor hettrekken van aanhangers, moeten er kor-tere intervallen worden aangehoudenvoor de werkzaamheden van het gepro-grammeerd onderhoud.
GEPROGRAMMEERDONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissendefactor voor een lange levensduur, de bes-te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-bruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reekscontrole- en onderhoudsbeurten samen-gesteld die iedere 30.000 km moeten wor-den uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerdonderhoud niet volledig toereikend is omde auto in optimale staat te houden: zo-wel in de beginperiode voor de service-beurt bij 30.000 kilometer als daarna, tus-sen twee servicebeurten in, moet regel-matig wat aandacht aan de auto wordengeschonken. Controleer bijvoorbeeld re-gelmatig de bandenspanning en de vloei-stofniveaus en vul deze laatste zonodig bij.
150
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
151
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
30 60 90 120 150 180
ONDERHOUDSSCHEMA
De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, laadruimte, waarschuwings-/controlelampjes enz.) controleren
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren en eventueel sproeiermonden afstellen
Stand wisserbladen contr. en wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken op conditie en slijtage controleren en werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren (indien aanwezig)
Remschoenen achter (trommelremmen) op conditie en slijtage controleren (indien aanwezig)
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) enrubber slangen van rem- en brandstofsysteem.
Conditie en spanning van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren (behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)
Slag van handrem controleren en eventueel afstellen
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren
Vergrendelmechanismen op vervuiling contr. en mechanismen smeren
152
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
30 60 90 120 150 180
x 1000 km
Motorolie en oliefilter vervangen
Dieselfilter aftappen
Dieselfilter vervangen
Luchtfilterelement vervangen
Vloeistofniveaus contr. en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem, remsysteem, stuurbekrachtiging, ruitensproeiers enz.)
Spanning van aandrijfriem(en) voor hulporganen controleren
Conditie van aandrijfriem(en) voor hulporganen visueel controleren
Conditie van getande distributieriem visueel controleren
Getande distributieriem vervangen (*)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)
Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)
Additiefniveau voor roetfilter bijvullen (uitvoering 140 Multijet)
Roetfilter vervangen (uitvoering 140 Multijet)
(*) Het is raadzaam de getande distributieriem iedere 180.000 km of iedere 10 jaar te vervangen.
153
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
ZWAAR GEBRUIK VANDE AUTO
Als de auto overwegend onder zware be-drijfsomstandigheden rijdt, zoals:
trekken van aanhangers of caravans;
rijden op stoffige wegen;
veel korte ritten (minder dan 7-8 km)en bij buitentemperaturen onder nul;
veel langdurig stationair draaiende mo-tor of lange ritten bij lage snelheden(bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of alsde auto lang stilstaat;
in de stad;
is het noodzakelijk de volgende contro-les vaker uit te voeren dan in het Onder-houdsschema staat aangegeven:
remblokken voor (schijfremmen) opconditie en slijtage controleren;
vergrendelmechanismen van motor-kap en laadruimte op vervuiling con-troleren en mechanismen smeren;
visueel de conditie controleren van:motor, versnellingsbak, aandrijfassen,uitlaat, brandstof- en remleidingen,rubber delen (stofkappen, hoezenenz.) en rubber slangen van rem- enbrandstofsysteem;
acculading en niveau van het elektro-lyt in de accu controleren;
conditie van diverse aandrijfriemenvoor hulporganen visueel controleren;
pollenfilter controleren en eventueelvervangen;
luchtfilter controleren en eventueelvervangen.
PERIODIEKE CONTROLES
Iedere 1.000 km of voor een lange reiscontroleren en eventueel bijvullen:
niveau van de motorkoelvloeistof;
niveau van de remvloeistof;
niveau van de ruitensproeiervloeistof;
conditie en spanning van de banden;
werking verlichting (koplamp-/achter-lichtunits, richtingaanwijzers, waar-schuwingsknipperlichten enz.);
werking ruitenwissers/-sproeiers enstand/slijtage wisserbladen voor enachter.
Iedere 1.000 km controleren en eventu-eel bijvullen: motoroliepeil.
Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia omdat die speciaal zijn afgestemdop de Fiat-modellen (zie de “Vullingstabel”in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
154
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
NIVEAUSCONTROLEREN
fig. 1 - Uitvoering 90 Multijet
Rook nooit tijdens werk-zaamheden in de motor-
ruimte: er kunnen licht ontvlambaregassen aanwezig zijn; brandgevaar.
ATTENTIE
Belangrijk; tijdens het bijvullenmogen de vloeistoffen met ver-schillende specificaties niet ge-mengd worden: als de specifi-
caties van de vloeistoffen verschillen, kande auto ernstig beschadigd worden.
F0P0145m
1. Motorkoelvloeistof - 2. Vloeistof voor ruitensproeiers voor/achter en koplampsproeiers - 3. Remvloeistof - 4. Motorolie - 5. Olievan stuurbekrachtiging
155
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
1. Koelvloeistof
2. Vloeistof voor ruitensproeiers voor/ achter en koplampsproeiers
3. Remvloeistof
4. Motorolie
5. Olie van stuurbekrachtiging
6. Zitting voor trechter motorolie.
12 3
4
56
F0P0146mfig. 2 - Uitvoeringen 120 Multijet en 140 Multijet
Trechter voor het bijvullen vanmotorolie (uitvoeringen 120Multijet en 140 Multijet) fig. 5
Om makkelijker olie bij te vullen, is er opde uitvoeringen 120 Multijet en 140 Mul-tijet een trechter A-fig. 5 geplaatst in demotorruimte.
MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motor-olieverbruik van ongeveer 400 gram per1000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nogworden ingereden. Dit betekent dat hetmotorolieverbruik pas na de eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruikhangt af van de rijstijl en de gebruiksom-standigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-versen van de olie, moet u de motor eni-ge seconden laten draaien, vervolgens demotor uitzetten en na enige minuten hetoliepeil controleren.
MOTOROLIE fig. 3-4
Controleer het oliepeil als de auto op eenvlakke ondergrond staat en enige minuten(circa 5) na het uitzetten van de motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-en MAX-merkteken op de oliepeilstok Bstaan.
Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer1 liter olie.
Als het olieniveau dicht bij of onder hetMIN-merkteken staat, moet via de olie-vulopening A motorolie tot aan hetMAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-teken overschrijden.
fig. 3 - Uitvoering 90 Multijet F0P0149m F0P0268m
Wees bij het uitvoeren vanwerkzaamheden in de motor-
ruimte extra voorzichtig als de motornog warm is: gevaar voor verbranding.Onthoud dat bij een warme motor deelektroventilateur onverwacht kan in-schakelen: kans op verwonding. Pas opals u sjaals, dassen of loszittende kle-dingstukken draagt: deze kunnen doorde bewegende onderdelen worden ge-grepen.
ATTENTIE
156
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
fig. 4 - Uitvoeringen 120 Multijet en 140 Multijet
fig. 5 F0P0317m
157
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
KOELVLOEISTOF fig. 6
Het niveau van de koelvloeistof moet ge-controleerd worden bij een koude motoren moet tussen het MIN- en MAX-merk-teken op het expansiereservoir staan.
Een te laag niveau bijvullen door eenmengsel van gedemineraliseerd water en50% PARAFLU UP van FL Selenia lang-zaam via de vulopening A van het expan-siereservoir te gieten, totdat het niveaudicht bij het MAX-merkteken staat.
Een mengsel van PARAFLU UP en ge-demineraliseerd water in een mengver-houding van 50% beveiligt tot een tempe-ratuur van -35°C.
fig. 6 F0P0152m
Het motorkoelsysteem ge-bruikt PARAFLU UP-koel-vloeistof. Gebruik voor heteventueel bijvullen vloeistof
met dezelfde specificaties als waarmeehet motorkoelsysteem is gevuld. PA-RAFLU UP-koelvloeistof kan niet wor-den gemengd met welke andere koel-vloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt,mag de motor absoluut niet worden ge-start en moet u zich tot de Fiat-dealerwenden.
Het koelsysteem staat onderdruk. Vervang de dop zo no-
dig alleen door een exemplaar vanhetzelfde type, anders kan de werkingvan het systeem in gevaar worden ge-bracht. Draai bij een warme motor dedop van het expansiereservoir nooitlos: gevaar voor verbranding.
