1-2-3 -...
Transcript of 1-2-3 -...
1-2-3 handleiding biologie & verzorging voor jou
biologie en verzorging voor de onderbouw
vmbo-bk vmbo-kgt havo.vwo
auteursruud passiermaria van waterschoot - de bockarteunis bosonno kalverda gerard smitsben waasbianca janssen groesbeek
tweede druk
malmberg ‘s-hertogenbosch
www.biologieverzorgingvoorjou.nl
VOORWOORD
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 3
DE NIEUWE BIOLOGIE & VERZORGING VOOR JOU
Voor u ligt de nieuwste editie van Biologie & Verzorging voor jou, dé methode voor het combivak biologie en verzorging. Biologie en verzorging zijn vakken met een eigen identiteit. Beide vakken hebben hun eigen doelstelling en werkwijze, maar er is veel verwantschap. In de tweede editie van Biologie & Verzorging voor jou wordt de volledige vakinhoud van beide vakken geïntegreerd. Deze vakintegratie vindt plaats binnen thema’s, die zijn afgestemd op de belevingswereld van de leerling. Uitgangspunten bij de ontwikkeling van de nieuwe editie van Biologie & Verzorging voor jou:
• Er wordt recht gedaan aan de identiteit van beide vakken.
• De volledige inhoud van beide vakken komt in de methode aan de orde.
• De inhoud wordt zoveel mogelijk geïntegreerd.
• De methode is flexibel inzetbaar, waardoor de mogelijkheid bestaat met de methode te werken binnen
verschillende urentabellen.
• De methode biedt lesstof via een ideale mix van folio (boeken) en ict.
• De methode houdt rekening met individuele verschillende tussen leerlingen.
De methode is opgezet volgens de vertrouwde structuur van Biologie voor jou. Door deze structuur is de methode uitermate geschikt voor zelfstandig werken en zelfstandig leren, en wel zo dat voor de leerling het resultaat van het leerproces meer is dan de som der delen. De ervaring leert dat het werken met deze structuur voldoening geeft. Leerlingen waarderen het materiaal vooral vanwege de helderheid en het houvast. Ook blijken ze het te waarderen dat er op heel gevarieerde wijze mee kan worden gewerkt. De tweede druk van Biologie & Verzorging voor jou is een zogenaamde e-methode. Dit betekent dat de lesstof wordt aangeboden in een doordachte mix van folio en ict. Het digitale materiaal bestaat onder andere uit heldere animaties bij abstracte of moeilijke onderwerpen en interactieve computerlessen. Door ict aan te bieden op plekken waar het didactisch meerwaarde heeft, leert de leerling effectiever. Bovendien biedt het digitale lesmateriaal leerlingen de mogelijkheid om eigentijds te leren, op de manier die bij hen past. Met deze opzet kunt u zich steeds meer richten op de individuele leerling. Onderwijs op maat, daar draait het bij deze methode om. Wij hopen dat u en uw leerlingen enthousiast zullen zijn over de tweede druk van Biologie & Verzorging voor jou! Daphne Verrest Uitgever
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 4
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord 3
1 OVER BIOLOGIE & VERZORGING
VOOR JOU
1.1 De methode in hoofdlijnen 5 1.2 Opbouw 5 1.3 Werken met de boeken 6 1.4 ePack leerling & ePack docent 9 1.5 De methodesite:
www.biologieverzorgingvoorjou.nl 9 1.6 Visie op het onderwijs 10 1.7 Didactische uitgangspunten van de
methode 11 1.8 De nieuwe kerndoelen 12 1.9 Kerndoelen 1998-2003 13 1.10 Bijlagen 18
LEERJAAR 1
2 VMBO-BK
2.1 Inleiding 21 2.2 Benodigdheden 21 2.3 Jaarschema 23
Deel 1
2.4 Thema 1 Kennismaken 24 2.5 Thema 2 Planten 29 2.6 Thema 3 Ordenen 33
Deel 2 2.7 Thema 1 Je uiterlijk 36 2.8 Thema 2 Sporten 40 2.9 Thema 3 Je gezondheid 43
Deel 3
2.10 Thema 1 Relaties en seksualiteit 47 2.11 Thema 2 Bloemen, vruchten, zaden 52 2.12 Thema 3 Voedselproductie 55
3 VMBO-KGT
3.1 Inleiding 59 3.2 Benodigdheden 59 3.3 Jaarschema 61
Deel 1
3.4 Thema 1 Kennismaken 62 3.5 Thema 2 Planten 67 3.6 Thema 3 Ordenen 71
Deel 2
3.7 Thema 1 Je uiterlijk 74 3.8 Thema 2 Sporten 79 3.9 Thema 3 Je gezondheid 83
Deel 3 3.10 Thema 1 Relaties en seksualiteit 87 3.11 Thema 2 Bloemen, vruchten, zaden 92 3.12 Thema 3 Voedselproductie 95
4 HAVO.VWO
4.1 Inleiding 99 4.2 Benodigdheden 99 4.3 Jaarschema 101
Deel 1
4.4 Thema 1 Kennismaken 102 4.5 Thema 2 Planten 107 4.6 Thema 3 Ordenen 111
Deel 2 4.7 Thema 1 Je uiterlijk 115 4.8 Thema 2 Sporten 119 4.9 Thema 3 Je gezondheid 123
Deel 3
4.10 Thema 1 Relaties en seksualiteit 126 4.11 Thema 2 Bloemen, vruchten, zaden 131 4.12 Thema 3 Voedselproductie 134
LEERJAAR 2
Volgt in juni 2010.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 5
1 OVER BIOLOGIE & VERZORGING
VOOR JOU
1.1 DE METHODE IN HOOFDLIJNEN
Dit is de handleiding bij Biologie & Verzorging voor jou. Doel van deze handleiding is u behulpzaam te zijn bij de voorbereiding van uw lessen. Daarbij hebben wij onderwijs voor ogen dat rekening houdt met de aanwezige verschillen tussen uw leerlingen. Hierbij gaat het er om uw onderwijs meer individualiserend in te richten. Leerlingen werken zelfstandig en controleren zichzelf. Wellicht is het werken met Biologie & Verzorging voor jou anders dan u gewend bent. Doordat de nieuwe druk van de methode anders is dan de voorgaande druk, of doordat u voor het eerst lesgeeft in het combivak biologie en verzorging. Het is daarom denkbaar dat u in het begin iets meer tijd zult besteden aan het voorbereiden van lessen, maar in de loop van de tijd zult u routine opdoen in zowel de voorbereiding, de uitvoering als in de evaluatie van uw lessen. Met deze handleiding bieden wij u daarbij de nodige hulp. Bij deze handleiding horen de volgende materialen: � de leerwerkboeken deel 1 t/m 6 (inclusief
De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen);
� de handboeken deel 1 t/m 6; � de werkboeken deel 1 t/m 6 (inclusief
De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen);
� de antwoordenboeken deel 1 t/m 6; � de ePack-leerling deel 1 t/m 3 en deel 4 t/m 6; � de ePack-docent deel 1 t/m 3 en deel 4 t/m 6; � de methodesite
www.biologieverzorgingvoorjou.nl Kijkt u de materialen eens door. U ziet dan snel hoe de verschillende materialen bij de methode in elkaar grijpen en op welke wijze zelfstandig leren wordt gestimuleerd. De gemakkelijkste manier om snel zicht te krijgen op de methode is als ‘leerling’ het voorwoord in de handboeken lezen en aan de hand hiervan de diverse materialen en verwijzingen bekijken en uitproberen.
1.2 OPBOUW
De methode Biologie & Verzorging voor jou wordt aangeboden op drie niveaus: vmbo-bk, vmbo-kgt en havo/vwo. Per niveau bestaat de methode uit zes delen. De delen 1 t/m 3 zijn geschreven voor klas 1, de delen 4 t/m 6 voor klas 2. Leerjaar 1 Leerjaar 2 VMBO-BK Deel 1
Deel 2 Deel 3
Deel 4 Deel 5 Deel 6
VMBO-KGT Deel 1 Deel 2 Deel 3
Deel 4 Deel 5 Deel 6
HAVO.VWO Deel 1 Deel 2 Deel 3
Deel 4 Deel 5 Deel 6
Afb. 1 Aanbod.
Afb. 2 Delen 1 t/m 6.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 6
Ieder deel bestaat uit drie thema’s. De thema’s zijn, waar mogelijk, afgestemd op de belevingswereld van de leerling. Binnen een thema komt de vakinhoud van beide vakken geïntegreerd aan bod. Zie het thema-overzicht hieronder. Deel 1G Thema 1 | Kennismaken
Thema 2 | Planten Thema 3 | Ordenen
Deel 2 Thema 1 | Je uiterlijk Thema 2 | Sporten Thema 3 | Je gezondheid
Deel 3 Thema 1 | Relaties en seksualiteit Thema 2 | Bloemen, vruchten, zaden Thema 3 | Voedselproductie
Deel 4 Thema 1 | Voeding en vertering Thema 2 | Verbranding en ademhaling Thema 3 | De bloedsomloop
Deel 5 Thema 1 | Waarneming en regeling Thema 2 | Gedrag en communicatie Thema 3 | Je huishouden
Deel 6 Thema 1 | Erfelijkheid en evolutie Thema 2 | Ecologie en milieu Thema 3 | Je werk
Afb. 3 Thema-indeling.
Bij Biologie & Verzorging voor jou zijn er voor de leerling verschillende soorten boeken. Leerlingen vmbo-bk werken met leerwerkboeken. In een leerwerkboek treffen leerlingen alle leerstof aan in teksten en afbeeldingen. De leerstof wordt afgewisseld door opdrachten die voor de verwerking van de leerstof garant staan. Voor leerlingen vmbo-kgt en havo-vwo wordt de leerstof aangeboden in handboeken. In de werkboeken vinden ze alle opdrachten voor de verwerking van de leerstof. Leerjaar 1 Leerjaar 2
VMBO-BK Leerwerkboek 1 Leerwerkboek 2 Leerwerkboek 3 ePack bk 1-3
Leerwerkboek 4 Leerwerkboek 5 Leerwerkboek 6 ePack bk 4-6
VMBO-KGT Handboek 1 Werkboek 1 Handboek 2 Werkboek 2 Handboek 3 Werkboek 3 ePack kgt 1-3
Handboek 4 Werkboek 4 Handboek 5 Werkboek 5 Handboek 6 Werkboek 6 ePack kgt 4-6
HAVO.VWO Handboek 1 Werkboek 1 Handboek 2 Werkboek 2 Handboek 3 Werkboek 3 ePack hv 1-3
Handboek 4 Werkboek 4 Handboek 5 Werkboek 5 Handboek 6 Werkboek 6 ePack hv 4-6
Afb. 4 Leerlingmaterialen.
Bij alle leerwerkboeken en werkboeken horen ook antwoordenboeken. De antwoordenboeken bevatten de antwoorden op de opdrachten. De antwoordenboeken stellen de leerlingen in staat om zichzelf te controleren.
1.3 ONDERDELEN VAN DE METHODE
De leerstof in de boeken is verdeeld in thema’s (zie afbeelding 3). Ieder thema bevat een thema-opening, een aantal basisstoffen en een aantal extra basisstoffen. Vanuit de boeken wordt regelmatig verwezen naar de methodesite. Op de methodesite worden computerlessen aangeboden waarmee de leerling op een andere manier de lesstof uit het boek uitgelegd krijgt. Daarnaast biedt de methodesite extra lesmateriaal (keuzeopdrachten), adviestoetsen, vaardigheidskaarten, begrippen en meer. Hierna worden de specifieke onderdelen van de methode verder toegelicht.
Thema-opening
De thema-opening in de handboeken functioneert als een introductie op wat komen gaat. Een korte inleidende tekst beschrijft de inhoudelijke aspecten die in het betreffende thema aan de orde zullen komen. Daarnaast laat zo’n inleidende pagina de structuur zien waarlangs de diverse onderdelen in het thema besproken zullen worden. De leerling krijgt zo inzicht in de omvang van het thema, de leerstofverdeling (in basisstoffen en extra basisstoffen) en de pagina’s waarop de onderdelen per thema te vinden zijn.
Afb. 5 Een thema-opening.
Planningsformulier
Na elke thema-opening wordt de leerling verwezen naar een planningsformulier dat op de methodesite, onder het kopje ‘naslag’, terug te vinden is.
Basisstof
De basisstoffen behandelen alle leerstof die noodzakelijk is om de kerndoelen te halen. De basisstoffen bestaan uit teksten met afbeeldingen en (verwijzingen naar) opdrachten, waaronder practica. In de teksten worden, waar mogelijk en relevant, relaties gelegd met voorgaande thema’s. De tekst is ingedeeld in tekstblokken van een bescheiden omvang. Na een tekstblok kan een verwijzing naar de opdrachten in het werkboek voorkomen. In het leerwerkboek staan geen verwijzingen, maar worden de opdrachten tussen de tekstblokken geplaatst.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 7
De opdrachten die horen bij de lesstof zijn vrijwel altijd zelfstandig te verwerken door de leerlingen. Er is gekozen om een variatie aan opdrachten aan te bieden waardoor leerlingen op verschillende manieren met de leerstof aan de slag gaan. De opdrachten kunnen worden onderverdeeld in theorie-opdrachten, practicumopdrachten en praktische opdrachten. De theorie-opdrachten zijn qua niveau afgestemd op het niveau van de leerling en stelt hen in staat de leerstof uit het handboek te verwerken. De practicumopdrachten zijn in het algemeen zelfstandig uit te voeren. Bij deze opdrachten is steeds dezelfde opbouw gevolgd. Met de praktische opdracht moeten leerlingen een probleem oplossen of een opdracht uitvoeren volgens een vast stramien (stappenplan voor het maken van een praktische opdracht). In het eerste thema worden deze stappen uitgelegd en vormen ze een onderdeel van de leerstof. In de volgende thema’s gaan de leerlingen zelfstandig met praktische opdracht aan de slag. In afbeelding 6 worden de praktische opdrachten die in de methode voorkomen getoond. Bij sommige thema’s heeft u de keuze om de opdrachten in de les of thuis te laten uitvoeren. Deel VMBO-BK
Deel 1G Thema 1 | Een lunchpakket maken Thema 2 | Wortelstamppot met rookworst Een salade Thema 3 | Een werkstuk maken
Deel 2 Thema 1 | Wat trek je aan? Thema 2 | - Thema 3 | Een broodje gezond maken Een alcoholvrij drankje
Deel 3 Thema 1 | Een boekje over vragen van jongeren Thema 2 | Linzensoep of kastanjesoep Thema 3 | -
Deel VMBO-KGT en HAVO.VWO
Deel 1G Thema 1 | Een lunchpakket maken Thema 2 | Wortelstamppot met rookworst Een salade Een experiment ontwerpen Thema 3 | Een werkstuk over een diersoort of diergroep
Deel 2 Thema 1 | Kleedgeld? Thema 2 | - Thema 3 | Een rollenspel over gezondheid
Deel 3 Thema 1 | Een liefdesdrankje Een brief met een vraag over relaties Thema 2 | Linzensoep of kastanjesoep Thema 3 | Aardappelen bereiden
Afb. 6 Praktische opdrachten leerjaar 1 (deel 1 t/m 3).
Computerlessen
In de basisstof kan een verwijzing naar een computerles voorkomen. Deze worden aangegeven door een computer-icoontje met de naam van de betreffende computerles erachter.
Computerlessen zijn te vinden op de methodesite. In een computerles wordt het onderwerp op een interactieve manier aangeboden. Het biedt leerlingen de mogelijkheid om moeilijke begrippen en concepten op een alternatieve manier te leren. Afbeeldingen 7a en 7b geven een overzicht van alle computerlessen die in leerjaar 1 aangeboden worden op de verschillende niveau’s. VMBO-BK Deel 1
Organenstelsels Doorsneden Tabellen en grafieken Gedaanteverwisseling De bouw van planten Fotosynthese De microscoop Cellen Ordenen Deling Deel 2
De huid De verzorging van je huid en huidziekten De productie van kleding Koopinformatie Het skelet Gewrichten Spieren Het uithoudingsvermogen Je lichaamshouding Ziekten Immuniteit en antistoffen Alcohol Roken Geneesmiddelen Deel 3
Het voortplantingsstelsel van de man Het voortplantingsstelsel van de vrouw Menstruatie Zwangerschap en geboorte De bouw van een bloem De functies van de bloemdelen Bestuiving Bevruchting Monocultuur Biologische bestrijding van plagen Conserveringsmethoden Voedselbederf
Afb. 7a Computerlessen leerjaar 1 VMBO-BK (deel 1 t/m 3)
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 8
VMBO-KGT
HAVO.VWO Deel 1
Organenstelsels Aanzichten en doorsneden Tabellen en grafieken Gedaanteverwisseling De bouw van planten Fotosynthese De microscoop Plantaardige en dierlijke cellen Ordenen Celdeling Symmetrie Deel 2
De huid Huidziekten De productie van kleding Koopinformatie Beenverbindingen Het spierstelsel Lichaamshouding Het uithoudingsvermogen Ziekten Immuniteit en antistoffen Alcohol Roken Geneesmiddelen Deel 3 Het voortplantingsstelsel van de man Het voortplantingsstelsel van de vrouw Menstruatie Zwangerschap en geboorte De bouw van een bloem De bloemdelen Bestuiving Bevruchting Monocultuur Conserveringsmethoden Voedselbederf Biologische bestrijding van plagen
Afb. 7b Computerlessen leerjaar 1 VMBO-KGT en HAVO.VWO (deel 1 t/m 3)
Vaardigheden
In de basisstof kunnen ook vaardigheden voorkomen. Omdat deze vaardigheden terugkomen bij de uitvoering van opdrachten, worden de vaardigheden ook digitaal aangeboden onder het kopje ‘naslag’. Leerlingen kunnen de vaardigheden uitprinten zodat ze deze altijd bij de hand hebben. U kunt ook beslissen om de vaardigheden als klassenset uit te draaien en op die manier ter beschikking te stellen aan uw leerlingen.
Extra basisstof
De extra basisstof per thema bevat de onderwerpen die wat moeilijker zijn dan de reguliere basisstof. Wanneer een leerling uit het vmbo-bk alle basisstof heeft voltooid en dit basisprogramma heeft aangevuld met extra basisstof, dan heeft hij in feite hetzelfde basisprogramma doorlopen als een leerling uit het vmbo-kgt. Dit geldt ook voor leerlingen uit het vmbo-kgt die de extra basisstof doorlopen. Zij hebben in feite hetzelfde basisprogramma doorlopen als een leerling uit havo/vwo. Qua structuur is de extra basisstof op dezelfde wijze opgezet als de reguliere basisstof. Ze bevat ook (verwijzingen naar) opdrachten en verwijzingen naar computerlessen.
Samenvatting en Om te onthouden
De belangrijkste leerstof in een thema wordt overzichtelijk aan de leerling aangeboden. Dit geeft leerlingen de gelegenheid zelf te controleren of ze de belangrijkste leerinhouden beheersen. Voor kgt-leerlingen en hv-leerlingen wordt de belangrijkste leerstof aangeboden in de Samenvatting en voor bk-leerlingen in de Om te onthouden. In de handboeken van VMBO-KGT en HAVO.VWO wordt de samenvatting per thema aangeboden, na de extra basisstof. De Om te onthouden in de leerwerkboeken van VMBO-BK staat aan het einde van elke afzonderlijke basisstof of extra basisstof. Op de methodesite wordt de Om te onthouden ook op thema-niveau aangeboden. Hiermee kunnen leerlingen zich op de eindtoets voorbereiden.
Diagnostische toets en Test jezelf
In de boeken wordt ook een toets aangeboden waarmee leerlingen kunnen toetsen of ze voldoende voorbereid zijn voor de eindtoets. Voor kgt-leerlingen en hv-leerlingen heet deze toets Diagnostische toets en is te vinden in het werkboek. In de VMBO-BK-editie heet deze toets Test jezelf en wordt aangeboden aan het einde van iedere basisstof en extra basisstof, na het onderdeel Om te onthouden. In principe moet de leerling in staat zijn om de toets te maken na bestudering van de Samenvatting of Om te onthouden. De toets is bedoeld als leermiddel, niet als toetsmiddel. De leerling maakt de toets zelfstandig, controleert vervolgens de antwoorden (met het antwoordenboek) en bekijkt daarna in welke mate hij de stof beheerst. Op basis daarvan kan hij nagaan welke onderdelen hij nog eens nader moet bestuderen.
Adviestoets
Na afronding van de basisstof, kunnen leerlingen ookeen Adviestoets maken. Dit is een digitale toets die controleert in hoeverre de leerling de basisleerstof beheerst. Op basis van de antwoorden die een leerling geeft, wordt vastgesteld hoe de vervolgroute van de leerling het beste ingevuld kan worden. De invulling van de vervolgroute kan zijn: bepaalde onderdelen uit de basisstof herhalen, werken aan de extra basisstof, of werken aan de keuzeopdrachten. Met de Adviestoets heeft u een hulpmiddel in handen waarmee u op een eenvoudige manier recht kan doen aan individuele verschillen tussen leerlingen. De Adviestoets wordt aangeboden via de methodesite.
Keuzeopdrachten
Keuzeopdrachten zijn bedoeld om leerlingen opdrachten te laten kiezen waarvoor ze belangstelling hebben. In principe moeten alle leerlingen in staat worden gesteld om Keuzeopdrachten te verwerken. Wel kan er verschil bestaan in de hoeveelheid opdrachten die leer-lingen verwerken en in de tijd die leerlingen in de klas aan Keuzeopdrachten besteden. De Keuzeopdrachten bestaan meestal uit vier of vijf verschillende onderwerpen. Enkele onderdelen komen in elk thema terug (Leren en werken, een praktische opdracht) en zijn inhoudelijk afgestemd op het thema waarvan ze deel uitmaken.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 9
De Keuzeopdrachten worden aangeboden via de methodesite.
De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen
Vooraan in het werkboek van deel 1 is een cd-rom opgenomen: De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen. Dit is een interactief programma met behulp waarvan de leerlingen planten leren determineren naar de diverse kenmerken en eigenschappen. Binnen de leerstof wordt De Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen op verschillende momenten functioneel ingezet om leerlingen enerzijds te leren determineren en anderzijds planten uit hun directe omgeving op naam te leren brengen.
Roulerend practicum
Op de methodesite vindt u naast deze handleiding het roulerend practicum. Dit bevat een aantal relatief korte, veelal praktische opdrachten die u bij de methode kunt gebruiken. In het roulerend practicum zijn onderdelen van de basisstof verwerkt, maar ook geheel nieuwe opdrachten opgenomen ter verrijking van de kennis van de leerling. U treft bij het roulerend practicum achtereenvolgens per thema aan: de practicumbladen voor de leerlingen (die u desgewenst kunt kopiëren en plastificeren) en antwoordenbladen.
1.4 EPACK-LEERLING & EPACK-
DOCENT
Bij de methode hoort een ePack, voor zowel leerlingen als docenten. De ePack-leerling wordt aangeboden per niveau, per leerjaar (zie afbeelding 4). De ePack-docent geeft toegang tot alle leerjaren en alle niveaus. U kunt kiezen voor een BASISlicentie of een EXTRAlicentie. In afbeelding 9 op de volgende pagina is het verschil in aanbod aangegeven. Met de ePack hebben u en uw leerlingen toegang tot de methodesite van Biologie & Verzorging voor jou: www.biologieverzorgingvoorjou.nl De inlogprocedure en informatie over de geldigheidsduur van de licenties is te vinden in de instructie bij uw licentie. U heeft toegang tot alle materialen op de methodesite na inloggen. De inhoud van de methodesite is beveiligd omdat ze alleen zijn bedoeld voor gebruikers van de methode. Op die manier is de waardevolle content goed afgeschermd en zijn auteursrechten goed beschermd.
1.5 DE METHODESITE
De methodesite is de officiële site bij de methode. Het adres van de site is: www.biologieverzorgingvoorjou.nl De methodesite bestaat uit verschillende onderdelen. Ze worden hierna besproken.
Leerlingendeel
Een aantal van de onderdelen op de methodesite zijn in paragraaf 1.3 al uitvoerig besproken. In
afbeelding 8 worden de onderdelen van de website van de leerling overzichtelijk gepresenteerd. Onderdeel Omschrijving Vorm
Leerroutes De lesonderdelen van een hoofdstuk die de leerling moet doorlopen.
online
Computerlessen Digitale les waarin een onderwerp uit het hoofdstuk interactief wordt behandeld.
online
Keuzeopdrachten Losse opdrachten die aansluiten bij de leerstof uit het hoofdstuk.
Adviestoetsen Digitale toets die beoordeelt in welke mate de leerling de basisstof beheerst.
online
Vaardigheidskaarten Omschrijving en stappenplan bij de vaardigheden die in het hoofdstuk voorkomen.
Planningformulier Formulier waarmee een leerling een planning kan maken voor het hoofdstuk.
Begrippen Omschrijving bij de begrippen die in een hoofdstuk voorkomen.
online
Afb. 8 Onderdelen voor de leerling.
De onderdelen op de site zijn erop gericht de leerling meer regie te geven over zijn/haar eigen leerproces. Door middel van aantrekkelijke interactieve opdrachten, gerichte feedback en uitgebreide helpfuncties kan de leerling de leerinhoud van Biologie & Verzorging voor jou efficiënt en effectief in zich opnemen. De methodesite helpt de leerling met de planning van de leerstof, het remediëren van bepaalde begrippen, processen en vaardigheden en bij zelfdiagnose van de mate waarin hij/zij de leerstof beheerst. Docentendeel De methodesite is een integraal onderdeel van Biologie & Verzorging voor jou. De uitstraling van de methodesite is anders dan u van ons gewend bent. De methodesite voor de docent biedt namelijk niet alleen leerstof aan, maar ook verschillende mogelijkheden om het leergedrag van uw leerlingen tot op zekere hoogte te volgen. Bovendien kunt u op een eenvoudige manier de digitaal aangeboden toetsen bewerken of eigen materiaal toevoegen aan het materiaal dat uw leerlingen op de methodesite kunnen vinden. Uitgebreide informatie over de mogelijkheden die de methodesite biedt en bijbehorende
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 10
werkinstructies vindt u in de ‘docentenhandleiding voor de e-methodes’ die u als apart document kunt downloaden. In afbeelding 9 worden de onderdelen van de methodesite voor de docent gepresenteerd. Onderdeel BASIS EXTRA
Leerlingmateriaal X X Eindtoetsen X X Handleidingen X X Presentatorlessen X
Antwoorden keuzeopdrachten
X X
Afb. 9 Onderdelen voor de docent.
