1. Het zelfstandig naamwoord...Het vragend voornaamwoord lequel 4. Het werkwoord p. 172 1. De passé...
Transcript of 1. Het zelfstandig naamwoord...Het vragend voornaamwoord lequel 4. Het werkwoord p. 172 1. De passé...
1. Hetzelfstandignaamwoord p.166 1. Hetenkelvoudenmeervoudvan
samengesteldezelfstandigenaamwoorden 2. Voorvoegselsenachtervoegsels 3. Demi
2. Vergelijkingen p.167 1. Detrappenvanvergelijking:gelijkheid 2. Onregelmatigevormen
3. Hetpersoonlijkvoornaamwoord p.168 1. Hetpersoonlijkvoornaamwoordalslijdend voorwerpenalsmeewerkendvoorwerp 2. Yenen 3. Deplaatsindezinvandepersoonlijke voornaamwoorden 4. Hetbezittelijkvoornaamwoord 5. Hetbetrekkelijkvoornaamwoord – Qui,que en où – Dont – Lequel / Laquelle – Ce qui en ce que – Celui qu en celui que 6. Hetvragendvoornaamwoordlequel
4. Hetwerkwoord p.172 1. Depassé simple 2. Hetgebruikvandeverledentijden 3. Defutur antérieur 4. Deconditionnel passé 5. Degérondifenhet particpe présent – Degérondif – Het particpe présent 6. Delijdendevorm 7. Desubjonctif – Devormingvandesubjonctif – Hetgebruikvandesubjonctif – Infinitief of subjonctif? 8. Werkwoordelijkeuitdrukkingen 9. Hetgebruikvanhetvoltooiddeelwoord
5. Hoeveelheidsaanduidingenengetallen p.178 1. Onbepaaldehoeveelheden 2. Ragtelwoorden 3. Breuken
6. Plaatsaanduidingen p.179
7. Dezin p.179 1. Devraagzin – Qu’est-ce qui enqu’est-ce que 2. Debetrekkelijkebijzin 3. Devoorwaardelijkezin – Dereëlevoorwaardelijkebijzin – Deirreëlevoorwaardelijkebijzin–heden – Deirreëlevoorwaardelijkebijzin–verleden 4. Deindirecterede – Deweergavevanmededelendezinnenen
vraagzinnen – Detijdenindeindirecterede 5. Deverbindingswoorden
8. Grammaticalebegrippen p.184
9. Werkwoordenoverzicht p.186
cent-soixante-cinq 165
Grammaticaoverzicht
Grammaticaoverzicht
1. Het zelfstandig naamwoord
1.1 Hetenkelvoudenmeervoudvansamengsteldezelfstandigenaamwoorden
Devormingvanhetmeervoudvansamengesteldezelfstandigenaamwoordenhangtafvandewoordsoortendiemetelkaarverbondenzijn.
zelfstandignaamwoord+zelfstandignaamwoordindebetekenisvan‘en’
beidezelfstandigenaamwoordenstaaninhetmeervoud:
lescanapés-litslespaquets-cadeauxlesallers-retours
naderverklarendzelf-standignaamwoord+zelfstandignaamwoord
alleenhetnaderverklarendezelfstandignaamwoordstaatinhetmeervoud:
lestimbres-poste
bijvoeglijknaamwoord+zelfstandignaamwoord
beidewoordenkrijgeneen -s:Uitzonderingen:demi+zelfstandignaamwoord:
lesgrands-parentslessages-femmeslesdemi-journées
werkwoord+zelfstandignaamwoord
hetwerkwoordblijftongewijzigd,hetzelfstandignw.krijgteen-s:somsblijftookhetzelfstandignaamwoordongewijzigd:
lestire-bouchonslesouvre-boîtes
lestrompe-l’œil
zelfstandignaamwoord+ à +werkwoord
hetzelfstandignaamwoordkrijgteen -s:
lessallesàmangerlesmachinesàlaver
zelfstandignaamwoord+ de +naderverklarendzelf-standignaamwoord
alleenhetzelfstandignaamwoordkrijgteen -s:
lessallesdeséjourlesfeuxd’artifice
samenstellingenmetanderewoordsoorten
beidewoordenblijvenonveranderd: lesaprès-midi
1.2 Voorvoegselsenachtervoegsels
Nieuwewoordenkunnenontstaandoorervoor-ofachtervoegselsaantoetevoegen.Voorvoegselshebbeneeneigenbetekenisengevenhetgrondwoorddaarmeeeennieuwebetekenis.
voor-voegsel
dé(s)-in-,im- niet, on-ir-,il-
désagréableintolérant,impossibleirréel,illégal
mal- nietpré- voor-, vooruit-re- her-, weer-
malheureuxprévoirretrouver
Achtervoegselhebbengeeneigenbetekenis,maarveranderenweldewoordsoort.
vormingvanzelfstandignaamwoord vormingvanbijvoeglijknaamwoord
achter-voegsel
-tion-té-ité
créer 1beau 1populaire 1
créationbeautépopularité
-able
-ique
confort 1adorer 1sympathie 1
confortableadorablesympathique
166 cent-soixante-six
Grammaticaoverzicht
1.3 Demi
Demikaneenbijvoeglijknaamwoordofeenonderdeelvaneensamengesteldwoordzijn.Alsbijvoeglijknaamwoordpasthetzichaanhetzelfstandignaamwoordaan:Ilestuneheureetdemie.Monfilsaunanetdemi.Alsonderdeelvaneensamengesteldwoordisdemiechteronveranderlijk:unedemi-heure.
2. Vergelijkingen
2.1 Detrappenvanvergelijking:gelijkheid
Uhebtdevergelijkendetrapmetdevergelijkingswoordenplus/aussi/moins…queendeovertreffendetrap(leplus/lemoins)algezieninVoyages nieuw 2(p.115/116).
Paulestaussisportifquesonfrère,maisonnelevoitpasaussisouventqueluisurlecourtdetennis.
Aussi…quewordtgebruiktbijbijvoeglijkenaamwoordenenbijwoorden(even … als).
Autantquewordtgebruiktbijwerkwoorden(evenveel … als).Bijzelfstandigenaamwoordengebruiktmenautantde.
J’aimelethéâtreautantquelecinéma,maisjen’yvaispasautantquetoi.Jetravailleautantquetoi,maisjenegagnepasautant(d’argentquetoi).
2.2 Onregelmatigevormen
Eenaantalbijvoeglijkenaamwoordenenbijwoordenheefteenonregelmatigevorm.
bijvoeglijknaamw.
bon/ne meilleur/emauvais/e pirepetit moindre
Levinestmeilleurquelabière.Ceprofesseurestlepiredetoutelafac.L’examen,c’estlemoindredemessoucis.
bijwoordbien mieuxbeaucoup pluspeu moins
CarolechantemieuxqueMarie.Danslafamille,c’estPierrequidépenseleplus.Sylvietravaillemoinsquemoi,maisellegagneplus.
Bonenbienkunnenookregelmatigevormenhebben,maarnietincombinatiemetplus:Mongâteauestmoinsbonqueletien. Mijn gebakje is minder lekker dan de jouwe. Jenecuisinepasaussibienquetoi. Ik kook niet zo goed als jij.
Mauvaisenpetitzijnmeestalregelmatig:J’aireçulepluspetitmorceau. Ik heb het kleinste stuk gekregen.
Pireenmoindrewordenvoornamelijkinvasteuitdrukkingengebruikt:C’estlamoindredeschoses. Dat is wel het minste wat er kan gebeuren.Attends-toiaupire! Bereid je op het ergste voor!
cent-soixante-sept 167
Grammaticaoverzicht
3. Het persoonlijk voornaamwoord
3.1 Hetpersoonlijkvoornaamwoordalslijdendvoorwerpenalsmeewerkendvoorwerp
Uhebtdebeklemtoondeenonbeklemtoondepersoonlijkevoornaamwoorden,endepersoonlijkevoor-naamwoordenalslijdendvoorwerpenalsmeewerkendvoorwerpalgezieninVoyages nieuw 1en2.Hiereenoverzicht:
onderwerp lijdendvoorwerp meewerkendvoorwerp beklemtoond
jetuilellenousvousilselles
me,m’te,t’le,l’la,l’nousvouslesles
mejehem, hethaar, hetonsjullie, uhen, zehen, ze
me,m’te,t’luiluinousvousleurleur
mejehemhaaronsjullie, uhun, zehun, ze
moitoiluiellenousvouseuxelles
ikjijhijzijwijjullie, uzijzij
Menkaneenlijdendvoorwerpineenzinvindendoortevragen:Wie …? of Wat …?Tuconnaismonfrère?–Oui,jeleconnais. Vousm’attendez?–Oui,jevousattends.
Alseenlijdendvoorwerpaanhetbeginvandezinstaat,danmoethetdoormiddelvanhetpersoon-lijkvoornaamwoordalslijdendvoorwerpherhaaldworden:Cepullrouge,jeletrouvetrèsbeau.
Hetvoltooiddeelwoordpastzichingeslachtengetalaanhetpersoonlijkvoornaamwoordalslijdendvoorwerpaan: Mesdevoirs,jelesaifaits.–Ettaleçondegrammaire,tul’asaussiapprise?
Menkanhetmeewerkendvoorwerpineenzinvindendoortevragen:Aan wie …? of Voor wie …? Alleeninde3epersoonenkelvoudenmeervoudonderscheidthetpersoonlijkvoornaamwoordalsmeewerkendvoorwerp(lui,leur)zichvanhetpersoonlijkvoornaamwoordalslijdendvoorwerp:Jeleurdonnemonnumérodeportable.
Inontkennendezinnenstaathetpersoonlijkvoornaamwoordtussen neenhetwerkwoord;inzinnenmeteeninfinitiefstaathetdirectvóórdeinfinitief:Ilnel’apasvue.Iln’apaspulavoir.Jeneluiécrispas.Jenepeuxpastedonnersonadresse.
Debeklemtoondevormenkunnenonderwerpzijnofnaeenvoorzetselstaan.Zekunnenookzelfstandig(zonderwerkwoord)gebruiktworden,maarvóóreenwerkwoordkanmendepersoonlijkevoornaamwoordenalsonderwerpnietvervangen.Debeklemtoondevormenstaan:– nac’est:Julienadorelesdesserts.C’esttoujoursluiquienmangeleplus.– inzinnenzonderwerkwoord:Quifaitlacuisinecesoir?–Moi.– navoorzetselszoalspour,chez,avec,sans:Tiens,cesfleurssontpourtoi.– bijvergelijkingen:Tuesplusgrandquelui.