ATTENTIE
Afgewerkte motorolie en hetvervangen motoroliefilter be-vatten stoffen die schadelijkzijn voor het milieu. Het is
raadzaam om het verversen van de olieen het vervangen van het oliefilter doorde Fiat-dealer te laten uitvoeren. Dedealer beschikt over de uitrusting voorhet op milieuvriendelijke wijze en con-form de wettelijke bepalingen verwer-ken van afgewerkte olie en oliefilters.
Vul nooit olie bij met anderespecificaties dan de olie waar-mee de motor is gevuld.
158
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
REMVLOEISTOF fig. 8
Draai de dop A los en controleer of devloeistof in het reservoir op het maximumniveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-merkte-ken overschrijden.
Voor het bijvullen mag uitsluitend rem-vloeistof worden gebruikt die voldoet aande DOT4-specificaties. Het verdient aan-beveling TUTELA TOP 4 remvloeistofte gebruiken; dezelfde remvloeistof, waar-mee het remsysteem door de fabriek isgevuld.
BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-scopisch (trekt water aan). Als de autooverwegend wordt gebruikt in gebiedenmet een hoge luchtvochtigheid, dan moetde vloeistof vaker worden vervangen danin het “Onderhoudsschema” staat aange-geven.
Controleer visueel het niveau van de vloei-stof in het reservoir.
fig. 8F0P0155m
Rijd niet met een leeg rui-tensproeierreservoir: de rui-
tensproeiers zijn van fundamenteelbelang voor een optimaal zicht.
ATTENTIE
Enkele in de handel verkrijg-bare ruitensproeiervloeistof-
fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-torruimte bevinden zich warme on-derdelen die bij contact de vloeistofkunnen doen ontbranden.
ATTENTIE
RUITENSPROEIERVLOEISTOFfig. 7
Verwijder de dop A en vul vloeistof bij.
Gebruik een mengsel van water en TU-TELA PROFESSIONAL SC35 in devolgende mengverhouding:
30% TUTELA PROFESSIONALSC35 en 70% water in de zomer.
50% TUTELA PROFESSIONALSC35 en 50% water in de winter.
Bij temperaturen onder –20°C, TUTE-LA PROFESSIONAL SC35 onver-dund gebruiken.
fig. 7 F0P0154m F0P0155m
159
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Voorkom, als u de dop los-draait, contact tussen de zeercorrosieve vloeistof en de lak.Als remvloeistof wordt ge-
morst, moet de lak onmiddellijk metwater worden afgespoeld.
De remvloeistof is giftig enzeer corrosief. Als per onge-
luk remvloeistof wordt gemorst, moe-ten de betreffende delen onmiddellijkworden gewassen met water en neu-trale zeep en daarna met veel waterworden afgespoeld. Bij inslikken dientonmiddellijk een arts te worden ge-raadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool p op het reser-voir geeft aan dat syntheti-
sche remvloeistof en geen mineralevloeistof moet worden gebruikt. Hetgebruik van minerale vloeistoffenmoet absoluut worden vermeden,omdat de rubbers in het remsysteemdoor deze vloeistoffen worden be-schadigd.
ATTENTIE
OLIE VAN DESTUURBEKRACHTIGING
Controleer de olie van de stuurbekrachti-ging bij een koude motor en als de auto opeen vlakke ondergrond staat. De olie moettussen het MIN- en MAX-merkteken ophet reservoir staan fig 9 en fig. 10..
Bij zeer warme olie kan de olie boven hetMAX-merkteken staan.
Indien nodig kan het niveau worden bij-gevuld met olie, die dezelfde specificatiesmoet hebben als de reeds in het systeemaanwezige olie.
fig. 9 - Uitvoering 90 Multijet F0P0150m fig. 10 - Uitvoeringen 120 Multijet en 140 Multijet
F0P0151m
Het olieverbruik van de stuur-bekrachtiging is zeer laag; alsna het bijvullen de olie binnenkorte tijd weer moet worden
bijgevuld, moet het systeem door eenFiat-dealer op eventuele lekkage wor-den gecontroleerd.
Voorkom dat de olie voor destuurbekrachtiging in con-
tact komt met de warme delen van demotor: de olie is licht ontvlambaar.
ATTENTIE
Bij de besteluitvoering ver-dient het aanbeveling iedere
2 jaar de remvloeistof te vervangen.
ATTENTIE
160
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
ACCU
De accu van de auto is “onderhoudsarm”:onder normale omstandigheden hoeft hetelektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-destilleerd water.
De accu is in het interieur geplaatst, op devloer onder de passagiersstoel. De accu isbereikbaar nadat het beschermdeksel isverwijderd.
Het is raadzaam de accu door de Fiat-dealer te laten controleren/vervangen.
ACCULADING CONTROLERENfig. 11
De acculading kan gecontroleerd wordendoor de kleur van de optische meter A(indien aanwezig) op het deksel van de ac-cu te controleren.
Als de accu niet voorzien is van een con-trole-instrument voor de acculading enhet elektrolytniveau (optische hydrome-ter), mogen de controlewerkzaamhedenuitsluitend door deskundig personeel wor-den uitgevoerd.
Om de acculading te controleren, moetu de twee schroeven losdraaien en hetdeksel openen. Sluit na het controlerenvan de acculading, het deksel zorgvuldig,waarbij afknellingen en kortsluiting moe-ten worden voorkomen.
Zie de volgende tabel.
De vloeistof in de accu is gif-tig en corrosief. Voorkom
contact met de huid en de ogen.Houd open vuur en vonkvormendeapparaten verwijderd van de accu:brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIE
Als de accu werkt met eenzeer laag vloeistofniveau,
ontstaat onherstelbare schade aan deaccu en kan de accu openbarsten.
ATTENTIE
LUCHTFILTER/POLLENFILTER
Laat het pollenfilter vervangen door deFiat-dealer.
161
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORGBELANGRIJK Wij raden u aan de ac-
culading voor het begin van de winter tecontroleren, om de mogelijkheid van be-vriezing van het elektrolyt te voorkomen.Voer deze controle vaker uit als de autooverwegend voor korte trajecten wordtgebruikt, of als accessoires zijn gemon-teerd die permanent, ook bij uitgeschakeldcontact, stroom verbruiken. Dit geldt inhet bijzonder voor achteraf aangebrach-te accessoires.
fig. 11
A
F0P0242m
Helderwitte kleur Elektrolyt bijvullen Wendt u tot deFiat-dealer
Donkere kleur Accu niet voldoende Accu opladen (het is raad-zonder groen midden- opgeladen zaam dit door de Fiat-stuk dealer te laten uitvoeren)
Donkere kleur Niveau elektrolyt en Geen enkele handelingmet groen middenstuk acculading voldoende
ACCU VERVANGEN
Als de accu vervangen wordt, moet eenoriginele accu met dezelfde specificatiesworden geïnstalleerd.Als de accu vervangen wordt door een ac-cu met andere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het “Onder-houdsschema” staan aangegeven.Voor het onderhoud van de nieuwe accudient u zich strikt te houden aan de aan-wijzingen van de fabrikant van de accu.
Onoordeelkundige montagevan elektrische en elektronischeapparatuur kan ernstige scha-de toebrengen aan de auto. Als
u na aanschaf van uw auto accessoireswilt monteren (diefstalalarm, mobiele te-lefoon enz.), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan u de meest geschikte in-stallaties aanraden en controleren of hetnoodzakelijk is een accu met een grote-re capaciteit te monteren.
Accu’s bevatten zeer schade-lijke stoffen voor het milieu.Het is raadzaam om de accudoor de Fiat-dealer te laten
vervangen. De dealer beschikt over deuitrusting voor het op milieuvriende-lijke wijze en conform de wettelijke be-palingen afvoeren van de accu.
Als u de auto langere tijdstalt in extreem koude om-
standigheden moet, om bevriezing tevoorkomen, de accu worden verwij-derd en op een verwarmde plaatsworden bewaard.
ATTENTIE
162
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-gere tijd minder dan 50% geladen is (op-tische meter donker zonder groen mid-denstuk), raakt door sulfatering bescha-digd. Hierdoor loopt de capaciteit en hetstartvermogen terug.
Ook is de accu dan gevoeliger voor be-vriezing (reeds bij temperaturen van cir-ca –10°C). Als u de auto langere tijd nietgebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.