1.6 VISIE OP HET ONDERWIJS
In deze paragraaf beschrijven we enkele uitgangspunten bij de ontwikkeling van de inhoud van de leerstof van Biologie & Verzorging voor jou.
Inhoud van de leerstof
In juni 2006 heeft het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen goedkeuring gegeven aan de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs (zie paragraaf 1.8). De nieuwe kerndoelen geven geen specifiek niveau aan en laten de didactische invulling grotendeels open. Omdat de nieuwe kerndoelen minder richtinggevend zijn, is de leerstofinhoud van Biologie & Verzorging voor jou afgeleid van de Kerndoelen Basisvorming 1998-2003 (zie paragraaf 1.9). In de zes delen zijn alle kerndoelen uitgewerkt zoals die zijn beschreven in de hiervoor genoemde publicatie. Bij de ontwikkeling van Biologie & Verzorging voor jou hebben we echter ook nadrukkelijk de volgende uitgangspunten voor ogen gehouden: – de leerlingen beter voorbereiden op hun toekomst; – de leerlingen beter voorbereiden op de kansen in het voortgezet onderwijs; – meer leerlingen (alle doelgroepen) meer leren; – meer aandacht voor het leren onderzoeken. Om deze uitgangspunten te realiseren hebben we dan ook – naast de aandacht voor de inhoudelijke kerndoelen – veel aandacht besteed aan de algemene doelstellingen van het onderwijs in biologie en verzorging, aan de ontwikkeling van vakgebonden vaardigheden en aan de vaardigheden die genoemd staan bij de algemene onderwijsdoelen.
Voorbereiden op de toekomst
In de thema’s maken de leerlingen regelmatig kennis met een beroepsbeoefenaar die in zijn of haar beroep veel te maken heeft met een bepaald aspect uit de vakken biologie en verzorging. Deze kennismaking kan plaatsvinden in de basisstof, extra basisstof of in de keuzeopdrachten. De leerlingen krijgen specifieke vragen voorgelegd over het beroep en over de capaciteiten die ervoor nodig zijn. Ook wordt de leerlingen gevraagd aan te geven wat ze van het betreffende beroep vinden. We laten de leerlingen kennismaken met een breed
scala aan beroepen waarbij kennis van biologie en verzorging een rol speelt. Op die manier proberen we leerlingen inzicht te verschaffen in het nut en de relevantie van kennis van biologie en verzorging voor hun eigen toekomst.
Beter voorbereiden op kansen in het voortgezet
onderwijs
Biologie & Verzorging voor jou bestaat uit drie edities: VMBO-BK, VMBO-KGT en HAVO.VWO. Met deze drie edities sluit Biologie & Verzorging voor jou aan bij veel voorkomende klassensituaties. De leerlingen kunnen hierdoor werken op het niveau dat bij hen past. In alle delen van Biologie & Verzorging voor jou zijn de Kerndoelen Basisvorming volledig uitgewerkt. De teksten zijn evenwel afgestemd op de doelgroepen waarvoor de uitgaven zijn bedoeld, zodat alle leerlingen de kerndoelen ook daadwerkelijk kunnen halen. Daar komt bij dat de leerstof is verdeeld in basisstof en extra basisstof. De basisstof behandelt de kerndoelen, de extra basisstof breidt die stof uit. De extra basisstof is met name bedoeld voor leerlingen die meer uitdaging willen. In de uitgave voor VMBO-BK is de extra basisstof bijvoorbeeld geschikt voor leerlingen die de kaderberoepsgerichte leerweg in het VMBO aankunnen. Door de extra basisstof op deze gelaagde manier aan te bieden, krijgen de leerlingen de mogelijkheid om hun eigen kansen in het voortgezet onderwijs te vergroten.
Meer leerlingen meer leren
Door te voorzien in drie edities bereiken we meer leerlingen op hun eigen niveau, zodat we meer leerlingen beter voorbereiden op hun kansen in het voortgezet onderwijs. Maar leerlingen voorbereiden op hun eigen kansen in het onderwijs betekent ook dat we ze helpen om die kansen te benutten. In Biologie & Verzorging voor jou doen we dit op verschillende manieren. We besteden bijvoorbeeld structureel aandacht aan de begrippen, de processen en de vaardigheden waar het in biologie en verzorging om draait. De relevante begrippen en processen worden gedefinieerd en beschreven, zodat de leerlingen een vocabulaire ontwikkelen om de wereld om hen heen te beschrijven. Voor de processen in biologie en verzorging geldt iets soortgelijks. Met processen bedoelen we verschijnselen die zich voltrekken binnen een zekere tijdsperiode. Het vocabulaire dat de leerlingen ontwikkelen bij het begripsleren hebben ze nodig voor de beschrijving van het verloop van de processen. In de boeken bij Biologie & Verzorging voor jou zijn de processen geïllustreerd met afbeeldingen waarin het stapsgewijze verloop is gevisualiseerd. Hiervoor gaven we al aan dat het aanleren van vaardigheden binnen Biologie & Verzorging voor jou structurele aandacht krijgt. In Biologie & Verzorging voor jou beperken we ons niet tot de vakgebonden vaardigheden zoals die in de kerndoelen omschreven staan. We besteden ook veel aandacht aan het aanleren van vaardigheden
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 11
die staan beschreven als algemene vaardigheidsdoelen. Hierbij valt te denken aan vaardigheden op het gebied van de oriëntatie op mens en maatschappij, informatie halen uit bronnen, omgang met materialen en apparaten, eigen standpunten bepalen, natuurwetenschappelijke vraagstukken planmatig onderzoeken, planningen maken, eigen werk presenteren, enzovoort. Speciaal om de leerling tijdens het leerjaar voortdurend houvast te geven bij de uitvoering van de vaardigheden kunnen de vaardigheden gedownload worden van de methodesite. Ze hoeven dan niet terug te grijpen naar het handboek waarin de vaardigheid is uitgewerkt, maar kunnen de stapsgewijze uitleg van de vaardigheid printen.
Leren onderzoeken
Recente ontwikkelingen in het onderwijs laten zien dat er in de basisvorming een steeds groter belang wordt gehecht aan leren onderzoeken. De nieuwe editie van Biologie & Verzorging voor jou loopt vooruit op deze trend door de leerlingen tal van algemene en vakgebonden vaardigheden aan te leren en door hun de hulpmiddelen te bieden om deze vaardigheden blijvend te oefenen. Bovendien zijn in elk thema keuzeopdrachten opgenomen waarin ideeën staan omschreven voor zelfstandig onderzoek. Ten behoeve van Biologie voor jou is een leerlijn Onderzoeken ontwikkeld die door de leerjaren heen loopt. Deze leerlijn is in de combimethode Biologie & Verzorging voor jou geïntegreerd. In de materialen voor de onderbouw beginnen we met het aanleren van basisvaardigheden ten behoeve van natuurwetenschappelijk onderzoek. In de bovenbouw leren de leerlingen allerlei moderne hulpmiddelen gebruiken voor dit onderzoek. Zo leren zij bijvoorbeeld werken met dataloggers.
Waardenvorming
Vooral voor het vak verzorging zijn attitudedoelen (waardenvorming) vrijwel net zo belangrijk als de cognitieve doelen. Voor de didactiek van de waardenvorming bestaan verschillende modellen. Vanwege de eenvoud ervan heeft het driestappenmodel van Kurt Lewin onze voorkeur. De eerste stap van dit model wordt unfreezing (ontvriezen) genoemd. Tijdens deze fase kunnen de leerlingen hun eigen opvattingen over een bepaald onderwerp vergelijken met die van anderen. Zij worden zich hierdoor bewust van hun eigen normen en waarden. Er zijn verschillende werkvormen bruikbaar. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld individueel een vragenlijstje invullen, dit dan in een groepje vergelijken en hun conclusies aan de klas presenteren. Hierdoor worden de leerlingen aan het denken gezet en zijn zij – wellicht – bereid tot verandering. Een andere mogelijkheid is het vertonen van een video of dvd waarin op een voor leerlingen herkenbare wijze verschillende standpunten naar voren komen. Belangrijk is dat de leerlingen expliciet hun opvattingen kenbaar maken. De tweede stap wordt moving (bewegen) genoemd. In deze fase is het kennisaspect belangrijk. De leerlingen krijgen of zoeken zoveel mogelijk informatie over een bepaald onderwerp. Ze
luisteren naar meningen van anderen en denken na over hun eigen motieven. Ze overwegen de consequenties van bepaalde keuzes. Op grond van dit alles kunnen zij eventueel nieuwe keuzes maken. De derde stap is de moeilijkste. Deze stap wordt freezing (bevriezen) genoemd. De nieuwe toestand wordt geconsolideerd. De leerlingen willen en zullen zich voortaan op deze wijze gedragen. Dat wil bijvoorbeeld zeggen: gezond of milieuvriendelijk. De leerlingen zullen zich moeten wapenen tegen de verleidingen of de druk van buitenaf. Met name de druk van leeftijdgenoten speelt hierbij een belangrijke rol.
Klassengesprek
Voor waardenvorming zijn ook klassikale momenten belangrijk. Aan alle klassikale momenten gaan meestal twee stappen vooraf: eerst moet een leerling individueel zijn of haar standpunt bepalen en vervolgens worden de standpunten in een groepje vergeleken. Pas daarna vindt de klassikale discussie plaats. Het voordeel hiervan is dat leerlingen minder geneigd zullen zijn de gebruikelijke opinieleiders te volgen. Bij klassengesprekken als deze is het belangrijk dat de leerling de gelegenheid krijgt zijn of haar mening te geven, te onderbouwen en eventueel bij te stellen – dit laatste echter alleen als de leerling dat zelf wil. De docent dient zeer terughoudend te zijn in het geven van de eigen mening. Wel kan de docent (waar nodig) door het stellen van vragen proberen om verschillende meningen aan bod te laten komen of bepaalde aspecten naar voren te halen. Het is echter geenszins de bedoeling dat de leerling de mening die hij of zij herkent als gewenst door de docent, als de eigen mening geeft.
1.7 DIDACTISCHE UITGANGSPUNTEN
VAN DE METHODE
Thematische opzet
In Biologie & Verzorging voor jou is de leerstof thematisch gerangschikt. Deze thema’s zijn grotendeels afgestemd op de belevingswereld van de leerling. Wanneer een thema niet rechtstreeks aansluit bij de belevingswereld, bijvoorbeeld ‘Ordenen’, dan wordt de relevantie van het onderwerp voor de leerling in de eerste basisstof direct duidelijk gemaakt.
Vakintegratie
Binnen ieder thema wordt de vakinhoud van beide vakken op een logische manier samengebracht. De vakinhouden zijn daadwerkelijk geïntegreerd en niet slechts gecombineerd. De stof staat op de plek waar het logisch thuis hoort.
Maatschappelijke relevantie en zingeving
In het onderwijs van de afgelopen jaren is het accent waarneembaar verschoven: van losstaande weetjes naar meer inzicht in samenhang en naar persoonlijke, maatschappelijk relevante toepassingen. De kennis moet worden ingebed in contextgebieden die herkenbaar zijn voor de leerlingen en waarin zij zich kunnen inleven. Vooral gezondheid wordt in veel thema’s gebruikt als contextgebied voor kennis.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 12
Bij de thema’s Voedselproductie (in deel 3) en Ecologie en milieu (in deel 6) ligt het toepassen van kennis in maatschappelijk relevante contextgebieden voor de hand. Die maatschappelijke relevantie en zingeving is ook terug te vinden in de opdrachten waarin de leerlingen kennismaken met beroepsbeoefenaren die vertellen over de relatie tussen hun beroep en de vakken biologie en verzorging.
1.8 DE NIEUWE KERNDOELEN
In de kerndoelen is gedefinieerd wat alle leerlingen moeten leren. Daarnaast is er de wettelijke eis dat leerlingen na de eerste twee (vmbo) respectievelijk drie (havo/vwo) leerjaren alle sectoren of profielen nog moeten kunnen kiezen. Er zijn 58 kerndoelen die voor alle leerlingen gelden. Daarnaast zijn er aanvullende doelen met betrekking tot moderne vreemde talen die voor de meeste leerlingen gelden. Leraren kunnen de kerndoelen op elk niveau en voor elke leerstijl uitwerken. Praktisch of theoretisch, abstract of concreet, op het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg of op dat van het vwo, disciplinair of vakoverstijgend. Een school mag daarbij verschillende modellen tegelijkertijd hanteren, dus onderwijs in de vorm van zowel vakken, leergebieden als projecten. Over de voor de school passende werkvorm hebben ouders, leerlingen en personeel via medezeggenschap inspraak. De algemene kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs per 1 augustus 2006 – De leerling leert actief en in toenemende mate zelfstandig Recente inzichten in hoe kinderen leren, maken duidelijk dat actief en zelfstandig leren een hoger rendement oplevert dan passief. Daarnaast komt het tegemoet aan de behoefte aan zelfstandigheid van kinderen in deze ontwikkelingsfase. Om actief en zelfstandig leren mogelijk te maken, is ‘leren leren’ een wezenlijk onderdeel van het onderwijs. – De leerling leert samen met anderen Ook hierbij speelt de rendementsgedachte een rol, maar het samen leren en werken biedt ook mogelijkheden tot het ontwikkelen en uitbreiden van sociale en communicatieve vaardigheden. Daarnaast kan het leiden tot reële oefensituaties in het leren erkennen van, en leren omgaan met verschillen tussen mensen. – De leerling leert in samenhang Het is voor leerlingen soms moeilijk de samenhang te zien tussen de verschillende vakken in het voortgezet onderwijs. ‘Leren in samenhang’ betekent onder andere dat leerkrachten die relaties tussen de inhoud uit de verschillende vakken en leergebieden aanbrengen, en dat zij leerlingen laten werken vanuit het geheel naar het deel. – De leerling oriënteert zich Het oriënterend karakter van de onderbouw betekent onder andere dat leerlingen zicht krijgen op de mogelijkheden voor hun verdere (school)loopbaan, op de kenmerken van verschillende soorten arbeid en op de samenleving waarin zij leven. Daartoe hoort ook de oriëntatie op
waarden, normen en opvattingen in onze maatschappij. Onderwijs met een oriënterend karakter impliceert dat leerlingen leren keuzes te maken tussen de mogelijkheden die zij door hun oriëntatie ontdekken. Zij toetsen deze mogelijkheden aan de eigen interesses en ambities. – De leerling leert in een uitdagende, veilige en gezonde leeromgeving
Uiteraard behoren nieuwe, moderne leermiddelen (waaronder ict) en een veilig en schoon gebouw deel uit te maken van de leeromgeving van een leerling. Maar er is meer. Leerlingen van 12 - 14 jaar verkennen mogelijkheden en grenzen van zichzelf en anderen. Ze zoeken daarin ook uitdagingen en risico’s. Hun leeromgeving moet daaraan tegemoetkomen en tegelijkertijd voor veiligheid zorgen: een klimaat dat prikkelt tot leren; contexten die realistisch en herkenbaar zijn; een sfeer waarin fouten gemaakt mogen worden; conflicten die opgelost worden door met elkaar te praten en naar elkaar te luisteren, en waarin gezond en verantwoordelijk gedrag wordt gestimuleerd. – De leerling leert in een doorlopende leerlijn Onderwijs in de onderbouw wordt gekenmerkt door de zorg voor een doorlopende leerlijn, over de breuken binnen het stelsel heen: van primair naar voortgezet onderwijs en van onderbouw naar bovenbouw. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat de verschillen zo klein mogelijk worden gemaakt. Duidelijke overgangen bieden de leerling ook sterke mogelijkheden tot bewust ervaren van groei. Onderwijs en begeleiding moeten erop gericht zijn de leerling zo goed mogelijk over de breuklijnen heen te helpen. De specifieke kerndoelen bij biologie en verzorging De volgende acht kerndoelen bestrijken een groot inhoudelijk terrein, gericht op natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen. Deze kerndoelen geven in globale termen aan waar het daarbij om gaat: een onderzoekende houding ten opzichte van de natuur, herkennen van samenhangen en wisselwerkingen, verbinden van theorieën en modellen met praktisch werk en waarneming, bevorderen van duurzaamheid. Het begint bij vragen stellen (28, 31) en gaat via de benadering van sleutelbegrippen (29, 30) naar kerndoelen waarin meer specifieke onderwerpen en vaardigheden worden genoemd (32 t/m 35).
28 De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorggerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en de uitkomsten daarvan te presenteren. 29 De leerling leert kennis te verwerven over, en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven. 30 De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 13
31 De leerling leert onder andere door praktisch werk kennis te verwerven over, en inzicht te verkrijgen in processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu. 32 De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie. 33 De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technische producten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze een technisch product te ontwerpen en te maken. 34 De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen. 35 De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.
1.9 KERNDOELEN 1998-2003
Kerndoelen biologie
Het onderwijs in biologie is erop gericht dat de leerlingen: – kennis en inzicht verwerven van/in biologische verbanden (organismen, biosfeer) en de rol die de mens daarin speelt; – kennis en inzicht verwerven van/in de methodische beginselen waarmee biologische kennis verzameld kan worden; – zich bewust zijn van wat leven is en respect en gevoel van verantwoordelijkheid ontwikkelen voor het leven als totaliteit; – vertrouwd raken met biologische toepassingen in het persoonlijk leven (consumentengedrag, gezondheid, seksualiteit, milieu); – biologische aspecten in maatschappelijke situaties kunnen herkennen en waarderen; – kennis en vaardigheden op het terrein van de biologie verwerven met het oog op beslissingen over vervolgopleidingen, de latere beroepsuitoefening en het maatschappelijk functioneren. Het vak draagt in ieder geval bij aan het realiseren van de volgende onderdelen van de algemene onderwijsdoelen: – het herkennen van biologische aspecten in maatschappelijke situaties en daar verantwoord mee omgaan; – het verwerven van inzicht in relaties tussen natuur, techniek en milieu en het concept van duurzame ontwikkeling; – het leren voldoen aan eisen van milieu, hygiëne, gezondheid en ergonomie; – het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving;
– het op een relatief hoog abstractieniveau hanteren van informatie uit eigen waarnemingen: ordenen, bewerken en beoordelen; – het ontwikkelen van een methodische aanpak voor het onderzoeken van een natuurwetenschappelijk vraagstuk, ook via veldwerk; – het bepalen van een gemotiveerd standpunt ten aanzien van biologische aspecten in maatschappelijke situaties en het op basis daarvan beslissingen nemen over het eigen gedrag. Daarnaast draagt het vak bij aan de andere (onderdelen van de) algemene onderwijsdoelen: – het leren communiceren; – het leren reflecteren op het leerproces; – het leren reflecteren op de toekomst; – het gebruiken van informatie- en communicatietechnologie om gegevens te verwerken en te bewerken, en om processen te simuleren en daarmee inzichtelijk te maken.
DOMEIN A
BIOLOGISCHE VAARDIGHEDEN
1 De leerlingen kunnen in directe relatie met kerndoelen uit de andere domeinen biologische vaardigheden hanteren. Het gaat hierbij om: – waarnemingen doen en deze vastleggen in tekeningen, ook in de natuur (veldwerk); – experimenteren, ook in de natuur (veldwerk); – omgaan met organismen en met de natuur. *2 De leerlingen kunnen een verband leggen tussen biologische begrippen en vaardigheden en verschijnselen in het dagelijks leven. *3 De leerlingen kunnen zo zelfstandig mogelijk een eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek van beperkte omvang voorbereiden, uitvoeren en beschrijven. Zij kunnen: – proeven ontwerpen om een eenvoudige probleemstelling te onderzoeken; – practicummaterialen herkennen en op adequate wijze inzetten voor proeven; – proeven uitvoeren op basis van een gegeven voorschrift; – relevante waarnemingen doen en conclusies trekken; – mondeling of schriftelijk verslag doen van zelf uitgevoerde proeven; – resultaten van zelf uitgevoerde proeven toelichten en/of verklaren.
DOMEIN B
DE MENS
4 De leerlingen kunnen wat betreft lichaam en levensloop: a fasen aangeven in de lichamelijke en geestelijke groei van mensen; b lichamelijke en sociaal-emotionele veranderingen bij jongens en meisjes in de puberteit en bij volwassenen in latere levensfasen noemen.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 14
5 De leerlingen kunnen wat betreft seksualiteit en voortplanting: a beschrijven hoe de voortplanting bij mensen verloopt; ze kunnen daarbij het verloop van bevruchting, zwangerschap en geboorte beschrijven; b manieren om zwangerschap te voorkomen beschrijven en uitleggen dat mensen daar verschillend over denken; c een eigen mening over het gebruik van die manieren toelichten; d verschillende functies van seksualiteit verwoorden en verschillen in opvattingen daarover formuleren. *6 De leerlingen kunnen wat betreft conditie, houding en beweging: a in afbeeldingen en bij zichzelf botten, spieren, aanhechtingsplaatsen, gewrichten en verbindingen aanwijzen; b aan de hand van voorbeelden beschrijven wat er gebeurt bij overbelasting, beweging, rust en bij training. 7 De leerlingen kunnen wat betreft coördinatie: a met voorbeelden toelichten dat de mens als een geheel beschouwd kan worden waarbij voor de instandhouding en gezondheid van het lichaam de volgende processen plaatsvinden: stofwisseling, regeling en coördinatie, waarneming en reactie, herstel; b aan de hand van een concreet verschijnsel uitleggen hoe de afstemming van de werking van verschillende delen van het lichaam verloopt; *c aan de hand van een concreet verschijnsel uitleggen hoe waarneming plaatsvindt en welke rol zintuigen, zenuwen en hersenen daarbij spelen en hoe een reactie daarop verloopt; *d aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen hoe herstel van ziekte, verwonding en infectieziekte verloopt. Ze kunnen daarbij toelichten wat de ingrepen zijn die in de gezondheidszorg worden toegepast. *8 De leerlingen kunnen wat betreft stofwisseling: a in afbeeldingen de samenwerkende organen noemen die bij de stofwisseling van belang zijn en de ligging ervan bij zichzelf aanwijzen; zij kunnen de functie ervan beschrijven door globaal naar relevante stofwisselingsprocessen te verwijzen; b beschrijven hoe voedsel opgenomen, verwerkt en verspreid wordt en hoe onbruikbare resten en afvalstoffen verwijderd worden; c beschrijven dat er opbouw en afbraak van stoffen plaatsvindt in cellen; d de belangrijkste functies van eiwitten, vetten, koolhydraten, mineralen, water en vitamines voor het lichaam noemen; ze kunnen voorbeelden noemen van voedingsmiddelen die rijk zijn aan eiwit, vet, mineralen, koolhydraten of vitamines; e beschrijven hoe opname, verspreiding en gebruik van zuurstof verloopt; f beschrijven hoe de kans op hart- en vaatziekten verkleind kan worden. 9 De leerlingen kunnen wat betreft eenheid en verscheidenheid: a aan de hand van voorbeelden toelichten dat verschillen tussen mensen zowel door erfelijke informatie als door omgevingsfactoren bepaald
kunnen worden; ze kunnen een beargumenteerde mening over het omgaan met die verschillen formuleren; b overeenkomsten en verschillen tussen de mens en andere soorten herkennen en beschrijven. 10 De leerlingen kunnen wat betreft gedrag aan de hand van een voorbeeld beschrijven dat gedrag van mensen in een bepaalde situatie meestal niet door een enkele oorzaak wordt bepaald, maar dat biologische, psychologische, sociaal-culturele en andere oorzaken een rol kunnen spelen.
DOMEIN C
PLANTEN EN DIEREN
11 De leerlingen kunnen wat betreft eenheid en verscheidenheid: a een aantal kenmerkende plantensoorten en diersoorten uit de eigen omgeving herkennen en benoemen met behulp van een determinatietabel of zoekblad; b van een aantal zaadplanten in hun omgeving bouw en functie van verschillende delen noemen en tekenen, en verschillende stadia en processen in de levenscyclus herkennen en beschrijven. 12 De leerlingen kunnen wat betreft aanpassing: a aan (delen van) bomen informatie afleiden over de omstandigheden in de omgeving; b enkele kenmerken van de lichaamsbouw van dieren, de wijze van voeden en de wijze van voortbewegen met elkaar en met kenmerken van de omgeving in verband brengen; c met voorbeelden uit de eigen omgeving toelichten hoe planten en dieren zijn aangepast aan de biotoop en welke rol ze daarin vervullen. 13 De leerlingen kunnen wat betreft afhankelijkheid: a toelichten dat groene planten onder invloed van licht stoffen voor eigen gebruik maken van stoffen uit de bodem en de lucht, en dat alle organismen, dus ook de mens, voor hun voedselvoorziening direct of indirect van groene planten afhankelijk zijn; b aan de hand van concrete voorbeelden toelichten dat organismen van elkaar afhankelijk kunnen zijn op gebieden als voedsel en voortplanting; c aan de hand van concrete voorbeelden toelichten dat de opgebouwde stoffen en de afbraakproducten van organismen steeds opnieuw gebruikt kunnen worden als voedingsstoffen voor andere organismen; d aan de hand van enkele voorbeelden aangeven wat de rol is van bacteriën en schimmels in de natuur, in de biotechnologie en bij ziektes. 14 De leerlingen kunnen bij waargenomen of beschreven gedrag van een dier aangeven wat de prikkel is, wat de reactie is en wat de relatie is van de reactie met de overlevingskans van het dier.
DOMEIN D
NATUUR EN MILIEU
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 15
*15 De leerlingen kunnen wat betreft natuur en milieu: a voorbeelden beschrijven waaruit blijkt dat de mens van natuur en milieu afhankelijk is voor voedsel, water en lucht, grondstoffen, energie en als plaats van recreatie; b beschrijven dat een grotere productie van voedsel voor de mens ontstaat door planten en dieren extra voedingsstoffen te geven, door gewassen te beschermen, door de bodem te verbeteren en door veredeling; ze kunnen daarbij toelichten waar de handelingen in de landbouw uit bestaan; c de belangrijkste oorzaken en effecten noemen van de aantasting van natuur en milieu door bepaalde vormen van afval, door verkeer, door landbouw, door recreatie en door energiegebruik en daarbij voorbeelden noemen van maatregelen, waaronder die door de leerling zelf in de eigen omgeving, die bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van de relatie tussen mens en milieu; ze kunnen daarbij toelichten dat invloeden over de landsgrenzen heen werken.