Bijnadrukgebruiktmenzoweldeonbeklemtoondealsdebeklemtoondevorm:Moi,jeprendraisbienunpetitmartini.Debeklemtoondevormkanweggelatenworden,deonbeklemtoondevormniet.
InhetFranswordthetmeewerkendvoorwerpvoorafgegaandoorhetvoorzetsel à.SomshebbenwerkwoordendieinhetNederlandseenlijdendvoorwerpbijzichhebben,inhetFranseenmeewerkendvoorwerp: téléphoneràquelqu’uniemand (op)bellen.
Indebevestigendegebiedendewijswordtdebeklemtoondevormvanhetpersoonlijkvoor-naamwoordgebruikt – me en tewordendanvervangendoor moi en toi: Appelle-moibientôt!Letrainarrive,dépêche-toi!
168 cent-soixante-huit
Grammaticaoverzicht
3.2 Yenen
UhebtyenenalgezieninVoyages nieuw 2(p.118).
Yverwijstnaarbepalingenmetà,chez,dans,sur,sousofen:J’adorelamontagne.J’yvaissouvent.
Bijwerkwoordenmeteenbepalingmetàkandezebepalingeveneensdooryvervangenworden.Tuparticipesàlaréunion?–Non,jen’yparticipepas.
Enverwijstnaarbepalingenmetde,onbepaaldehoeveelhedenenhetonbepaaldlidwoord.
Vousavezunvélo?Tumangesdelaviande?Vousavezparlédepolitique?
Oui,j’enaiun.Non,jen’enmangepas.Oui,onenabeaucoupparlé.
Yenenkomenookinenkelevasteuitdrukkingenvoor:
Çayest!Onyva!
Gelukt!Laten we gaan!, Vooruit!
Jen’enpeuxplus.J’enaiassez.
Ik kan niet meer.Ik heb er genoeg van.
3.3 Plaatsindezinvandepersoonlijkevoornaamwoorden
Ilmeregarde.J’ysuisallésouvent.
Hetpersoonlijkvoornaamwoordalsvoorwerpenyenenstaanvóórdewerkwoordsvorm.
Indeontkennendezinstaathetpersoonlijkvoornaamwoordalsvoorwerpmeestaltussenneenhetwerkwoord.
Indeinfinitiefconstructiestaanhetpersoonlijkvoornaamwoordalsvoorwerpenyofenvóórdeinfinitief.
Indebevestigendegebiedendewijsstaanhetpersoonlijkvoornaamwoordenyofenachterhetwerkwoordenwordtdaarmeeverbondenmeteenstreepje.
Jeneluirépondspas.Jeneleuraipasécrit.
Jenepeuxpast’attendre.Ilnevoulaitpasyaller.
Prends-en!Attendez-moi!
Alservóórdewerkwoordsvormtweepersoonlijkevoornaamwoordenalsvoorwerpstaan,staandezealtijdineenbepaaldevolgorde.
metese
nousvous
lelales
luileur
Depersoonlijkevoornaamwoordenalsmeewerkendvoorwerpme,te,se,nous,vousstaanaltijdvóórdepersoonlijkevoornaamwoordenalslijdendvoorwerple,la,les. Tumemontrestonnouvelappartement? D’accord,jetelemontre.
Quelsbeauxfauteuils! Mamèremelesadonnés.
Depersoonlijkevoornaamwoordenalsmeewerkendvoorwerpluienleurstaanechteraltijdachterdepersoonlijkevoornaamwoordenalslijdendvoorwerp.TumontrestonappartementàNicole?–Jeleluiaidéjàmontré.
Depersoonlijkevoornaamwoordenme,te,se,nous,vouskunnenalleenmetle,la,lesverbondenwordenalszemeewerkendvoorwerpzijn.Alszelijdendvoorwerpzijn,wordthetmeewerkendvoorwerpgevormddooràmeteenbeklemtoondpersoonlijkvoornaamwoord.Ditishetgevalbijwederkerendewerkwoorden.Tuneconnaispasencoremesparents?Jevaisteprésenteràeux.
Yenenkomenaltijdnaanderepersoonlijkevoornaamwoorden. Ilscherchentlagare?Jelesyaccompagne. Tuaimeslecafé?Jet’enprépareun.
I
II
cent-soixante-neuf 169
Grammaticaoverzicht
3.4 Hetbezittelijkvoornaamwoord
Uhebthetbijvoeglijkgebruikvanhetbezittelijkvoornaamwoord–ervolgtdanaltijdeenzelfstandignaamwoord–algezieninVoyages nieuw 1(p.119).Hetbezittelijkvoornaamwoordkanookzelfstandigwordengebruiktalshetheteerdergenoemdezelfstandignaamwoordvervangt.Hetrichtzichingeslachtengetalnaarhetzelfstandignaamwoorddathetvervangt.
bijvoeglijkgebruik zelfstandiggebruik
monpère/mamère mesparentstonpère/tamère tesparentssonpère/samère sesparentsnotrepère/mère nosparentsvotrepère/mère vosparentsleurpère/mère leursparents
lemien/lamienne lesmiens/miennesletien/latienne lestiens/tienneslesien/lasienne lessiens/siennesle/lanôtre lesnôtresle/lavôtre lesvôtresle/laleur lesleurs
Hetzelfstandiggebruiktbezittelijkvoornaamwoordwordtaltijdvoorafgegaandooreenbepaaldlidwoord:C’esttonlivre?–Oui,c’estlemien.
Lesmienswordtookvaakgebruiktindebetekenisvanmijn familie.
3.5 Hetbetrekkelijkvoornaamwoord
3.5.1 Qui,que enoù
Uhebtdebetrekkelijkevoornaamwoordenqui(die, dat),que(die, dat) enoù(waar, waarheen, waarin, waarop) algezieninVoyages nieuw 2 (p.119). Zeverwijzennaarpersonenenzakeninhetenkelvoudofmeervoud.Quiwordtnooitverkort.Vooreenklinkerwordtqueverkorttotqu’.
Cen’estpaslenombred’ingrédientsJemesouviensdelatarteauxfraisesJedétestaislesépinardsJepensesouventauvillageJ’attendsavecimpatiencelemoment
quiquequ’oùoù
faitlavaleurd’unparfum.mamèrepréparait.ellemedonnaitàmanger.mesparentshabitaient.jevaisyretourner.
Quiisaltijdonderwerpvandebetrekkelijkebijzin.
Que/Qu’islijdendvoorwerpvandebetrekkelijkebijzin.Naquevolgtaltijdhetonderwerpvandebetrekkelijkebijzin.
Oùverwijstnaarbepalingenvantijdenplaats.Naoùvolgtaltijdeencompletezin.
3.5.2 Dont
Dontvervangtbepalingenmetde:
Jeannetravailledansuneparfumerie.Jeconnaislelepropriétairedecetteparfumerie.
Jeannetravailledansuneparfumeriedontjeconnaislepropriétaire.
J’airencontréuneamied’enfance.J’étaisamoureuxdecetteamiequandj’avais15ans.
J’airencontréuneamied’enfancedontj’étaisamoureuxquandj’avais15ans.
J’aibesoind’unmédicamenttrèscher. Lemédicamentdontj’aibesoinesttrèscher.
170 cent-soixante-dix
Grammaticaoverzicht
3.5.3 Lequel/ Laquelle
Lequel / laquelle komenvaakvoorincombinatiemeteenvoorzetsel:
voorzetselmannelijkenkelvoud
mannelijkmeervoud
vrouwelijkenkelvoud
vrouwelijkmeervoud
pour,avec,sans,chez,…àde
lequelauquelduquel
lesquelsauxquelsdesquels
laquelleàlaquelledelaquelle
lesquellesauxquellesdesquelles
Lequel en laquellekrijgenincombinatiemetdevoorzetsels à en dedezelfdevormenalsbijdecombinaties àle=au en dele=du:L’hommeàcôtéduquelj’étaisassisvenaitdesÉtats-Unis.De man naast wie ik zat, kwam uit de Verenigde Staten.
Bijpersonenwordtmeestal quigebruiktinplaatsvaneensamengesteldbetrekkelijkvoornaamwoord:C’estunepersonneàlaquelle/àquijepensesouvent.
3.5.4 Ce quience que
Beidewordenvaakgebruiktomietstebenadrukken,waarnaeenzinsdeelmet c’est volgt.Beidewordensamengestelduitceeneenbetrekkelijkvoornaamwoord.
CequiCequi
memanque,c’estletravailenéquipe.meplaîtdans,c’estl’autonomie.
Wat ik mis, is teamwork.Wat ik leuk vind, is de zelfstandigheid.
CequeCeque
j’aime,c’estl’autonomie.jevoudrais,cesontdescollèguessympas.
Waar ik van houd, is de zelfstandigheid.Wat ik zou willen, zijn aardige collega’s.
Cequiisaltijdonderwerpenwordtnooitverkort.
Cequeislijdendvoorwerp,waarnahetonderwerpvolgt.Vooreenklinkerwordthetverkorttot cequ’.
3.5.5 Celui quiencelui que
Uhebtdeaanwijzendevoornaamwoordencelui/celle/ceux/cellesalgezieninVoyages nieuw 2 (p.120).Zeverwijzennaareeneerdergenoemdzelfstandignaamwoord,waarnaeenbetrekkelijkebijzinkanvolgen.
LechampionestCelivreestCeschaussuressont
celuiquiceluiqu’cellesque
gagnelemarathon.onoffreàThéopoursonanniversaire.j’aiachetéeshier.
Alshetaanwijzendvoornaamwoordalslijdendvoorwerpvóóreenwerkwoordindepassécomposéofeenanderevoltooidetijdstaat,danrichthetvoltooiddeelwoordzichingeslachtengetalnaarhetaanwijzendvoornaamwoord.
cent-soixante-et-onze 171
Grammaticaoverzicht
3.6 Hetvragendvoornaamwoordlequel
Uhebtquel/quelle/quels/quellesalgezienin Voyages nieuw 1 (p.119).Ditvragendvoornaamwoordrichtzichingeslachtengetalnaarhetzelfstandignaamwoordwaarhetbijhoort.Hetstaatermeestaldirectvoor.