Als u na aanschaf van uw auto accessoireswilt monteren die constante voeding nodighebben (diefstalalarm enz.), of accessoiresdie de elektrische installatie zwaar belasten,raden wij u aan contact op te nemen metde Fiat-dealer. Deze kan u de meest ge-schikte installaties uit het Fiat Lineaccessori-programma aanraden en controleren of deelektrische installatie van de auto geschiktis voor het extra stroomverbruik of dat hetnoodzakelijk is een accu met een groterecapaciteit te monteren.
PRAKTISCHE TIPS OM DELEVENSDUUR VAN DE ACCUTE VERLENGEN
Om het snel ontladen van de accu te voor-komen en de levensduur te verlengen, dientu de volgende aanwijzingen nauwkeurig opte volgen:
wanneer u de auto parkeert, controleerdan of de portieren, deuren en de mo-torkap goed gesloten zijn. Hiermee wordtvoorkomen dat de interieurverlichtingblijft branden;
schakel de interieurverlichting uit: de au-to is in ieder geval uitgerust met een sys-teem voor automatische uitschakeling vande interieurverlichting;
voorkom zoveel mogelijk het gebruik vanstroomverbruikers als de motor uitstaat(autoradio, waarschuwingsknipperlichtenenz.);
maak voordat werkzaamheden aan deelektrische installatie van de auto wordenuitgevoerd, eerst de klem van de minpoolvan de accu los;
de klemmen moeten altijd goed zijn be-vestigd.
Bij werkzaamheden aan deaccu of in de buurt van de
accu, moet u uw ogen altijd bescher-men met een speciale bril.
ATTENTIE Enkele van deze stroomverbruikers blij-ven continu stroom verbruiken ook bijeen uitgezette motor, waardoor de accugeleidelijk ontlaadt.
163
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
WIELEN EN BANDEN
De spanning van de banden, inclusief hetnoodreservewiel, moet regelmatig, om detwee weken en voor een lange rit, wor-den gecontroleerd: de bandenspanningmoet bij koude banden worden gecon-troleerd.
Tijdens het rijden neemt de bandenspan-ning toe; zie voor de juiste waarde van debandenspanning de paragraaf “Wielen” inhet hoofdstuk “Technische gegevens”.
Een onjuiste bandenspanning veroorzaakteen onregelmatige slijtage van de bandenfig. 12:
A juiste spanning: gelijkmatige slijtage vanhet loopvlak.
B te lage spanning: te grote slijtage aande zijkanten van het loopvlak.
C te hoge spanning: te grote slijtage inhet midden van het loopvlak.
Banden moeten worden vervangen als deprofieldiepte van het loopvlak minder isdan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan debepalingen van het land waarin u rijdt.
fig. 12 F0P0191m
BELANGRIJK
Voorkom bruusk remmen, met spin-nende wielen optrekken, harde con-tacten tussen banden en stoepranden,kuilen en andere obstakels. Het lang-durig rijden op een slecht wegdek kande banden beschadigen;
controleer de banden regelmatig opscheuren in de wangen en bulten of slijt-plekken op het loopvlak. Als u deze ge-breken constateert, wendt u dan tot deFiat-dealer;
rijd nooit met een te zwaar beladen au-to: hierdoor kunnen de banden en develgen ernstig beschadigd worden;
stop zo snel mogelijk bij een lekke banden verwissel het wiel om beschadigingvan de band, de velg, de wielophangingen de stuurinrichting te voorkomen;
banden verouderen, ook als zij weinigof nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in hetloopvlak en op de wangen geven aandat de band verouderd is. Banden dielanger dan zes jaar onder een auto ge-monteerd zijn, moeten dan ook dooreen specialist worden gecontroleerd.Dit geldt in het bijzonder voor hetnoodreservewiel;
monteer nooit gebruikte banden ofbanden, waarvan de herkomst onbe-kend is;
bij de montage van een nieuwe bandmoet ook het ventiel vernieuwd wor-den;
om een gelijke slijtage van de banden opde vooras en de achteras te verkrijgen,is het raadzaam de banden om de10.000 / 15.000 km van as te verwis-selen. Hierbij moeten de banden aandezelfde zijde van de auto gemonteerdblijven, zodat een omkering van dedraairichting wordt voorkomen.
Bedenk dat ook de weglig-ging afhankelijk is van een
juiste bandenspanning.
ATTENTIE
164
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER
WISSERBLADEN
Maak de wisserbladen regelmatig schoonmet een schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan.
Vervang de wisserbladen als het rubber ver-vormd of versleten is. Het verdient aanbe-veling ten minste één maal per jaar de wis-serbladen te vervangen.
Met enkele simpele voorzorgsmaatrege-len is het mogelijk beschadigingen van hetrubber te voorkomen:
wanneer de temperatuur onder 0°C isgedaald, moet gecontroleerd wordenof er geen ijs tussen wisserblad en ruitzit. Maak de wissers zo nodig vrij meteen anti-vriesmiddel;
verwijder eventueel opgehooptesneeuw van de ruit: om de wisserbladente beschermen en oververhitting van deruitenwissermotor te voorkomen;
schakel de ruitenwissers niet in op eendroge ruit.
Rijden met versleten ruiten-wisserbladen is gevaarlijk,
omdat hierdoor het zicht onder slech-te atmosferische omstandighedenaanzienlijk wordt beperkt.
ATTENTIE
RUBBER SLANGEN
Houd voor de rubber slangen van hetrem- en brandstofsysteem zeer nauwkeu-rig de voorschriften van het “Onder-houdsschema” in dit hoofdstuk aan.
Ozon, hoge temperaturen en het gedu-rende langere tijd ontbreken van vloeistofin een systeem zorgen ervoor dat de slan-gen uitdrogen en scheuren, waardoor hetbetreffende systeem kan gaan lekken.Daarom is zorgvuldige controle noodza-kelijk.
Door een te lage banden-spanning wordt de band te
heet, waardoor er onherstelbare in-wendige schade aan de band kan ont-staan.
ATTENTIE
Verwissel de banden nietkruiselings, waarbij de ban-
den van de rechterzijde aan de lin-kerzijde en omgekeerd worden ge-monteerd.
ATTENTIE
Voer bij lichtmetalen velgengeen spuitwerkzaamheden
uit die een temperatuur vereisen bo-ven 150°C. De mechanische eigen-schappen van de wielen kunnen hier-door in gevaar worden gebracht.
ATTENTIE
165
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Ruitenwisserbladen vervangen fig. 13
Aanwijzingen voor het losmaken van hetwisserblad:
til de wisserarm A van de voorruit;
draai het wisserblad B 90° ten opzich-te van de pen C, die zich aan het uit-einde van de wisserarm bevindt;
trek het wisserblad los van de pen C.
Aanwijzingen voor het plaatsen van hetwisserblad:
plaats de pen C in het gat in het mid-delste deel van het wisserblad B;
plaats de wisserarm met het wisserbladop de voorruit.
fig. 13 F0P0161m
Wisserblad achtervervangen fig. 14
Ga als volgt te werk:
kantel het dopje A omhoog, draai demoer los, waarmee de wisserarm aande as is bevestigd, en neem de arm vande as;
plaats de nieuwe wisserarm in de juis-te stand en draai de moer zorgvuldigvast;
kantel het dopje naar beneden.
fig. 14
A
F0P0162m
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 15
Als de ruitensproeiers niet werken, con-troleer dan eerst het niveau in het rui-tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-veaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-sproeiermonden niet verstopt zijn. Dezekunnen zonodig met een speld wordendoorgeprikt.
De stralen van de ruitensproeiers kunt urichten door de sproeiermonden af testellen.
De stralen moeten op ongeveer 1/3 van debovenkant van de ruit worden gericht.
fig. 15 F0P0163m
166
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
het aanbrengen van een beschermendekunststof laag op kwetsbare delen: on-derzijde van de portieren, binnenzijdevan de spatborden, naden, randen enz.;
toepassing van “open” holle ruimtes omcondensvorming te voorkomen en bin-nendringend water af te voeren, waar-door roest van binnenuit wordt voor-komen.
CARROSSERIEGARANTIE
Bij de auto is de carrosserie tegen door-roesten van alle originele componentenvan de carrosserie en van alle dragendedelen gegarandeerd.
Voor de specifieke voorwaarden van dezegarantie wordt verwezen naar de “Service-en garantiehandleiding”.
TIPS VOOR HET BEHOUD VANDE CARROSSERIE
Lak
De lak heeft behalve een esthetische func-tie ook een beschermende functie.