DOMEIN E
ERFELIJKHEID EN EVOLUTIE
16 De leerlingen kunnen wat betreft erfelijkheid toelichten dat erfelijke eigenschappen via eicel of spermacel aan nakomelingen overgedragen worden. 17 De leerlingen kunnen wat betreft evolutie toelichten dat nieuwe rassen en soorten in de loop van de tijd zijn ontstaan. Bij kerndoelen die voorzien zijn van een * is er sprake van samenhang met kerndoelen bij natuur- en scheikunde. Deze samenhang wordt hieronder nader aangeduid.
* Samenhangverwijzingen
De kerndoelen 2 en 3 hangen samen met de kerndoelen 2 en 3 van natuur- en scheikunde. Kerndoel 6 heeft een relatie met kerndoel 17 van natuur- en scheikunde. Kerndoel 7c en d hebben een relatie met de kerndoelen 12, 13, 14 en 15 van natuur- en scheikunde. Kerndoel 8 heeft een relatie met kerndoel 19 van natuur- en scheikunde. Kerndoel 15 heeft een relatie met kerndoel 20 van natuur- en scheikunde. Kerndoelen verzorging
Het onderwijs in verzorging is erop gericht dat leerlingen: – nu en later voor zichzelf en anderen kunnen zorgen; – zorg kunnen dragen voor materiële en geestelijke gezondheid en het welzijn van mensen; – kunnen zorgen voor de huishouding en de omgeving in steeds wisselende leefsituaties; – ervaring opdoen met praktische zorgvaardigheden; – in relevante situaties een relatie kunnen leggen met de praktijk van verschillende verzorgende beroepen.
Het vak draagt in ieder geval bij aan het realiseren van de volgende onderdelen van de algemene onderwijsdoelen: – het kennen van en omgaan met eigen en andermans waarden en normen; – het benoemen en hanteren van culturele en seksegebonden overeenkomsten en verschillen tussen mensen; – het verwerven van inzicht in de maatschappelijke betekenis van de verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid; – het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving, ook in het verkeer; – het leren voldoen aan eisen van milieu, hygiëne, gezondheid en ergonomie; – het leren op een doordachte wijze persoonlijke keuzeproblemen op te lossen; – het leren bepalen van een eigen standpunt op basis van argumenten. Daarnaast draagt het vak bij aan de andere (onderdelen van de) algemene onderwijsdoelen: – het leren communiceren; – het leren reflecteren op het leerproces; – het leren reflecteren op de toekomst; – het gebruiken van informatie- en communicatietechnologie om inzicht te verwerven in geautomatiseerde hulpmiddelen in de huishouding en de professionele zorgverlening.
DOMEIN A
LEREN OVER ZORG
Basisbegrippen
1 De leerlingen kunnen verbanden leggen tussen verschillende aspecten van zorg. Zij kunnen met voorbeelden aangeven dat zorg een scala van activiteiten inhoudt, gericht op: – zichzelf en anderen; – het aangaan en onderhouden van contacten, het beheren en gebruiken van geld en het onderhouden van kleding en de woonruimte; – de bevordering en het behoud van gezondheid en het beperken van risico’s in het verkeer en op het terrein van voeding, huishoudelijke hygiëne, tijdsbesteding, genotmiddelen en infectieziekten, waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen. 2 De leerlingen kunnen een verband leggen tussen begrippen uit het vak verzorging en zorg in het dagelijks leven en de samenleving. 3 De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven dat zorg bepaald wordt door een combinatie van individuele wensen en mogelijkheden, de sociale omgeving en de samenleving. 4 De leerlingen kunnen de betekenis van zorgzelfstandigheid, economische zelfstandigheid en maatschappelijke zelfstandigheid voor mannen en vrouwen uitleggen. 5 De leerlingen kunnen maatschappelijke en emancipatorische aspecten van betaalde en onbetaalde arbeid noemen en uiteenzetten wat dit voor hun toekomst kan betekenen. 6 De leerlingen kunnen het belang van geld, arbeid en tijd als middel om behoeften te realiseren aangeven.
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 16
Zij kunnen: – voorbeelden geven van de wijze waarop geld uitwisselbaar is door arbeid en tijd bij het realiseren van behoeften; – de consequenties van aankoopbeslissingen voor het budget aangeven; – de consequenties van activiteiten voor de beschikbare tijd aangeven.
Individu
7 De leerlingen kunnen eisen benoemen waaraan een evenwichtig voedingspakket voldoet en kunnen mogelijke gevolgen van een niet-evenwichtig voedingspakket noemen. 8 De leerlingen kunnen het belang van hygiëne voor huishoudelijke verzorging aangeven. Zij kunnen: – voorbeelden van voedselbederf en maatregelen noemen om bederf van en besmetting via voedsel tegen te gaan; – maatregelen noemen om aan hygiënische eisen voor het onderhoud van kleding en woonruimte te voldoen. 9 De leerlingen kunnen de behoeften en het belang van een evenwichtige tijdsbesteding aan zorg, arbeid, rust en ontspanning (hobby’s) aangeven en mogelijke gevolgen van een niet-evenwichtige tijdsbesteding uitleggen. 10 De leerlingen kunnen aan de hand van enkele voorbeelden aangeven wat verslaving is en welke gevolgen deze kan hebben. 11 De leerlingen kunnen van enkele infectieziekten, waaronder seksueel overdraagbare aandoeningen, gedragsalternatieven noemen om de kans daarop te verkleinen.
Sociale omgeving
12 De leerlingen kunnen het belang van het aangaan en onderhouden van relaties verwoorden. Zij kunnen de veranderende betekenis van relaties in de puberteit erkennen en verwoorden. 13 De leerlingen kunnen sociale, culturele, sekse- en economische factoren noemen die behoeften en het gedrag als consument beïnvloeden. Het gaat daarbij om het gedrag van de consument bij: – het gebruik van genotmiddelen en gokken; – het kiezen van kleding; – voedingsgewoonten.
Samenleving
14 De leerlingen kunnen enkele belangrijke ontwikkelingen in de samenleving ten aanzien van zorg binnen huishoudens noemen en de consequenties daarvan voor huishoudens aangeven. Deze ontwikkelingen zijn: – technologische, zoals de toename van techniek, waaronder apparaten, in huis; – sociale en demografische, zoals de toename van het aantal werkende vrouwen, ontgroening en vergrijzing; – economische, zoals de toename van het besteedbaar inkomen en de commercialisering van de samenleving; 15 De leerlingen kunnen aangeven dat zorg cultureel bepaald is. Zij betrekken daarbij: – voedingspatronen;
– kleedgedrag; – rolverdeling tussen mannen en vrouwen. 16 De leerlingen kunnen rechten en plichten van consumenten noemen. 17 De leerlingen kunnen: a voorbeelden geven van de invloed van consumentengedrag op het milieu; b maatregelen noemen van de consument en de overheid op het terrein van het consumentengedrag die bijdragen aan de bescherming van het milieu. 18 De leerlingen kunnen voorbeelden geven van professionele zorg in Nederland en aangeven waar deze zorg verkrijgbaar is.
DOMEIN B
LEREN ZORGEN
De leerlingen kunnen onderstaande vaardigheden inzetten in directe relatie met kerndoelen uit het vorige domein.
Praten over zorg
19 De leerlingen kunnen een gesprek voeren over vraagstukken als de verdeling van verzorgende taken, professionele zorg en zorg in de samenleving. In dat verband kunnen zij: – eigen waarden en normen over zorg en daarmee samenhangende gewoonten, gebruiken en gedrag vergelijken met die van anderen; – een relatie leggen met de situatie waarin deze waarden en normen spelen; – consequenties van een standpunt voor het eigen gedrag of dat van anderen verwoorden. 20 De leerlingen kunnen samen met anderen verzorgende activiteiten voorbereiden en uitvoeren. Zij kunnen daarbij tot een taakverdeling komen, zich houden aan afspraken en gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor het eindresultaat.
Zorg dragen voor
21 De leerlingen nemen verantwoordelijkheid en hebben aandacht voor het in gang zetten en instandhouden van verzorgende activiteiten. Zij houden daarbij rekening met waarden, normen, gewoonten, gebruiken en gedrag van anderen rondom zorg en kunnen dat relateren aan de situatie. In dat verband kunnen zij: – zich oriënteren op verzorgende activiteiten; – een planning maken en taken verdelen voor verzorgende activiteiten; – een begroting opstellen; – verzorgende activiteiten organiseren.
Kiezen en beslissen
22 De leerlingen kunnen keuzes maken op het terrein van zorg. Zij kunnen: – behoeften, doelen en middelen als geld, tijd, materialen, producten, vaardigheden, kennis en arbeidskracht vaststellen; – relevante informatie verzamelen door eigen waarneming, het raadplegen van bronnen, waaronder vergelijkend warenonderzoek en via internet;
HANDLEIDING ALGEMEEN GEDEELTE
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 17
– informatie lezen, zoals etiketten, gebruiksaanwijzingen, koopovereenkomsten, diagrammen en tabellen en in overeenstemming daarmee handelen; – gegevens analyseren en vergelijken en alternatieven afwegen. Daarbij rekening houden met rechten en plichten van consumenten, ook op het gebied van sparen, lenen en verzekeren; – beslissingen nemen en beargumenteren.
Zorg geven
23 De leerlingen kunnen zichzelf en anderen verzorgen door verzorgende activiteiten op een planmatige manier uit te voeren. Zij hebben daarbij aandacht voor het adequaat omgaan met materialen en producten. Bij adequaat gaat het om: – veilig; – hygiënisch; – milieubewust; – ergonomisch.
Omgaan met zorg
24 De leerlingen kunnen reflecteren op de gegeven zorg. Zij kunnen: – een relatie leggen tussen de inzet van middelen bij de uitvoering van verzorgende activiteiten en de behoeften; – de gegeven zorg evalueren met daarbij zowel aandacht voor het proces als de kwaliteit van het resultaat. Bij het proces gaat het om de werkwijze (veilig, hygiënisch, milieubewust en ergonomisch), het omgaan met materialen en producten en het samenwerken met anderen; – voorstellen doen voor verbetering van het resultaat; – het effect van aanpak, uitvoering en resultaat van zorg op welzijn beoordelen met vooraf opgestelde criteria.
BIJLAGEN
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 18
BIJLAGE 1
Werkblad bij Sporten
Je skelet
1 OPDRACHT
PRACTICUM: EEN SKELET
Je gaat een model van het skelet van de mens in elkaar zetten.
WAT HEB JE NODIG?
– een schaar
– lijm (een plakstift)
– een vel karton (70 x 50 cm)
– 13 splitpennen
WAT MOET JE DOEN?
– Knip de delen van het skelet uit.
– Plak de delen op het karton en knip ze opnieuw
uit.
– Zet het skelet in elkaar.
– Bij de rondjes gebruik je een splitpen. Hierdoor
kan het skelet bewegen. De grijze vlakken zijn
plakstroken. Hier plak je onderdelen bovenop.
De wervelkolom kun je aan het heiligbeen
vastplakken.
– Kleur het skelet.
BIJLAGEN
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 19
BIJLAGEN
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ’s-Hertogenbosch 20
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 21
INLEIDING VMBO-BK
2.1 INLEIDING
Dit deel van de docentenhandleiding bij Biologie &
Verzorging voor jou gaat over de delen 1, 2 en 3
van vmbo-bk.
Eerst treft u een overzicht aan van de
benodigdheden voor het biologie- en
verzorgingsonderwijs met deze delen VMBO-BK.
Vervolgens vindt u een handleiding bij elk thema.
Deze handleiding is opgebouwd uit de volgende
twee onderdelen:
1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit onderdeel vindt u steeds aangegeven welke
keuzes zijn gemaakt bij het samenstellen van het
thema. Ook treft u aanwijzingen aan voor het
gebruik van het thema.
2 Benodigdheden
In dit onderdeel vindt u een overzicht van
benodigdheden voor het thema.
Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan
de orde:
Deel 1
Thema 1 | Kennismaken
Thema 2 | Planten
Thema 3 | Ordenen
Deel 2
Thema 1 | Je uiterlijk
Thema 2 | Sporten
Thema 3 | Je gezondheid
Deel 3
Thema 1 | Relaties en seksualiteit
Thema 2 | Bloemen, vruchten, zaden
Thema 3 | Voedselproductie
Additionele materialen
Ter ondersteuning van de methode kunt u
gebruikmaken van additionele materialen. Omdat
dit aanbod snel kan wisselen bieden we u deze
informatie aan op de site van Biologie en
verzorging voor jou. In paragraaf 1.5 (De
methodesite: www.biologieverzorgingvoorjou.nl)
heeft u kunnen lezen hoe u met deze site moet
omgaan.
2.2 BENODIGDHEDEN
Hieronder vindt u een overzicht van alle
benodigdheden voor deel 1, 2 en 3 van vmbo-bk.
De benodigdheden zijn verdeeld in een aantal
categorieën. In deze lijst zijn alleen die
benodigdheden opgenomen die niet aan bederf
onderhevig zijn. In de beschrijving per thema staan
de benodigdheden per thema opgesomd. Daar
staan ook de benodigdheden vermeld die wel aan
bederf onderhevig zijn. De opgegeven
benodigdheden zijn globale hoeveelheden die voor
een klas noodzakelijk zijn.
Hulpmiddelen
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– een mesje, bijvoorbeeld een aardappelschilmes
(zo mogelijk per leerling)
– een schaar (zo mogelijk per leerling)
– tekenmateriaal
– een plastic liniaal (15 stuks)
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– een meetlint (zo mogelijk 15 stuks)
– prepareermateriaal:
– een voorwerpglas (100 stuks)
– dekglas (1 doosje)
– tissues (1 doos)
– een druppelpipet (10 stuks)
– een scheermesje (10 stuks)
– een prepareernaald (10 stuks)
– een schaartje (6 stuks)
– filtreerpapier (1 rol)
– een pincet (eventueel)
– viltstift
– reageerbuis (30 stuks)
– reageerbuisrek (15 stuks)
– etiketten (30 stuks per klas)
– mes (15 stuks)
– zetmeel (100 gram per klas)
– joodoplossing in een flesje met een druppelaar
(5 stuks)
– schoteltje (15 stuks)
– torso (zo mogelijk enkele exemplaren)
Keukenmateriaal
Het benodigde keukenmateriaal is afhankelijk van
de gekozen praktische opdrachten. U kunt de
opdrachten aanpassen aan de faciliteiten waarover
u beschikt. In de basisstof is de mogelijkheid
opgenomen om een gerecht thuis klaar te maken of
op school. Als u een goed ingericht
verzorgingslokaal heeft, kunt u dergelijke
opdrachten op school laten doen.
Het keukenmateriaal dat hierna genoemd wordt, is
bedoeld voor de kookopdrachten door de leerlingen
2 VMBO-BK
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 22
INLEIDING VMBO-BK
en voor demonstraties. Om de opdrachten te
kunnen uitvoeren, heeft u dit in ieder geval nodig:
Per vier leerlingen
– 5 borden
– 4 soepborden of soepkoppen of mokken
– 4 sets bestek: mes, vork, lepel (alles groot en
klein)
– 2 extra lepels
– servetten
– keukenrol
– 1 set afwasbenodigdheden: afwasteil,
afwasborstel, afwasmiddel, theedoek, vaatdoek,
afdruiprek
– 1 keukenblok met 2 kookpitten en
afwasfaciliteiten
– plank, mes, aardappelmesje, broodmes,
roerlepel, spatel, opscheplepel voor soep, garde
– 2 kookpannen
– 1 vergiet
– kooktijdschriften, kookboeken
– 4 bekerglazen van 100 ml
Glaswerk/porseleinwerk
– een flesje met een druppelpipet (zo mogelijk
per leerling)
– bekerglas (500 ml)
Chemicaliën
– een joodoplossing (1000 ml)
– verdund zoutzuur (500 ml)
Preparaten (fabriekspreparaten of zelfgemaakte
preparaten)
– een preparaat van een plantaardige cel (zo
mogelijk per leerling)
– een preparaat van dierlijke cellen (zo mogelijk
per leerling)
– een aantal klaargemaakte preparaten van
stuifmeelkorrels van verschillende soorten planten
Vruchten en zaden
– tuinkers (10 zakjes)
– bruine bonen (500 gram)
Diversen
– tekenmaterialen
– kleurpotloden
– zelfklevend doorzichtig plastic
– elastiekjes (60 stuks)
– een spatel of een lepeltje (10 stuks)
– watten
– grote vellen stevig papier of karton voor
posters en dergelijke
– viltstiften (rood en groen)
– plakband en lijm
– tijdschriften, modebladen, catalogi van
postorderbedrijven met daarin reclames en diverse
afbeeldingen voor het maken van posters en
dergelijke
– verpakkingen van verschillende typen
wasmiddelen: voor de witte was, voor de bonte
was en voor de fijne was
– verpakkingen of etiketten van verschillende
schoonmaakmiddelen
– kassabonnen en garantiebewijzen
– wandplaat van de Voedingswijzer en van het
geheugensteuntje
– bloempotten
– een (personen)weegschaal
– kranten
– een vel wit papier (per leerling)
– een koelkast
– een thermometer
– bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren (40 stuks)
– 4 afsluitbare flesjes
– 4 etiketten
– 1 wollen sok
– 1 katoenen sok
– 1 pantykousje
– 3 elastiekjes
– 1 thermometer
– een plastic roerstaafje (zo mogelijk per
leerling)
Eventueel:
– wandplaat van de Voedingswijzer
– foldermateriaal van het Voedingscentrum
– tussendoortjes
– voorbeelden van geconserveerde
voedingsmiddelen
– spatel (15 stuks)
– kubus en 8 kleine kubusjes
– model van een tand of kies
– wandplaat van een tand of kies
– tandenborstel(s)
– wandplaat van het verteringsstelsel van de
mens
– binnenband van een fiets (50 cm)
– pingpongballetje
– model van het strottenhoofd
– wandplaat van de dunne darm
– geconcentreerd zoutzuur in een flesje met een
druppelaar
– stukje kalksteen
– stukje marmer
– stukje baksteen
– stukje betontegel
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 23
INLEIDING VMBO-BK
2.3 JAARSCHEMA
Aantal lessen per thema per onderdeel
De verdeling van de thema’s over het schooljaar is
moeilijk te geven. De situatie van de scholen die
werken met Biologie & Verzorging voor jou is zeer
divers. Er zijn scholen die in klas 1 en 2 elk drie
lesuren biologie en verzorging geven en er zijn
scholen die in klas 1, 2 en 3 elk twee lesuren
biologie en verzorging geven. En er zijn vele
varianten hier tussenin. Daarom volstaan we met
het aangeven van het aantal lessen per thema.
Bij het volgende schema zijn we uitgegaan van 37
à 38 lesuren per deel. De activiteiten per onderdeel
zijn inclusief het nakijken of bespreken.
Het vermelde aantal uren is een gemiddelde. U
kunt vanzelfsprekend per thema variëren. Ook door
de leerlingen bepaalde onderdelen thuis te laten
maken (bijvoorbeeld een deel van de
verrijkingsstof) kunnen er variaties optreden.
thema tot.
basisstof en extra
basisstof
diagnos- tische
toets
keuze- opdr.
Beoor- delings
toets
deel 1
1 2 3
13 12 13
9 8 9
1 1 1
2 2 2
1 1 1
deel 2
1 2 3
11 15 12
7 10 à 11 8
1 1 1
2 2 2
1 1 à 2 1
deel 3
1 2 3
16 9 12
11 à 12 5 8
1 1 1
2 2 2
1 à 2 1 1
Planning aantal lesuren per thema
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 24
DEEL 1 VMBO-BK
2.4 HANDLEIDING BIJ KENNISMAKEN
2.4.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit is het eerste thema dat uw leerlingen gaan
doorwerken. Ze hebben op de basisschool
ongetwijfeld vaak zelfstandig aan opdrachten
gewerkt. Toch is onze ervaring dat de leerlingen in
de eerste lessen vaak te kennen geven niet goed te
weten wat ze moeten doen. Onzekerheid speelt
hierbij een grote rol. Het lijkt dan ook verstandig
om bij dit eerste thema veel klassikaal te doen.
De leerlingen starten met het invullen van het
planningsformulier voor dit thema op de
internetsite. Het invullen van een
planningsformulier kunt u de eerste keer klassikaal
bespreken. Het komt bij elk thema terug. Tijdens
het werken aan dit thema kunt u de ingevulde
planningsformulieren van de leerlingen controleren.
Het invullen van data bij de extra basisstof en de
keuzeopdrachten kan pas gebeuren als de
leerlingen klaar zijn met de basisstof.
Ken jezelf
Het eerste deel van deze eerste basisstof is bedoeld
om de verwachtingen van de leerlingen over het
vak helder te krijgen. Er worden definities gegeven
van biologie, zorg en verzorging. U kunt de inhoud
van basisstof 1 gebruiken voor een klassengesprek
over de verwachtingen en ideeën ten aanzien van
het vak, over de werkwijze en over de zorgtaken. U
kunt dat klassengesprek halverwege de basisstof
plaatsen of aan het eind.
In opdracht 2 maken de leerlingen een zelfportret:
zoals ze zichzelf zien en zoals ze graag zouden
willen zijn. Bij ‘Iedereen is anders’ gaan ze dieper
in op uiterlijke en innerlijke kenmerken. We
proberen leerlingen inzicht te geven in hun eigen
uniek zijn (uniciteit). Het begrip ‘uniek zijn’ wordt
uitgelegd. In de opdrachten kunnen leerlingen
nagaan waarin ze uniek zijn.
De basisstof vervolgt met ‘Je bent een levend
wezen’. We introduceren in deze basisstof het
woord ‘organisme’ voor een levend wezen. We
vinden dat leerlingen dit woord moeten kunnen
gebruiken.
In opdracht 8 vraag 2 kunnen de leerlingen ook
concrete voorbeelden noemen van planten of
dieren. In opdracht 9 kunnen de leerlingen bij de
tak in afbeelding 7 misschien in de war raken
omdat een plant wel een organisme is. U kunt hen
erop wijzen dat deze tak niet meer leeft en slechts
een deel van een boom is.
Ook behandelen we in de eerste basisstof de
levensverschijnselen in ‘Levend’. Leerlingen hebben
vaak moeite met het onderscheid tussen dood en
levenloos. Wellicht kunt u dit onderscheid
toelichten met behulp van een aantal voorwerpen
in de klas. We realiseren ons dat de classificatie
levend – dood – levenloos aan de hand van de
levensverschijnselen een verregaande versimpeling
is van het werkelijke onderscheid tussen levend en
levenloos. Voor de leerlingen geeft deze
versimpeling echter voldoende houvast. Veel
leerlingen zullen zich niet realiseren dat ook een
plant alle levensverschijnselen kan vertonen.
Wanneer het ter sprake komt, kunt u toelichten dat
een plant bijvoorbeeld naar het licht toe groeit en
dus licht kan waarnemen. Ook is het belangrijk dat
de leerlingen begrijpen dat de organismen zichzelf
bewegen en niet bewogen worden.
Organismen
In basisstof 2 leren de leerlingen dat organismen
bestaan uit organen die in organenstelsels kunnen
samenwerken. Omwille van de eenvoud hebben we
het begrip ‘weefsel’ in het materiaal voor het
VMBO-BK weggelaten. De begrippen 'organen’ en
'orgaanstelsel’ zijn voor de leerlingen goed te
begrijpen. U zou deze begrippen nog kunnen
verduidelijken door samen met uw leerlingen de
organen in een torso te bekijken, of door
wandplaten te bekijken van het verteringsstelsel,
het beenderstelsel, het spierstelsel en het
bloedvatenstelsel.
Ook leren ze dat organen uit cellen bestaan. In
thema 2 zullen de leerlingen meer leren over cellen
en ze gaan deze ook bekijken. In deze basisstof
wijzen we er nadrukkelijk op dat cellen ruimtelijk
zijn. Wellicht is het zinvol om de leerlingen hier,
tijdens de diverse practica microscopie,
herhaaldelijk op te wijzen. Bij deze basisstof hoort
een computerles over organenstelsels. Deze
computerles is te vinden op internet.
Kijken naar organismen
In basisstof 3 en 4 behandelen we enkele
vaardigheden die vooral belangrijk zijn in de
biologie.
In basisstof 3 beginnen we met tekenen. Tekenen
is een belangrijke vaardigheid, omdat je door het
tekenen van objecten beter naar de objecten kijkt:
je ziet meer details. We besteden veel aandacht
aan de verschillende soorten tekeningen en aan de
tekenregels. De tekenregels geven de leerling
houvast bij het maken van de tekeningen. Het
blijkt bovendien dat de leerlingen betere
tekeningen gaan maken wanneer consequent wordt
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 25
DEEL 1 VMBO-BK
vastgehouden aan deze tekenregels.
Vanzelfsprekend kunt u bij deze les eventueel
andere voorbeelden nemen om te laten natekenen.
Aan het eind van basisstof 3 bespreken we hoe je
kleine organismen kunt bekijken door gebruik te
maken van loep of microscoop. Bij deze basisstof
hoort een computerles over doorsneden.
Groei en ontwikkeling van een bruine boon
In deze basisstof leren de leerlingen werken met
een loep. Ze bekijken hierbij de bouw van zaden te
kijken. Daarbij benoemen we de onderdelen van
een zaad (bruine boon) en we beschrijven hun
functie.
Bij het werken met een loep is het handig als elke
leerling over een loep kan beschikken. Om diefstal
tegen te gaan, kunt u de loepen van een nummer
voorzien. Eventueel kunt u elke leerling zelf een
loep laten aanschaffen. De opdrachten in het
werkboek hebben vooral betrekking op de
onderdelen van de bruine boon. Voor opdracht 30
heeft u bonen nodig die u één dag van tevoren in
het water hebt gelegd.
In keuzeopdracht 3 kunnen leerlingen nog meer
ervaring met de loep opdoen.
In de tweede helft van basisstof 4 behandelen we
het maken van tabellen en (lijn)grafieken. We
koppelen dit aan de groei van het kiemplantje van
de bruine boon, omdat dit eenvoudig waargenomen
kan worden. We hebben er in de basisstof van dit
thema van afgezien andere soorten grafieken en
diagrammen (bijvoorbeeld staafdiagrammen en
cirkeldiagrammen) aan bod te laten komen. Het is
raadzaam dat u zich ervan op de hoogte stelt welke
grafieken en diagrammen bij andere vakken (onder
andere wiskunde) voor de leerlingen op het
programma staan. Bij deze basisstof hoort een
computerles over tabellen en grafieken.
Groei en ontwikkeling bij de mens
In basisstof 5 gaan we in op de groei en
ontwikkeling van zaadplanten en van de mens.