Hetvragendvoornaamwoordlequelbestaatuithetbepaaldlidwoordenquel.Beidedelenrichtenzichingeslachtengetalnaarhetzelfstandignaamwoordwaarzebijhoren.Devormenzijngelijkaandievandebetrekkelijkevoornaamwoorden(zie3.5.3).
Metlequelkiestmenéénpersoonofvoorwerpuiteengroepalgenoemdepersonenofvoorwerpenuit.
Queldessertmanges-tusouvent?Quelleesttacouleurpréférée?Quelssonttesmeilleurssouvenirsd’école?Ilyaunconcertdejazzetunautrederock.
Parmicesdesserts,lequelpréfères-tu?Laquellechoisistupourtanouvellevoiture?Lesquelsveux-tunousraconter?Auquelveux-tualler?
4. Het werkwoord
InVoyages nieuw 1 en2hebtualenkelebelangrijketijdengezien:deprésent,depassécomposé,deimparfait,deplus-que-parfait,defutur,deconditionnel,degérondifendegebiedendewijs.Uvindtderegelmatigewerkwoordenopp.254;deonregelmatigewerkwoordenstaanopp.187–195.
4.1 Depassé simple
De passésimple heeftdezelfdefunctiealsde passécomposé,maarwordthoofdzakelijkgebruikt inliteraireteksten,historischetekstenofkrantenartikelen.Hetisbelangrijkdatudepassésimple herkentenbegrijpt;uhoefthemnietzelftekunnengebruiken.Hetiswelnuttigtewetenhoede passésimplegevormdwordt.
parler dormir attendre être avoir
jetuil/elle/onnousvousils/elles
parlaiparlasparlaparlâmesparlâtesparlèrent
dormisdormisdormitdormîmesdormîtesdormirent
attendisattendisattenditattendîmesattendîtesattendirent
fusfusfutfûmesfûtesfurent
euseuseuteûmeseûteseurent
Depassésimplewordtgevormduitgaandevandestamvanhetwerkwoord(infinitiefzonderuitgang).Devormenvandepassésimplevoordebelangrijkste(on)regelmatigewerkwoordenstaanopp.195.
172 cent-soixante-douze
Grammaticaoverzicht
4.2 Hetgebruikvandeverledentijden
Depassécomposébeschrijfteenopeenvolgingvanhandelingenofgebeurtenisseninhetverleden,eenmalige,afgeslotenhandelingenofnieuwehandelingen.Quandjesuisdescenduedumétro,j’aitoutdesuiteidentifiélesParisiensetjemesuissentieplusquejamais«provinciale».
Deimparfaitbeschrijftsituatiesentoestandeninhetverleden,gelijktijdigehandelingen,regelmatigterugkerendehandelingenenreedsbegonnenhandelingen.Jerepenseàlatarteauchocolatquematantefaisaitquandnousallionsluirendrevisite.
Doorhetgebruikvandezetijdenwordenbinneneenverhaaldegrenzenvanhetverhaalopdevoorgrond(inde passécomposé)endeachtergrondinformatie(inde imparfait)afgebakend.De imparfait beantwoordtdevraag”Watwaseral?/Hoewasdesituatie?”;de passécomposé beantwoordtdevraag”Watgebeurdeertoen,endaarna?”.Pierreregardaitlatélévisionquandquelqu’unafrappéàlaporte.Quandjesuisrentrédutravail,lesenfantsdormaientdéjà.
De plus-que-parfaitwordtgebruiktomgebeurtenisseninhetverledentebeschrijvendiezichhebbenafgespeeldvóóranderegebeurtenisseninhetverleden.Dezegebeurtenissenliggennogverderinhetverledendangebeurtenissendieinde passécomposé ofinde imparfait weergegevenworden.Avantmesétudes,jen’étaisjamaisvenueàParis.Quandjesuisarrivéeàlamaison,monmarietlesenfantsétaientdéjàsortis.
De passésimplevervangtde passécomposé inliteraireteksten,historischetekstenofkrantenartikelen.Depassésimplebeschrijftgebeurtenissendiegeenbetrekkinghebbenophetheden.Hierdoorkomtdepassésimplehetmeestvoorinde3epersoon(enkelvoudofmeervoud).Leprinceépousalaprincesse.Ilsvécurentheureuxeteurentbeaucoupd’enfants.
4.3 Defutur antérieur
Uhebtalkennisgemaaktmetdefuturproche(aller+infinitief,Voyages nieuw 1, p.127)endefutursimple(Voyages nieuw 2, p.124).Metdezetijdenwordengebeurtenissenbeschrevendiezichindetoekomstzullenafspelen.Daarnaastiserooknogdefuturantérieur.Dezetijdgeeftaandateengebeurtenisindetoekomstafgeslotenzalworden.Dansunan,j’auraiterminémesétudes. Over een jaar heb ik mijn studie afgerond.
avoir+voltooiddeelwoord être+voltooiddeelwoord Defuturantérieurwordtgevormddoordefuturvanêtreofavoirenhetvoltooiddeelwoord.
je/j’ aurai tuaurasil/elle/on aura
faitfortune nous aurons vous aurez ils/ellesauront
meserai installé/e teseras installé/e sesera installé/e(s)nousserons installé(e)s vousserez installé(e)(s) seseront installé(e)s
cent-soixante-treize 173
Grammaticaoverzicht
Naeenbijzinmet quand + futurantérieur staatdehoofdzininde futur.DezevolgordevantijdenstaatinhetFransvast. Quandj’auraifinimontravail,jesortirai. Als ik klaar ben met werken, ga ik uit.
De futurantérieur wordtookgebruiktomeenvermoedenmetbetrekkingtothetverledenuittedrukken. DitwordtinhetNederlandsvaakuitgedruktmet wel endetoekomendetijd:Lucien’estpasvenue?Ellen’aurapasreçul’invitation.Is Lucie niet gekomen? Ze zal de uitnodiging wel niet ontvangen hebben.
4.4 Deconditionnel passé
UhebtdeconditionnelalgezieninVoyages nieuw 2(p.125).Deconditionneldientomwensen,beleefdeverzoeken,mogelijkheden,raadgevingenenvoorstellenuittedrukken.Inhetwerkwoorden-overzichtopp.187staanookdevormenvandeconditionnel.
Deconditionnelpasséwordtgebruiktomraadtegeven. Qu’est-cequetuauraisfaitàmaplace? Wat zou je in mijn plaats gedaan hebben? J’auraisréagicommetoi. Ik zou zoals jij gereageerd hebben.
avoir+voltooiddeelwoord être+voltooiddeelwoord Deconditionnelpasséwordtgevormddoordeconditionnelvanavoirofêtreenhetvoltooiddeelwoord.
je/j’ aurais tuauraisil/elle/on aurait aimé nous aurions vous auriez ils/ellesauraient
serais venu/e serais venu/e serait venu/e(s) serions venu(e)s seriez venu(e)(s) seraient venu(e)s
Mengebruiktdeconditionnelpasséookinvragenmettwijfel.S’iln’étaitpasalléenAmazonie,est-cequ’ilauraiteucettemaladie?Als hij niet naar het Amazonegebied was gegaan, zou hij dan deze ziekte hebben gekregen?
Deconditionnelpassédientookominformeleinformatieuittewisselen.D’aprèssesvoisins,Sophieseseraitmariéecinqfois! Volgens de buren zou Sophie vijf keer getrouwd zijn geweest.
Daarnaastwordtde conditionnelpassé gebruiktindehoofdzinvaneenirreëlevoorwaardelijkezinindeverledentijd(zie7.3.3).Sij’avaissuçaavant,j’auraisréagidemanièredifférente. Als ik dat geweten had, zou ik anders gereageerd hebben.
4.5 Degérondifenhetparticipe présent
4.5.1 Degérondif
InVoyages nieuw 2(p.125)hebtudegérondifalgezien.Degérondifwordtgebruiktomgelijktijdig-heiduittedrukken(terwijl)ofomdemanierwaaropeenhandeling(door te)ofvoorwaarde(als,indien)totstandkomt,weertegeven.Degérondifisonveranderlijkenheeftaltijdbetrekkingophetonderwerpvandezin.De gérondif kaneenhelebijzinvervangen.
Clairetravailleenécoutantlaradio.Enprenantl’autoroute,nousironsplusvite.Enmangeanttropdesucreries,onrisquedetombermalade.
terwijldoor… teals, door… te
174 cent-soixante-quatorze
Grammaticaoverzicht
4.5.2 Hetparticpe présent
Voordevormingvanhetparticipeprésentwordtde1epersoonmeervoudvandeprésentalsuitgangspuntgenomen.Inplaatsvan-onswordt-antachterdestamgeplaatst.Hetparticipeprésentwordtvoornamelijkindeschrijftaalgebruikt.
infinitief 1epers.mv.présent participe présent onregelmatigevormen
allermangerfaire
nousallonsnousmangeonsnousfaisons
allantmangeantfaisant
avoir–ayantêtre–étantsavoir–sachant
Het participeprésent kanwordengebruiktomhetbetrekkelijkvoornaamwoord qui tevervangen.J’aivuunepublicitéproclamant:«Le vélo, c’est rigolo !» Ik heb een reclame gezien die kenbaar maakte: ”Fietsen is leuk!”
Hetkanookeenbijzinvervangendiereden,oorzaak,gevolgoftijdweergeeft:Sachantqu’ilesttoujoursenretard,onferaitmieuxdeluitéléphoner. Omdat we weten dat hij altijd te laat is, kunnen we hem beter even bellen.Regardantparlafenêtre,ilaaperçudeuxpoliciers. Toen/Terwijl hij uit het raam keek, zag hij twee politieagenten.
Degérondifheeftaltijdbetrekkingophetonderwerpvandezin.Hetparticipeprésentkanopeenanderwoordbetrekkinghebben.Vergelijk:J’aivulesenfantsensortantdelamaison. Ik zag de kinderen terwijl ik uit het huis kwam.J’aivulesenfantssortantdelamaison. Ik zag de kinderen uit het huis komen.