Daarom moeten beschadigingen van de lak-laag, zoals krassen, onmiddellijk worden bij-gewerkt om roestvorming te voorkomen.Het bijwerken dient met de originele lak teworden uitgevoerd (zie “Plaatje met infor-matie over de carrosserielak” in het hoofd-stuk “Technische gegevens”).
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGENATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
luchtverontreiniging;
zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-tigheid (gebieden aan zee, warm envochtig klimaat);
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen,zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,modder en steenslag op de lak en de on-derzijde moet niet worden onderschat.
Fiat heeft voor uw auto de beste technolo-gische oplossingen toegepast om de carros-serie efficiënt tegen roest te beschermen.
De belangrijkste zijn:
de toepassing van aangepaste spuit-technieken en lakproducten die de au-to de benodigde weerstand tegen roesten schurende elementen verlenen;
het gebruik van verzinkte (of voorbe-handelde) plaatdelen met een hoge cor-rosiebestendigheid;
het aanbrengen van een gespoten be-schermende waslaag op de onderzijde,in de wielkuipen, in de motorruimte enverschillende holle ruimtes, met eenhoog beschermend vermogen;
Achterruit (achterruitsproeier)
De sproeiermond van de achterruitwisseris op de achterruitwisser zelf geplaatst.
167
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
Het normale onderhoud van de auto be-perkt zich tot wassen, waarbij de frequen-tie afhankelijk is van het gebruik van de au-to en van de omgeving. Het is raadzaamde auto vaker te wassen bij sterke lucht-verontreiniging of bij het rijden over wegenmet strooizout.
De juiste wasmethode:
verwijder de antenne van het dak als ude auto in een wastunnel wast, om tevoorkomen dat deze beschadigt;
spoel de auto eerst met een waterstraalonder lage druk af;
was de auto met een zachte spons meteen oplossing van neutrale zeep; spoeldaarbij de spons regelmatig uit;
spoel de auto af met schoon water endroog de auto met warme lucht of eenschone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de ran-den van de portieren, deuren, motorkapen de koplampranden moeten tijdens hetdrogen niet vergeten worden, omdat daarwater kan blijven staan. Het verdient aan-beveling de auto na het wassen niet on-middellijk binnen te zetten, maar de autonog even buiten te laten staan, zodat wa-terresten buiten kunnen verdampen.
Was de auto nooit in de zon of als de mo-torkap nog warm is: de glans van de lakkan afnemen.
De kunststof carrosseriedelen kunnen opdezelfde wijze worden gewassen als degespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen, aan-gezien harsdruppels bij langere inwerkingde lak kunnen beschadigen, waardoor dekans op roestvorming wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienenzo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-wijderd te worden, omdat door de agres-sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.
Schoonmaakmiddelen veront-reinigen het water. Daarommoet de auto bij voorkeur wor-den gewassen op een plaats
waar het afvalwater direct wordt opge-vangen en gezuiverd.
Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van de rui-ten een daarvoor geschikt schoonmaakmid-del. Gebruik een schone, zachte doek omkrassen en beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoonmakenvan de binnenzijde van de achterruit op datde elektrische weerstandsdraden van deachterruitverwarming niet worden be-schadigd. Veeg voorzichtig in de richting vande draden.
Motorruimte
Laat de motorruimte na het winterseizoenzorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-terstraal niet direct op de elektronischeregeleenheden worden gericht en moetende bovenste ventilatie-openingen goed be-schermd worden, om beschadiging van deruitenwissermotor te voorkomen. Laatdeze werkzaamheden verzorgen door eengespecialiseerd bedrijf.
BELANGRIJK Voor het uitspuiten van demotorruimte moet de contactsleutel instand S staan en de motor koud zijn. Con-troleer na het reinigen of de verschillen-de beschermingen (rubber kappen, dek-sels enz.) nog op hun plaats zitten en nietbeschadigd zijn.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het reinigenvan het kunststof lampenglas van de kop-lampen geen aromatische producten (bijv.benzine) of ketonen (bijv. aceton).
168
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestand te-gen slijtage die ontstaat bijeen normaal gebruik van de
auto. Hevig en/of langdurig wrijven metkledingaccessoires zoals metalen ges-pen, sierknopen en klittenbandsluitin-gen, moet echter absoluut worden ver-meden omdat hierdoor grote druk ont-staat op een bepaalde plek op de be-kleding, waardoor deze plek kan slijtenen de bekleding beschadigd wordt.
KUNSTSTOF INTERIEURDELEN
STOELEN EN STOFFENBEKLEDING
Verwijder stof met een zachte borstel ofeen stofzuiger. Voor een nog betere rei-niging van de stoffen bekleding raden wiju aan de borstel vochtig te maken.
Reinig de zittingen met een vochtige sponsen een oplossing van neutrale zeep.
Gebruik nooit ontvlambareproducten zoals petroleum
of wasbenzine voor het reinigen vande interieurdelen van de auto. Deelektrostatische lading die tijdens hetreinigen door het wrijven ontstaat,kan brand veroorzaken.
ATTENTIE
Bewaar nooit spuitbussen inde auto: ontploffingsgevaar.
Spuitbussen mogen niet wordenblootgesteld aan temperaturen boven50°. In de zomer kan de temperatuurin het interieur ver boven deze waar-de oplopen.
ATTENTIE
INTERIEUR
Controleer af en toe of er onder de vloer-bedekking geen water is blijven staan(dooiwater van sneeuwresten aan schoe-nen, lekkende paraplu’s enz.), waardoorroestvorming op de bodem veroorzaaktzou kunnen worden.
BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol ofbenzine om het glas van het instrumen-tenpaneel schoon te maken.
LEREN STUURWIEL /POOKKNOP
Reinig deze componenten uitsluitend metwater en neutrale zeep.
Gebruik nooit alcohol of producten op ba-sis van alcohol.
Voordat u speciale producten gebruiktvoor het reinigen van de interieurdelen,moet u eerst de aanwijzingen op het eti-ket van het product lezen en controlerenof het geen alcohol en/of substanties opbasis van alcohol bevat.
Als tijdens het reinigen van de voorruitmet speciaal daarvoor bestemde produc-ten, per ongeluk druppels op het leer vanhet stuurwiel of de pookknop terechtko-men, moeten deze onmiddellijk wordenverwijderd en het betreffende gebied metwater en neutrale zeep worden afgeno-men.
BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bij hetgebruik van mechanische diefstalbeveiligin-gen op het stuurwiel om beschadiging vande leren bekleding te voorkomen.
Wij raden u aan om de kunststof interieur-delen op de normale manier te reinigen meteen doek bevochtigd met water en een neu-trale zeep zonder schuurmiddel. Voor hetverwijderen van vet- of hardnekkige vlek-ken moeten speciale schoonmaakmiddelenzonder oplosmiddelen worden gebruikt, diegeschikt zijn voor het reinigen van kunststofen die het visuele effect en de kleur van decomponenten niet wijzigen.
169
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. 170
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN . 173
MOTOR ................................................................................. 175
BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... 176
TRANSMISSIE ....................................................................... 176
REMMEN ................................................................................ 177
WIELOPHANGING ............................................................ 177
STUURINRICHTING .......................................................... 177
WIELEN .................................................................................. 178
AFMETINGEN ...................................................................... 181
PRESTATIES .......................................................................... 185
GEWICHTEN EN TREKGEWICHTEN .......................... 186
VULLINGSTABEL ................................................................ 190
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ........................ 191
BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 193
CO2-EMISSIE ......................................................................... 195
TTTTEEEECCCCHHHHNNNNIIIISSSSCCCCHHHHEEEE GGGGEEEEGGGGEEEEVVVVEEEENNNNSSSS
170
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Wij raden u aan om nota te nemen van deidentificatiegegevens. De identificatiege-gevens zijn op typeplaatjes ingeslagen; de-ze bevinden zich op de in fig. 1 aange-geven plaatsen:
1 - typeplaatje met identificatiegegevens;
2 - chassisnummer;
3 - plaatje met informatie over decarrosserielak;
4 - motornummer.
1
2 4
3
fig. 1
F0P0300m
171
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
TYPEPLAATJE METIDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 2
A - Naam van de fabrikant;
B - Nummer nationale typegoedkeuring;
C - Identificatiecode van het voertuigtypeen chassisnummer;
D - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto;
E - Max. toelaatbaar totaalgewicht van de auto met aanhanger;
F - Max. toelaatbare voorasbelasting;
G - Max. toelaatbare achterasbelasting;
H - Identificatiecode van het autotype;
I - Correctiewaarde voor de uitlaat-
rookgasmeting;
J - Chassisnummer.
fig. 2
ABCDEFG
HJ
I
1-2-
KGKGKGKG
F0P0301m
PLAATJE MET INFORMATIEOVER DE CARROSSERIELAK fig. 4-5
Het informatieplaatje over de carrosse-rielak A-fig. 4 is op het linker voorportieraangebracht, en de code van de carrosse-rielak is aangegeven in vak H-fig. 5.