Hierbij komen ook de verschillen tussen groei en
ontwikkeling aan de orde. In deze basisstof komt
het werken met tabellen en grafieken nog eens
terug. Nu maken de leerlingen een tabel van de
groei van de mens en lezen een grafiek met
gegevens over de groei van jongens en meisjes.
Voor opdracht 35 is het handig als u een
huishoudcentimeter met een schaalverdeling tot
twee meter aan de muur of een deurkozijn
bevestigt. Voor de bespreking van deze opdracht
kunt u het beste vier kolommen op het schoolbord
tekenen: lengte meisjes – lengte jongens – gewicht
meisjes – gewicht jongens. Hierin kunnen de
leerlingen hun eigen lengte en gewicht noteren,
waarna ze de gemiddelden van de klas kunnen
uitrekenen.
In deze basisstof maken de leerlingen ook kennis
met twee vakmensen die in hun werk met de groei
en ontwikkeling van jonge kinderen te maken
hebben: een assistente op een consultatiebureau
en een huisarts.
Veiligheid in en om de school
In dit basisstofonderdeel is aandacht voor
(verkeers)veiligheid. Op veel scholen wordt in de
brugklas uitgebreid met leerlingen gesproken over
verkeersveiligheid, vooral die op de route naar
school. Deze basisstof kan eventueel gebruikt
worden om verkeersveiligheid te herhalen.
Daarnaast gaan we ook in op veilig werken en
veiligheid op school.
Eerst worden de oorzaken van ongevallen
behandeld, met daarbij aandacht voor het eigen
gedrag van leerlingen. Ook laat afbeelding 55 zien
dat veel kinderen betrokken zijn bij ongelukken. In
'Veilig verkeer' staat een opdracht (45) met een
artikel over ongelukken bij skaters, omdat vooral
bij het skaten en het steppen veel ongelukken
gebeuren. In opdracht 47 onderzoeken de
leerlingen hun eigen gedrag als fietser. Eventueel
kunt u aan deze basisstof of keuzeopdracht 6 een
klassengesprek vastkoppelen over het eigen gedrag
in het verkeer. Ook kunt u iemand van de politie,
van 3VO of van een plaatselijke/regionale
werkgroep uitnodigen voor een gastles. U kunt
hiervoor informatie vragen bij 3VO of bij uw
gemeente. Op internet kunt u wellicht recente
informatie over verkeersongevallen vinden,
bijvoorbeeld op de sites van het CBS, 3VO of van
de Stichting Consument en Veiligheid. De
webadressen hiervan vindt u op
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
In deze basisstof bespreken we tot slot de
veiligheid op school. We gaan hierbij in op pesten
en (seksuele) intimidatie. Voor leerlingen is het
belangrijk te weten dat hiervoor
vertrouwenspersonen/contactpersonen op school
zijn en wie dat zijn.
Kiezen voor een beroep
In deze basisstof maken de leerlingen kennis met
negen verschillende beroepen. In opdracht 53
onderzoeken de leerlingen welke eigenschappen
belangrijk zijn voor beroepen in de biologie of
verzorging. Hierbij bepalen ze of zij geschikt zijn
voor dit soort beroepen. Uiteraard is dit slechts een
eerste oriëntatie. U kunt uw leerlingen erop wijzen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 26
DEEL 1 VMBO-BK
dat sommige eigenschappen kunnen veranderen als
ze ouder worden.
Een lunchpakket maken
In deze basisstof gaan de leerlingen als praktische
opdracht een lunchpakket maken. Dit is de eerste
keer dat de leerlingen een praktische opdracht
krijgen en dus gaan we uitgebreid in op het
stappenplan.
In ‘Stappenplan bij een praktische opdracht’ leren
de leerlingen een probleem aan te pakken met
behulp van vier zorgstappen:
Stap 1 Wat moet je doen?
Bewustwording van wat je wilt bereiken.
Stap 2 Wat moet je voorbereiden?
Wat moet je doen om te zorgen dat je de opdracht
tot een goed einde kunt brengen? Het is
bijvoorbeeld nodig om informatie te verzamelen om
te weten waaruit je precies kunt kiezen en hoe je je
doel kunt bereiken. Uit de verzamelde informatie
moet een keuze worden gemaakt. Hierbij spelen
argumenten en meningen een belangrijke rol. Door
een planning (met werkplan) te maken wordt
helder wat er moet gebeuren en wanneer dat moet
gebeuren.
Stap 3 En nu aan de slag!
Volgens plan worden alle activiteiten uitgevoerd.
De gedegen voorbereiding vergroot de kans op
slagen aanzienlijk.
Stap 4 Hoe ging het?
Tijd voor reflectie. De leerling beoordeelt zijn eigen
en andermans activiteiten tijdens het proces en
gaat na wat er een volgende keer beter kan.
De zorgstappen zijn ook opgenomen op de
internetsite bij de ‘Vaardigheden’.
In deze basisstof gaan de leerlingen direct aan de
slag met het stappenplan aan de hand van de
opdracht om een lunchpakket samen te stellen.
Deze opdracht kunt u op school of thuis laten
uitvoeren. Bij elke stap is een opdracht opgenomen
waarmee de leerlingen de zorgstap doorlopen. De
stappen worden elk afzonderlijk nog toegelicht. In
de volgende thema's gebeurt dat niet meer. Wel is
de opdracht per stap uitgewerkt, zodat de
leerlingen houvast houden.
Als de opdracht thuis wordt uitgevoerd, kunt u het
resultaat van dit ‘huiswerk’ in de klas bespreken en
bij elke stap een paar leerlingen aan het woord
laten. Om de leerlingen van elkaars lunch te laten
proeven, is het noodzakelijk dat ze bord, mok en
bestek bij zich hebben. Als het bereiden van de
lunch op school plaatsvindt, zijn er (beperkte)
keukenfaciliteiten nodig.
Bij het werken aan de hand van de zorgstappen
beslissen leerlingen zelf wat ze klaarmaken en wat
ze nodig hebben. Als u de opdracht in één les wilt
laten uitvoeren, kunt u deze keuzemogelijkheid niet
bieden. U moet dan vooraf de ingrediënten
inkopen. Daarom kunt u deze opdracht het beste
spreiden over twee lessen: in de eerste les stap 1
en 2, in de tweede les stap 3 en 4. Dat betekent
dat leerlingen ondertussen doorwerken aan het
thema. Ze kunnen bijvoorbeeld alvast antwoorden
controleren of aan de extra basisstof beginnen.
Het is belangrijk dat leerlingen hun eigen werk
leren beoordelen, zowel het proces als het
resultaat. U kunt de laatste basisstof meenemen in
de beoordeling van het thema, bijvoorbeeld met
behulp van de evaluatieopdracht (stap 4) en door
een verslagje te laten maken van de opdrachten in
deze basisstof. U kunt vooraf met leerlingen
afspreken hoe ze beoordelen, bijvoorbeeld: de
smaak wordt aangeduid met ‘heel lekker’, ‘lekker’
of ‘gaat wel’; opruimen met ‘heel netjes’, ‘netjes’ of
‘kan (of moet) beter’.
In dit eerste thema is de opdracht in het
leerwerkboek nog vrij ver uitgewerkt. In de
volgende thema's wordt van de leerlingen verwacht
dat ze veel meer zelf doen. Maar voor elk thema
geldt dat we de leerlingen een duidelijke structuur
bieden.
Deze basisstof eindigt met ‘samenwerken’. Hierbij
gaan we in op het geven van goede kritiek. Deze
manier van werken kunt u klassikaal bespreken. In
het vak biologie en verzorging zullen leerlingen
regelmatig samenwerken. Om die reden wordt
daaraan in deze basisstof ook aandacht besteed.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de vmbo-bk-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt
zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen
doen. Qua opbouw is de extra basisstof
vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten
worden afgewisseld met afbeeldingen en
opdrachten. De extra basisstof wordt net als de
basisstof afgesloten met het onderdeel Om te
onthouden en het onderdeel Test jezelf. U kunt de
extra basisstof meenemen in de toets. Bij de
toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen
betrekking hebben op deze extra basisstof. U kunt
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 27
DEEL 1 VMBO-BK
dus zelf besluiten of u deze vragen in de toets
betrekt of niet.
Extra basisstof 9 gaat over de ontwikkeling van een
mens. De verschillende levensfasen van de mens,
met hun specifieke kenmerken, komen aan de
orde. Het zwaartepunt van de aandacht ligt daarbij
op de puberteit, omdat de leerlingen die zelf het
meest bewust beleven.
Extra basisstof 10 gaat over gedaanteverwisseling.
De leerlingen maken kennis met het verschijnsel
'metamorfose'. Dit verschijnsel wordt uitgelegd aan
de hand van vliegen en vlinders. Bij deze extra
basisstof is een computerles over
gedaanteverwisseling beschikbaar.
Extra basisstof 11 gaat over de levenscyclus van
een kikker. De leerlingen leren hoe de metamorfose
bij kikkers plaatsvindt.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen. Wellicht is het zinvol
om in dit eerste thema aandacht te besteden aan
de wijze waarop dit onderdeel de leerlingen kan
helpen bij de voorbereiding op de toets.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Onze ervaring is
echter dat leerlingen moeilijk kunnen kiezen. Het
verdient dan ook aanbeveling bij dit eerste thema
klassikaal te bespreken wat er bij de verschillende
opdrachten komt kijken, zodat leerlingen
gemakkelijker een keuze kunnen maken.
In keuzeopdracht 1 maken de leerlingen kennis
met twee beroepen: medewerker dierverzorging en
voedingsassistent.
In keuzeopdracht 2 maken de leerlingen een
plantenpers. Met hun eigengemaakte plantenpers
gaan ze planten drogen.
In keuzeopdracht 3 wordt dieper ingegaan op het
werken met een loep en het maken van correcte
tekeningen.
In keuzeopdracht 4 leren de leerlingen drie nieuwe
organenstelsels kennen: het bloedvatenstelsel, het
ademhalingsstelsel en het zenuwstelsel.
In keuzeopdracht 5 maken de leerlingen een puzzel
over de begrippen die in de basisstof behandeld
zijn.
In keuzeopdracht 6 onderzoeken de leerlingen het
gedrag in het verkeer. Daarbij letten ze op het
stoppen voor een rood licht.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof – De leerlingen hebben geleerd hoe je tekeningen maakt volgens de tekenregels. – De leerlingen hebben geleerd hoe je een loep gebruikt. – De leerlingen hebben geleerd hoe je een tabel maakt. – De leerlingen hebben geleerd hoe je een grafiek maakt. – De leerlingen hebben geleerd hoe je een praktische opdracht maakt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
samenwerkt.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.4.2 Benodigdheden Basisstof
– appels (2 per leerling)
– een mesje, bijvoorbeeld een aardappel-
schil mesje (5 stuks)
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– een droge bruine boon (1 per leerling)
– een bruine boon die een dag in water heeft
gelegen (1 per leerling)
– een (personen)weegschaal
De benodigdheden die u bij basisstof 8 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 28
DEEL 1 VMBO-BK
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
thuis hun lunchpakket bereiden:
– 4 borden
– 4 mokken
– 4 messen en vorken
– 4 servetten
– afwasbenodigdheden: teil, afwasmiddel,
afwaskwast, theedoek, vaatdoek
Daarnaast indien de leerlingen op school hun lunch
bereiden:
– 1 plank en broodmes
– eventueel: puntmesje, kookpan
– verpakkingsmateriaal, bijvoorbeeld plastic
zakjes of folie
– keukenrol
– kookboeken en bladen
– keukenfaciliteiten, bijvoorbeeld een kookunit,
afhankelijk van de keuze voor de salade of voor
een (gekookt) ei
Ingrediënten, afhankelijk van de keuzes van de
leerlingen:
– broodjes
– halvarine (bij voorkeur), boter of margarine
– beleg: snijvlees, kaas, zoet beleg
– fruit en/of tomaat, sla en dergelijke
– dranken voor het lunchpakket
– eventueel ingrediënten voor de salade volgens
het gekozen recept of een ei
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– twee plankjes van ongeveer 20 x 25 cm en 1
cm dik (bijvoorbeeld multiplex)
– vier bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren
– een boormachine
– kranten
– enkele planten; niet te groot (bijvoorbeeld een
boterbloem)
– zelfklevend, doorzichtig plastic
– een bloemsteel van een paardenbloem
– een loep (1 per leerling)
– een mesje
– tekenmateriaal
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 29
DEEL 1 VMBO-BK
2.5 HANDLEIDING BIJ PLANTEN
2.5.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema besteden we aandacht aan de
levenscyclus van planten en aan de bouw van
planten. We staan stil bij de bouw en de
verschillende functies van de wortels, de stengels
en de bladeren. Ook komen twee vaardigheden
uitgebreid aan bod. De leerlingen leren hoe ze
proeven moeten doen en ze leren werken met een
microscoop.
Bij dit thema zijn verschillende computerlessen
vervaardigd.
Kamerplanten
In basisstof 1 maken de leerlingen kennis met het
onderwerp planten door eerst te kijken naar
kamerplanten. Hierdoor starten we dicht bij de
beleving van leerlingen. De leerlingen leren een
plantenlabel lezen. Ook gaan we kort in op het
belang van planten voor andere organismen.
De levenscyclus van een plant
In basisstof 2 gaan we in op de levenscyclus van
een plant. De levenscyclus van planten wordt
besproken aan de hand van een bruine boon. In
het vorige thema hebben de leerlingen de
onderdelen van een zaad bekeken aan de hand van
de bruine boon. Ook hebben ze de functies van die
onderdelen geleerd. De begrippen (onderdelen en
hun functies) die ze daar hebben geleerd, zijn nu
nodig om de levenscyclus goed te kunnen
beschrijven.
De levenscyclus van een boon begint met de
kieming. Vandaar dat de leerlingen eerst de
kieming van planten gaan bestuderen. Daarbij
tekenen ze ook een kiemplantje. Ook maken ze
kennis met twee vakmensen die werken met
kiemplantjes.
Wij definiëren de levenscyclus en de ontwikkeling
die de plant tijdens die cyclus doormaakt als een
proces. Daarom hebben we de beschrijving van
deze levenscyclus zorgvuldig ingedeeld in
verschillende fasen die waarneembaar zijn wanneer
de bruine boon in zijn levenscyclus wordt gevolgd.
Wortels
In basisstof 3 gaan we in op de bouw en functie
van de wortels. Bij deze basisstof kunt u eventueel
enkele verschillende wortels (met loof) laten zien.
Bijvoorbeeld die van een uitgestoken
paardenbloem, een peen en een prei. De bouw van
wortels is te zien in afbeelding 15 op bladzijde 101.
Wellicht hebben sommige leerlingen moeite met de
manier waarop ze de inzet in deze tekening moeten
lezen. Bespreek in dat geval dat we in de biologie
vaker op deze manier details vergroten.
Tekeningen met zulke inzetjes zullen in Biologie &
Verzorging voor jou dan ook vaker voorkomen. In
afbeelding 18 op bladzijde 104 zijn de functies van
de wortels vervat in illustratieve tekeningen. In het
leerwerkboek VMBO-BK hebben we de functies van
de verschillende onderdelen van planten en dieren
vaker op een illustratieve manier in beeld gebracht,
omdat we van mening zijn dat het in dit geval dan
beter beklijft.
We geven in deze basisstof ook aan dat mensen en
dieren wortels van planten eten en dat ze daarmee
dus het reservevoedsel van planten opeten. We
illustreren hiermee dat mensen en tal van dieren
voor hun voedselvoorziening direct van groene
planten afhankelijk zijn. De leerlingen gaan in
opdracht 16 wortelstamppot maken. Voor de
vegetariërs en de leerlingen die geen varkensvlees
eten kunt u alternatieven voor de rookworst geven,
zoals een vleesvervanger of rund- of lamsvlees.
Stengels
In basisstof 4 gaan we in op de bouw van stengels.
Wellicht zullen enkele leerlingen moeite hebben
met het onderscheid tussen het begrip 'knop(pen)'
en het begrip 'knoop' of 'knopen'. Sta hierbij dan
even expliciet stil. Opdracht 19 is een eenvoudig
practicum dat u zonder problemen door leerlingen
individueel uit kunt laten voeren. In plaats van een
liguster kunt u vrijwel elke plant nemen die in de
omgeving van de school voorkomt.
Bij opdracht 20 kunt u de proef illustreren aan de
hand van een demonstratiepracticum. Voor deze
opdracht moet u een dag van tevoren stengels
(bloemstelen) met bloemen in water met een rode
kleurstof (bijvoorbeeld eosine) zetten.
In deze basisstof ontmoeten de leerlingen een
bloemist en een tomatenkweker. De
werkzaamheden van deze beroepsmensen worden
gekoppeld aan de functie van vaatbundels.
Tenslotte gaan de leerlingen recepten opzoeken
met eetbare stengels. Bij deze basisstof hoort een
computerles over de bouw van planten.
Bladeren
In basisstof 5 gaan we in op de bouw van bladeren.
Ook komen de functies van de onderdelen aan de
orde. De functie van de bladeren hebben we
gekoppeld aan het inzicht dat bladeren het voedsel
maken voor alle andere organismen (direct en
indirect). De functie van bladeren (de fotosynthese)
is voor vmbo-bk-leerlingen van twaalf of dertien
jaar erg abstract en moeilijk. Daarom hebben we
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 30
DEEL 1 VMBO-BK
de functies van de bladeren weer illustratief
verbeeld (afbeelding 37, blz. 120 en afbeelding 39,
blz. 121). We hebben ervoor gekozen om bij
fotosynthese alleen in te gaan op het maken van
voedsel en zuurstof. De term ‘glucose’ hebben we
bewust vermeden, alsook de reactievergelijking.
De leerlingen gaan een salade maken in opdracht
28. Bij deze basisstof hoort een computerles over
fotosynthese.
Proeven doen
In deze basisstof besteden we uitgebreid aandacht
aan het doen van proeven. Deze vaardigheid wordt
stapsgewijs aangeleerd in de vorm van een soort
stripverhaal (afbeelding 45). Sta nadrukkelijk stil
bij het gegeven dat in het onderzoekje twee zakjes
zaad worden onderzocht: één met gaatjes en één
zonder. Leg eventueel uit waarom. Naar aanleiding
van de teksten gaan de leerlingen vervolgens zelf
een onderzoek verrichten (opdracht 30 t/m 32).
Voor deze opdrachten heeft u een flinke
hoeveelheid zaad van tuinkers nodig. Dit practicum
neemt enkele dagen in beslag, omdat een deel van
het zaad de tijd moet krijgen om te kiemen.
Besteed bij de voorbespreking van opdracht 32 nog
eens expliciet aandacht aan de vorm van het
verslag, zoals u dat gewenst acht. In afbeelding 47
(op bladzijde 127) is een eenvoudige suggestie
gedaan voor een kort verslag.
Kijken met een microscoop
In basisstof 7 behandelen we de vaardigheid
microscopie. We beginnen met de onderdelen van
de microscoop. Daarna volgt het werken met de
microscoop. Bij deze basisstof is een interactieve
computerles beschikbaar, met behulp waarvan de
leerlingen de vaardigheid kunnen oefenen. In de
computerles worden ook enkele regels voor het
gebruik van de microscoop geformuleerd.
Bij het werken met de microscoop is het het
handigst als elke leerling kan beschikken over een
microscoop. In de basisstof gebruiken we
klaargemaakte preparaten. Hiervoor kunt u het
beste preparaten nemen van niet al te ingewikkelde
voorwerpen. De leerlingen moeten het preparaat
immers tekenen. Ook bekijken ze een stukje van
een krant. Hierbij hebben we ervoor gekozen de
leerlingen geen echt preparaat te laten maken. Zelf
preparaten maken komt pas aan de orde in extra
basisstof 10. Het is mogelijk dat niet alle leerlingen
hieraan toekomen.
Cellen van planten en dieren
In basisstof 8 gaan we dieper in op de bouw van
respectievelijk plantaardige cellen en dierlijke
cellen. Deze basisstof bevat een computerles over
cellen. Bij de bespreking van de plantaardige cellen
hebben we het begrip 'bladgroenkorrel’ bewust
weggelaten. Ook hebben we ervoor gekozen om de
overeenkomsten en de verschillen tussen
plantaardige en dierlijke cellen niet in de reguliere
basisstof aan de orde te stellen. Natuurlijk kunt u
ertoe besluiten om dit toch te doen. In dat geval
verwijzen we u naar extra basisstof 11.
Ook in deze basisstof gebruiken we klaargemaakte
preparaten.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de vmbo-bk-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt
zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen
doen. Qua opbouw is de extra basisstof
vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten
worden afgewisseld met afbeeldingen en
opdrachten. De extra basisstof wordt net als de
basisstof afgesloten met het onderdeel Om te
onthouden en het onderdeel Test jezelf. U kunt de
extra basisstof meenemen in de toets. Bij de
toetsvragen is duidelijk aangegeven welke vragen
betrekking hebben op deze extra basisstof. U kunt
dus zelf besluiten of u deze vragen in de toets
betrekt of niet.
In extra basisstof 9 kunnen de leerlingen zelf
kamerplanten kweken. Dit kunnen ze in de klas
doen, maar ook thuis.
In extra basisstof 10 leren de leerlingen zelf een
preparaat te maken van cellen van een ui. Wanneer
u rode uien gebruikt, hoeven de leerlingen geen
kleurstof te gebruiken.
In extra basisstof 11 gaan we dieper in op de
onderdelen van een plantaardige cel. De leerlingen
leren de vacuole en de bladgroenkorrels kennen.
De leerlingen maken een preparaat van waterpest.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 31
DEEL 1 VMBO-BK
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
In keuzeopdracht 1 maken de leerlingen weer
kennis met twee beroepen: een medewerker in een
tuincentrum en een laboratoriummedewerker.
In keuzeopdracht 2 gaan we met behulp van de cd-
rom De Interactieve Flora van Nederland en
Vlaanderen vrij uitvoerig in op de verscheidenheid
in bouw van bladeren. Wellicht kunt u de leerlingen
die dit onderdeel willen maken, vooraf bladeren
laten verzamelen, bijvoorbeeld als huiswerk.
In keuzeopdracht 3 gaan de leerlingen de kracht
van zaden onderzoeken wanneer die kiemen.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen een
preparaat maken van cellen van het wangslijmvlies.
Ze bekijken het preparaat met een microscoop en
tekenen de cellen.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen een puzzel
maken.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een proef
uitvoert.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je met de
microscoop moet werken.
● Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van een vliesje van een ui.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken van
tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met de microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.5.2 Benodigdheden Basisstof
– een stukje stengel met bladeren (bijvoorbeeld
van een liguster of van een andere plant, zo
mogelijk per leerling)
– snelkiemend zaad: bruine bonen of tuinkers
– tekenmaterialen
– kiemplantje van de tuinkers (1 per leerling)
– 20 zaadjes van tuinkers (per leerling)
– twee pakken watten
twee witte anjers, een in water en een in water
met rode kleurstof
– 2 schoteltjes (per leerling)
– water
– kookboek
– blad van een berk, een beuk of een eik (per
leerling)
De benodigdheden die u bij basisstof 3 en 5
gebruikt, zijn sterk afhankelijk van de plaats van
uitvoering. Als u de opdracht op school laat
uitvoeren, heeft u meer nodig dan wanneer u de
opdracht thuis laat uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de stamppot bereiden:
– 400 gram aardappelen
– 1 winterpeen van ongeveer 300 gram
– 2 flinke uien
– 1 kleine rookworst of een alternatief voor de
vegetariërs of leerlingen die geen varkensvlees
eten
– ongeveer 100 gram halfvolle melk
– een klein klontje boter, margarine of halvarine
– keukenzout en peper
Keukenmateriaal:
– een snijplank
– een aardappelschilmesje
– een dunschiller
– een pureestamper
– een pollepel
– 2 kookpannen met deksel
– 2 kookpitten
– 1 schaal
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 32
DEEL 1 VMBO-BK
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de salade bereiden:
– ¼ krop sla
– ¼ komkommer
– 1 tomaat
– 1 hardgekookt ei
– 2 augurkjes
– een klein blikje groenten naar keuze,
bijvoorbeeld erwtjes, worteltjes, maïs of gemengde
groenten
– 10 zilveruitjes
– 1 klein bakje salade, bijvoorbeeld
huzarensalade, vissalade of vleessalade
– 2 plakjes ham (kan ook weggelaten worden)
– eventueel 2 eetlepels dressing
– 2 puntbroodjes
– boter, margarine of halvarine voor de broodjes
Keukenmateriaal:
– een sladroger of schone theedoek
– een snijplank en mes
– een dunschiller
– een zeef
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
– kamerplanten
– een mes of een schaar
– bloempotten
– potgrond
– plastic zakken
– naslagwerken over kamerplanten
– waterpest
– ui (2 stuks per klas)
– prepareermateriaal
– voorwerpglas (100 stuks)
– dekglas (1 doosje per klas)
– tissues (1 doos per klas)
– druppelpipet (10 stuks) met eosine
– scheermesje (10 stuks per klas)
– pincet (zo mogelijk 1 per leerling)
– prepareernaald (10 stuks)
– filtreerpapier (1 rol)
– tekenmaterialen
– microscoop (zo mogelijk 1 per leerling)
Keuzeopdrachten
– cd-rom De interactieve flora van Nederland en
Vlaanderen
– een computer met cd–romspeler
– een plantenpers met krantenpapier (of een
telefoonboek)
– verschillende typen bladeren (5 per leerling)
(of gedroogde bladeren)
– een kartonnen doosje of plastic bekertje
– gips
– een schotel
– een (jam)potje of een bekerglas (10 stuks)
– een lucifersdoosje (10 stuks)
– elastiekjes (20 stuks)
– een doos bruine bonen
– water
– een plastic koffieroerder (per leerling)
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– prepareermateriaal
– kleurstof in een flesje met een druppelpipet
(eosine)
– tekenmateriaal
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 33
DEEL 1 VMBO-BK
2.6 HANDLEIDING BIJ ORDENEN
2.6.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema leggen we de link tussen het ordenen
van je kamer, het ordenen van je tijd (plannen) en
het ordenen van de natuur zoals dat in de biologie
gebeurt. Hierdoor introduceren we het onderwerp
op een toegankelijke manier en gaan we meteen in
op de vaardigheid plannen van je tijd.