4.6 Delijdendevorm
Delijdendevormkanalleengevormdwordenmettransitievewerkwoorden(werkwoordendieeenlijdendvoorwerpbijzichkunnenhebben).Hetlijdendvoorwerpvandebedrijvendezinwordtonderwerpindelijdendezin.
bedrijvendevorm lijdendevorm
Lemécanicienréparelavoiture.OnaenvoyélespaquetsenAfrique.Uninsectem’apiqué/e.Oninviteraaussilesvoisinsàlafête.
Lavoitureestréparéeparlemécanicien.LespaquetsontétéenvoyésenAfrique.J’aiétépiqué/eparuninsecte.Lesvoisinsserontaussiinvitésàlafête.
InhetFransbestaatdelijdendevormuiteenvormvan être enhetvoltooiddeelwoordvanhethoofdwerkwoord.Hetvoltooiddeelwoordrichtzichingeslachtengetalnaarhetonderwerp.Delijdendevormkaninalletijdenvoorkomen.Detijdwaarindelijdendevormstaatisafhankelijkvandetijdindebedrijvendevorm.
Degenediedehandelinguitvoert–hetonderwerpvandebedrijvendezin–wordtnietaltijdindelijdendezingenoemd,maarkanmethetvoorzetsel par aandezinwordentoegevoegd.
InhetFranswordtdelijdendevormvooralindeschrijftaalgebruikt.Indespreektaalgebruiktmendeactievevormmethetonpersoonlijkeonofeenwederkerendeconstructiewanneerdehandelendepersoonnietgenoemdwordt.LaMarseillaiseestenseignéedanslesécoles.1OnenseignelaMarseillaisedanslesécoles.Elleestchantéeavantlesmatchsdefoot.1Ellesechanteavantlesmatchsdefoot.
cent-soixante-quinze 175
Grammaticaoverzicht
4.7 Desubjonctif
4.7.1 Devormingvandesubjonctif
De1e,2e,3epersoonenkelvoudende3epersoonmeervoudvande subjonctif wordenafgeleidvande3epersoonmeervoud présent. De1een2epersoonmeervoudvande subjonctif zijngelijkaande1een2epersoonmeervoudvande imparfait.
aimer finir dormir attendre onregelmatigevormen
queje/j’quetuqu’il/elle/onquenousquevousqu’ils/elles
aimeaimesaimeaimionsaimiezaiment
finissefinissesfinissefinissionsfinissiezfinissent
dormedormesdormedormionsdormiezdorment
attendeattendesattendeattendionsattendiezattendent
êtreavoir(p.254)allerfaire–fassepouvoir–puissesavoir–sache
4.7.2 Hetgebruikvandesubjonctif
Desubjonctif volgtnauitdrukkingenvanwil,wens,gevoel,meningoftwijfelennademeesteonpersoonlijkeuitdrukkingen.Desubjonctifstaatmeestalinbijzinnenmetquenadehiervoorgenoemdeuitdrukkingen.
wenstwijfelgevoelspijtbezorgdheidvoorstelvermoedenmeningonpersoonlijkeuitdrukking
Jevoudraisquetumecomprennes.Jedoutequemesparentssoientd’accord.Jesuisheureuxquetusoislà.Jetrouvedommagequetun’aiespasletempsdevenir.Jecrainsqu’ilsoittroptard.Paulproposequenouspartionsenvacancesenaoût.Ilestpossiblequemamèrevienneceweek-end.Jetrouvenormalquelesfemmessoientpilotes.Ilfautquenousachetionsdupain.Ilestimportantqueturappellestamère.Ilvautmieuxquevousfassiezdesefforts.
Als penser en croire bevestigendwordengebruikt,danvolgtde indicatif;wordenzeontkennendgebruikt,danvolgtde subjonctif:JenecroispasquelesFrançaissoienttrèsdifférentsdesQuébécois.
Nabepaaldevoegwoorden,zoals afinque,bienque,pourque,avantquevolgtde subjonctif.Jevaisluiparleravantqu’elleparte. Ik ga met haar praten, voordat ze vertrekt. Iltravaillebienqu’ilsoitmalade. Hij werkt hoewel hij ziek is.Jevaisfaireuneffortpourquetureviennes. Ik ga m’n best doen opdat je terugkomt.
Quekanookaanhetbeginvandezinstaan.Dandruktdezineenwensofhoopuit.Quetuprenneslabonnedécision! Dat je de goede beslissing neemt!Quevoussoyeztoujoursaussiheureux! Mogen jullie altijd zo gelukkig zijn!
Letop:nahetwerkwoordespérer(hopen) volgtdeindicatif:J’espèrequetuvasbien.J’espèrequemesamissuissesviendrontmevoirbientôt.
176 cent-soixante-seize
Grammaticaoverzicht
4.7.3 Infinitiefof subjonctif?
Metpersoonlijkonderwerp
Ofdesubjonctifofdeinfinitiefgebruiktwordt,hangtafvanhetonderwerpindehoofd-enbijzin.Alshoofd-enbijzinhetzelfdeonderwerphebben,danwordtde subjonctif vervangendooreenconstructiemeteeninfinitief;staanerverschillendeonderwerpendanvolgtque+subjonctif.
infinitiefJesuiscontentd’êtreici.Ilveutprendreletrainde6heures.
Ik ben blij hier te zijn.Ik wil de trein van zes uur nemen.
subjonctifJesuiscontentequetusoisici.Ilveutquejeprenneletrainde6h.
Ik ben blij dat jij er bent.Hij wil dat ik de trein van zes uur neem.
Metonpersoonlijkeuitdrukkingen
Naonpersoonlijkeuitdrukkingenvolgtdeinfinitief,alsdebijzineengeneralisatieinhoudt.Staaterindebijzineenpersoonlijkvoornaamwoordalsonderwerp,danvolgtque+subjonctif:
infinitiefIlvautmieuxattendredemainetpartirtôtlematin.
Het is beter om tot morgen te wachten en dan vroeg te vertrekken.
subjonctifIlvautmieuxquetuattendesdemainetquetupartestôtlematin.
Het is beter dat je tot morgen wacht en dan vroeg vertrekt.
4.8 Werkwoordelijkeuitdrukkingen
HetFranskentenkelewerkwoordendiepreciesaangeveninwelkefaseeenhandelingzichbevindt.Dewerkwoordenkunneninverschillendetijdenstaan.
allerfairesemettreàfaireêtreentraindefairecontinueràfairearrêterdefairevenirdefaire
Jevaisacheterunnouveauportable.Toutlemondes’estmisàcourir.Noussommesentrainderénoverlamaison.Jecontinueàécriredeslettresàlamain.L’andernier,monmariaarrêtédefumer.Letrainvientd’arriver.
gaan doenbeginnen te doenbezig zijn te doendoorgaan te doenophouden te doennet gedaan hebben
Deconstructiemetaller+infinitifgeeftaandateenhandelingophetpuntstaattegebeurenenwordtdefuturprochegenoemd.
Deconstructiemetvenirde+infinitifgeeftaandateenbepaaldegebeurtenisinhetrecenteverledenheeftplaatsgevondenenwordtdepasséimmédiatgenoemd.
cent-soixante-dix-sept 177
Grammaticaoverzicht
4.9 Hetgebruikvanhetvoltooiddeelwoord
InhetFranskaneenvoltooiddeelwoordgebruiktwordenomeenbijzinverkortweertegeven.
betrekkelijkebijzinOnconstruitdesimmeublesdestinésàaccueillirdesimmigrés.Men heeft flats gebouwd die bestemd zijn voor de opvang van immigranten.
bijwoordelijkebijzin
ArrivéeàParis,Jacquelineaprislemétro.Toen Jacqueline in Parijs aankwam, nam ze de metro.
bijzinvanoorzaak,redenofgevolg
Impressionnéparlevillage,ilatoutdesuitevouluyrester.Omdat hij onder de indruk was van het dorp, wilde hij er meteen blijven.
voorwaardelijkebijzin
Traduitennéérlandais,cepoèmeneseraitpassibeau.Als dit gedicht in het Nederlands zou zijn vertaald, zou het niet zo mooi zijn.
5. Hoeveelheidsaanduidingen en getallen
5.1 Onbepaaldehoeveelheden
unedizainedevoituresunedouzained’œufsunevingtainedelivres
een tiental auto’seen twaalftal eiereneen twintigtal boeken
unecentained’enfantsdescentainesdefeuillesdesmilliersdepages
een honderdtal kinderenhonderden bladerenduizenden bladzijden
5.2 Rangtelwoorden
1er lepremier1ère lapremière2e le/ladeuxième2nd(e) lesecond/laseconde3e le/latroisième4e le/laquatrième
5e le/lacinquième6e le/lasixième7e le/laseptième8e le/lahuitième9e le/laneuvième10e le/ladixième
19e le/ladix-neuvième21e le/lavingt-et-unième71e le/lasoixante-et-onzième90e le/laquatre-vingt-dixième100e le/lacentième1000e le/lamillième
Naastdeschrijfwijze3e,4ekomtook3ème,4èmevoor.
Vóóreenklinkerwordtpremieralsdevrouwelijkvormpremièreuitgesproken:lepremier˘
enfant.
Deuxième en second/e kunnenelkaarbijnaaltijdvervangen,behalveinvastebegrippenzoals SecondEmpireoflaSecondeGuerremondiale.
5.3 Breuken
½ undemi¹⁄³ untiers¼ unquart
¹⁄5 uncinquième¹⁄6 unsixième…
Vanaf¹⁄5uncinquième hebbenbreukenenrangtelwoordendezelfdevorm.
178 cent-soixante-dix-huit
Grammaticaoverzicht
6. Plaatsaanduidingen
Omeenplaatsaantegeven,wordenverschillendevoorzetselsgebruikt.DemeestehebtualgezieninVoyages nieuw 1(p.128)en2 (p.130/131).