172
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
fig. 5
Bar
Bar
PR
ES
SIO
NS
CO
NTR
OLL
ER
PN
EU
S F
RO
IDS
(0,
05 b
ar)
A
B
C
D
E
F
G
H
I
F0P0304m
CHASSISNUMMER fig. 3
Het chassisnummer 2 is in het midden onder de voorruit aangebracht.
fig. 3
ZFA000000000000000 2
F0P0302m fig. 4
A
F0P0303m
173
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN
Motorcode
9HU
RHK
Beschrijving
Combi - Korte wielbasisCombi - Korte wielbasisCombi - Lange wielbasisCombi - Lange wielbasis
Combi - L. wielbasis - Verhoogd draagvermogenBestel - Korte wielbasis - Laag dak - 10 QBestel - Korte wielbasis - Laag dak -12 QBestel - Lange wielbasis - Laag dak -12 Q
Bestel - Lange wielbasis - Verhoogd dak -12 QPlatformchassis - Lange wielbasis - 12 Q
Combi - Korte wielbasis - Cat. N1Combi - Lange wielbasis - Cat. N1
Combi - Korte wielbasisCombi - Korte wielbasisCombi - Lange wielbasisCombi - Lange wielbasis
Combi - L. wielbasis - Verhoogd draagvermogenBestel - Korte wielbasis - Laag dak - 10 QBestel - Korte wielbasis - Laag dak -12 QBestel - Lange wielbasis - Laag dak -12 Q
Bestel - Lange wielbasis - Verhoogd dak -12 QPlatformchassis - Lange wielbasis - 12 Q
Combi - Korte wielbasis - Cat. N1Combi - Lange wielbasis - Cat. N1
Motor
90 Multijet
120 Multijet
Carrosserie-uitvoering
270XXA1A AA270XXA1A AB
270XXA1A AAL270XXA1A ABL270KXA1A ABL270ZXA1A ZA270ZXA1A WA270ZXA1A WAL270ZXA1A ZA270ZXA1A ZA270ZXA1A ZA270ZXA1A ZA270XXC1B AA270XXC1B AB
270XXC1B AAL270XXC1B ABL270KXC1B ABL270ZXC1B ZA270ZXC1B WA270ZXC1B WAL270ZXC1B WBL270YXA1A ZAL270ZXA1A ZC270ZXA1A ZCL
Zitplaatsen
5 / 68 / 95 / 68 / 98 / 92 / 32 / 32 / 32 / 32 / 35 / 65 / 65 / 68 / 95 / 68 / 98 / 92 / 32 / 32 / 32 / 32 / 35 / 65 / 6
174
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Motor
140 Multijet
Zitplaatsen5 / 68 / 95 / 68 / 98 / 92 / 32 / 32 / 32 / 32 / 35 / 65 / 6
Motorcode
RHR
BeschrijvingCombi - Korte wielbasisCombi - Korte wielbasisCombi - Lange wielbasisCombi - Lange wielbasis
Combi - L. wielbasis - Verhoogd draagvermogenBestel - Korte wielbasis - Laag dak - 10 QBestel - Korte wielbasis - Laag dak -12 QBestel - Lange wielbasis - Laag dak -12 Q
Bestel - Lange wielbasis - Verhoogd dak -12 QPlatformchassis - Lange wielbasis - 12 Q
Combi - Korte wielbasis - Cat. N1Combi - Lange wielbasis - Cat. N1
Carrosserie-uitvoering270XXD1B AA270XXD1B AB
270XXD1B AAL270XXD1B ABL270KXD1B ABL270ZXD1B ZA270ZXD1B WA270ZXD1B WAL270ZXD1B WBL270YXD1B ZAL270ZXD1B ZC270ZXD1B ZCL
175
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
MOTOR
ALGEMENE INFORMATIE
Typecode
Cyclus
Aantal en opstelling cilinders
Boring en slag mm
Cilinderinhoud cm3
Compressieverhouding
Max. vermogen (EU) kWpk
bijbehorend toerental min-1
Max. koppel (EU) Nmkgm
bijbehorend toerental min-1
Brandstof
90 Multijet
9HU
Diesel
4 in lijn
75 x 88,3
1560
18,0:1
66904000
180
1750
Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)
120 Multijet
RHK
Diesel
4 in lijn
85 x 88
1997
17,5:1
881204000
300
2000
Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)
140 Multijet
RHR
Diesel
4 in lijn
85 x 88
1997
17,5:1
1001364000
320
2000
Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)
176
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
BRANDSTOFSYSTEEM
90 Multijet - 120 Multijet - 140 Multijet
Brandstofsysteem Directe inspuiting Multijet “Common Rail”
Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen reke-ning wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs
brand veroorzaken.
ATTENTIE
Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit en een versnelling
achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruiten een versnelling achteruit
Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag
Voor
TRANSMISSIE
90 Multijet 120 Multijet - 140 Multijet
Versnellingsbak
Koppeling
Aandrijving
177
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
WIELOPHANGING
90 Multijet - 120 Multijet - 140 Multijet
Voor
Achter
REMMEN
90 Multijet - 120 Multijet - 140 Multijet
Voetrem:
– voor
– achter
Handrem
BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertraging iets later wordt bereikt.
STUURINRICHTING
90 Multijet - 120 Multijet - 140 Multijet
Type
Draaicirkel (tussen stoepranden) m
() Uitvoering korte wielbasis () Uitvoering lange wielbasis
onafhankelijke wielophanging, type McPherson
semi-onafhankelijk met door torsiebuis gekoppelde draagarmen met schroefveren/luchtvering (indien van toepassing)
tandheugel met elektrohydraulische bekrachtiging (hydraulisch op de uitvoering 90 Multijet)
12,18 () / 12,59 ()
bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen
schijfremmen of trommelremmen (bepaalde uitvoeringen)
schijfremmen (geventileerde bij bepaalde uitvoeringen)
178
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN fig. 6
Voorbeeld: 215/60 R16 99T
215 = Nominale breedte (S, afstand inmm tussen de flanken).
60 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S)(percentage).
R = Radiaalband.
16 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).
99 = Beladingsindex (draagvermogen).
T = Snelheidsindex.
WIELEN
VELGEN EN BANDEN
Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tu-beless radiaalbanden. Op de typegoed-keuring zijn bovendien alle goedgekeur-de banden aangegeven.
BELANGRIJK Als de gegevens in het in-structieboekje afwijken van die van de type-goedkeuring, dient u zich altijd aan de ge-gevens van de typegoedkeuring te houden.
Voor de rijveiligheid is het noodzakelijkdat alle wielen zijn voorzien van bandenvan hetzelfde merk en hetzelfde type.
BELANGRIJK In tubeless banden mogengeen binnenbanden gebruikt worden.
fig. 6 F0P0309m
RESERVEWIEL
Geperst stalen velg. Tubeless band.
179
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
VERKLARING VAN DECODERING OP DE VELGEN fig. 6
Voorbeeld: 7J x 16 ET39
7 = breedte van de velg in inch 1.
J = velgbedprofiel (deel aan de zij-kanten waarop de band steunt) 2.
16 = montagediameter in inch (komtovereen met die van de band diegemonteerd moet worden) 3 =Ø.
ET39 = diepte van de velgbolling (afstandtussen het montagevlak van develg op de naaf en het velghart).
Beladingsindex (draagvermogen)
70 = 335 kg 81 = 462 kg
71 = 345 kg 82 = 475 kg
72 = 355 kg 83 = 487 kg
73 = 365 kg 84 = 500 kg
74 = 375 kg 85 = 515 kg
75 = 387 kg 86 = 530 kg
76 = 400 kg 87 = 545 kg
77 = 412 kg 88 = 560 kg
78 = 425 kg 89 = 580 kg
79 = 437 kg 90 = 600 kg
80 = 450 kg 91 = 615 kg
Snelheidsindex
Q = tot 160 km/h.
R = tot 170 km/h.
S = tot 180 km/h.
T = tot 190 km/h.
U = tot 200 km/h.
H = tot 210 km/h.
V = tot 240 km/h.