Een belangrijk doel dat ons bij dit thema voor ogen
stond, is leerlingen te laten kennismaken met de
enorme variatie aan organismen. De indeling van
organismen volgens het vijfrijkensysteem heeft de
meeste aanhang onder biologen: moneren
(bacteriën), protisten, schimmels, planten en
dieren. In het Nederlands biologieonderwijs heeft
dit systeem evenwel nooit veel aanhang gehad.
Onze bezwaren tegen het gebruik van het
vijfrijkensysteem in het biologieonderwijs hebben
onder meer betrekking op het gegeven dat het rijk
van de protisten overkomt als een rijk waarin
weinig gemeenschappelijke kenmerken bestaan
tussen de organismen: dit rijk omvat zowel
eencellige als veelcellige organismen, zowel
organismen met als zonder celwand en zowel
organismen met als zonder bladgroenkorrels.
In het Nederlandse biologieonderwijs geeft men
veeleer de voorkeur aan de indeling van
organismen volgens het vierrijkensysteem:
bacteriën, schimmels, planten en dieren. Ook de
examenprogramma’s biologie gaan uit van een
indeling in vier rijken. Een bijkomend voordeel van
het vierrijkensysteem is dat deze indeling parallel
loopt met de indeling reducenten – producenten –
consumenten. Deze indeling komt in leerjaar 2
uitvoerig aan de orde.
We hebben in dit thema Ordenen dan ook gekozen
voor de indeling volgens het vierrijkensysteem. Het
plantenrijk en het dierenrijk delen we in dit thema
verder in. Voor de vmbo-bk-leerling duiden we de
onderafdelingen consequent aan met de naam
'groepen’. We hebben deze keuze gemaakt omdat
we de naam 'klassen’ voor de meeste twaalf- en
dertienjarigen iets te formeel vinden.
Omdat het thema Ordenen veel feiten bevat,
bestaat het gevaar dat leerlingen de indeling van
de organismen in de verschillende rijken uit het oog
verliezen. Het kan daarom nuttig zijn om tijdens de
behandeling van dit thema op het bord een
vertakkingsschema te laten ontstaan. Als basis
hiervoor kan het schema op bladzijde 167 in het
leerwerkboek dienen. U kunt dit schema in dat
geval na de afsluiting van elke basisstof (indien
relevant) aanvullen met de besproken afdelingen
en groepen.
Ordening is overal
In basisstof 1 leggen we het principe van ordenen
uit aan de hand van dingen die leerlingen dagelijks
meemaken. De leerlingen leren hun tijd in te delen.
In opdracht 5 kijken de leerlingen naar hun eigen
bezigheden. Het is aan te raden dat zij hiervoor een
schooldag nemen.
Aan het eind van deze basisstof maken de
leerlingen kennis met de vier rijken in de natuur.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
ordenen.
Bacteriën
In de materialen voor vmbo-bk beginnen we niet
met de opsomming van de kenmerken van cellen
aan de hand waarvan de indeling van de
organismen verloopt. In de materialen voor de
andere doelgroepen van Biologie & Verzorging voor
jou deden we dat wel. We kiezen er hier nu niet
voor omdat de meeste leerlingen in het vmbo-bk
zich niet al te veel kunnen voorstellen bij bacteriën
en schimmels. Ze zijn weliswaar bekend met de
organismen, maar hebben er meestal geen
eenduidig beeld bij. De bespreking van deze
organismen op het niveau van de cel voert ons
inziens te ver. U kunt er natuurlijk toe besluiten om
deze kenmerken juist wél te bespreken voordat u
met het thema begint.
In basisstof 2 behandelen we het rijk van de
bacteriën. Omdat de meeste leerlingen in het
VMBO-BK zich niet zoveel kunnen voorstellen bij
bacteriën, hebben we getracht de link te leggen
met het dagelijks leven en de rol van bacteriën
daarin. Bij deze basisstof hoort een computerles
over deling.
Schimmels
In basisstof 3 wordt het rijk van de schimmels
behandeld. Ook hier gaan we vooral in op de
functie van schimmels in het dagelijks leven
(voedselbederf, voedselproductie).
Planten
In basisstof 4 behandelen we het rijk van de
planten. De meeste vmbo-bk-leerlingen kennen
planten als organismen met wortels, stengels en
bladeren. In thema 2 hebben ze uitvoerig
kennisgemaakt met deze organismen. In deze
basisstof breiden we het begrip 'planten' uit met de
groep 'sporenplanten'.
Het gebruik van de term ‘sporenplanten’ voor de
afdeling van de mossen en varens is wellicht
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 34
DEEL 1 VMBO-BK
verwarrend wanneer leerlingen de neiging hebben
paddestoelen tot de planten te rekenen. Het is
goed daarop bedacht te zijn en er bij uw uitleg
enige nadruk op te leggen. U kunt deze basisstof
verlevendigen door mossen en varens in de klas te
laten zien. We hebben de paardenstaarten
weggelaten, omdat deze niet tot de
belevingswereld van de leerlingen behoren.
In deze basisstof delen we de zaadplanten niet
verder in.
In opdracht 23 staat een aantal planten genoemd
met hun beschrijvingen. De leerlingen moeten de
naam bij de juiste tekening en beschrijving
plaatsen. Hiervoor kunnen ze eventueel de
interactieve flora gebruiken.
Dieren
In basisstof 5 bereiden we de indeling van het
dierenrijk voor. We behandelen het kenmerk
waarop we letten bij de indeling van het dierenrijk:
de aanwezigheid van een skelet (en vervolgens de
aanwezigheid van een wervelkolom). Het kenmerk
symmetrie vermijden we vanwege haar abstracte
karakter. Omdat we in het materiaal voor vmbo-bk
de sponzen en eencellige dieren buiten de indeling
van het dierenrijk houden, is het kenmerk
symmetrie niet nodig bij de indeling van dit rijk.
Gewervelde dieren
In basisstof 6 behandelen we de gewervelde dieren.
Deze dieren spreken het meest tot de verbeelding
van leerlingen. We delen de gewervelde dieren in
op basis van vier kenmerken: de manier van
ademhalen, de huidbedekking, de leefomgeving en
de manier van voortplanten. Bij vogels hebben we
als leefomgeving de lucht genoemd. Strikt
genomen leven vogels voor een groot deel op het
land, aangezien ze daar hun nesten bouwen, hun
eieren leggen en vaak hun voedsel zoeken. Toch
hebben we ervoor gekozen om te verwijzen naar de
lucht omdat vliegen een belangrijke eigenschap van
vogels is.
Aan het eind van de basisstof gaan we in op enkele
uitzonderingen. Er zijn er uiteraard nog meer.
Vooral in natuurprogramma’s op televisie komen
deze uitzonderingen regelmatig voor het voetlicht.
Het is daarom goed te benadrukken dat de
kenmerken geen absolute geldigheid hebben; ze
gelden slechts voor de meeste dieren van de groep.
Misschien is het in dit verband goed om erop te
wijzen dat de krokodil ook een uitzondering is,
namelijk een reptiel dat een groot deel van de tijd
in het water doorbrengt.
Overige dieren
In deze basisstof delen we het dierenrijk verder in.
We behandelen nog vijf belangrijke (maar
generaliserende) afdelingen. De afdelingen sponzen
en eencelligen laten we weg. Bij deze afdelingen
komen de scheidslijnen tussen de afdelingen en de
kenmerken redelijk overeen. Waar er inconsistentie
optreedt tussen de afdelingen en de gehanteerde
kenmerken, hebben we de afwijkende soorten
(groepen) zoveel mogelijk overgeslagen.
Bij de stekelhuidigen is de overeenkomst in
lichaamsbouw tussen een zeester en een zee-egel
voor leerlingen wellicht moeilijk. Een skelet van een
zee-egel kan veel verduidelijken, wanneer u deze
overeenkomst mondeling toelicht.
Door ook andere skeletten te laten zien
(bijvoorbeeld van een mossel, een tuinslak, een
zeekat, een kreeft en/of een zeester) kunt u dit
thema voor leerlingen aanzienlijk verlevendigen.
Organismen ordenen
In basisstof 8 introduceren we de zoekkaart. In de
kerndoelen staat het gebruik van een
determinatietabel of zoekblad met name genoemd.
We hebben voor vmbo-bk gekozen voor een
zoekkaart (= zoekblad). We leren de leerlingen
organismen in de juiste groep in te delen met
behulp van deze zoekkaart. Hierbij komen de feiten
uit het thema Ordenen terug en worden ze nog
eens verwerkt met behulp van de zoekkaart.
Extra basisstof
In extra basisstof 9 leren de leerlingen hoe ze een
werkstuk moeten maken. Het thema Ordening
leent zich goed voor het maken van een werkstuk.
Bij brugklasleerlingen moet u erop bedacht zijn dat
ze in hun enthousiasme heel veel tijd aan een
werkstuk kunnen besteden. Het is dan ook
verstandig naast een minimumomvang een
maximumomvang vast te stellen.
In extra basisstof 10 kunnen de leerlingen meer
leren over geleedpotige dieren. Dit is de grootste
groep van het dierenrijk. De geleedpotige dieren
worden verder ingedeeld in vier groepen. De
nadruk ligt op de insecten.
Om te onthouden
Net als in de andere thema’s bevat het onderdeel
Om te onthouden alle relevante begrippen en
vaardigheden die in dit thema zijn behandeld. De
leerlingen kunnen dit onderdeel gebruiken bij de
voorbereiding op de toets. Op de internetsite zijn
alle begripsdefinities, procesbeschrijvingen en
vaardigheden uitgewerkt, zodat ze die onderdelen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 35
DEEL 1 VMBO-BK
kunnen nakijken die ze nog niet kennen en/of
beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vier verschillende onderdelen.
In keuzeopdracht 1 maken de leerlingen kennis
met een medewerker in een dierenasiel.
Keuzeopdracht 2 gaat over het verschil tussen
soorten en rassen.
Keuzeopdracht 3 is een eenvoudig practicum over
pissebedden. U kunt de pissebedden zelf
verzamelen of door de leerlingen laten verzamelen.
Dat laatste verdient de voorkeur omdat de
leerlingen dan ook een beeld krijgen van de
leefomgeving van deze dieren. Ze gaan een
pissebed natekenen.
Keuzeopdracht 4 is een puzzel over de basisstof.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
zoekkaart gebruikt.
– De leerlingen hebben geoefend in het doen van
practicum met bacteriën en dieren.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een loep.
● Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
werkstuk moet maken.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.6.2 Benodigdheden Basisstof
– een petrischaal met een voedingsbodem (per
leerling)
– een regenworm (1 per 2 leerlingen)
– een pipet
– een petrischaal
– water
– een loep
– tekenmaterialen (per leerling)
Eventueel:
– skeletten van verschillende dieren
Bijvoorbeeld van een zee-egel, een mossel, een
tuinslak, een zeekat, een kreeft, een zeester
en van enkele gewervelde dieren.
– mosplantje (enkele stuks)
– varen (enkele stuks)
– wandplaten met afbeeldingen van organismen
Extra basisstof
– plaatjes van verschillende dieren
– lijm
– kleurpotloden
Keuzeopdrachten
– jampotje met deksel (1 per leerling)
– een reageerbuis met stop
– een loep
– tekenpapier
– tekenmaterialen (per leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 36
DEEL 2 VMBO-BK
2.7 HANDLEIDING BIJ JE UITERLIJK
2.7.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit thema gaat over het uiterlijk. De leerlingen
krijgen inzicht in de invloeden en motieven die van
belang zijn bij hun keuzes ten aanzien van hun
uiterlijk. Hierbij wordt aandacht besteed aan de
wijze waarop leerlingen hun uiterlijk ervaren, welke
factoren het uiterlijk bepalen, de relatie tussen het
uiterlijk en karaktereigenschappen, de beïnvloeding
vanuit de naaste omgeving en de beïnvloeding
vanuit de reclame.
Iedereen is anders
In de inleiding in basisstof 1 zien leerlingen aan de
voorbeelden en met behulp van de opdrachten dat
een uiterlijk verandert of te veranderen is. Ze
denken na over de invloed die ze zelf (willen)
hebben op hun uiterlijk. De leerlingen vergelijken in
opdracht 1 hun uiterlijk met dat van drie
medeleerlingen. In opdracht 2 verdiepen de
leerlingen zich in uiterlijke kenmerken die erfelijk
zijn en die je zelf kunt kiezen. Daarna wordt het
begrip 'eerste indruk’ (= uitstraling) behandeld.
Hierbij wordt duidelijk gemaakt dat het bij de
eerste indruk niet alleen om uiterlijke kenmerken
gaat, maar ook om karaktereigenschappen.
Mensen wonen samen en hebben invloed op elkaar.
In een cultuur ontstaan normen met betrekking tot
het gedrag van mensen. Die normen ontstaan op
basis van de heersende waarden. Met behulp van
enkele voorbeelden kunt u dit de leerlingen
duidelijk maken. Zo viert men onder de rivieren in
het voorjaar massaal carnaval en boven de rivieren
in beperkte mate. De vorige zin laat meteen ook
zien waarom het moeilijk is om heel duidelijke
cultuurindelingen te maken. Want beneden de
rivieren viert lang niet iedereen carnaval en boven
de rivieren wordt op een aantal plekken juist wel
stevig gefeest. Cultuurkenmerken zijn vaak een
grootste gemene deler. Niet alle moslims zijn
geheelonthouders en niet alle Engelsen houden van
voetbal.
Cultuur is iets wat je met de paplepel krijgt
ingegoten. Het zit in uiterlijkheden, maar ook
binnen in je. Juist dát gegeven is moeilijk in een
voorbeeld onder te brengen zonder in stereotypen
te vervallen.
In ons land wonen mensen uit veel culturen naast
elkaar. We noemen de Nederlandse samenleving
daarom ook wel een multiculturele samenleving.
(Het begrip 'multiculturele samenleving' wordt in
deze BK-editie niet gebruikt. Er is wel aandacht
voor datgene waar het begrip voor staat en ook
kunt u het begrip eventueel in het gesprek
gebruiken.) Door wederzijdse beïnvloeding zijn de
culturen in Nederland ook aan verandering
onderhevig. In opdracht 4 noemen leerlingen twee
culturen waarmee zij zelf te maken hebben. In
culturen komen gemakkelijk waarneembare
kenmerken voor (vaak de uiterlijke kenmerken) en
moeilijk waarneembare kenmerken (zoals de
gedragsregels). In de basisstof is aandacht voor
normen en de invloed die de cultuur daarop heeft.
We behandelen het begrip ‘subcultuur’, zonder die
term te gebruiken. Binnen uw school bestaan
verschillende subculturen van jongeren, zoals
skaters en gothics. Ook fans van een popgroep of
leden van een sportvereniging kunnen een
subcultuur vormen met eigen normen en waarden,
en – duidelijk waarneembaar – met eigen
kledingvoorschriften. In de opdrachten maken
leerlingen kennis met verschillende (sub)culturen
en zien ze voorbeelden van cultuurverschillen. Naar
aanleiding daarvan kunt u eventueel een
klassengesprek houden. U zou klassikaal de
culturen kunnen inventariseren waarbij de
leerlingen zich het meest thuis voelen en bespreken
waarom dat zo is. Het is belangrijk dat zowel
overeenkomsten als verschillen tussen de culturen
aan de orde komen. De overeenkomsten kunnen
hierbij het startpunt zijn. Ook hier leert de ervaring
dat als de eerste vrijwilligers over de brug komen
er vanzelf meer leerlingen gaan vertellen. U kunt
ook voorbeelden dicht bij huis zoeken, zoals: hoe
benader je docenten in Nederland in vergelijking
met veel andere landen? (In Nederland is dit vaak
veel informeler dan in andere landen, ook
Europese!) Of: spreek je je ouders aan met ‘je’ of
‘u’? Leerlingen vinden het vaak moeilijk om
gedragsregels van hun eigen cultuur te noemen.
Deze regels zijn zo gewoon, dat zij ze niet als
zodanig herkennen.
Je huid
Basisstof 2 gaat in op de bouw van de huid. We
hebben bewust afgezien van het noemen van het
onderhuidse bindweefsel, omdat dit weefsel geen
deel uitmaakt van de huid. Het is aan te raden
tijdens het werken aan deze basisstof voortdurend
een model van de huid (eventueel een wandplaat)
in de klas te hebben. Leerlingen kunnen zich dan
beter een voorstelling maken van de ruimtelijke
bouw van de verschillende delen van de huid. Bij
deze basisstof hoort een computerles over de huid.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 37
DEEL 2 VMBO-BK
Voor je huid zorgen
In deze basisstof wordt de nadruk gelegd op
hygiëne bij de lichaamverzorging. Er wordt ook
aandacht besteed aan jeugdpuistjes (acne). De
leerlingen maken kennis met twee beroepen die
met huidverzorging te maken hebben. Eventueel
kunt u een schoonheidsspecialist(e) uitnodigen
voor een gastles. U kunt hem of haar vragen om
speciaal aandacht te besteden aan de jongens. Zij
zullen niet snel advies vragen aan een
schoonheidsspecialist(e), maar het acneprobleem is
bij hen vaak erg groot. Bij deze basisstof hoort een
computerles over de verzorging van de huid en
huidziekten.
Je kiest zelf
De leerlingen vergelijken opdracht 24 en 25 met
die van een medeleerling Het gaat er vooral om dat
de leerling inziet dat wat hij of zij leuk vindt niet
voor iedereen leuk hoeft te zijn. Iedereen is uniek
en heeft zijn eigen persoonlijke smaak.
De leerlingen leren hoe je je uiterlijk tijdelijk kunt
veranderen door make-up en blijvend door onder
andere tatoeages. Ook leren ze dat de wet
blijvende veranderingen bij jonge mensen niet zo
maar toelaat.
Functies van kleding
In deze basisstof behandelen we de verschillende
functies die kleding kan hebben. Een van de
functies is: duidelijk maken dat je bij een bepaalde
groep wilt horen. Een andere functie van kleding is
veiligheid bieden. Wellicht kunt u enkele
voorbeelden van veiligheidskleding in de klas halen.
Verschillende leerlingen zullen voorbeelden kennen
uit eigen ervaring of via hun ouders. Ook van
schoenen kunt u voorbeelden laten zien.
Bij opdracht 32 moeten de leerlingen bij
verschillende kledingstukken de functie aangeven.
Bij de bruidsjurk kunnen kinderen aangegeven
hebben dat dat bij de cultuur hoort. Dat is in feite
juist. U kunt uitleggen dat de manier waarop
iemand zich mooi maakt (bij een bruiloft)
afhankelijk is van de cultuur waartoe hij/zij
behoort.
Je kleding: wat zit erin?
Deze basisstof begint met de etikettering van
textiel. De leerlingen moeten een etiket opzoeken.
Wellicht heeft u zelf ook een aantal voorbeelden
van etiketten, al of niet in textiel. Bij de
merketiketten kunt u vooruitlopen op de motieven
om kleding te kopen. Hierbij kan het belang van
groepsnormen ter sprake worden gebracht. Bij de
opdracht (41) over het isolatievermogen van
stoffen is het belangrijk dat de leerlingen bij het
meten van de temperatuur de volgende volgorde
aanhouden: 1) het flesje in de wollen sok, 2) het
flesje in de katoenen sok, 3) het flesje in het
pantykousje en 4) het onverpakte flesje. Belangrijk
is dat leerlingen nauwkeurig de aanwijzingen lezen
en precies werken. Als leerlingen geen ervaring
hebben met dit soort opdrachten, kunt u vooraf een
demonstratie geven.
Bij de beschrijving van de verschillende soorten
textiel komen nadrukkelijk enkele milieuaspecten
aan de orde. Het is voor leerlingen waarschijnlijk
een verrassing als ze vernemen dat natuurlijke
vezels niet altijd de meest milieuvriendelijke zijn.
Vooral katoen is – bij de huidige vaak toegepaste
teelt – erg schadelijk voor het milieu. Voor de teelt
worden grote hoeveelheden insecticiden, kunstmest
en water gebruikt. Dat heeft op een aantal plaatsen
tot milieurampen geleid. Als katoen machinaal
geplukt wordt, worden de planten eerst behandeld
met ontbladeringsmiddelen. Bovendien worden bij
de verwerking veel chemicaliën gebruikt voor de
reiniging van de katoen, voor het bleken, het
verven enzovoort. De arbeidsomstandigheden
waaronder kleding (met name in de
lagelonenlanden) geproduceerd wordt, kan als
onderwerp dienen voor een extra opdracht in de
vorm van een muurkrant.
Ten slotte volgen enkele tips om op een
milieuvriendelijke manier kleding te kopen. Ze zijn
aangeraden door de voormalige Alternatieve
Konsumenten Bond (nu: Goede waar & Co):
1 Kijk in uw omgeving of er een winkel is die
milieuvriendelijke kleding verkoopt. De beste keus
is een kledingstuk met een officieel keurmerk.
2 Bij gangbare kleding kan verder grofweg het
volgende onderscheid worden gemaakt:
– aan te bevelen zijn: linnen (LI), hennep (HE),
wol (WO), zijde (SI), polyester (PES) en
polypropeen (PP);
– af te raden zijn: katoen (CO), acryl (PAC),
polyamide (PA; ook bekend als nylon),
polyurethaan (EC), acetaat (CA), triacetaat (CTA),
viscose (VI of CO) en PVC.
3 Bedrukte kleding is beter dan geverfde
kleding; ongeverfde en ongebleekte kleding is nog
beter.
4 Let op het etiket met het wasvoorschrift.
Kleding die niet thuis gewassen kan worden, kan
alleen chemisch gereinigd worden. Meestal gebeurt
dit met perchloorethyleen (P). De productie van
deze stof brengt grote risico’s met zich mee voor
mens en milieu. Reiniging met cfk’s, aangegeven
met een (F), is inmiddels verboden. In plaats
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 38
DEEL 2 VMBO-BK
hiervan worden milieuvriendelijke manieren
ingezet.
5 Vraag de verkoper onder welke
arbeidsomstandigheden het kledingstuk gemaakt
is.
6 Kies voor kleding van goede kwaliteit. Doordat
deze lang meegaat, voorkomt u een berg afval.
Zie ook de internetsite
www.biologieverzorgingvoorjou.nl. Bij deze
basisstof hoort een computerles over de productie
van kleding.
Kleding kiezen
In deze basisstof behandelen we de motieven om
bepaalde kleding te kiezen. De leerlingen krijgen
een opdracht over de motieven die voor hen een rol
spelen bij de aanschaf van een aantal
kledingstukken. Zij vergelijken hun eigen motieven
met die van klasgenoten. Daarna kunt u een
klassengesprek over dit onderwerp houden.
Het volgende deel van deze basisstof gaat over
reclame. Juist leerlingen in deze leeftijdsfase
vormen een belangrijke en gevoelige doelgroep. In
deze basisstof proberen we de leerling de werking
van reclame te laten doorzien. Reclame heeft een
grote invloed op leerlingen. Veel leerlingen
onderschatten het effect van reclame op hun eigen
aankoopgedrag. U kunt het effect van reclame aan
de orde stellen door de volgende redenering op het
bord te zetten:
1 Reclame maakt bekend.
2 Bekend maakt bemind.
3 Conclusie: reclame maakt bemind.
Ter illustratie van zin 1 kunt u leerlingen slogans
laten aanvullen, bijvoorbeeld: ‘Even ... bellen',
'…zeker Delta Lloyd', 'Dat is er een van …' of
'Biertje?’.
Ter illustratie van zin 2 kunt u de merken uit het
vergelijkend warenonderzoek van spijkerbroeken
op het bord zetten. Inventariseer eerst welk merk
volgens leerlingen het beste is. Vraag daarna voor
welk merk de meeste reclame gemaakt wordt.
De kwalificatie 'Best uit de test' wordt niet meer
gebruikt door de Consumentenbond. Zij gebruiken
nog wel de begrippen 'Beste koop' en 'Voordelige
keus'. Daarnaast werken ze sinds kort met een
puntensysteem. Dat is nog niet opgenomen in de
testen in het leerwerkboek. Als extra opdracht
kunnen leerlingen via de internetsite de site van de
Consumentenbond bezoeken. Bij deze basisstof
hoort een computerles over koopinformatie.
Wat trek je aan?
Een opdracht over kleedgeld is voor de leerlingen
nogal abstract, mede doordat leerlingen van deze
leeftijd lang niet altijd te maken krijgen met
kleedgeld. Toch wilden we een opdracht opnemen
waarin leerlingen met budgetteren te maken
krijgen. Vandaar de keuze om een plan te laten
maken voor het kiezen en berekenen van de
uitgaven voor kleding en de verdere verzorging van
een feest. Eventueel kunt u de leerlingen een
tekening of collage laten maken van de keuzes die
ze hebben gemaakt. Als u bovendien de tijd heeft
om de resultaten met elkaar te vergelijken, kunnen
leerlingen zien dat je verschillende kanten uit kunt
qua prijs, stijl enzovoort.
In extra basisstof 11 kunnen de leerlingen wel
rekenen met en nadenken over kleedgeld.
Extra basisstof
In extra basisstof 9 krijgen leerlingen informatie
over de voor- en nadelen van zonnen. Ze leren
over verschillende huidtypes en ze leren waarop je
extra moet letten om zonnebrand te voorkomen en
de risico's op huidkanker te beperken.
In extra basisstof 10 kunnen de leerlingen leren
hoe je wonden behandelt. Hierbij is ook aandacht
voor brandwonden.
In extra basisstof 11 leren de leerlingen
budgetteren aan de hand van kleedgeld. Hierbij
gaan ze nadenken over de voor- en nadelen van
kleedgeld.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 39
DEEL 2 VMBO-BK
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
In keuzeopdracht 1 maken leerlingen kennis met
twee beroepen: kapper en medewerker
maatkleding.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen zich
verdiepen in de cultuur van een zelf gekozen land
aan de hand van foto’s.
Keuzeopdracht 3 gaat in op hoofdluis en roos. In
deze keuzeopdracht hopen we het idee weg te
nemen dat hoofdluis alleen voorkomt bij mensen
die zich niet goed verzorgen. Verder wordt
uitgelegd hoe roos ontstaat en wat er tegen te
doen is. Belangrijk is dat duidelijk wordt dat het
schadelijk kan zijn voor de gezondheid en het
milieu als je vaak een antiroos-shampoo gebruikt.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen de
brandbaarheid van verschillende vezels
onderzoeken.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen onderzoeken
hoe goed zonnebrandmiddelen tegen zonnestralen
beschermen.
Competenties/vaardigheden
•••• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een vingerafdruk
te maken.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een loep.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan voor een praktische opdracht.
– De leerlingen hebben geleerd een kledingetiket
te lezen.