Voorzetselsomaantegevenwaarmennaartoegaatofwaarmenzichbevindt:
à –namenvanstedenoflandenzonderlidwoord–eilandenalshetlidwoorddeeluitmaaktvandenaam
àParis,àCubaàLaRéunion
au –mannelijkenamenvanlanden auCanada,auMexique
aux –geografischenameninhetmeervoud auxÉtats-Unis,auxPays-Bas
en –vrouwelijkegeografischenamen–landendiemeteenklinkerbeginnen–vrouwelijkeeilanden
enBretagne,enEuropeenAngolaenCorse
dans–mannelijkenamenvanstreken–strekenengebergtesinhetmeervoud
danslePoitou,dansleMididanslesAlpes
Voorzetselsomdegeografischeherkomstaantegeven:
de –vrouwelijkegeografischenamenenbijsteden d’Australie,deFrance,deMarseille
du –mannelijkegeografischenamen duMexique,duBrésil
des –geografischenameninhetmeervoud desAntilles,desÉtats-Unis
Overigegeografischeaanduidingen:
windrichtingen aunord,ausud,àl’est,àl’ouest
overigeplaatsaanduidingen
auborddelamer,surlacôte,àlamontagne,àlacampagne,enville,en/aucentreville
7. De zin
7.1 Devraagzin
UhebtalverschillendevraagzinnengezieninVoyages nieuw 1en2(p.132). Deintonatievraag,diezichalleendoordeintonatievandemededelendezinonderscheidt:
Vousaimezlechocolat?–Oui./Non.
Devraagwoordvraag,waarbijhetvraagwoordaanhetbeginofheteindevandezinstaat:Commenttut’appelles?/Tut’appellescomment?
Devraagmetest-ceque,diedooreenvraagwoordkanwordeningeleid,maarookvaakzondervraagwoordvoorkomt:Est-cequetuasunportable?Pourquoiest-cequetuaimesParis?
Deinversievraag,waarbijhetwerkwoordvoorhetonderwerpgeplaatsis.Alshetwerkwoordinde3epersoonenkelvoudopeenklinkereindigt,wordteen-t-tussengevoegd:Commentallez-vous?Commentva-t-il?
cent-soixante-dix-neuf 179
Grammaticaoverzicht
7.1.1 Qu’est-ce quienqu’est-ce que
onderwerpQu’est-cequiteplaîtdanstontravail?Qu’est-cequis’estpassé?
Wat vind je leuk aan je werk?Wat is er gebeurd?
lijdendvoorwerpQu’est-cequetuaimesdanstontravail?Qu’est-cequ’onfaitcesoir?
Waar houd je van in je werk?Wat doen we vanavond?
Qu’est-cequi en qu’est-ceque vragenaltijdnaareenzaak.Qu’est-cequivraagtnaarhetonderwerp, qu’est-ceque/qu’ vraagtnaarhet(lijdend)voorwerp.
Qu’est-cequi wordtnooitverkort: Qu’est-cequi estarrivéàtonpère?
7.2 Debetrekkelijkebijzin
EenbetrekkelijkebijzinkaninhetFranswordenvervangendooreenandersoortconstructie:
voltooiddeelwoordOnhabitaitdansunquartierappeléparlesFrançais«Gadoueville».OnhabitaitdansunquartierquelesFrançaisappelaient«Gadoueville».
participe présentUnhommeportantunchapeauestentrédanslemagasin.Unhommequiportaitunchapeauestentrédanslemagasin.
bijvoeglijknaamw.+voorzetselvoorwerp
C’estunepersonnehabituéeautravailenéquipe.C’estunepersonnequiesthabituéeautravailenéquipe.
7.3 Devoorwaardelijkezin
Devoorwaardelijkezinheefttweedelen:indebijzinstaatdevoorwaardeenindehoofdzinhetgevolgvandezevoorwaarde.Meestalbegintdebijzinmetsi.Welketijdergebruiktwordt,hangtafvanhoewaarschijnlijkdesprekerhetachtdatdevoorwaardegerealiseerdwordt.
7.3.1 Dereëlevoorwaardelijkebijzin
Indereëlevoorwaardelijkebijzinstaatdebijzininde présent endehoofdzininde présent offutur.
realiseerbarevoorwaarde werkelijkofmogelijkgevolg
Sivouscroyezcela,SiLaurem’appelle,Sijenesuispasaubureau,
vousvoustrompez.jel’inviteraiàdîner.appelle-moiàlamaison.
180 cent-quatre-vingts
Grammaticaoverzicht
7.3.2 Deirreëlevoorwaardelijkebijzin–heden
Indeirreëlevoorwaardelijkebijzin(dieverwijstnaareenmomentinhetheden)staatdebijzininde imparfait endehoofdzininde conditionnel.
eventueelrealiseerbarevoorwaarde mogelijkgevolg
Sivousrestiezpourdîner,SiLaurem’appelait,Sijevivaisdansunegrandeville,
vousferiezplaisiràmafemme.jel’inviteraisàdîner.jesortiraistouslessoirs.
Letop:indesi-zinstaatnooitdefuturofdeconditionnel:Sij’auraisj’avaisplusdetemps,jeferaisduyoga.
7.3.3 Deirreëlevoorwaardelijkebijzin–verleden
Indeirreëlevoorwaardelijkebijzin(dieverwijstnaareenmomentinhetverleden)staatdebijzininde plus-que-parfait endehoofdzininde conditionnelpassé.
nietrealiseerbarevoorwaarde alleengevolgingedachten,onmogelijkgevolg
Sij’avaisencorevingtans,Simamèren’avaitpastravaillé,SiLaurem’avaitappelé,
jeferaisdesétudesdemédecine.jeneseraispasalléeàlacrèche.jel’auraisinvitéeàdîner.
7.4Deindirecterede
7.4.1 Deweergavevanmededelendezinnenenvraagzinnen
Deindirecteredegeeftweerwateenanderpersoongezegdheeft.InhetFransisdewoordvolgordeindedirecteenindirecteredeindetegenwoordigetijdgelijk:
«Jechercheuninterprète.» ”Ik zoek een vertaler.”Ilditqu’ilchercheuninterprète. Hij zegt dat hij een vertaler zoekt.
Eenuitspraakwordtindeindirecteredeingeleidmetbijvoorbeeldeenvandevolgendewerkwoorden:dire,raconter,expliquer,répéter,ajouter+que.«Letrainestarrivéenretard.» 1 Ilexpliquequeletrainestarrivéenretard.
Deindirectevraagwordtindeindirecteredeingeleidmeteenvandevolgendewerkwoorden:demander,vouloirsavoir+si.«Vousvoulezlaisserunmessage?» 1 Elledemandes’ilveutlaisserunmessage.
Begintdevraagindedirecteredemeteenvraagwoord(pourquoi,quand,comment,…),danwordtditvraagwoordindeindirecteredeookgebruikt.«Pourquoin’avez-vouspasappelé?» 1 Ilveutsavoirpourquoinousn’avonspasappelé.
Bijeenbevelwordtde impératif vandedirecteredeindeindirecteredevervangendoorde+infinitif. «Rentreavantminuit!» 1 Illuirappellederentreravantminuit.
cent-quatre-vingt-un 181
Grammaticaoverzicht
Doordewisselingvansprekersperspectiefveranderen,naastdewerkwoordsvormenen-tijden,ookdevoornaamwoordenentijdaanduidingen:
persoonlijkvoornw.werkwoordsvormbezittelijkvoornw.tijdaanduiding
Jesuisauchômage.Jesuisd’originealgérienne.Monpèreavaituneboucherie.Demain,jevaisàLyon.
Nabilracontequ’ilestauchômage.Ilditqu’ilestd’originealgérienne.Ilditquesonpèreavaituneboucherie.Ilditquelelendemain,ilvaàLyon.
7.4.2 Detijdenindeindirecterede
Regelsbepalenhetgebruikvantijdenindeindirecterede.Belangrijkisinwelketijdhetwerkwoord(dire, demander, …) staatdatdeindirecteredeinleidt.Daarbijis’echte’tijdnietpersebepalend.
Alshetwerkwoorddatdeindirecteredeinleidtinde présent staat,danzijndewerkwoordstijdenindedirecteenindirecteredegelijk:Monpèreavaituneboucherie.1Ilditquesonpèreavaituneboucherie.
Alshetwerkwoorddatdeindirecteredeinleidtindepassécomposéofimparfaitstaat,danwordteenaantaltijdenindeindirecteredeeen‘stapteruggezetinhetverleden’:
Ildit: Iladit/Ildisait… tijdverandering
«J’aiunrestauranthalal.»«J’aifaitdespetitsboulots.»«Nousexporteronsbientôt.»
qu’ilavaitunrestauranthalal.qu’ilavaitfaitdespetitsboulots.qu’ilsexporteraientbientôt.
présent1imparfaitpassé comp.1 plus-que-parfaitfutur1conditionnel
Werkwoordendieindeimparfait,plus-que-parfait,conditionnelofsubjonctifstaan,veranderennietindeindirecterede.
7.5 Deverbindingswoorden
Verbindingswoordentussentweezinnenofzinsdelenkunnenvoegwoorden,betrekkelijkevoornaamwoordenofbijwoordenzijn.
toevoeging
et(aussi)enplusounonseulement…,maisaussi
en (ook)bovendienofniet alleen…,maar ook
Ilparleanglaisetaussiespagnol.Enplus,ilapprendlechinois.Onchercheunesecrétaireouuneassistante.Frédéricjouenonseulementdupiano,maisaussidelaguitare.
tegenstelling
ne…ni…niaulieudeaucontraired’uncôté…,del’autre(côté)maismalgrésoit…soit
noch … nochin plaats vanin tegendeelaan de ene kant,aan de andere kantmaarondanksof(wel) …, of(wel)
Monfilsn’anifaimnisoif.Aulieud’alleràl’école,ilresteici.Iln’apasjoué,aucontraireiladormi.D’uncôtémonmariveutmaigrir,del’autre(côté)iln’arrêtepasdemangerduchocolat.Ilestintelligent,maisparesseux.Malgrélacrise,ilatrouvéuntravail.Soittuessage,soittunepeuxpasalleravecnousàlapiscine.
182 cent-quatre-vingt-deux
Grammaticaoverzicht
concessie
bienquepourtantcependantparcontre
hoeweltoch, evenwelniettemin, tochdaarentegen
Ilveutalleràl’écolebienqu’ilsoitmalade.
Ilmangebeaucoup,pourtant/cependantilestmaigre.