Maximale snelheid bij winterbanden
QM + S = max. 160 km/h.
TM + S = max. 190 km/h.
HM + S = max. 210 km/h.
180
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Bar
Bar
PR
ES
SIO
NS
CO
NTR
OLL
ER
PN
EU
S F
RO
IDS
(0,
05 b
ar)
A
B
C
D
E
F
G
H
I
fig. 7
F0B0264b
De bandenspanning bij koude banden is afhankelijk van de uitvoering en uitrustingvan de auto. De waarden staan aangegeven op het plaatje fig. 7 dat zich op het linkervoorportier bevindt: A - bandenspanning (onbelast); B - bandenspanning (bij maximumbelading); C - bandenmaat; D - velgmaat; E - op de auto gemonteerd bandtype; F - identificatiecode voor de productiedag van de auto; G - leeg vakje; H - kleurcodevan de carrosserielak; I - oplopend productienummer van de auto.
Banden Velgen
90 Multijet215/65 R15 104R 6,5J x 15 ET38
120 Multijet 215/60 R16 99T 7J x 16 ET39()140 Multijet 7J x 16 ET42
215/60 R16 103T 7J x 16 ET42
() Lichtmetalen velg
181
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
AFMETINGEN
AB
D
C
N
F
G
DF
G
E
F0P0170m
fig. 8
182
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
De afmetingen zijn aangegeven in mm.
AFMETINGEN
Totale lengte:
Totale hoogte:
Wielbasis:
Oversteek voor:
Oversteek achter:
Totale breedte– over carrosserie:– met stootrubbers:– met ingeklapte buitenspiegels:– met uitgeklapte buitenspiegels:
Spoorbreedte voor:
Spoorbreedte achter:
Hoogte laadvloer– wielophanging met schroefveren:– wielophanging met luchtvering:
KORTE WIELBASIS
4805
LANGE WIELBASIS
5135
1894 ÷ 1942 / 2204 ÷ 2276 (*)
3000 3122
975
830 1038
1870189519862194
1574
1574
562 ÷ 604491 ÷ 500
A+B+C
N
A
B
C
D
E
F
G
(*) Uitvoeringen met verhoogd dak
183
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
O
N
O
N
F0P0305mfig. 9
De afmetingen zijn aangegeven in mm.
AFMETINGEN
Nuttige hoogte van de dubbele achterdeur:
Nuttige breedte– dubbele achterdeur:– achterklep (indien aanwezig):
ACHTERDEUREN
1272÷1630 (*)
12371237
N
O
(*) Uitvoeringen met verhoogd dak
184
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
De afmetingen zijn aangegeven in mm.
AFMETINGEN
Hoogte:
Breedte:
ZIJSCHUIFDEUR
1293 ÷ 1301
924
P
Q
Q
P
F0P0306mfig. 10
185
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
PRESTATIES
Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.
90 Multijet 120 Multijet 140 Multijet
145 160 170
186
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
GEWICHTEN EN TREKGEWICHTENBESTEL-UITVOERINGRaadpleeg voor meer informatie de typegoedkeuring van de auto.De lokale wetgeving van elk land ten aanzien van de trekgewichten moet beslist worden gerespecteerd. Voor informatie over hettrekken van aanhangers en de maximaal toegestane gewichten: wendt u tot de Fiat-dealer.
Lading vervoerenHet trekken van aanhangers is mogelijk mits het maximaal toegestane totaalgewicht niet wordt overschreden. In geen enkel gevalmag het maximaal toelaatbare aanhangergewicht en het maximum totaal geladen gewicht, dat in de typegoedkeuring is vastgelegd,worden overschreden.Respecteer het toegelaten aanhangergewicht van de auto.
Aantal zitplaatsen
2
3
2
3
2
3
2
3
Uitvoering Leeggewicht
(kg)
1661
1673
1661
1673
1680
1692
1700
1712
90 Multijet
Kortewielbasis(10Q)
Lange wiel-basis (12Q)
Verhoogddak(12Q)
Maximaaltoelaatbaar
gewicht(kg)
2661
2661
2861
2861
2880
2880
2900
2900
Maximaalnuttig
laadvermogen(kg)
1000
988
1200
1188
1200
1188
1200
1188
Nuttiglaadvermogen
zonderbestuur. (kg)
925
913
1125
1113
1125
1113
1125
1113
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
(kg)
1672
1672
1472
1472
1453
1453
1433
1433
(*) Het maximum trekgewicht bij een geremde aanhanger kan hoger zijn mits de lading van het trekkende voertuig met een even-groot gewicht wordt verlaagd, zodat wordt voorkomen dat het maximaal toegestane treingewicht wordt overschreden. Bij zeerhoge temperaturen kunnen de motorprestaties tijdens het rijden afnemen om schade aan de motor te voorkomen. Bij een bui-tentemperatuur boven 37°C moet het trekgewicht worden beperkt tot 700 kg. Bij het trekken van aanhangers is het verboden
sneller te rijden dan 100 km (respecteer de lokaal geldende snelheidsbeperkingen).
Korte wiel-basis (12Q)
Motor
187
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Aantal zitplaatsen
2
3
2
3
2
3
2
3
Uitvoering Leeggewicht
1702
1714
1702
1714
1732
1744
1763
1775
120 Multijet
Korte wiel-basis(10Q)
Lange wiel-basis(12Q)
Verhoogddak(12Q)
Maximaaltoelaatbaar
gewicht
2702
2702
2902
2902
2932
2932
2963
2963
Maximaalnuttig
laadvermogen
1000
988
1200
1188
1200
1188
1200
1188
Nuttiglaadvermogenzonder bestu.
925
913
1125
1113
1125
1113
1125
1113
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
2000
2000
2000
2000
2000
2000
1997
1997
Aantal zitplaatsen
2
3
2
3
2
3
Uitvoering Leeggewicht
1717
1729
1717
1729
1746
1758
140 Multijet
Korte wiel-basis(10Q)
Lange wiel-basis(12Q)
Maximaaltoelaatbaar
gewicht
2717
2717
2917
2917
2946
2946
Maximaalnuttig
laadvermogen
1000
988
1200
1188
1200
1188
Nuttiglaadvermogenzonder bestu.
925
913
1125
1113
1125
1113
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
2000
2000
1863
1863
1834
1834
Motor
Motor
Korte wiel-basis (12Q)
Korte wiel-basis (12Q)
188
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
COMBI-UITVOERING
Raadpleeg voor meer informatie de typegoedkeuring van de auto.De lokale wetgeving van elk land ten aanzien van de trekgewichten moet beslist worden gerespecteerd. Voor informatie over hettrekken van aanhangers en de maximaal toegestane gewichten: wendt u tot de Fiat-dealer.
Lading vervoerenHet trekken van aanhangers is mogelijk mits het maximaal toegestane totaalgewicht niet wordt overschreden. In geen enkel gevalmag het maximaal toelaatbare aanhangergewicht en het maximum totaal geladen gewicht, dat in de typegoedkeuring is vastgelegd,worden overschreden.
Respecteer het toegelaten aanhangergewicht van de auto.
Uitvoering Aantal zitplaatsen
5
6
8
9
5
6
8
9
8
9
Leeggewicht
(kg)
1733
1745
1811
1822
1764
1776
1842
1853
1857
1868
Maximaaltoelaatbaar
gewicht(kg)
2683
2683
2683
2683
2714
2714
2714
2714
2852
2852
Nuttiglaadvermogenzonder bestu.
(kg)
882
870
804
793
882
870
804
793
928
916
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
(kg)
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
2000
Korte wiel-basis
Lange wiel-basis
Verstevigd
90 Multijet
Maximaalnuttig
laadvermogen(kg)
950
938
872
861
950
938
872
861
996
984
Motor
189
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Uitvoering Aantal zitplaatsen
5689568989
Leeggewicht
(kg)
1809182118871898184118531919193019481959
Maximaaltoelaatbaar
gewicht(kg)
2759275927592759279127912791279129322932
Maximaalnuttig
laadvermogen(kg)
950938872861950938872861999987
Nuttiglaadvermogenzonder bestu.
(kg)
882870804793882870804793931919
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
(kg)
2000200020002000200020002000200020002000
Korte wiel-basis
Lange wiel-basis
Verstevigd
120 Multijet
Uitvoering Aantal zitplaatsen
5689568989
Leeggewicht
(kg)
1824183619021913185518671933194419481959
Maximaaltoelaatbaar
gewicht(kg)
2774277427742774280528052805280529462946
Maximaalnuttig
laadvermogen(kg)
950938872861950938872861999987
Nuttiglaadvermogenzonder bestu.