– De leerlingen hebben geleerd test uit de
Consumentengids te lezen.
● Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je kleedgeld
kunt berekenen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.7.2 Benodigdheden Basisstof
– een loep (per leerling)
– een stempelkussen
– schoonmaakmiddel voor je vingers
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– kledingetiketten
– 4 afsluitbare flesjes (per 2 leerlingen)
– 4 etiketten (per 2 leerlingen)
– 1 wollen sok (per 2 leerlingen)
– 1 katoenen sok (per 2 leerlingen)
– 1 nylon sok of pantykousje (per 2 leerlingen)
– 3 elastiekjes (per 2 leerlingen)
– 1 thermometer (per 2 leerlingen)
– een groot vel tekenpapier (per leerling)
– tijdschriften met reclames
– een schaar
– lijm
– tekenmateriaal
Eventueel:
– een wandplaat over de huid
– voorbeelden van veiligheidskleding
– voorbeelden van etiketten in kleding
– een videoband of dvd met reclamespotjes
– per twee leerlingen een microscoop (voor
microscopisch vezelonderzoek)
– preparaten van verschillende textielvezels
(voor microscopisch vezelonderzoek)
– folders over bestrijding van hoofdluis en
bijsluiters van middelen tegen hoofdluis
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– tijdschriften
– twee vellen stevig papier
– een schaar
– lijm
– een schoteltje
– een waxinelichtje
– lucifers
– een wasknijper of pincet
– een draadje katoen
– een draadje wol
– een draadje nylon
– een opengeknipt boterhamzakje
– een stuk krantenpapier dat groter is dan het
opengeknipte boterhamzakje; met zoveel mogelijk
tekst
– een plankje dat minstens even groot is als het
stuk krantenpapier
– minstens 4 punaises
– een geodriehoek
– een viltstift
– drie zonnebrandmiddelen van hetzelfde merk,
met verschillende beschermingsfactoren.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 40
DEEL 2 VMBO-BK
2.8 HANDLEIDING BIJ SPORTEN
2.8.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat bewegen centraal. Aan de hand
van sporten behandelen we het maken van keuzes.
Vervolgens leren de leerlingen de beenderen en
functies van het skelet kennen. Door middel van
benoemen en kleuren leren de leerlingen de namen
van de beenderen. Dit leren van de namen is geen
doel op zichzelf, maar heeft een functie in de rest
van het thema. Als de leerlingen de namen van de
beenderen niet kennen, kunnen ze bijvoorbeeld ook
geen voorbeelden geven van soorten gewrichten.
Overigens wordt in de Centraal Schriftelijke
Examens biologie regelmatig gevraagd naar de
naam van een bot of van meerdere botten. Bij dit
thema kunt u in samenwerking met de sectie
lichamelijke opvoeding een sportdag organiseren.
Bij verschillende onderdelen in dit thema zijn
computerlessen beschikbaar.
Een sport kiezen
In basisstof 1 verdiepen de leerlingen zich in het
kiezen van een sport. Ze leren redenen kennen om
voor een (bepaalde) sport te kiezen en denken na
over de voor- en nadelen van een sportclub. De
leerlingen leren dat het bij het kiezen van een sport
belangrijk is om te letten op je eigen lichamelijke
en karaktereigenschappen.
Aan het einde ven deze basisstof maken de
leerlingen kennis met twee vakmensen: een trainer
en een profvoetballer.
Het skelet van de mens
In deze basisstof beginnen we met een
lenigheidoefening. Daarna komen de namen van de
verschillende beenderen aan de orde. Daarbij delen
we het lichaam eerst in drie delen in: hoofd, romp
en ledematen. Ook bespreken we vier functies van
het skelet (stevigheid, bescherming, beweging
mogelijk maken en vorm geven). Bij deze basisstof
hoort een computerles over het skelet.
In deze handleiding (bijlage bij het algemene deel)
vindt u een bouwplaat van het skelet van de mens.
U kunt de bouwplaat door de leerlingen in elkaar
laten zetten en laten kleuren. Op die manier
ontstaat een wandplaat van het skelet die de
leerlingen als referentie kunnen gebruiken tijdens
de verwerking van dit thema.
Waar zijn botten van gemaakt?
In basisstof 3 behandelen we de samenstelling van
het bot. We hebben ervoor gekozen het bewerken
van de botjes niet door de leerlingen zelf te laten
uitvoeren. Zoutzuur is een gevaarlijke stof voor de
leerlingen en ook het uitbranden van de botjes is
niet geheel zonder risico. U kunt de proef eventueel
wel in het lokaal opzetten zodat de leerlingen ook
de beginsituatie zien. Het uitbranden van de botjes
in de klas kunt u beter beperken tot één botje. Het
stinkt namelijk nogal. Meerdere botjes kunt u beter
in een andere ruimte uitbranden. U zou de botjes
kunnen verpakken in zakjes van stevig plastic
(bijvoorbeeld diepvrieszakjes). De leerlingen
kunnen dan toch goed voelen hoe de botjes
aanvoelen, zonder dat ze de botjes helemaal
verkruimelen of in contact komen met zoutzuur. U
moet de botjes die in het zoutzuur hebben gelegen,
overigens toch goed afspoelen.
Beenverbindingen
In basisstof 4 behandelen we de bouw van
gewrichten. Bij de bouw van een gewricht
introduceren we ook de term 'kapselbanden’.
Leerlingen horen hierover vaak spreken,
bijvoorbeeld bij sportblessures. De term
kapselband kan verwarring wekken. Bij elk
gewricht bestaat het gewrichtskapsel uit een
binnenste laag: de zogenaamde synoviale
membraan en een buitenste laag: de fibreuze
membraan. De synoviale membraan scheidt
gewrichtssmeer af. De fibreuze membraan geeft
stevigheid. Sommigen noemen deze fibreuze
membraan een kapselband. Anderen reserveren de
term voor stevige gewrichtsbanden, bijvoorbeeld
bij het kniegewricht of het heupgewricht.
We maken in de basisstof geen onderscheid in
typen gewrichten. Wel komen twee typen aan de
orde in extra basisstof 12. We beperken ons daar
tot de scharniergewrichten en de kogelgewrichten.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
gewrichten.
Spieren
In deze basisstof staat de werking van spieren
centraal. Leerlingen vinden het over het algemeen
leuk om het practicum van opdracht 35 uit te
voeren. Bij dit practicum is het belangrijk dat de
'spierballen’ zo dik mogelijk worden gemaakt.
Eventueel kunnen de leerlingen iets zwaars
(bijvoorbeeld een gewicht van 500 gram) in de
hand nemen. Bij de bespreking van de
antagonisten in de bovenarm is het van belang te
benadrukken dat de spieren samenwerken. De
spier die ontspant, ontspant geleidelijk en
langzaam. Het is niet de bedoeling dat de
leerlingen de indruk krijgen dat de ontspannende
spier zich abrupt ontspant. Bij het ontspannen
geeft een gespannen spier zijn spanning gedoseerd
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 41
DEEL 2 VMBO-BK
af. Bij deze basisstof hoort een computerles over
spieren.
Uithoudingsvermogen
In deze basisstof gaan de leerlingen hun eigen
uithoudingsvermogen testen. Ook leren de
leerlingen dat de energie die nodig is voor een
inspanning, vrijkomt door verbranding. We willen
de leerlingen laten zien welke organenstelsels actief
zijn bij een flinke lichamelijke inspanning. Dit doen
we impliciet. De leerlingen leren dat het hart sneller
gaat kloppen (bloedvatenstelsel), de ademhaling
sneller gaat (ademhalingstelsel) en er meer
brandstof nodig is (verteringsstelsel).
De Coopertest (opdracht 42) kunt u uit laten
voeren in overleg met de sectie lichamelijke
opvoeding. Bij deze basisstof hoort een
computerles over het uithoudingsvermogen.
Gezond sporten
In deze basisstof maken de leerlingen kennis met
twee begeleiders van sporters. Beiden gaan in op
het voorkomen van sportblessures. We behandelen
in deze basisstof verschillende aspecten van gezond
sporten. Allereerst het opwarmen voor en afkoelen
na het sporten. We geven een aantal tips voor een
goede warming-up voor het sporten, en voor een
goede cooling-down na het sporten in de vorm van
een brochure. We bieden deze tips aan in de vorm
van een brochure om de leerling behalve
inhoudelijk van dienst te zijn ook de vaardigheid
‘Informatie in verschillende gegevensbestanden
opzoeken’ aan te leren.
Vervolgens gaan we in op de rol van sportkleding,
voeding, roken en doping bij gezond sporten.
Blessures
In basisstof 8 bespreken we de meest
voorkomende blessures. Leerlingen vinden
informatie over sport en sportblessures meestal erg
interessant, zeker als ze zelf sporten. We
behandelen bij de verschillende soorten blessures
ook hun oorzaken en de genezing.
Houding en beweging
In basisstof 9 besteden we aandacht aan
ergonomie (zonder deze term te noemen). De
ergonomie is in dit thema opgenomen omdat men
bij huishoudelijk werk veel staat (strijken, koken
enzovoort) en tilt (boodschappen, wasmanden
enzovoort). ‘Je vertillen’ gebeurt vaak bij kleine
(huishoudelijke) klusjes. Er wordt aandacht besteed
aan de bouw van de wervelkolom en aan goede
manieren van tillen. Ook de goede manier van
zitten komt aan de orde. Vaak is men geneigd het
lichaam aan te passen aan de bezigheid. Door
bijvoorbeeld de strijkplank een stand lager te
zetten of door hout in de Workmate te klemmen,
kan de bezigheid aan het lichaam worden
aangepast. Het is aan te bevelen op een praktische
manier te illustreren hoe je voor een goede
lichaamshouding kunt zorgen, bijvoorbeeld door de
juiste hoogte van aanrechtblad, tafel en strijkplank
te testen en te laten zien hoe boekentassen
opgetild en gedragen moeten worden. Leerlingen
hangen vaak hun rugzak over één schouder. Het
voordeel van de rugzak, namelijk dat je hem met
een rechte rug draagt, wordt daardoor teniet
gedaan. Moderne rugzakken hebben vaak één
draagband. Ook deze rugzakken moeten op de
juiste manier gedragen worden. Bij deze basisstof
hoort een computerles over je lichaamshouding.
Extra basisstof
In extra basisstof 10 leggen we de link tussen
sporten en het milieu. We willen de leerlingen
bewust maken van het feit dat hun keuzes voor een
sport ook gevolgen heeft voor het milieu.
In basisstof 4 hebben de leerlingen geleerd dat
botten door middel van gewrichten verbonden zijn.
In extra basisstof 11 leren ze de drie andere
beenverbindingen kennen: vergroeiing,
naadverbinding en kraakbeenverbinding.
Extra basisstof 12 behandelt twee typen
gewrichten: het kogelgewricht en het
scharniergewricht.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 42
DEEL 2 VMBO-BK
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
zes verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval maken de leerlingen kennis met een
bewegingsleider en een sportleider.
In keuzeopdracht 2 verdiepen de leerlingen zich in
het sporten met een handicap.
Keuzeopdracht 3 gaat in op de manier van lopen
van verschillende zoogdieren. De leerlingen leren
het verschil tussen zoolgangers, teengangers en
topgangers.
In keuzeopdracht 4 onderzoeken de leerlingen de
stevigheid van hun voeten.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen uitzoeken
wat een sport kost.
Keuzeopdracht 6 is een puzzel over de begrippen
uit de basisstof.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je de
hartslag kunt meten.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.8.2 Benodigdheden Basisstof
– een kippenbotje
– een kippenbotje dat in zoutzuur heeft gelegen
– een kippenbotje dat in een vlam is gehouden
– een meetlint (per 2 leerlingen)
– een stopwatch
– een Cooperbaan
Eventueel:
– een skelet (van een mens)
– gewicht van 500 gram (5 stuks)
Extra basisstof
– een model van een kogelgewricht
– een model van een scharniergewricht
Keuzeopdrachten
– een computer met internetverbinding
– een gemeentegids van de woonplaats
– een telefoonboek
– een plastic liniaal
– een afwasbak met water
– een handdoek
– een viltstift
Eventueel:
– enkele skeletten van zoogdieren
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 43
DEEL 2 VMBO-BK
2.9 HANDLEIDING BIJ JE GEZONDHEID
2.9.1 Didactische verantwoording en suggesties
In het thema 'Je gezondheid' leren de leerlingen
wat ze kunnen doen om gezond te blijven. Bij
'biologie en verzorging' is zorgen voor je
gezondheid een belangrijke invalshoek. Gezondheid
zien we uiteraard breder dan alleen als lichamelijke
gezondheid. We sluiten ons aan bij de definitie
volgens het statuut van de World Health
Organisation van de Verenigde Naties: 'Gezondheid
is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk
en maatschappelijk welzijn en niet slechts de
afwezigheid van ziekte.' 'Welzijn' definiëren we als:
'je goed voelen'. Gezondheid is dan: je lichamelijk
en geestelijk goed voelen en je goed voelen bij
andere mensen. In dit thema wordt geprobeerd de
leerlingen in de eerste plaats kennis en inzicht te
geven in datgene wat ze zelf kunnen doen om hun
gezondheid te bevorderen. Soms is het niet
mogelijk een algemeen geldende uitspraak over
'gezond' en 'ongezond' te doen. Het kan sterk
afhankelijk zijn van de eigen vermogens en
omstandigheden. Iedereen moet voor zichzelf
beoordelen wat volgens hem in het belang is van
zijn gezondheid en iedereen moet zijn eigen
beslissingen hierover nemen. Om het voor de
leerlingen niet te moeilijk te maken, worden daar
de begrippen 'gezond' en 'minder gezond' gebruikt.
Gezond zijn
Basisstof 1 begint met uitleg over gezondheid en
ziekte: 'Gezond is: je goed voelen.' Je lichaam
werkt goed, je voelt je geestelijk en sociaal goed.
In de teksten en afbeelding 1 wordt dit toegelicht.
Dit thema gaat over lichamelijk welzijn. In deel 3,
thema 1 'Relaties en seksualiteit' wordt vooral
aandacht besteed aan geestelijk en sociaal welzijn.
Gezondheid en ziekte hebben niet voor iedereen
dezelfde betekenis. De één vindt zichzelf sneller
ziek dan de ander. Er zijn ook verschillende visies
op ziek zijn. Waar de één zich het slachtoffer van
een ziekte voelt, beschouwt de ander ziekte als een
signaal dat er iets moet veranderen in het leven.
Het onderscheid is wel erg subtiel en moet
voorzichtig gehanteerd worden. Het heeft te maken
met de cultuur in het gezin of in de samenleving
waarbij je hoort.
In het vervolg van deze basisstof wordt
teruggekomen op je leefstijl: wat is gezond en wat
is minder gezond? In opdracht 7 wordt de
leerlingen gevraagd wat zij over hebben voor hun
gezondheid. Ze moeten deze opdracht maken met
behulp van concrete gedragsalternatieven. U kunt
over deze opdracht een klassengesprek houden.
Dat kan bijvoorbeeld door te vragen over de
argumenten voor gedrag.
Oorzaken van ziekten
In deze basisstof behandelen we de oorzaken van
verschillende soorten ziekten. Allereerst bespreken
we aangeboren handicaps. Vervolgens noemen we
infectieziekten; deze worden in basisstof 3
uitgebreider besproken. Tot slot gaan we kort in op
leefstijlziekten. In basisstof 4 komt het gebruik van
alcohol uitgebreider aan de orde. In basisstof 5
staat roken centraal. Bij deze basisstof hoort een
computerles over ziekten.
Infectieziekten
In basisstof 3 behandelen we eerst wat
infectieziekten zijn. Onder infectieziekten worden
ziekten verstaan die worden veroorzaakt door
virussen, bacteriën en schimmels. Er wordt
aangegeven op welke wijze je infecties kunt krijgen
(zie de afbeeldingen). Hierbij is een belangrijke
invalshoek het eigen gedrag van de leerling om
besmetting tegen te gaan. Soa’s worden in thema 1
van deel 3 besproken. De begrippen antistoffen,
immuniteit en vaccinatie worden uitgelegd.
Er is een computerles over immuniteit en
antistoffen op het internet.
Alcohol
In basisstof 4 gaan de leerlingen nadenken over
het drinken van alcohol. Ze nemen hun eigen
gedrag onder de loep en wegen verschillende
argumenten over het drinken van alcohol tegen
elkaar af. Verder behandelen we de gevolgen van
alcoholgebruik en de wetgeving. Ook maken de
leerlingen kennis met de beroepen barkeeper en
politieagent. Deze basisstof kunt u als aanleiding
gebruiken voor een klassengesprek.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
alcohol.
Roken
Ook in basisstof 5 besteden we veel aandacht aan
het gedrag van de leerlingen zelf. De leerlingen
staan stil bij verschillende redenen om te beginnen
met roken. Door de leerlingen zich hiervan bewust
te maken, kunnen ze meer doordacht een keuze
maken voor wel of niet roken en zijn ze minder
kwetsbaar voor groepsdruk.
Hierna behandelen we de samenstelling van tabak
waarbij we uitleggen welke gevolgen voor de
gezondheid roken kan hebben. Ook bespreken we
de wetgeving omtrent roken. Tot slot wegen de
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 44
DEEL 2 VMBO-BK
leerlingen de voors en tegens van roken tegen
elkaar af. Ook deze basisstof leent zich voor een
klassengesprek, bijvoorbeeld over groepsdruk.
Bij deze basisstof hoort een computerles over roken
die op de internetsite staat.
Je beslist zelf
In deze basisstof gaan we expliciet in op de keuze
van de leerling en de invloed van buitenaf. De
bedoeling is dat de leerlingen zich bewust worden
van de factoren die hun keuze beïnvloeden.
Leerlingen kunnen in situaties terechtkomen waarin
ze druk ervaren om iets te doen waar ze zelf niet
achter staan. Opdracht 43 gaat hierop in. In deze
opdracht wordt een situatie geschetst waar een
jongen door zijn vrienden uitgedaagd wordt om
alcohol te drinken, terwijl hij daar geen zin in heeft.
De leerlingen moeten een antwoord bedenken
waarin ze nee zeggen tegen die vrienden. Hierdoor
zullen de leerlingen beter voorbereid zijn, mochten
zij zelf in zo’n situatie verzeild raken.
Zorgen voor jezelf en voor anderen
In deze basisstof staat het zorgen centraal. In de
eerste opdracht wordt gevraagd naar voorbeelden
over voor jezelf zorgen en voor een ander zorgen.
Vervolgens komen de drie vormen van zorg aan
bod: zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg.
Deze vormen van zorg worden met een voorbeeld
toegelicht.
Om beter te worden, is letten op signalen van je
lichaam de eerste stap. In deze basisstof wordt
aandacht besteed aan wat je zelf kunt doen
wanneer je ziek bent. Hierbij hoort ook naar de
huisarts gaan bij ernstige of langdurige klachten en
het opvolgen van de raad die de huisarts geeft.
Professionele zorg
Deze basisstof gaat dieper in op professionele zorg.
Bij professionele zorg is er aandacht voor de
huisarts en een aantal specialisten. De leerlingen
maken kennis met het beroep van huisarts en
kraamverzorger bij de thuiszorg. We behandelen
het juiste gebruik van medicijnen en wat je moet
doen met de resten van medicijnen. Ook besteden
we aandacht aan hulp voor jongeren. Op school zijn
vaak vertrouwenspersonen of schoolartsen. U kunt
uw leerlingen erop wijzen hoe dit op uw school
geregeld is. Ook noemen we de kindertelefoon en
de SOS Telefonische Hulpdienst.
Professionele zorg kost geld. Het laatste deel van
deze basisstof gaat over de zorgverzekering.
Als gastdocent kunt u een professionele
zorgverlener uitnodigen. Denk dan eens aan
zorgverleners die bij de leerlingen minder bekend
zijn, bijvoorbeeld iemand uit de thuiszorg. Wel is
het belangrijk om kritisch te kijken of het type
gastdocent wel goed aansluit bij het niveau van de
leerlingen. Bij deze basisstof hoort een computerles
over geneesmiddelen.
Een alcoholvrij drankje
In deze basisstof gaan de leerlingen een lekker
drankje maken zonder alcohol. Ze kunnen kiezen
uit twee verschillende drankjes.
Extra basisstof
Extra basisstof 10 handelt over het gebruik van
geneesmiddelen en vooral over het lezen van een
bijsluiter. U kunt deze oefening uitbreiden door zelf
voor bijsluiters te zorgen of door leerlingen deze te
laten meebrengen. U kunt de bijsluiters
bijvoorbeeld samen in de klas bespreken. U kunt
ook een apotheker uitnodigen voor een gastles of
een bezoek brengen aan een apotheek. Ook hier
geldt: aangepast aan het niveau van de leerlingen!
In extra basisstof 11 kunnen de leerlingen leren
wat het belang is van vaccinatie. We leggen uit
waarom sommige mensen hun kinderen niet willen
laten inenten. Ook bespreken we het inenten tegen
zogenaamde vakantieziekten. Leerlingen kunnen
hun eigen inentingsbewijs meebrengen.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 45
DEEL 2 VMBO-BK
Keuzeopdrachten
Er zijn bij dit thema vijf keuzeopdrachten.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een helpende in een verzorgingshuis,
een helpende in de gezondheidszorg en een
serveerster in een restaurant aan het woord. Er
wordt uitgelegd welke relaties er bestaan tussen
het beroep en het vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 lezen de leerlingen eerst een
tekst over handicaps en beantwoorden zij vragen.
Daarna stellen ze vragen aan iemand met een
handicap of aan iemand die gehandicapten in zijn
of haar omgeving heeft. Van dit gesprek moeten ze
een verslag maken. De vaardigheid ‘Het maken van
een verslag’ staat op de internetsite.
In keuzeopdracht 3 kunnen de leerlingen een
'vergelijkend warenonderzoek' doen naar een
aantal geneesmiddelen dat bij een drogist te koop
zijn. Ze krijgen hiervoor een gestructureerde
opdracht en gaan naar een drogisterij om
antwoorden te zoeken.
In keuzeopdracht 4 leren de leerlingen meer over
orgaan- en weefseldonatie.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen een poster
over een leefstijlziekte maken. Ze kunnen kiezen
tussen hart- en vaatziekten, longkanker,
huidkanker of tandbederf. De leerlingen beslissen
welke leefstijlziekte ze nemen als onderwerp voor
hun poster en bereiden de uitwerking voor. In de
opdracht wordt onder andere verwezen naar folders
van het Ivoren Kruis. Het Ivoren Kruis hoort bij de
NIGZ. NIGZ is dé organisatie op het gebied van
gezondheidsvoorlichting (zie de internetsite van
Biologie & Verzorging voor jou).
Competenties/vaardigheden
•••• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan voor een praktische opdracht.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een bijsluiter te
lezen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.9.2 Benodigdheden
Basisstof
– een weegschaal die in mg kan wegen
– een zuurkast
– watten
– een glazen buis met een doorsnede van 2 cm
– een luchtpomp
– een slang naar de luchtpomp
– twee doorboorde kurken
– sigarettenpijpje
– twee filtersigaretten van hetzelfde merk
– lucifers
De benodigdheden die u bij basisstof 1 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school hun broodje gezond bereiden:
Recept broodje kip
– 1 ei
– 2 sla-blaadjes
– een halve tomaat
– 4 plakjes komkommer
– 2 volkoren broodjes
– 20 gram halvarine
– 2 plakjes kipfilet
– 20 gram parmezaanse kaas
– 2 servetjes
Keukenmateriaal:
– een kleine kookpan
– een kookplaatje of een brander
– een snijplank en een mes
– een broodmes
– een sladroger of een schone theedoek
– een eierprikker
Recept broodje ananas
– 2 slablaadjes
– een halve tomaat
– 2 volkoren broodjes
– 20 gram halvarine
– eventueel 2 plakjes gekookte ham
– 1 schijf ananas
– 2 plakjes 30+-kaas of ligt kaas
– 2 servetjes
Keukenmateriaal:
– een snijplank en een mes
– een broodmes
– een sladroger of een schone theedoek
De benodigdheden die u bij basisstof 9 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school hun alcoholvrije drankje bereiden:
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 46
DEEL 2 VMBO-BK
Druiven-sinaasappeldrank
– 4 dL rood druivesap
– 2 sinaasappels
– 1 citroen
– 1 lepel witte basterdsuiker (eventueel)
– 4 ijsblokjes
– 4 schijfjes mandarijn
– 4 blauwe druiven
– 4 cocktailprikkers
Keukenmateriaal:
– een maatbeker of kan met maatverdeling
– een snijplank en een mes
– een citruspers
– een lepel
– 4 hoge, smalle glazen
Abrikozen-grapefruitdrank
– 3 dL abrikozenananasdrank
– 1 halve dL grapefruitsap
– 8 ijsblokjes
– 4 cocktailprikkers
– 8 rode kersjes
– 4 schijfjes citroen
Keukenmateriaal:
– een maatbeker of kan met maatverdeling
– een lepel
– een snijplank en een mes
– 4 wijnglazen
Eventueel:
– bijsluiters en (verpakkingen van)
geneesmiddelen
– tekenmaterialen
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– folders voor het maken van de poster van de
Nederlandse Hartstichting, de Nederlandse
Kankerbestrijding, NIGZ/Ivoren Kruis en Zorn
– computer met toegang tot internet
– kranten en tijdschriften
– groot vel papier
– tekenmateriaal (ook stiften)
– schaar
– lijm
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 47
DEEL 3 VMBO-BK
2.10 HANDLEIDING BIJ RELATIES EN SEKSUALITEIT
2.10.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema behandelen we de voortplanting bij de
mens, waarbij we veel nadruk leggen op de
relationele aspecten. Leerlingen in de onderbouw
van het voortgezet onderwijs blijken behoefte te
hebben aan betrouwbare en duidelijke informatie
over de voortplanting bij de mens. Ze merken de
eerste lichamelijke en geestelijke veranderingen die
te maken hebben met voortplanting en seksualiteit
aan den lijve.
Dit thema leent zich niet voor alleen een louter
cognitieve benadering. U zult ook – vooral aan het
begin van het thema – met de klas moeten praten
over verschillende onderwerpen, zoals over de
veranderingen die leerlingen in de puberteit
ondergaan, over gevoelens voor andere mensen,
over seksualiteit, over masturbatie en over
voorbehoedmiddelen. Het in de klas bespreekbaar
maken van deze onderwerpen is niet eenvoudig.