Ildortbeaucoup,parcontreilmangepeu.
gevolgtrekking
parconséquentcar
derhalve, bijgevolgwant
Tudorspeu,parconséquenttuesfatigué.Onfermelafenêtrecarilfaitfroid.
tijdindeling
avantdeavantqueaprèsdepuisquedèsqueàpartirdumomentoùàl’époqueoùalorsquejusqu’àcequependantquequandlorsque
voordatvoordatnadatsindszodravanaf dat
toenterwijltotdatterwijltoentoen
Préviens-moiavantdemerendrevisite.Viensavantquelesenfantsdorment.Aprèsavoirmangé,onjoueauxcartes.Depuisquetueslà,jevaismieux.J’iraimoinsbiendèsquetuserasparti.Onestdevenusamisàpartirdumomentoùons’estvussouvent.C’étaitdifférentàl’époqueoùonétaitloin.J’habitaisicialorsquetuétaisàLille.Tuyashabitéjusqu’àcequetupartespourParis.Pendantqu’onparle,lesenfantsjouent.Quand/lorsqu’onaurafinidediscuter,jemettrailesenfantsaulit.
reden/motivatie
commeparcequepuisquevuqueétantdonnéque
aangezien, omdatomdatomdat, aangezienaangezien, omdataangezien, omdat, gezien het feit dat
Commeilpleuvait,onn’estpassorti.Ilnetravaillepasparcequ’ilestmalade.J’aimangéseulpuisquetun’étaispaslà.Vuque/Étantdonnéquelemétroestengrève,jeprendsuntaxi.
doel
pourpourque
omopdat
Vachezlemédecinpourtefairevacciner.Jet’emmènepourquetunesoispasseul.
voorwaarde
mêmesisi
zelfsals
Tuarriverasenretard,mêmesitucours.S’ilpleutdemain,onn’irapasauparc.
verwijzing
concernantquantà
wat … betreftwat … betreft
J’aiunequestionconcernanttontravail.Quantàmontravail,jeletrouvetrèsbon.
tijdvolgorde
(tout)d’abordensuiteenrésuméenfin
(aller)eerstvervolgens, danin het kortten slotte
D’abord,jeprésenteraileprogramme.Ensuite,onauralapremièreréunion.Enrésumé,onabeaucoupappris.Enfin,jevousremerciebeaucoup.
cent-quatre-vingt-trois 183
Grammaticaoverzicht
8. Grammaticale begrippen
Frans voorbeeld Nederlands
accentm é,à,ô accent
actifm, voixactivef Onaconstruitunemaison. bedrijvendevorm
adjectifm – démonstratifm– possessifm
unbonrepas,unevillemodernecepull,cettejupe,ceschaussuresmafille,tonmari,sesenfants
bijvoeglijknaamwoordaanwijzendvoornaamwoordbezittelijkvoornaamwoord
adverbem Ilchantebien. bijwoord
articlem – contracté – défini – indéfini – partitif
Onvadumuséeaucinéma.letennis,lamer,lesparentsuncafé,unemaison,desamisdufromage,delabière
lidwoord – samengetrokken – bepaald – onbepaald – delend
auxiliairem Ilamangé.Elleestvenue. hulpwerkwoord
comparatifm ParisestplusgrandqueBerlin. vergrotende/verkleinendetrap
complémentd’objet– directm– indirectm
J’aimelesport.J’offredesfleursàmavoisine.
voorwerp– lijdend– meewerkend
conditionnelmconditionnelpassém
J’aimeraispartirenvacances.Sijel’avaissu,jeseraisvenue.
voorwaardelijkewijs,o.v.t.t.voltooidvoorwaardelijkewijs,v.v.t.t.
conjonctionf et,mais,car,quand,parceque,… voegwoord
conjugaisonf j’aime,tuaimes,ilaime,… vervoeging
consonnef b,c,d,f,g,h,… medeklinker
déterminantm– indéfinim
mavoiture,cetteidée,laplagechaquejour,quelquesminutes
determinator– onbepaald
discoursindirectm Ilditqu’ilviendrademain. indirecterede
féminin lapetiterue vrouwelijk
futurm – antérieur – proche – simple
Demain,j’auraifiniceprojet.Samedi,jevaisfairelescourses.LetraindeParisauraduretard.
voltooidtegenwoordigtoekomendetijdfutur procheonvoltooidtegenwoordigtoekomendetijd
gérondifm Enattendant,jeprendsuncafé. gérondif
imparfaitm Avant,Jeanportaitdeslunettes. onvoltooidverledentijd
impératifm Viensici!Écoutez-moi! gebiedendewijs
infinitifm aimer,dormir,prendre infinitief,helewerkwoord
inversionfCommentvas-tu?Pourquoia-t-iltéléphoné?
inversie
masculin legrandboulevard mannelijk
négation Ilnepeutpasvenir. ontkenning
nomm, substantifm café,théatre,ville,famille zelfstandignaamwoord
nombreordinalm premier,deuxième,troisième,… rangtelwoord
objet – directm – indirectm
J’aimelesport.J’offredesfleursàmavoisine.
voorwerp– lijdend – meewerkend
184 cent-quatre-vingt-quatre
Grammaticaoverzicht
Frans voorbeeld Nederlands
participe – passém – présentm
Ilamangéetaprèsilestsorti.Jel’aivusortantdelamaison.
deelwoord – voltooid – tegenwoordig
passécomposémJ’airencontréPaul.Ilestvenucematin.
voltooidtegenwoordigetijd
passéimmédiatm LetraindeLyonvientd’arriver. nabijverleden
passifm, voixpassivef Lamaisonaétéconstruite. lijdendevorm
périphraseverbalefLetrainvientd’arriver.Jecontinueàfairedusport.
werkwoordelijkeuitdrukking
phrase– affirmativef – interrogativef
IlhabiteàBordeaux.Commentçava?Vousallezbien?
zin– mededelende – vraag-
plurielm mesenfants,desfruits meervoud
plus-que-parfaitmIlaeuunaccidentcarilétaitpasséaufeurouge.
voltooidverledentijd
prépositionf surlatable,devantlecinéma voorzetsel
présentm Jesuisétudiantetj’habiteàNice. onvoltooidtegenwoordigetijd
pronomm – adverbialm– démonstratif– indéfinim– objetdirect– objetindirect– personnelm– possessif– réfléchi– relatifm
– sujet– tonique
Onyva?Tuenveux?celui,celle,ceux,celleschacun,quelques-unsme,te,le,la,nous,vous,lesme,te,lui,nous,vous,leurje,tu,il,elle,on,nous,vous,ils,elleslemien,lamienne,lesmiens,…me,te,se,nous,vous,seC’estunlivrequimeplaîtetquejevaisacheter.je,tu,il,elle,on,nous,vous,ils,ellesmoi,toi,lui,elle,nous,vous,eux,elles
voornaamwoord– bijwoordelijk– aanwijzend– onbepaald– persoonlijk,alslijdendvoorwerp– persoonlijk,alsmeewerkendvoorwerp– persoonlijk,alsonderwerp– bezittelijk– wederkerend– betrekkelijk
– persoonlijk,alsonderwerp– beklemtoond
pronomcomplément– d’objetdirectm– d’objetindirectm
Tesclés?Jenelesaipas.Jevousdonnemonadresse.
persoonlijkvoornaamwoord– alslijdendvoorwerp– alsmeewerkendvoorwerp
proposition– relativef – subordonnéef
C’estlafemmequej’aime.J’espèrequetuviendrasbientôt.
– betrekkelijkebijzin– bijzin
singulierm unobjet,unepersonne enkelvoud
subjonctif Ilfautquetuprennesuntaxi. aanvoegendewijs
substantifm café,théâtre,ville,famille zelfstandignaamwoord
sujetm Jeanestmédecin.IlhabiteàLyon. onderwerp
superlatifm C’estlaplusbellefêtedemavie. overtreffendetrap
verbem– pronominalm
parler,acheter,dormirselever,s’amuser,sesouvenir
werkwoord– wederkerend
voyellef a,e,i,o,u klinker
cent-quatre-vingt-cinq 185
Grammaticaoverzicht
9. Werkwoordenoverzicht
Opdevolgendepagina’sstaatdevervoegingvandeonregelmatigewerkwoordenuitVoyages 1 – 3 nieuw. Dewerkwoordenstaaninalfabetischevolgorde.Ookregelmatigewerkwoordenmeteenbijzonderheidzijninditoverzichtopgenomen.Inverbandmetdebeschikbareruimtezijnalleenenkelemodelwerkwoordenopgenomen.Andereonregelmatigewerwkoordendieopdezelfdemaniervervoegdworden,staanonderaandepagina’s.
Deweiniggebruiktevormenvandepassésimplestaanopp.195.
Hetoverzichtvandevervoegingvanregelmatigewerkwoordenenhulpwerkwoordenstaatopdelaatstepaginavanditboek(p.254),zodatusneleenwerkwoordsvormkuntopzoeken.
AllewerkwoordenvanVoyages nieuw,dienietinhetoverzichtvoorkomen,wordenvervoegdalsaimer,finir,dormirofvendre(ziep.254).