(kg)
882870804793882870804793931919
Trekgewichtbij geremdeaanhanger
(kg)
2000200020002000200020002000200020002000
Korte wiel-basis
Lange wiel-basis
Verstevigd
140 Multijet
Motor
Motor
190
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen
Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)
Mengsel van water en 50% PARAFLU UP
SELENIA WR
TUTELA CAR MATRYX
TUTELA TOP 4 (*)
Mengsel van water en TUTELA PROFESSIONALSC 35
120 Multijet
808
9
5,25
1,9
0,519
7,5
140 Multijet
808
9
5,25
1,9
0,519
7,5
90 Multijet
808
8
6,2
1,7
0,519
7,5
VULLINGSTABEL
Brandstoftank: literinclusief een reserve van: liter
Motorkoelsysteemmotor: liter
Carter en filter: liter
Versnellingsbak/differentieel: kg
Hydraulisch remcircuit met: ABS (met ESP) kg
Vloeistofreservoir ruitensproeiers, achterruitsproeier, koplampsproeiers: liter
(*) De remvloeistof moet ten minste iedere 2 jaar worden vervangen (bestel-uitvoering)
191
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Volgens het GeprogrammeerdeOnderhoudsschema
Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie FIAT 9.55535- N2
SELENIA WR
VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN
AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES
Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeist. en smeermid. Vervangings-voor een correct functioneren van de auto (originele) interval
Smering voor dieselmotoren
Gebruik voor een correcte werking van de Multijet-uitvoeringen met DPF uitsluitend het originele type smeermiddel. In geval vannood, als het originele product niet beschikbaar is, vul dan maximaal 0,5 liter bij en wendt u zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.
Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties ACEA B4voor de dieselmotoren; in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd.Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA B4 kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die nietdoor de garante gedekt worden.Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de Fiat-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.
Gebruik
Olieen vetten voorkrachtoverbren-gingen
Remvloeistof
Antivriesvoor radiateur
Vloeistof - ruiten-sproeiers en koplampsproeiers
192
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Aanbevolen vloeistofen smeermiddel
TUTELA MATRYX
TUTELA STAR 500
TUTELA TOP 4
PARAFLU UP
TUTELA PROFESSIONAL
SC 35
Toepassing
Mechanische versnellings-bakken en differentieels
Homokinetische koppelingen
Hydraulisch remsysteemen koppelingbediening
MotorkoelsystemenMengverhouding:50% tot –35°C
Onverdund of met water gebruiken
Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen voor een correct functioneren van de auto
Synthetische SAE 75W- 85 olie die ruimschoots voldoet aande specificaties API GL4 en MIL-L-2105 D LEV
Vet op basis van lithiumzepen, bevat molybdeenbisulfide, indringingsgetal NLGI 2
Synthetische remvloeistof, F.M.V.S.S. nr. 116, DOT 4, ISO4925,SAE J-1704, CUNA NC 956-01
Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis vanglycol-monoethyleen voor koelsysteem, corrosiewerend metorganische formule gebaseerd op de O.A.T.-technologie.Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,ASTM D 3306
Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffenCUNA NC 956-II
193
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
een rit buiten de stad: waarbij veelvul-dig wordt geaccelereerd in alle ver-snellingen en waarmee een normaal ge-bruik van de auto buiten de stad wordtgesimuleerd. De snelheid varieert tus-sen de 0 en 120 km/h;
gecombineerd: hierbij telt de waardevan de stadsrit mee voor 37% en dewaarde van de testrit buiten de stadvoor 63%.
BRANDSTOFVERBRUIK
Het brandstofverbruik dat in de tabellenis opgenomen, is gemeten volgens eenvastgestelde testmethode die in EU-nor-men is vastgelegd.
Het brandstofverbruik is gemeten volgensonderstaande procedure:
een stadsrit: opgebouwd uit een koudestart gevolgd door een gesimuleerde,normale testrit in stadsverkeer;
BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-keerssituatie, atmosferische omstandighe-den, rijstijl, algemene conditie van de au-to, uitrustingsniveau, gebruik van de air-conditioning, lading van de auto, imperiaalop het dak en andere situaties die de aero-dynamica kunnen beïnvloeden, levereneen ander brandstofverbruik op dan hiervermeld.
Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)
Motor 90 Multijet
Uitvoering Combi Bestel
zitplaatsen 5/6 8 / 9 2 / 3
Uitvoering Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Verhoogd dakKorte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Lange wielbasis
Verbruik in de stad 8,4 8,6 8,6 8,6 8,4 8,4 8,6
Verbruikbuiten de stad 6,6 6,8 6,8 6,8 6,6 6,6 6,8
Gecombineerd verbruik 7,2 7,5 7,5 7,5 7,2 7,2 7,5
194
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Motor 120 Multijet
Uitvoering Combi Bestel
zitplaatsen 5/6 8 / 9 2 / 3
Uitvoering Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Verhoogd dakKorte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Lange wielbasis
Verbruik in de stad 9,1 9,2 9,3 9,3 9,1 9,2 9,4
Verbruikbuiten de stad 6,3 6,4 6,5 6,5 6,3 6,4 6,6
Gecombineerd verbruik 7,2 7,4 7,5 7,5 7,2 7,4 7,6
Motor 140 Multijet
Uitvoering Combi Bestel
zitplaatsen 5/6 8 / 9 2 / 3
Uitvoering Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Verhoogd dakKorte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Lange wielbasis
Verbruik in de stad – – – – – – –
Verbruikbuiten de stad – – – – – – –
Gecombineerd verbruik – – – – – – –
195
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
ALFA
BETIS
CHRE
GIST
ERDA
SHBO
ARD
EN BE
DIEN
ING
VEILI
GHEID
STAR
TEN
EN R
IJDEN
NOOD
-GE
VALL
ENON
DERH
OUD
EN ZO
RGTE
CHNI
SCHE
GEGE
VENS
Uitvoering Combi Bestel
zitplaatsen 5/6 8 / 9 2 / 3
Uitvoering Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Laag dak Verhoogd dakKorte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Korte wielbasis Lange wielbasis Lange wielbasis
90 Multijet 191 198 198 198 191 191 198
120 Multijet 194 196 198 198 194 196 200
140 Multijet – – – – – – –
CO2-EMISSIE
De CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.