Als u wilt inspelen op de affectieve kanten van de
voortplanting zult u zich terdege moeten realiseren
hoe u zelf staat tegenover dit onderwerp en wat de
verschillen zijn in belevingswereld tussen u als
volwassene en uw leerlingen. Dat wil niet zeggen
dat we vinden dat u privé-ervaringen op dit gebied
aan de klas moet vertellen (het is beter daar
voorzichtig mee te zijn) maar wel moet u over deze
onderwerpen in neutrale, algemene termen rustig
en helder kunnen praten met de leerlingen.
Eveneens van groot belang hierbij is luisteren,
kijken en inspelen op signalen van leerlingen.
Leerlingen verschillen immers, zeker ook wat
betreft hun seksuele ontwikkeling.
Puberteit
Basisstof 1 start met de veranderingen die bij
kinderen in de puberteit plaatsvinden. We
behandelen de lichamelijke, geestelijke en sociale
veranderingen die leerlingen in de puberteit
doormaken. Daarna volgen afbeeldingen en
tekeningen van naakte mensen in verschillende
levensfasen. Doordat leerlingen primaire en
secundaire geslachtskenmerken moeten noemen,
leren ze al enkele delen van het
voortplantingsstelsel kennen.
De puberteit verloopt voor iedereen anders. Dat
wordt bijvoorbeeld duidelijk in het verhaal van
Naszier en opdracht 9. Leerlingen ervaren in het
algemeen in deze periode aan den lijve dat de
secundaire geslachtskenmerken ontstaan. Ook zien
ze dat er leerlingen zijn die al veel verder zijn in
hun ontwikkeling, of juist minder ver. Het schema
over de ontwikkeling van jongens en meisjes en de
bijbehorende opdracht 10 zijn vooral bedoeld om
duidelijk te maken dat ieder zich in een eigen
tempo ontwikkelt, en dat het geen probleem is
wanneer de ontwikkeling wat sneller of wat
langzamer gaat dan gemiddeld het geval is. Een
bijkomend doel is leerlingen te leren schema’s te
lezen.
We hebben bij dit thema getracht vanuit de denk-
en ervaringswereld van de leerlingen te werken. De
opmerkingen over de ontwikkeling van de borsten
aan het eind van basisstof 1 moeten in dit licht
worden gezien. Sommige meisjes hebben
problemen met de manier waarop hun borsten zich
ontwikkelen.
Het voortplantingsstelsel van een man
In basisstof 2 wordt het voortplantingsstelsel van
de man behandeld. We gebruiken in dit thema
woorden als penis en vagina. Niet overal in
Nederland zijn leerlingen gewend aan dit
taalgebruik. Het is goed mogelijk dat uw leerlingen
aan het begin van dit thema niet op een normale,
rustige manier hierover kunnen praten. Dit kan zich
bijvoorbeeld uiten in het gebruik van
schuttingwoorden en in veel gegiechel. Opdracht 13
is bedoeld om de spanning weg te nemen en om tot
afspraken te komen over de woorden die in de klas
gebruikt zullen worden.
Deze basisstof begint met de anatomie van het
voortplantingsstelsel. Vervolgens besteden we
aandacht aan de hygiëne. In dit verband bespreken
we ook het besnijden. De leerlingen leren dat er
behalve godsdienstige ook andere redenen kunnen
zijn voor het verwijderen van de voorhuid. Tot slot
bespreken we hoe een erectie tot stand komt. Bij
zaadlozingen bespreken we dat deze kunnen
optreden door geslachtsgemeenschap, masturbatie
of spontaan tijdens de slaap. Ook bij deze
onderwerpen heeft u aanknopingspunten genoeg
voor een klassengesprek.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
voortplantingsstelsel van de man. Deze staat op de
internetsite.
Het voortplantingsstelsel van een vrouw
In basisstof 3 wordt het voortplantingsstelsel van
de vrouw behandeld. Ook deze basisstof begint met
de anatomie van het voortplantingsstelsel. Bij het
bespreken van de eicellen en de ovulatie hebben
we de hormonale regulatie van allerlei processen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 48
DEEL 3 VMBO-BK
die met de voortplanting te maken hebben,
achterwege gelaten. Het thema zou daardoor voor
veel leerlingen te moeilijk zijn geworden. In de
bovenbouw van het vmbo komt dit vanzelfsprekend
wel aan bod.
Daarna besteden we kort aandacht aan de
bevruchting en innesteling van de bevruchte eicel.
In basisstof 7 gaan we uitgebreid in op
zwangerschap en geboorte. We staan uitgebreid stil
bij het maagdenvlies met als doel een aantal foute
veronderstellingen hierover te weerleggen. Ook
bespreken we besnijdenis bij vrouwen. Daarbij
laten we zien dat besnijdenis bij vrouwen veel
ingrijpender is dan bij mannen. Ook wijzen we erop
dat deze vorm van besnijden een cultureel
verschijnsel is. Misschien kunt u tijdens een
klassengesprek benadrukken dat het besnijden van
vrouwen niets met de islam te maken heeft.
Tot slot besteden we kort aandacht aan de hygiëne.
In de volgende basisstof over menstruatie komt dit
nogmaals terug.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
voortplantingsstelsel van de vrouw.
Menstruatie
In basisstof 4 besteden we aandacht aan
menstruatie. De meeste meisjes in de klas
menstrueren pas sinds kort of moeten hun eerste
menstruatie nog krijgen. We hopen dat de
informatie in deze basisstof een beetje kan helpen
de ervaringen die ze hierbij opdoen te verwerken.
Voor de jongens in de klas is het goed dat ze
informatie krijgen over wat menstruatie is en hoe
meisjes en vrouwen het kunnen ervaren. In een
gezin met alleen zoons zullen de ouders hierover
wellicht niet zo snel beginnen.
Eventueel zou u maandverband en tampons in de
klas kunnen laten zien.
We gebruiken in de tekst de term
menstruatiecyclus. Biologisch gezien is het juister
de term ovulatiecyclus te gebruiken. De
eerstgenoemde term vinden we echter geschikter
voor leerlingen in de onderbouw.
Aan het eind van deze basisstof noemen we dat er
tijdens de zwangerschap geen menstruatie
optreedt. Uitgebreidere informatie volgt in basisstof
7. Bij deze basisstof hoort een computerles over
menstruatie.
Relaties en seksualiteit
Basisstof 5 begint met het belang van relaties.
Hierbij maken we het onderscheid tussen
persoonlijke en zakelijke relaties. In opdracht 42
geven de leerlingen eerst aan welke eigenschappen
ze belangrijk vinden bij vrienden en bij de
vriend(in) waarop je verliefd wordt. Vervolgens
bespreken we vriendschap en het horen bij een
groep. In opdracht 48 moeten de leerlingen zich
inleven in de verschillende waarden en normen
rondom verkering en seksualiteit. De drie
verschillende voorbeelden kunnen aanleiding zijn
om te praten over de waarden en normen omtrent
verkering in de klas. Mogelijk kunt u ook iets
vertellen over de gangbare waarden en normen in
het verleden. De laatste jaren is een kentering
merkbaar in het denken hierover: terwijl voor veel
dertigers en veertigers van nu seksualiteit en
geslachtsgemeenschap vóór het huwelijk bijna
'normaal' is, willen steeds meer jongeren
maagdelijk het huwelijk in.
We hebben getracht om de gevoelens van mannen
en vrouwen rondom verliefdheid, vrijen en
geslachtsgemeenschap hier een plaats te geven.
We kennen drie functies toe aan de seksualiteit:
voortplanting, lustbeleving en het onderhouden van
relaties. We zijn ons ervan bewust dat dit erg
formeel klinkt en dat het niet het taalgebruik van
leerlingen is. Toch kan het benoemen van deze
functies helpen om leerlingen zover te krijgen dat
ze op een rustige, heldere manier over seksualiteit
en de affectieve aspecten kunnen praten. Hiervoor
zijn we al ingegaan op de manier waarop uw
houding ertoe kan bijdragen dat leerlingen
gemakkelijker over deze aspecten praten.
Het praten over de sociale veranderingen die
leerlingen doormaken kan gemakkelijk of moeilijk
verlopen, afhankelijk van het onderwerp. Een
conflict thuis of het gevoel nog als een klein kind te
worden behandeld zal bij veel leerlingen
herkenning oproepen. Maar het praten over
onzekere of eenzame gevoelens zal waarschijnlijk
moeizaam gaan.
Tot slot bespreken we de verschillende seksuele
relaties: heteroseksualiteit, homoseksualiteit en
biseksualiteit. Bij opdracht 53 wordt van u
verwacht dat u een klassengesprek houdt.
Geboorteregeling
We behandelen in basisstof 6 enkele betrouwbare
voorbehoedsmiddelen: het condoom, de pil, de
prikpil en het spiraaltje. Er zijn nog steeds veel
leerlingen die bij hun eerste geslachtsgemeenschap
geen voorbehoedmiddel gebruiken. Ook zijn er
leerlingen die niet overtuigd zijn van de
onbetrouwbaarheid van periodieke onthouding en
coïtus interruptus ('voor het zingen de kerk uit').
Vandaar dat we deze manieren niet ongenoemd
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 49
DEEL 3 VMBO-BK
kunnen laten. We vermelden er echter bij waarom
deze manieren erg onbetrouwbaar zijn.
Daarna gaan we in op noodmaatregelen die na de
geslachtsgemeenschap kunnen worden getroffen:
de morning-afterpil, overtijdbehandeling en
abortus. Ook noemen we adoptie.
Zwangerschap en geboorte
In basisstof 7 besteden we aandacht aan
zwangerschap en geboorte. Voor de meeste
leerlingen zullen deze verschijnselen ver afstaan
van hun dagelijkse bezigheden. Het verloop van
bevruchting, zwangerschap en geboorte wordt
echter met name in de kerndoelen genoemd.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
zwangerschap en geboorte.
Seksueel overdraagbare aandoeningen
In deze basisstof besteden we vooral aandacht aan
chlamydia en aids. Chlamydia komt het meest voor
in Nederland. Een besmetting met chlamydia wordt
niet altijd goed opgemerkt, maar kan wel
verstrekkende gevolgen hebben. Vrouwen kunnen
van chlamydia onvruchtbaar worden. Aids komt
niet zoveel voor, maar er bestaat nog steeds geen
geneesmiddel en je kunt aan de gevolgen
overlijden. Bij de behandeling van de seksueel
overdraagbare aandoeningen noemen we oorzaken,
verschijnselen en mogelijk de manier waarop je de
ziekte kunt behandelen. Bij aids gaan we ook in op
de verspreiding wereldwijd.
Als er een vermoeden is dat iemand besmet is met
een soa, kan de huisarts onderzoek verrichten. Het
is wellicht verstandig een klassengesprek te houden
over soa’s.
Aandachtspunten daarbij kunnen zijn:
– Bij het vermoeden van een soa moet je naar
de huisarts gaan. Soa’s gaan niet vanzelf over.
– Soa’s kunnen zich makkelijk verspreiden. Als
je een soa hebt, moet je dat zo snel mogelijk
vertellen aan mensen die je mogelijk besmet hebt.
– Een jongere met een soa kan wel eens iets op
te biechten hebben aan zijn ouders. Dat kan het
moeilijk maken om bijvoorbeeld naar de huisarts te
stappen. Wat doe je hiermee? In verschillende
culturen is seks voor het huwelijk taboe. Niet alle
jongeren zijn ervan overtuigd dat de huisarts niets
zal zeggen tegen zijn of haar ouders.
Een boekje over vragen van jongeren
Deze basisstof is een samenwerkingsopdracht: het
samen maken van een jongerentijdschrift. Er wordt
gewerkt volgens de zorgstappen. Het is handig
wanneer enkele voorbeelden van
jongerentijdschriften in de klas aanwezig zijn. In
deze opdracht moeten de leerlingen elk hun eigen
bijdrage leveren om samen een mooi geheel te
maken. In een dergelijk samenwerkingsproject
zullen de leerlingen de onderlinge relaties duidelijk
kunnen ervaren. Bij de evaluatie wordt ook
gevraagd naar de samenwerking. U kunt dit
nabespreken met behulp van de tips voor
samenwerken zoals deze geleerd zijn in deel 1,
thema 1. Vooral in dit thema is het belangrijk om
hier nog eens uitdrukkelijk aandacht aan te
besteden.
De opdracht is verdeeld in twee delen. Leerlingen
maken eerst de vragen. Daarna kunt u de vragen
sorteren, zodat elke groepje rondom een bepaald
thema een bladzijde voor het blad kan maken.
Wellicht kunt u enkele bladzijden gebruiken voor de
schoolkrant.
Extra basisstof
Extra basisstof 10 handelt over kindermishandeling,
seksueel geweld en incest. Dit zijn onderwerpen die
voor sommige leerlingen emotioneel zwaar beladen
en moeilijk bespreekbaar zijn. Veel vrouwen en
meisjes hebben in hun leven te maken met incest
en seksueel geweld. Seksueel geweld (seksuele
intimidatie, ongewenste seksuele handelingen,
aanranding en verkrachting) kan binnen en buiten
het gezin plaatsvinden. Incest is seksueel misbruik
van kinderen door een (stief)vader, een broer,
grootvader, buurman of een andere volwassene die
bij het gezin hoort en die een vertrouwensband
heeft met het kind. Meestal zijn het meisjes die
seksueel misbruikt worden, maar ook jongens
kunnen slachtoffer zijn van incest. In 99% van de
gevallen is de dader een man. Bij jongens die
worden misbruikt, gebeurt dit voor 95% door
mannen.
Er zijn vooroordelen die mishandeling en seksueel
geweld bij etnische groeperingen verdoezelen of
goedpraten. Zo wordt beweerd dat in andere
culturen het slaan van een vrouw heel gewoon is of
dat een vrouw nu eenmaal onderdanig aan de man
hoort te zijn. Het is in deze culturen echter de
plicht van de man om zijn vrouw te beschermen!
Ook wordt beweerd dat in Turkse en Marokkaanse
gezinnen incest niet zou voorkomen. Maar ook in
deze families kan incest voorkomen en daar is de
geheimhouding zo mogelijk nog groter dan in
Nederlandse gezinnen. Er wordt vaak gedacht dat
het grote belang dat aan de maagdelijkheid van
een Turks of Marokkaans meisje wordt gehecht
haar zal vrijwaren en beschermen tegen incest. Dat
idee gaat uit van de vooronderstelling dat incest
altijd samengaat met geslachtsgemeenschap.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 50
DEEL 3 VMBO-BK
Vergeten wordt dat er allerlei andere vormen van
seksuele handelingen zijn waarbij het meisje haar
maagdelijkheid niet verliest, maar die wel degelijk
behoren tot incest: orale en anale penetratie en
betasting.
Marokkaanse en Turkse meisjes moeten enorme
barrières overwinnen voordat zij met hun
incestervaringen naar buiten komen. Het kan zijn
dat zij uit de familie worden gestoten. Het betekent
niet alleen eerverlies voor het meisje, maar voor de
hele familie. Vaak heeft het slachtoffer dan ook
angst voor wraakacties van familieleden.
Ook bespreken we het verschijnsel loverboy.
Buitenstaanders vragen zich misschien af waarom
meisjes bij zo’n jongen blijven. Het is daarom
belangrijk dat de leerlingen inzien hoe een loverboy
te werk gaat.
In deze basisstof is een belangrijke invalshoek dat
de leerlingen ervan bewust worden gemaakt dat
seksueel misbruik nooit hun schuld is, dat het nooit
mag en dat ze hulp kunnen krijgen. Voor leerlingen
moet duidelijk zijn wat seksuele intimidatie is.
De opdrachten 84 en 88 kunnen gebruikt worden
voor een klassengesprek. Ook hier is het belangrijk
dat u vooraf met de klassenmentor en de
vertrouwenspersoon bespreekt hoe u dit in uw klas
het beste kunt aanpakken. Het kan voor leerlingen
erg gevoelig liggen. Ook moet u erop bedacht zijn
dat leerlingen naar aanleiding van uw les via u hulp
willen zoeken.
In het laatste onderdeel worden de mogelijkheden
voor hulpverlening herhaald. Voor leerlingen van
deze groep leek het ons zinvol om in de basisstof
de belangrijkste organisaties te vermelden.
Eventueel kunt u iemand van de Riagg uitnodigen
voor een gastles.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een verzorgende in de kraam en een
groepshulp kinderopvang aan het woord. Er wordt
uitgelegd welke relaties er bestaan tussen het
beroep en het vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 onderzoeken de leerlingen de
mening van minimaal 15 leerlingen over vrijen,
homoseksualiteit en een eigen onderwerp. De
leerlingen stellen over ieder onderwerp drie vragen.
Voor vrijen en homoseksualiteit zijn deze vragen
gegeven; voor hun eigen onderwerp moeten ze zelf
drie vragen verzinnen.
In keuzeopdracht 3 maken leerlingen met zijn
tweeën een poster over de kindertelefoon. Ze
zoeken informatie op internet en bellen zelf naar de
kindertelefoon.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen informatie
zoeken over drie soa’s: genitale wratten, herpes
genitalis en gonorroe.
Keuzeopdracht 5 is een puzzel over de begrippen
uit de basisstof.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan voor een praktische opdracht.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.10.2 Benodigdheden
Basisstof
– materialen voor het maken van een
jongerentijdschrift (bijvoorbeeld papier,
kleurstiften, lijm, tijdschriften om te knippen) en
voorbeelden van jongerentijdschriften
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 51
DEEL 3 VMBO-BK
Eventueel:
– een torso met voortplantingsorganen
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van een man
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van een vrouw
– een model van het voortplantingsstelsel van
een man
– een model van het voortplantingsstelsel van
een vrouw
– maandverband en tampons
– een demonstratiepakket voorbehoedmiddelen
– een model van een baarmoeder met embryo
– een wandplaat van een baarmoeder met
embryo
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– een vel tekenpapier (per 2 leerlingen)
– kleurpotloden en stiften
– computer met internetverbinding
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 52
DEEL 3 VMBO-BK
2.11 HANDLEIDING BIJ BLOEMEN, VRUCHTEN, ZADEN
2.11.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema behandelen we de voortplanting bij
zaadplanten. Voor veel leerlingen (maar niet voor
alle leerlingen) zal dit thema stof herhalen
waarmee ze al hebben kennisgemaakt in het
basisonderwijs.
De bouw van bloemen
De basisstof start met de bouw van bloemen.
Opdracht 1 is een practicum over de bloemen van
een witte dovenetel. Hoewel de witte dovenetel een
bloemvorm heeft die wat afwijkt van de algemene
vorm, hebben we om verschillende redenen toch
voor deze plant gekozen. De bloemen van een witte
dovenetel zijn duidelijk; de delen zijn goed terug te
vinden. De plant heeft een lange bloeiperiode en
groeit in de meeste delen van ons land massaal,
zodat er geen noemenswaardige schade aan de
natuur wordt toegebracht wanneer de bloemen
worden verzameld. Vanzelfsprekend kunt u de witte
dovenetel vervangen door een andere plant.
U kunt de witte dovenetels zelf verzamelen of door
leerlingen laten meebrengen. Vooral als u veel
parallelklassen heeft, zal de laatste optie de
voorkeur genieten. De bedoeling van het practicum
is leerlingen kennis te laten maken met een bloem
en de delen ervan. Het is niet noodzakelijk dat
leerlingen na opdracht 1 ook meteen alle termen
kennen. In de opdrachten 2 en 3 worden de
onderdelen herhaald. Bij de schematische
tekeningen van bloemen hebben we ervoor
gekozen de vruchtbeginsels steeds bovenstandig te
laten zijn. We besteden geen aandacht aan het
onderscheid tussen bovenstandig en onderstandig
vruchtbeginsel. Een model van een bloem kan een
goed hulpmiddel zijn bij dit thema, maar kan nooit
een vervanging zijn voor levend materiaal. Bij deze
basisstof hoort een computerles over de bouw van
een bloem.
De functies van de delen van een bloem
In basisstof 2 leren de leerlingen de functies van de
verschillende onderdelen van een bloem kennen.
Aan het eind van deze basisstof leggen we het
verband tussen nectar en honing. Bij deze basisstof
hoort een computerles over de functies van de
bloemdelen. Deze staat op de internetsite.
Bestuiving
Basisstof 3 gaat over bestuiving. We leggen uit
wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van
bestuiving. Ook leggen we het verschil uit tussen
insectenbloemen en windbloemen. De leerlingen
gaan een windbloem tekenen. Tijdens deze les kunt
u een potje met insectenbloemen en een potje met
windbloemen in de klas tentoonstellen. Ook kunt u
gebruikmaken van wandplaten met
insectenbloemen en windbloemen. Deze materialen
helpen om de verschillen tussen insectenbloemen
en windbloemen te verduidelijken. Bij deze
basisstof hoort een computerles over bestuiving.
Bevruchting
Basisstof 4 behandelt de bevruchting. Leerlingen
hebben vaak moeite zich voor te stellen wat er bij
bevruchting gebeurt. Eventueel kunt u een
klassikale toelichting geven. We bespreken hoe de
bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het
vruchtbeginsel zich verder ontwikkelen. Ook leggen
we uit dat één zaadbeginsel leidt tot één zaad,
maar dat één vruchtbeginsel meerdere zaden kan
hebben. Bij deze basisstof hoort een computerles
over bevruchting.
Vruchten en zaden
Basisstof 5 gaat over het ontstaan van vruchten en
zaden. Het is onze ervaring dat leerlingen deze
basisstof moeilijk vinden. Eventueel kunt u dit
onderwerp klassikaal toelichten, bijvoorbeeld aan
de hand van een wandplaat of een model.
Opdracht 22 is een eenvoudig practicum waarbij
een tomaat wordt getekend als voorbeeld van een
vrucht met zaden. Dit practicum werkt voor
leerlingen verduidelijkend. In plaats van een
tomaat kunt u ook een appel of een peer nemen. U
gaat er dan wel aan voorbij dat een appel een
schijnvrucht is, maar dat is voor brugklasleerlingen
volkomen acceptabel.
Eetbare vruchten en zaden
In deze basisstof bespreken we eetbare vruchten
en zaden. Op deze manier proberen we aan te
sluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Om
dezelfde reden noemen we het gebruik van katoen
voor de productie van spijkerbroeken. In een
practische opdracht gaan de leerlingen zelf soep
maken van linzen of kastanjes.
Extra basisstof
Extra basisstof 7 gaat over de verspreiding van
vruchten en zaden. Als u vruchten en zaden wilt
laten zien tijdens deze les, zult u deze in het najaar
al moeten verzamelen.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 53
DEEL 3 VMBO-BK
Extra basisstof 8 is een practicum. De leerlingen
gaan verschillende stuifmeelkorrels bekijken met
de microscoop en maken tekeningen van de
stuifmeelkorrels. U kunt hiervoor
fabriekspreparaten nemen of zelf preparaten
maken. Als de leerlingen in de extra basisstof van
deel 1, thema 2 (Planten) hebben geleerd een
preparaat te maken, kunnen ze ook zelf preparaten
maken van stuifmeel.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komt een medewerker in een bloemenwinkel
aan het woord. Zij legt uit welke relatie er bestaat
tussen haar beroep en het vak biologie en
verzorging.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen een bloem
tekenen.
In keuzeopdracht 3 maken de leerlingen een puzzel
over begrippen uit de basisstof.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan voor een praktische opdracht.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geoefend met de
interactieve flora op internet.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.11.2 Benodigdheden Basisstof
– bloeiende witte dovenetel (per leerling)
– plakband (5 rollen, liefst in houders) of
zelfklevend doorzichtig plastic (1 rol)
– pincet (per leerling)
– een bloempje van gras (per leerling)
– een loep (per leerling)
– tekenmaterialen
– tomaat (per leerling)
– mes, bijvoorbeeld schilmesje (5 stuks)
Eventueel:
– insectenbloemen (enkele verschillende
soorten)
– windbloemen (bloemen van grassen, enkele
verschillende soorten)
– wandplaat van de witte dovenetel
– model van een bloem van de witte dovenetel
of van de bloem van een andere plant
– wandplaten van insectenbloemen en
windbloemen
– wandplaat van bevruchting bij planten
– model van bevruchting bij planten
De benodigdheden die u bij basisstof 6 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school linzensoep bereiden:
– 2 koppen linzen
– water
– tijm en laurierblad
– 1 ui
– 1 teentje knoflook
– 1 wortel
– 3 tomaten
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 54
DEEL 3 VMBO-BK
– eventueel: 1 prei
– ½ kop herderstasjesblad
– een scheutje olie
– zout
– tamari
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een koekenpan
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
De benodigdheden die u bij basisstof 6 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school kastanjesoep bereiden:
– 500 g tamme kastanjes
– water
– kruiden (bijvoorbeeld tijm, rozemarijn en
laurierblad)
– 1 ui
– 1 kleine wortel
– 1 prei
– 500 g kastanjechampignons
– 1,5 liter groentebouillon
– 2 eetlepels zure room
– een scheutje olie
– zout
– eventueel: een paar takjes peterselie
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een zacht borsteltje
– een koekenpan
– een extra pan om de soep op te dienen
– een roerzeef
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
– een computer met internetverbinding
– klaargemaakte preparaten van stuifmeel (5
stuks)
– microscoop (5 stuks)
– tekenmaterialen
Eventueel:
– prepareermaterialen (5 setjes)
– paardebloem met een bloeiend en een
uitgebloeid deel (5 stuks per klas)
– verschillende vruchten en zaden
– wandplaten van vruchten en zaden
– wandplaat van de paardebloem
Keuzeopdrachten
– een bloeiende plant
– pincet (per leerling)
– een loep
– tekenmateriaal
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 55
DEEL 3 VMBO-BK
2.12 HANDLEIDING BIJ VOEDSELPRODUCTIE
2.12.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat de productie van voedsel
centraal. Veel leerlingen zullen voornamelijk
bewerkte voedingsmiddelen kennen. In dit thema
leren ze de herkomst van hun maaltijden kennen.
Eerst gaan we in op redenen om te eten en wat we
eten. Hierbij besteden we aandacht aan de relatie
tussen voeding en klimaat, en voeding en religie.
Daarna gaan we in op de productie van voeding.
Allereerst behandelen we de plantenteelt en
vervolgens de veeteelt. Ze leren hoe en waarom
voedingsmiddelen bewerkt worden tot de producten
die ze in de winkel kunnen kopen. Bij het kopen
van voedingsproducten kun je op een aantal zaken
letten. De leerlingen leren wat er op etiketten staat
en hoe ze die moeten lezen. Ook leren ze enkele
keurmerken kennen. We bespreken verschillende
manieren waarop je een maaltijd kunt klaarmaken.