186 cent-quatre-vingt-six
Werkwoordenoverzicht
Werkwoordenop-ermetbijzonderheden
acheterkopen
appelerroepen/noemen
commencerbeginnen
s’ennuyerzich vervelen
envoyersturen
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achèteachètesachèteachetonsachetezachètent
appelleappellesappelleappelonsappelezappellent
commencecommencescommencecommençonscommencezcommencent
m’ennuiet’ennuiess’ennuienousennuyonsvousennuyezs’ennuient
envoieenvoiesenvoieenvoyonsenvoyezenvoient
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achetaisachetaisachetaitachetionsachetiezachetaient
appelaisappelaisappelaitappelionsappeliezappelaient
commençaiscommençaiscommençaitcommencionscommenciezcommençaient
m’ennuyaist’ennuyaiss’ennuyaitnousennuyionsvousennuyiezs’ennuyaient
envoyaisenvoyaisenvoyaitenvoyionsenvoyiezenvoyaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achèteraiachèterasachèteraachèteronsachèterezachèteront
appelleraiappellerasappelleraappelleronsappellerezappelleront
commenceraicommencerascommenceracommenceronscommencerezcommenceront
m’ennuierait’ennuierass’ennuieranousennuieronsvousennuierezs’ennuieront
enverraienverrasenverraenverronsenverrezenverront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achèteraisachèteraisachèteraitachèterionsachèteriezachèteraient
appelleraisappelleraisappelleraitappellerionsappelleriezappelleraient
commenceraiscommenceraiscommenceraitcommencerionscommenceriezcommenceraient
m’ennuieraist’ennuieraiss’ennuieraitnousennuierionsvousennuieriezs’ennuieraient
enverraisenverraisenverraitenverrionsenverriezenverraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achèteachètesachèteachetionsachetiezachètent
appelleappellesappelleappelionsappeliezappellent
commencecommencescommencecommencionscommenciezcommencent
m’ennuiet’ennuiess’ennuienousennuyionsvousennuyiezs’ennuient
envoieenvoiesenvoieenvoyionsenvoyiezenvoient
impératif
tunousvous
achèteachetonsachetez
appelleappelonsappelez
commencecommençonscommencez
ennuie-toiennuyons-nousennuyez-vous
envoieenvoyonsenvoyez
passécomposé j’aiacheté j’aiappelé j’aicommencé jemesuisennuyé/e j’aienvoyé
plus-que-parfait j’avaisacheté j’avaisappelé j’avaiscommencé jem’étaisennuyé/e j’avaisenvoyé
gérondif enachetant enappelant encommençant ens’ennuyant enenvoyant
netzogaan: emmenerseleversepromener
jeterrappeler
prononcer employer
cent-quatre-vingt-sept 187
Werkwoordenoverzicht
Werkwoordenop-ermetbijzonderheden Onregelmatigewerkwoorden
mangereten
payer*betalen
préférerdevoorkeur geven aan
s’asseoirgaan zitten
boiredrinken
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mangemangesmangemangeonsmangezmangent
paiepaiespaiepayonspayezpaient
préfèrepréfèrespréfèrepréféronspréférezpréfèrent
m’assiedst’assiedss’assiednousasseyonsvousasseyezs’asseyent
boisboisboitbuvonsbuvezboivent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mangeaismangeaismangeaitmangionsmangiezmangeaient
payaispayaispayaitpayionspayiezpayaient
préféraispréféraispréféraitpréférionspréfériezpréféraient
m’asseyaist’asseyaiss’asseyaitnousasseyionsvousasseyiezs’asseyaient
buvaisbuvaisbuvaitbuvionsbuviezbuvaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mangeraimangerasmangeramangeronsmangerezmangeront
paieraipaieraspaierapaieronspaierezpaieront
préféreraipréféreraspréférerapréféreronspréférerezpréféreront
m’assiérait’assiérass’assiéranousassiéronsvousassiérezs’assiéront
boiraiboirasboiraboironsboirezboiront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mangeraismangeraismangeraitmangerionsmangeriezmangeraient
paieraispaieraispaieraitpaierionspaieriezpaieraient
préféreraispréféreraispréféreraitpréférerionspréféreriezpréféreraient
m’assiéraist’assiéraiss’assiéraitnousassiérionsvousassiériezs’assiéraient
boiraisboiraisboiraitboirionsboiriezboiraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mangemangesmangemangionsmangiezmangent
paiepaiespaiepayionspayiezpaient
préfèrepréfèrespréfèrepréférionspréfériezpréfèrent
m’asseyet’asseyess’asseyenousasseyionsvousasseyiezs’asseyent
boiveboivesboivebuvionsbuviezboivent
impératif
tunousvous
mangemangeonsmangez
paiepayonspayez
préfèrepréféronspréférez
assieds-toiasseyons-nousasseyez-vous
boisbuvonsbuvez
passécomposé j’aimangé j’aipayé j’aipréféré jemesuisassis/e j’aibu
plus-que-parfait j’avaismangé j’avaispayé j’avaispréféré jem’étaisassis/e j’avaisbu
gérondif enmangeant enpayant enpréférant ens’asseyant enbuvant
netzogaan: (é)changercorrigerdéménagervoyager
essayer compléterespérerrépéter
*Devormenvandeprésent,futur,conditionnel,subjonctifenimpératifkunnenookmetygeschrevenworden.
188 cent-quatre-vingt-huit
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
conduirerijden
connaître*kennen
croiregeloven
croître*groeien
cueillirplukken
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
conduisconduisconduitconduisonsconduisezconduisent
connaisconnaisconnaîtconnaissonsconnaissezconnaissent
croiscroiscroitcroyonscroyezcroient
croîscroîscroîtcroissonscroissezcroissent
cueillecueillescueillecueillonscueillezcueillent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
conduisaisconduisaisconduisaitconduisionsconduisiezconduisaient
connaissaisconnaissaisconnaissaitconnaissionsconnaissiezconnaissaient
croyaiscroyaiscroyaitcroyionscroyiezcroyaient
croissaiscroissaiscroissaitcroissionscroissiezcroissaient
cueillaiscueillaiscueillaitcueillionscueilliezcueillaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
conduiraiconduirasconduiraconduironsconduirezconduiront
connaîtraiconnaîtrasconnaîtraconnaîtronsconnaîtrezconnaîtront
croiraicroirascroiracroironscroirezcroiront
croîtraicroîtrascroîtracroîtronscroîtrezcroîtront
cueilleraicueillerascueilleracueilleronscueillerezcueilleront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
conduiraisconduiraisconduiraitconduirionsconduiriezconduiraient
connaîtraisconnaîtraisconnaîtraitconnaîtrionsconnaîtriezconnaîtraient
croiraiscroiraiscroiraitcroirionscroiriezcroiraient
croîtraiscroîtraiscroîtraitcroîtrionscroîtriezcroîtraient
cueilleraiscueilleraiscueilleraitcueillerionscueilleriezcueilleraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
conduiseconduisesconduiseconduisionsconduisiezconduisent
connaisseconnaissesconnaisseconnaissionsconnaissiezconnaissent
croiecroiescroiecroyionscroyiezcroient
croissecroissescroissecroissionscroissiezcroissent
cueillecueillescueillecueillionscueilliezcueillent
impératif
tunousvous
conduisconduisonsconduisez
connaisconnaissonsconnaissez
croiscroyonscroyez
croîscroissonscroissez
cueillecueillonscueillez
passécomposé j’aiconduit j’aiconnu j’aicru j’aicrû j’aicueilli
plus-que-parfait j’avaisconduit j’avaisconnu j’avaiscru j’avaiscrû j’avaiscueilli
gérondif enconduisant enconnaissant encroyant encroissant encueillant
netzogaan: réduire accueillir
*Indenieuwespellingblijfthetaccent circonflexeopdelettersi en u staan teronderscheidingvangelijkgeschrevenvormenenverdwijntinalleanderegevallen,behalveindeuitgangenvandepassé simple.
cent-quatre-vingt-neuf 189
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
devoirmoeten
direzeggen
écrireschrijven
éteindreuitdoen
fairedoen/maken
falloirmoeten
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
doisdoisdoitdevonsdevezdoivent
disdisditdisonsditesdisent
écrisécrisécritécrivonsécrivezécrivent
éteinséteinséteintéteignonséteignezéteignent
faisfaisfaitfaisonsfaitesfont
ilfaut
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
devaisdevaisdevaitdevionsdeviezdevaient
disaisdisaisdisaitdisionsdisiezdisaient
écrivaisécrivaisécrivaitécrivionsécriviezécrivaient
éteignaiséteignaiséteignaitéteignionséteigniezéteignaient
faisaisfaisaisfaisaitfaisionsfaisiezfaisaient
ilfallait
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
devraidevrasdevradevronsdevrezdevront
diraidirasdiradironsdirezdiront
écriraiécrirasécriraécrironsécrirezécriront
éteindraiéteindraséteindraéteindronséteindrezéteindront
feraiferasferaferonsferezferont
ilfaudra
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
devraisdevraisdevraitdevrionsdevriezdevraient
diraisdiraisdiraitdirionsdiriezdiraient
écriraisécriraisécriraitécririonsécririezécriraient
éteindraiséteindraiséteindraitéteindrionséteindriezéteindraient
feraisferaisferaitferionsferiezferaient
ilfaudrait
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
doivedoivesdoivedevionsdeviezdoivent
disedisesdisedisionsdisiezdisent
écriveécrivesécriveécrivionsécriviezécrivent
éteigneéteigneséteigneéteignionséteigniezéteignent
fassefassesfassefassionsfassiezfassent
qu’ilfaille
impératif
tunousvous
pas d’impératifdisdisonsdites
écrisécrivonsécrivez
éteinséteignonséteignez
faisfaisonsfaites
pasd’impératif
passécomposé j’aidû j’aidit j’aiécrit j’aiéteint j’aifait ilafallu
plus-que-parfait j’avaisdû j’avaisdit j’avaisécrit j’avaiséteint j’avaisfait ilavaitfallu
gérondif endevant endisant enécrivant enéteignant enfaisant —
netzogaan: interdire(maar:vousinterdisez)
décrires’inscrire
atteindre
190 cent-quatre-vingt-dix
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
fuirvluchten
lirelezen
mettrezetten/leggen
naître*geboren worden
ouvriropenen
partir(weg)gaan
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
fuisfuisfuitfuyonsfuyezfuient
lislislitlisonslisezlisent
metsmetsmetmettonsmettezmettent
naisnaisnaîtnaissonsnaisseznaissent
ouvreouvresouvreouvronsouvrezouvrent
parsparspartpartonspartezpartent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
fuyaisfuyaisfuyaitfuyionsfuyiezfuyaient
lisaislisaislisaitlisionslisiezlisaient
mettaismettaismettaitmettionsmettiezmettaient
naissaisnaissaisnaissaitnaissionsnaissieznaissaient
ouvraisouvraisouvraitouvrionsouvriezouvraient
partaispartaispartaitpartionspartiezpartaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
fuiraifuirasfuirafuironsfuirezfuiront
lirailirasliralironslirezliront
mettraimettrasmettramettronsmettrezmettront
naîtrainaîtrasnaîtranaîtronsnaîtreznaîtront
ouvriraiouvrirasouvriraouvrironsouvrirezouvriront
partiraipartiraspartirapartironspartirezpartiront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
fuiraisfuiraisfuiraitfuirionsfuiriezfuiraient
liraisliraisliraitlirionsliriezliraient
mettraismettraismettraitmettrionsmettriezmettraient
naîtraisnaîtraisnaîtraitnaîtrionsnaîtrieznaîtraient
ouvriraisouvriraisouvriraitouvririonsouvririezouvriraient
partiraispartiraispartiraitpartirionspartiriezpartiraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
fuiefuiesfuiefuyionsfuyiezfuient
liselisesliselisionslisiezlisent
mettemettesmettemettionsmettiezmettent
naissenaissesnaissenaissionsnaissieznaissent
ouvreouvresouvreouvrionsouvriezouvrent
partepartespartepartionspartiezpartent
impératif
tunousvous
fuisfuyonsfuyez
lislisonslisez
metsmettonsmettez
naisnaissonsnaissez
ouvreouvronsouvrez
parspartonspartez
passécomposé j’aifui j’ailu j’aimis jesuisné/e j’aiouvert jesuisparti/e
plus-que-parfait j’avaisfui j’avaislu j’avaismis j’étaisné/e j’avaisouvert j’étaisparti/e
gérondif enfuyant enlisant enmettant ennaissant enouvrant enpartant
netzogaan: transmettrepermettre
découvriroffrir
sentirsortir
*Indenieuwespellingverdwijnthetaccent circonflexeopdeletteri,behalveindeuitgangenvandepassé simple.