- brandstofmeter.............................. 14
- dop van de brandstoftank ........... 87
Brandstofmeter .................................... 14
Brandstofnoodschakelaar................... 59
Brandstofverbruik................................ 193
Buitenverlichting
- bediening......................................... 47
- gloeilamp achter vervangen ........ 139
- gloeilamp voor vervangen ........... 137
Carrosserie
- onderhoud...................................... 166
- uitvoeringen ................................... 173
Centrale portiervergrendeling .......... 65
CO2-emissie via de uitlaat................. 195
Cruise-control...................................... 128
Dashboard ........................................... 5
Dashboardkastje .................................. 60
Derde remlicht..................................... 140
Dieselfilter (aanwezigheid van water)128
Dimlicht
- bediening......................................... 47
- gloeilamp vervangen ..................... 137
EOBD (systeem)................................. 83
Extra accessoires ................................. 86
Fiat CODE startblokkering .............. 6
Frontairbags .......................................... 102
Gewichten en trekgewichten .......... 186
Gloeilamp (vervangen van een) ........ 137
Gordelspanners.................................... 92
Grootlicht
- bediening......................................... 47
- gloeilamp vervangen ..................... 137
Handrem.............................................. 112
Hendels aan het stuur......................... 47
Hoofdsteunen....................................... 23
Aansteker............................................. 62
Aanwijzingen voor het laden............. 74
ABS ......................................................... 77
Accu
- acculading........................................ 160
- opladen............................................ 147
- specificaties..................................... 176
- starten met een hulpaccu............ 130
- vloeistofniveau ............................... 160
Achterruitverwarming ............. 30-35-43
Achteruitrijlichten................................ 139
Afmetingen ............................................ 181
Afstandsbediening centrale portierver-/ontgrendeling .................. 7
Airconditioning, handbediend ........... 31
Asbak...................................................... 62
Autoradio (Systeem)........................... 85
Banden.................................................. 180
- een lekke band............................... 31
Bandenspanning (plaatje)................... 180
Brandstof
AAAALLLLFFFFAAAABBBBEEEETTTTIIIISSSSCCCCHHHH RRRREEEEGGGGIIIISSSSTTTTEEEERRRR
196
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
197
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
GVE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
Luchtroosters zijkant en midden...... 28
Mistlampen
- bediening......................................... 47
- gloeilamp vervangen ..................... 138
Motor
- brandstofsysteem.......................... 176
- identificatiecode ............................ 173
- smeersysteem................................ 191
- specificaties..................................... 175
Motor starten
- motor opwarmen na het starten 111
- rollend starten ............................... 131
- start-/contactslot........................... 12
- starten met een hulpaccu............ 130
- startprocedure .............................. 110
Motorkap............................................... 71
Motorolie
- niveau controleren ....................... 156
- technische gegevens ..................... 191
- verbruik........................................... 156
Motorolieverbruik ............................... 156
Motorruimte......................................... 154
Niveau motorkoelvloeistof .............. 157
Niveau motorolie ................................ 156
Niveau olie stuurbekrachtiging ......... 159
Niveau remvloeistof............................ 158
Niveau ruiten-/koplamp-sproeiervloeistof .................................. 158
Niveaus (controle van de) ................. 154
Noodgevallen........................................ 129
Onderhoud van de auto
- geprogrammeerd onderhoud..... 150
- Onderhoudsschema ..................... 151
- Zwaar gebruik van de auto......... 153
Ontwasemen
- achterruiten .......................... 30-34-38
- voorruit ................................. 28-32-38
- zijruiten voor........................ 28-32-38
Parkeren............................................... 112
Periodieke controles........................... 153
Plafondverlichting................................. 55
- gloeilamp vervangen ..................... 141
Portieren ............................................... 64
Prestaties ............................................... 185
Identificatiegegevens........................... 170
Imperiaal/skidrager (montagevoorbereiding)..................... 72
Instrumenten ........................................ 14
Instrumentenpaneel............................. 13
Interieur................................................. 168
Interieuruitrusting................................ 60
Kentekenplaatverlichting................... 141
Kinderen veilig vervoeren.................. 95
- ISOFIX-kinderzitje (montage) .... 101
Klokje ..................................................... 16
Koplampen
- koplampen afstellen ...................... 76
Koplampsproeiers ............................... 53
Koppeling............................................... 176
Krik ......................................................... 133
Lak ......................................................... 166
Lampjes en berichten.......................... 119
Lichtsterkteregeling instrumentenpaneel ..................................................... 15
Luchtfilter .............................................. 160
Luchtrecirculatie ..........................31-36-41
198
LAMP
JES E
NBE
RICH
TEN
DASH
BOAR
D EN
BEDI
ENIN
G VE
ILIGH
EIDST
ARTE
N EN
RIJD
ENNO
OD-
GEVA
LLEN
ONDE
RHOU
D EN
ZORG
TECH
NISC
HEGE
GEVE
NSAL
FABE
TISCH
REGI
STER
Slepen van de auto............................. 148
Sleutels ................................................... 77
Smeermiddelen (specificaties) ........... 191
Sneeuwkettingen.................................. 117
Snelheid (maximum)............................ 185
Snelheidsmeter..................................... 14
Spiegels
- binnenspiegel.................................. 25
- buitenspiegels................................. 25
Startmotor ............................................ 176
Stuurinrichting ...................................... 177
Stuurslot ................................................ 12
Stuurwiel................................................ 24
Symbolen ............................................... 6
Technische gegevens ......................... 169
Toerenteller.......................................... 14
Transmissie ........................................... 176
Veiligheidsgordels
- algemene opmerkingen................ 93
- gebruik............................................. 90
- hoogteverstelling........................... 91
- onderhoud...................................... 95
Ventilatie................................................ 27
Versnellingsbak
- gebruik van de hand-geschakelde versnellingsbak............... 113
Verwarming en ventilatie ................... 27
Vullingstabel .......................................... 190
Waarschuwingsknipperlichten ........ 56
Wiel (verwisselen)............................... 178
Wielophanging...................................... 177
Wisserbladen voor/achter ................. 164
Zekeringen........................................... 142
Zij-airbags .............................................. 105
Zitplaatsen............................................. 18
- achter................................................... 20
- reinigen................................................ 168
- voor ..................................................... 18
Zonnekleppen....................................... 63
Remlichten ........................................... 139
Remmen
- vloeistofniveau ............................... 158
- voetrem........................................... 112
Richtingaanwijzers
- bediening......................................... 48
- gloeilamp achter vervangen ........ 139
- gloeilamp op voorspatbord vervangen .............................................. 138
- gloeilamp voor vervangen ........... 138
Ruitbediening ........................................ 69
Ruiten
- reinigen............................................ 166
- schuifruiten..................................... 64
Ruitensproeiers
- bediening......................................... 50
- vloeistofniveau ............................... 158
Ruitensproeiermonden....................... 165
Ruitenwissers
- bediening......................................... 50
- ruitensproeiers .............................. 165
- wisserbladen................................... 164
BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VANZIJN LEVENSDUURAl jaren werkt Fiat hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en deontwikkeling van producten die steeds “milieuvriendelijker” zijn. Om de cliënten de best mogelijke service te garanderen in over-eenstemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor auto’s die aanhet einde van hun levensduur zijn, biedt Fiat aan haar cliënten de mogelijkheid de eigen auto* aan het einde van zijn levensduur inte leveren zonder extra kosten.De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of eige-naar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle EU-landen is tot 1 januari 2007 de inname alleen kosteloosvoor auto’s die vanaf 1 juli 2002 zijn geregistreerd, terwijl vanaf 2007 de inname kosteloos is onafhankelijk van het registratiejaarop voorwaarde dat de auto nog beschikt over de essentiële onderdelen (met name motor en carrosserie) en vrij is van bijkomen-de afvalstoffen.Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kan u zich zonder aanvullende verplichtingen tot de Fiat-dealer wen-den of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Fiat zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijn zorgvuldig uit-gekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van buiten gebruikgestelde auto’s met respect voor het milieu.Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij de Fiat-dealer of bel het gratis nummer 008003428 0000 of raadpleeg de Fiat internetsite.
* Auto voor personenvervoer met maximaal 9 zitplaatsen, voor een maximaal toelaatbaar totaalgewicht van 3,5 t
NNNNOOOOTTTTIIIITTTTIIIIEEEESSSS
Vraag uw dealer naar
De kracht achter uw motor.
Selenia: de perfecte keuze voor uw auto
De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties.
Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.
SELENIA WRSpecifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotorenvoor een optimale koude start, maximale beschermingtegen slijtage, optimale werking van hydraulische klep-stoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij hogetemperaturen.
SELENIA DIGITECHVolledig synthetische motorolie voor benzine- en diesel-motoren. Geavanceerde technologie voor de motor; degarantie voor maximale bescherming, brandstofbespa-ring en betrouwbaarheid onder extreme klimatologischeomstandigheden.
Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:
SELENIA PERFORMER MULTIPOWERIdeale olie voor bescherming van de nieuwe generatiebenzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituatiesen extreemste klimatologische omstandigheden.Garandeert een beperking van het brandstofverbruik(Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor moto-ren op alternatieve brandstoffen.
SELENIA KEen synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwetechnologie, dat bij benzinemotoren de koude start ver-betert en maximale bescherming biedt, ook als de autooverwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij eenviscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bij-zonder effectief voldaan aan de nieuwe Europese emis-sie-eisen en moeiteloos de zwaarste internationale spe-cificaties overtroffen.
De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40.Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com
Fiat Auto Nederland B.V. - B. U. After Sales Importeur voor Nederland: Fiat Auto Nederland b.v. - Singaporestraat 92-100 -1175RA LijndenDruknummer 603.81.143NL - 11/2006 - 2e editie
Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster
MOTOROLIE VERVERSEN
90 Multijet - 120 Multijet - 140 Multijet
Tankinhoud 80
Reserve 8
De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).
BRANDSTOFTANK (liters)
BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND
De bandenspanning bij koude banden is afhankelijk van de uitvoering en uitrusting van de auto. De waarden staan aangegeven ophet plaatje dat zich op het linker voorportier bevindt (raadpleeg de paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische gegevens”).
Bij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bijkoude banden.
90 Multijet 120 Multijet 140 Multijet
liter kg liter kg liter kg
Motorcarter en filter 6,2 – 5,25 – 5,25 –
NEDERLANDS
De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in ditboekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kuntu zich tot de Fiat-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.