cent-quatre-vingt-onze 191
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
plaireleuk vinden
pleuvoirregenen
pouvoirkunnen
prendrenemen
recevoirkrijgen
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
plaisplaisplaît*plaisonsplaisezplaisent
ilpleut
peux**peuxpeutpouvonspouvezpeuvent
prendsprendsprendprenonsprenezprennent
reçoisreçoisreçoitrecevonsrecevezreçoivent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
plaisaisplaisaisplaisaitplaisionsplaisiezplaisaient
ilpleuvait
pouvaispouvaispouvaitpouvionspouviezpouvaient
prenaisprenaisprenaitprenionspreniezprenaient
recevaisrecevaisrecevaitrecevionsreceviezrecevaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
plairaiplairasplairaplaironsplairezplairont
ilpleuvra
pourraipourraspourrapourronspourrezpourront
prendraiprendrasprendraprendronsprendrezprendront
recevrairecevrasrecevrarecevronsrecevrezrecevront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
plairaisplairaisplairaitplairionsplairiezplairaient
ilpleuvrait
pourraispourraispourraitpourrionspourriezpourraient
prendraisprendraisprendraitprendrionsprendriezprendraient
recevraisrecevraisrecevraitrecevrionsrecevriezrecevraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
plaiseplaisesplaiseplaisionsplaisiezplaisent
qu’ilpleuve
puissepuissespuissepuissionspuissiezpuissent
prenneprennesprenneprenionspreniezprennent
reçoivereçoivesreçoiverecevionsreceviezreçoivent
impératif
tunousvous
plaisplaisonsplaisez
pasd’impératif
pasd’impératif
prendsprenonsprenez
reçoisrecevonsrecevez
passécomposé j’aiplu ilaplu j’aipu j’aipris j’aireçu
plus-que-parfait j’avaisplu ilavaitplu j’avaispu j’avaispris j’avaisreçu
gérondif enplaisant enpleuvant enpouvant enprenant enrecevant
netzogaan: apprendrecomprendre
*Indenieuwespellingverdwijnthetaccent circonflexeopdeletteri.**Indeinversievraagwordtpuisinplaatsvanpeuxgebruikt:Puis-je…?Kan ik …?
192 cent-quatre-vingt-douze
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
rirelachen
savoirweten
servirdienen
suivrevolgen
tenir(vast)houden
vaincreoverwinnen
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
risrisritrionsriezrient
saissaissaitsavonssavezsavent
sersserssertservonsservezservent
suissuissuitsuivonssuivezsuivent
tienstienstienttenonsteneztiennent
vaincsvaincsvaincvainquonsvainquezvainquent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
riaisriaisriaitriionsriiezriaient
savaissavaissavaitsavionssaviezsavaient
servaisservaisservaitservionsserviezservaient
suivaissuivaissuivaitsuivionssuiviezsuivaient
tenaistenaistenaittenionstenieztenaient
vainquaisvainquaisvainquaitvainquionsvainquiezvainquaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
rirairirasrirarironsrirezriront
sauraisaurassaurasauronssaurezsauront
serviraiservirasserviraservironsservirezserviront
suivraisuivrassuivrasuivronssuivrezsuivront
tiendraitiendrastiendratiendronstiendreztiendront
vaincraivaincrasvaincravaincronsvaincrezvaincront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
riraisriraisriraitririonsririezriraient
sauraissauraissauraitsaurionssauriezsauraient
serviraisserviraisserviraitservirionsserviriezserviraient
suivraissuivraissuivraitsuivrionssuivriezsuivraient
tiendraistiendraistiendraittiendrionstiendrieztiendraient
vaincraisvaincraisvaincraitvaincrionsvaincriezvaincraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
rieriesrieriionsriiezrient
sachesachessachesachionssachiezsachent
serveservesserveservionsserviezservent
suivesuivessuivesuivionssuiviezsuivent
tiennetiennestiennetenionstenieztiennent
vainquevainquesvainquevainquionsvainquiezvainquent
impératif
tunousvous
risrionsriez
sachesachonssachez
sersservonsservez
suissuivonssuivez
tienstenonstenez
vaincsvainquonsvainquez
passécomposé j’airi j’aisu j’aiservi j’aisuivi j’aitenu j’aivaincu
plus-que-parfait j’avaisri j’avaissu j’avaisservi j’avaissuivi j’avaistenu j’avaisvaincu
gérondif enriant ensachant enservant ensuivant entenant envainquant
netzogaan: contenir convaincre
cent-quatre-vingt-treize 193
Werkwoordenoverzicht
Onregelmatigewerkwoorden
valoirwaard zijn
venirkomen
vivreleven
voirzien
vouloirwillen
présent
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
vauxvauxvautvalonsvalezvalent
viensviensvientvenonsvenezviennent
visvisvitvivonsvivezvivent
voisvoisvoitvoyonsvoyezvoient
veuxveuxveutvoulonsvoulezveulent
imparfait
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
valaisvalaisvalaitvalionsvaliezvalaient
venaisvenaisvenaitvenionsveniezvenaient
vivaisvivaisvivaitvivionsviviezvivaient
voyaisvoyaisvoyaitvoyionsvoyiezvoyaient
voulaisvoulaisvoulaitvoulionsvouliezvoulaient
futur
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
vaudraivaudrasvaudravaudronsvaudrezvaudront
viendraiviendrasviendraviendronsviendrezviendront
vivraivivrasvivravivronsvivrezvivront
verraiverrasverraverronsverrezverront
voudraivoudrasvoudravoudronsvoudrezvoudront
conditionnel
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
vaudraisvaudraisvaudraitvaudrionsvaudriezvaudraient
viendraisviendraisviendraitviendrionsviendriezviendraient
vivraisvivraisvivraitvivrionsvivriezvivraient
verraisverraisverraitverrionsverriezverraient
voudraisvoudraisvoudraitvoudrionsvoudriezvoudraient
subjonctif
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
vaillevaillesvaillevalionsvaliezvaillent
vienneviennesviennevenionsveniezviennent
vivevivesvivevivionsviviezvivent
voievoiesvoievoyionsvoyiezvoient
veuilleveuillesveuillevoulionsvouliezveuillent
impératif
tunousvous
vauxvalonsvalez
viensvenonsvenez
visvivonsvivez
voisvoyonsvoyez
veuillevoulonsveuillez
passécomposé j’aivalu jesuisvenu/e j’aivécu j’aivu j’aivoulu
plus-que-parfait j’avaisvalu j’étaisvenu/e j’avaisvécu j’avaisvu j’avaisvoulu
gérondif envalant envenant envivant envoyant envoulant
netzogaan: convenirdevenirsesouvenir
194 cent-quatre-vingt-quatorze
Werkwoordenoverzicht
Depassé simple
Depassésimplewordtalleeninliteraireenhistorischetekstengebruikt.Uhoeftdepassésimplezelfniettelerenoftegebruiken.Hetiswelhandigalsudevormenkuntherkennen.
Hulpwerkwoordenen(on)regelmatigewerkwoorden
hulpwerk-woorden
werkwoor-denop-er
werkwoor-denop-ir
werkw.op-ir(+iss)
werkwoor-denop-re
avoirhebben
êtrezijn
allergaan
aimerhouden van
dormirslapen
finirbeëindigen
vendreverkopen
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
euseuseuteûmeseûteseurent
fusfusfutfûmesfûtesfurent
allaiallasallaallâmesallâtesallèrent
aimaiaimasaimaaimâmesaimâtesaimèrent
dormisdormisdormitdormîmesdormîtesdormirent
finisfinisfinitfinîmesfinîtesfinirent
vendisvendisvenditvendîmesvendîtesvendirent
Werkwoordenop -ermetbijzonderheden
acheterkopen
commencerbeginnen
envoyersturen
mangereten
payerbetalen
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
achetaiachetasachetaachetâmesachetâtesachetèrent
commençaicommençascommençacommençâmescommençâtescommencèrent
envoyaienvoyasenvoyaenvoyâmesenvoyâtesenvoyèrent
mangeaimangeasmangeamangeâmesmangeâtesmangèrent
payaipayaspayapayâmespayâtespayèrent
Onregelmatigewerkwoorden
boiredrinken devoirmoeten direzeggen fairedoen falloirmoeten
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
busbusbutbûmesbûtesburent
dusdusdutdûmesdûtesdurent
disdisditdîmesdîtesdirent
fisfisfitfîmesfîtesfirent
ilfallut
mettrezetten partir(weg)gaan pouvoirkunnen prendrenemen savoirweten
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
mismismitmîmesmîtesmirent
partispartispartitpartîmespartîtespartirent
puspusputpûmespûtespurent
prisprispritprîmesprîtesprirent
sussussutsûmessûtessurent
tenirhouden venirkomen vivreleven voirzien vouloirwillen
je/j’tuil/elle/onnousvousils/elles
tinstinstinttînmestîntestinrent
vinsvinsvintvînmesvîntesvinrent
vécusvécusvécutvécûmesvécûtesvécurent
visvisvitvîmesvîtesvirent
voulusvoulusvoulutvoulûmesvoulûtesvoulurent
cent-quatre-vingt-quinze 195
Werkwoordenoverzicht