De leerlingen gaan zelf aardappelen op
verschillende manieren klaarmaken.
Waarom eet je?
In deze basisstof behandelen we verschillende
redenen die iemand kan hebben om te eten. In de
eerste opdracht geven de leerlingen eerst hun
mening over Patrick en Kim. Daarna denken ze na
over verschillende redenen die zijzelf kunnen
hebben om te eten. In opdracht 3 bedenken de
leerlingen wat ze lekker vinden, wat ze regelmatig
eten en wat ze niet lusten. In opdracht 4
vergelijken ze hun antwoorden met drie andere
leerlingen. Zo ontdekken de leerlingen dat iedereen
zijn eigen gewoonten heeft op het gebied van
voeding. Tijdens deze vergelijking zal het
bijvoorbeeld voor sommige leerlingen een
openbaring zijn dat andere leerlingen zelden of
nooit aardappelen eten.
In het vervolg van de basisstof gaan we dieper in
op de factoren die de keuze voor een bepaald soort
voeding beïnvloeden. We beginnen met het
klimaat. Daarna gaan we in op religie. We laten
daarbij zien dat ook christenen kunnen hebben
over voedsel. Verder bespreken we de
voedingsregels bij de islam en het jodendom. De
voedingsgewoonten worden ook beïnvloed door de
voorkeuren binnen een gezin. De leerlingen leren
dat voedingsgewoonten kunnen veranderen onder
invloed van andere culturen waarmee je in
aanraking komt. Tot slot gaan we kort in op de
oorsprong van ons voedsel. Dit wordt in de
volgende basisstoffen verder uitgewerkt.
Plantenteelt
In deze basisstof behandelen we verschillende
aspecten van de plantenteelt. We bespreken
akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt. De leerlingen
maken kennis met twee vakmensen: een
akkerbouwer en een fruitteler. In de tweede helft
van deze basisstof behandelen we de biologische
plantenteelt.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
monocultuur en een over biologische bestrijding
van plagen.
Veeteelt
In basisstof 3 gaan we in op de veeteelt. Allereerst
leren de leerlingen de voordelen en nadelen van de
intensieve veeteelt kennen. Daarna behandelen we
de voordelen en nadelen van biologische veeteelt.
Eten uit de fabriek
In deze basisstof leren de leerlingen hoe
voedingsmiddelen verwerkt worden. We bespreken
de verwerking in de fabriek. Daarbij gaan we in op
de hygiëne. De leerlingen leren verschillende
manieren kennen om voedsel langer te kunnen
bewaren. Ook maken ze zelf appelmoes.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
conserveringsmethoden.
Inkopen doen
In basisstof 5 gaan de leerlingen nadenken over de
verschillende keuzes die je kunt maken bij het
inkopen van voedsel. Allereerst keren we terug
naar Patrick en Kim. Patrick gaat boodschappen
doen in verschillende speciaalzaken, terwijl Kim
alles haalt bij een supermarkt. De leerlingen leren
dat sommige mensen liever naar speciaalzaken
gaan voor de extra service. Uiteraard kan ook het
uitgebreide assortiment een reden zijn. De laatste
jaren concurreren de supermarkten goed met de
speciaalzaken wat betreft het assortiment maar
sommige producten zijn nog steeds alleen in
speciaalzaken te krijgen. Op de markt zijn
producten over het algemeen goedkoper dan in een
winkel. De leerlingen leren welke productinformatie
er op het etiket van een verpakt voedingsmiddel
moet staan. We leggen uit wat hulpstoffen zijn en
bespreken enkele keurmerken.
Tot slot gaan we in op de redenen die leiden tot
een persoonlijke keuze van voedsel.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 56
DEEL 3 VMBO-BK
In de keuken
Basisstof 6 gaat over de verschillende manieren
waarop je voedsel kunt bereiden. Daarbij leren de
leerlingen ook verschillende kookapparaten kennen.
Voedselvergiftiging kan makkelijk optreden
wanneer het eten niet hygiënisch wordt
klaargemaakt. We behandelen hoe
voedselvergiftiging kan optreden en besteden
daarbij aandacht aan kruisbesmetting,
voedselbederf en regels voor voedselhygiëne.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
voedselbederf.
Aardappelen bereiden
In deze basisstof gaan de leerlingen op
verschillende manieren aardappelen klaarmaken.
Ze werken in groepjes van vier. De leerlingen
proberen ieder één manier uit maar proeven alle
vier de manieren.
Extra basisstof
Extra basisstof 8 gaat over voeding en milieu. We
behandelen het verschil in belasting voor het milieu
van diepvriesrodekool en verse rodekool. Ook gaan
we in op milieupunten van verschillende
voedingsmiddelen.
Extra basisstof 9 gaat over visserij en viskwekerij.
Ook in deze extra basisstof besteden we aandacht
aan het milieu.
In extra basisstof 10 bespreken we biologische
bestrijding. Bij deze extra basisstof hoort een
computerles over biologische bestrijding van
plagen.
Om te onthouden
Aan het eind van iedere (extra) basistof staat een
blokje Om te onthouden. Hierin staan alle relevante
begrippen, processen en vaardigheden die in dit
thema zijn behandeld. De leerlingen kunnen dit
gebruiken bij de voorbereiding op de toets. Op de
internetsite zijn alle begripsdefinities,
procesbeschrijvingen en vaardigheden uitgewerkt,
zodat ze die onderdelen kunnen nakijken die ze nog
niet kennen en/of beheersen.
Test jezelf
Aan het eind van iedere basisstof staat een
opdracht Test jezelf. Met behulp van deze opdracht
kan de leerling nagaan of hij/zij de inhoud van de
basisstof beheerst of niet. Ook aan het eind van de
extra basisstof zijn toetsvragen in een Test jezelf-
opdracht opgenomen. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een groentehandelaar en een operator
in een sausfabriek aan het woord. Zij leggen uit
welke relatie er bestaat tussen hun beroep en het
vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen een
boerenomelet klaarmaken. De leerlingen kunnen dit
op school doen of thuis. Wanneer zij deze opdracht
thuis maken kunnen de leerlingen eventueel een
foto maken van hun omelet.
In keuzeopdracht 3 doen de leerlingen een colatest.
De leerlingen werken in groepjes van vier en testen
vier verschillende merken op prijs en smaak.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen naar twee
verschillende supermarkten en vergelijken de
prijzen van een aantal voedingsmiddelen.
Keuzeopdracht 5 gaat over veredeling van planten
en dieren.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan voor een praktische opdracht.
– De leerlingen hebben geleerd zich aan de
regels voor voedselhygiëne te houden.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
2.12.2 Benodigdheden Basisstof
– een boterham
– een bakje met een deksel
– een beetje water
– een etiket
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 57
DEEL 3 VMBO-BK
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
De benodigdheden die u bij basisstof 4 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school appelmoes maken:
– 2 appelen (bijvoorbeeld goudrenetten)
– water
– suiker
– kaneel
Keukenmateriaal:
– een schilmesje
– een steelpannetje
– een kookplaat
– een vork en lepel
– een schoon jampotje met een schoon deksel
De benodigdheden die u bij basisstof 7 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school aardappelen bereiden:
Koken:
– 250 gram aardappelen
– water
– zout
Keukenmateriaal:
– een pan (eventueel een bekerglas)
– een elektrisch kookplaatje
– een aardappelschilmesje (dunschiller)
– een vergiet
Bakken:
– 250 gram vastkokende aardappelen
– water
– zout
– zonnebloemolie
Keukenmateriaal:
– een pan (eventueel een bekerglas)
– een elektrisch kookplaatje
– een aardappelschilmesje (dunschiller)
– een vergiet
– een koekenpan
– een spatel
Pureren:
– 250 gram kruimelige aardappelen
– water
– 8 gram boter
– 0,35 dL melk
– peper, zout en eventueel nootmuskaat
Keukenmateriaal:
– een pan (eventueel een bekerglas)
– een elektrisch kookplaatje
– een aardappelschilmesje (dunschiller)
– een vergiet
– een stamper
Frituren:
– 350 gram vastkokende aardappelen
– zout
– frituurolie
Keukenmateriaal:
– een aardappelschilmesje (dunschiller)
– een schone theedoek
– een friteuse
– keukenpapier
Kipfilet (voor één persoon):
– 1 kipfilet
– 1 eetlepel zonnebloemolie
– 10 gram boter of margarine
– zout en vers gemalen peper
Keukenmateriaal:
– een koekenpan
– een elektrisch kookplaatje
– een vleestang
– vier borden
– afwasmateriaal
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
De benodigdheden die u bij de keuzeopdrachten
nodig hebt, zijn sterk afhankelijk van de plaats van
uitvoering. Als u de opdracht op school laat
uitvoeren, heeft u meer nodig dan wanneer u de
opdracht thuis laat uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school een boerenomelet bereiden:
– ½ paprika
– ½ ui
– 1 grote voorgekookte aardappel
– 25 gram margarine
– 4 eieren
– 1 eetlepel melk
– 1 gram zout
– eventueel peper
– 4 sneetje brood
– takje peterselie
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 58
DEEL 3 VMBO-BK
Keukenmateriaal:
– 1 grote koekenpan
– 1 kom
– 1 spatel
– 1 garde
– 2 borden
– 2x bestek
– afwasmateriaal
Colatest (per 4 leerlingen):
– 3 blinddoeken
– 3 glazen (gemerkt met A, B en C)
– 3 glazen Coca-Cola
– 3 glazen Pepsi Cola
– 3 glazen van een huismerk
– 3 glazen van een ander huismerk
– 1 kan water
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 59
INLEIDING VMBO-KGT
3.1 INLEIDING
Dit deel van de docentenhandleiding bij Biologie en
verzorging voor jou gaat over de delen 1, 2 en 3
van vmbo-kgt. Eerst treft u een overzicht aan van
de benodigdheden voor het biologie- en
verzorgingsonderwijs met deze delen VMBO-KGT.
Vervolgens vindt u een handleiding bij elk thema.
Deze handleiding is opgebouwd uit de volgende
twee onderdelen:
1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit onderdeel vindt u steeds aangegeven welke
keuzes zijn gemaakt bij het samenstellen van het
thema. Ook treft u aanwijzingen aan voor het
gebruik van het thema.
2 Benodigdheden
In dit onderdeel vindt u een overzicht van
benodigdheden voor het thema.
Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan
de orde:
Deel 1
Thema 1 | Kennismaken
Thema 2 | Planten
Thema 3 | Ordenen
Deel 2
Thema 1 | Je uiterlijk
Thema 2 | Sporten
Thema 3 | Je gezondheid
Deel 3
Thema 1 | Relaties en seksualiteit
Thema 2 | Bloemen, vruchten, zaden
Thema 3 | Voedselproductie
Additionele materialen
Ter ondersteuning van de methode kunt u
gebruikmaken van additionele materialen. Omdat
dit aanbod snel kan wisselen bieden we u deze
informatie aan op de site van Biologie en
verzorging voor jou. In paragraaf 1.5 (De
methodesite: www.biologieverzorgingvoorjou.nl)
heeft u kunnen lezen hoe u met deze site moet
omgaan.
3.2 BENODIGDHEDEN
Hieronder vindt u een overzicht van alle
benodigdheden voor deel 1, 2 en 3 van vmbo-kgt.
De benodigdheden zijn verdeeld in een aantal
categorieën. In deze lijst zijn alleen die
benodigdheden opgenomen die niet aan bederf
onderhevig zijn. In de handleiding per thema staan
de benodigdheden per thema opgesomd. Daar
staan ook de benodigdheden vermeld die wel aan
bederf onderhevig zijn.
De opgegeven benodigdheden zijn globale
hoeveelheden die voor een klas noodzakelijk zijn.
Hulpmiddelen
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– een mesje, bijvoorbeeld een aardappelschilmes
(zo mogelijk per leerling)
– een schaar (zo mogelijk per leerling)
– tekenmateriaal
– een plastic liniaal (15 stuks)
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– een meetlint (zo mogelijk 15 stuks)
– prepareermateriaal:
– een voorwerpglas (100 stuks)
– dekglas (1 doosje)
– tissues (1 doos)
– een druppelpipet (10 stuks)
– een scheermesje (10 stuks)
– een prepareernaald (10 stuks)
– een schaartje (6 stuks)
– filtreerpapier (1 rol)
– een pincet (eventueel)
– viltstift
– reageerbuis (30 stuks)
– reageerbuisrek (15 stuks)
– etiketten (30 stuks per klas)
– mes (15 stuks)
– zetmeel (100 gram per klas)
– joodoplossing in een flesje met een druppelaar
(5 stuks)
– schoteltje (15 stuks)
– spiegel (5 stuks)
– klein spiegeltje, bijvoorbeeld tandartsspiegeltje
(15 stuks)
– torso (zo mogelijk enkele exemplaren)
Keukenmateriaal
Het benodigde keukenmateriaal is afhankelijk van
de gekozen praktische opdrachten. U kunt de
opdrachten aanpassen aan de faciliteiten waarover
u beschikt. In de basisstof is de mogelijkheid
opgenomen om een bepaald gerecht thuis klaar te
maken of op school. Als u een goed ingericht
3 VMBO-KGT
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 60
INLEIDING VMBO-KGT
verzorgingslokaal heeft, kunt u deze opdrachten op
school laten doen.
Het keukenmateriaal dat hierna genoemd wordt, is
bedoeld voor de kookopdrachten door de leerlingen
en voor demonstraties. Om de opdrachten te
kunnen uitvoeren, heeft u dit in ieder geval nodig:
Per vier leerlingen
– 5 borden
– 4 soepborden of soepkoppen of mokken
– 4 sets bestek: mes, vork, lepel (alles groot en
klein)
– 2 extra lepels
– servetten
– keukenrol
– 1 set afwasbenodigdheden: afwasteil,
afwasborstel, afwasmiddel, theedoek, vaatdoek,
afdruiprek
– 1 keukenblok met 2 kookpitten en
afwasfaciliteiten
– plank, mes, aardappelmesje, broodmes,
roerlepel, spatel, opscheplepel voor soep, garde
– 2 kookpannen
– eventueel 3 blinddoeken
– 1 vergiet
– kooktijdschriften, kookboeken
– 4 bekerglazen van 100 ml
Glaswerk/porseleinwerk
– een flesje met een druppelpipet (zo mogelijk
per leerling)
– bekerglas (500 ml)
Chemicaliën
– eosine-oplossing (1000 ml)
– mythilcellulose-oplossing (behangersplaksel) of
glycerine-oplossing (1000 ml)
– een joodoplossing (1000 ml)
verdund zoutzuur (500 ml)
Preparaten (fabriekspreparaten of zelfgemaakte
preparaten)
– een preparaat van een plantaardige cel (zo
mogelijk per leerling)
– een preparaat van dierlijke cellen (zo mogelijk
per leerling)
– een aantal klaargemaakte preparaten van
stuifmeelkorrels van verschillende soorten planten
Vruchten en zaden
– tuinkers (10 zakjes)
– bruine bonen (500 gram)
Diversen
– tekenmaterialen
– kleurpotloden
– zelfklevend doorzichtig plastic
– elastiekjes (60 stuks)
– een spatel of een lepeltje (10 stuks)
– watten
– grote vellen stevig papier of karton voor
posters en dergelijke
– viltstiften (rood en groen)
– plakband en lijm
– tijdschriften, modebladen, catalogi van
postorderbedrijven met daarin reclames en diverse
afbeeldingen voor het maken van posters en
dergelijke
– eventueel: per leerling een pasfoto van zichzelf
– verpakkingen van verschillende typen
wasmiddelen: voor de witte was, voor de bonte
was en voor de fijne was
– verpakkingen of etiketten van verschillende
schoonmaakmiddelen
– kassabonnen en garantiebewijzen
– wandplaat van de voedingswijzer en van het
geheugensteuntje
– een horloge met wijzers (10 stuks)
– bloempotten
– een (personen)weegschaal
– kranten
– een vel wit papier (per leerling)
– een (niet te glad) stuk karton van 35 x 30 cm
(10 stuks)
– een stuk stevig wit karton (10 stuks)
– een stuk hardboard van ongeveer 25 x 35 cm
met twee elastiekjes (zo mogelijk per leerling)
– plankje van ongeveer 20 x 25 cm en 1 cm dik,
bijvoorbeeld van multiplex (20 stuks)
– een blinddoek (10 stuks)
– een koelkast
– een thermometer
– bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren (40 stuks)
– een plantenpers (5 stuks)
– een boormachine
– kranten
– een schotel (10 stuks)
– 4 afsluitbare flesjes
– 4 etiketten (BK)
– 1 wollen sok
– 1 katoenen sok
– 1 pantykousje
– 3 elastiekjes
– 1 thermometer
– een stuk touw van twee meter (15 stuks)
– een lege wc-rol (zo mogelijk per leerling)
– een spiegel (aan de muur)
– een plastic draagtas (per leerling)
– een plastic roerstaafje (zo mogelijk per
leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 61
INLEIDING VMBO-KGT
Eventueel:
– foldermateriaal van het Voedingscentrum
– voorbeelden van geconserveerde
voedingsmiddelen
– spatel (15 stuks)
– kubus en 8 kleine kubusjes
– model van een tand of kies
– wandplaat van een tand of kies
– tandenborstel(s)
– wandplaat van het verteringsstelsel van de
mens
– binnenband van een fiets (50 cm)
– pingpongballetje
– model van het strottenhoofd
– wandplaat van de dunne darm
– geconcentreerd zoutzuur in een flesje met een
druppelaar
– stukje kalksteen
– stukje marmer
– stukje baksteen
– stukje betontegel
Diversen
– personenweegschaal
– kleurpotloden (enkele dozen)
– viltstiften (enkele dozen)
– bloempotten
– plastic zakken
– plankje van ongeveer 20 x 25 cm en 1 cm dik
(2 per leerling)
– bout van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoer (4 per leerling)
– boormachine
– kranten
– zelfklevend, doorzichtig plastic
– plakband
– enveloppen
– reageerbuisrek (voor buizen van 16 mm
doorsnede)
– kartonnen doosje of plastic bekertje
(1 per leerling)
– elastiekjes (ongeveer 100 stuks)
– spatel of lepeltje (10 stuks)
– lucifersdoosje (1 per leerling)
– plastic roerstaafje (1 per leerling)
– meetlint (15 stuks)
– plastic liniaal (5 stuks)
– afwasbak met water (2 stuks)
– stuk karton (niet te glad) van 35 x 30 cm
(10 stuks)
– handdoek (3 stuks)
– viltstift (10 stuks)
– satéstokje (1 per leerling)
3.3 JAARSCHEMA
Aantal lessen per thema per onderdeel
De verdeling van de thema’s over het schooljaar is
moeilijk te geven. De situatie van de scholen die
werken met Biologie & Verzorging voor jou is zeer
divers. Er zijn scholen die in klas 1 en 2 elk drie
lesuren biologie en verzorging geven en er zijn
scholen die in klas 1, 2 en 3 elk twee lesuren
biologie en verzorging geven. En er zijn vele
varianten hier tussenin. Daarom volstaan we met
het aangeven van het aantal lessen per thema.
Bij het volgende schema zijn we uitgegaan van 37
à 38 lesuren per deel. De activiteiten per onderdeel
zijn inclusief het nakijken of bespreken.
Het vermelde aantal uren is een gemiddelde. U
kunt vanzelfsprekend per thema variëren. Ook door
de leerlingen bepaalde onderdelen thuis te laten
maken (bijvoorbeeld een deel van de
verrijkingsstof) kunnen er variaties optreden.
thema tot.
basisstof en extra basisstof
diagnos- tische toets
keuze- opdr.
Beoor- delings toets
deel 1 1 2 3
13 12 13
9 8 9
1 1 1
2 2 2
1 1 1
deel 2 1 2 3
11 15 12
7 10 à 11 8
1 1 1
2 2 2
1 1 à 2 1
deel 3 1 2 3
16 9 12
11 à 12 5 8
1 1 1
2 2 2
1 à 2 1 1
Planning aantal lesuren per thema
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 62
DEEL 1 VMBO-KGT
3.4 HANDLEIDING BIJ KENNISMAKEN
3.4.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit is het eerste thema dat uw leerlingen gaan
doorwerken. Ze hebben op de basisschool
ongetwijfeld vaak zelfstandig aan opdrachten
gewerkt. Toch is onze ervaring dat de leerlingen in
de eerste lessen vaak te kennen geven niet goed te
weten wat ze moeten doen. Onzekerheid speelt
hierbij een grote rol. Het lijkt dan ook verstandig
om bij dit eerste thema veel klassikaal te doen.
De leerlingen starten met het invullen van het
planningsformulier voor dit thema op de
internetsite. Het invullen van een
planningsformulier kunt u de eerste keer klassikaal
bespreken. Het komt bij elk thema terug. Tijdens
het werken aan dit thema kunt u de ingevulde
planningsformulieren van de leerlingen controleren.
Het invullen van data bij de extra basisstof en de
keuzeopdrachten kan pas gebeuren als de
leerlingen klaar zijn met de basisstof.
Ken jezelf
Het eerste deel van deze basisstof is bedoeld om de
verwachtingen van de leerlingen over het vak
helder te krijgen. Er worden definities gegeven van
biologie, zorg en verzorging.
In opdracht 2 maken de leerlingen een zelfportret
waarbij ze ook iets over zichzelf vertellen door de
tekening toe te lichten. Ze tekenen zichzelf zoals ze
zichzelf zien en zoals ze graag zouden willen zijn.
Bij ‘Iedereen is anders’ gaan ze dieper in op
uiterlijke en innerlijke kenmerken. We proberen
leerlingen inzicht te geven in hun eigen uniek zijn
(uniciteit). De begrippen ‘uniek’ en ‘individu’
worden uitgelegd. In de opdrachten kunnen
leerlingen nagaan waarin ze uniek zijn.
De basisstof vervolgt met ‘Je bent een levend
wezen’. We introduceren in deze basisstof het
woord ‘organisme’ voor een levend wezen. We
vinden dat leerlingen dit woord moeten kunnen
gebruiken.
Ook behandelen we in de eerste basisstof de
levensverschijnselen. Leerlingen hebben vaak
moeite met het onderscheid tussen dood en
levenloos. Wellicht kunt u dit onderscheid
toelichten met behulp van een aantal voorwerpen
in de klas. We realiseren ons dat de classificatie
levend – dood – levenloos aan de hand van de
levensverschijnselen een verregaande versimpeling
is van het werkelijke onderscheid tussen levend en
levenloos. Voor de leerlingen geeft deze
versimpeling echter voldoende houvast. Veel
leerlingen zullen zich niet realiseren dat ook een
plant alle levensverschijnselen kan vertonen.
Wanneer het ter sprake komt, kunt u toelichten dat
een plant bijvoorbeeld naar het licht toe groeit en
dus licht kan waarnemen. Ook is het belangrijk dat
de leerlingen begrijpen dat de organismen zichzelf
bewegen en niet bewogen worden.
Organismen
In basisstof 2 leren de leerlingen dat organismen
bestaan uit organen die in organenstelsels kunnen
samenwerken. Omwille van de eenvoud hebben we
het begrip ‘weefsel’ in het materiaal voor het
VMBO-KGT weggelaten. De begrippen 'organen’ en
'orgaanstelsel’ zijn voor de leerlingen goed te
begrijpen. U kunt deze begrippen nog
verduidelijken door samen met uw leerlingen de
organen in een torso te bekijken, of door
wandplaten te bekijken van het verteringsstelsel,
het beenderstelsel, het spierstelsel en het
bloedvatenstelsel. In extra basisstof 9 kunnen de
leerlingen nog drie andere organenstelsels leren
kennen.
Ook leren ze dat organen uit cellen bestaan. In
thema 2 zullen de leerlingen meer leren over cellen
en ze gaan deze ook bekijken. In deze basisstof
wijzen we er nadrukkelijk op dat cellen ruimtelijk
zijn. Wellicht is het zinvol om de leerlingen hier,
tijdens de diverse practica microscopie,
herhaaldelijk op te wijzen. Bij deze basisstof hoort
een computerles over organenstelsels.
Kijken naar organismen
In basisstof 3 en 4 behandelen we enkele
vaardigheden die vooral belangrijk zijn in de
biologie.
In basisstof 3 beginnen we met tekenen. Tekenen
is een belangrijke vaardigheid, omdat je door het
tekenen van objecten beter naar de objecten kijkt:
je ziet meer details. We besteden veel aandacht
aan de verschillende soorten tekeningen en aan de
tekenregels. De tekenregels geven de leerling
houvast bij het maken van de tekeningen. Het
blijkt bovendien dat de leerlingen betere
tekeningen gaan maken wanneer consequent wordt
vastgehouden aan deze tekenregels.
Vanzelfsprekend kunt u bij deze les eventueel
andere voorbeelden nemen om te laten natekenen.
Aan het eind van basisstof 3 bespreken we hoe je
kleine organismen kunt bekijken door gebruik te
maken van loep of microscoop. Bij deze basisstof
hoort een computerles over aanzichten en
doorsneden.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 63
DEEL 1 VMBO-KGT
Groei en ontwikkeling van een bruine boon
In deze basisstof leren de leerlingen werken met
een loep. Ze bekijken hierbij de bouw van zaden.
Daarbij benoemen we de onderdelen van een zaad
(bruine boon) en we beschrijven hun functie.
Bij het werken met een loep is het handig als elke
leerling over een loep kan beschikken. Om diefstal
tegen te gaan, kunt u de loepen van een nummer
voorzien. Eventueel kunt u elke leerling zelf een
loep laten aanschaffen. De opdrachten in het
werkboek hebben vooral betrekking op de
onderdelen van de bruine boon. Voor opdracht 21
heeft u bonen nodig die u één dag van tevoren in
het water hebt gelegd.
In keuzeopdracht 3 kunnen leerlingen nog meer
ervaring met de loep opdoen.
In basisstof 4 behandelen we ook het maken van
tabellen en (lijn)grafieken. We koppelen dit aan de
groei van het kiemplantje van de bruine boon,
omdat dit eenvoudig waargenomen kan worden.
We hebben er in de basisstof van dit thema van
afgezien andere soorten grafieken en diagrammen
(bijvoorbeeld staafdiagrammen en
cirkeldiagrammen) aan bod te laten komen. Het is
raadzaam dat u zich ervan op de hoogte stelt welke
grafieken en diagrammen bij andere vakken (onder
andere wiskunde) voor de leerlingen op het
programma staan. Bij deze basisstof hoort een
computerles over tabellen en grafieken.
Groei en ontwikkeling van een mens
In basisstof 5 gaan we in op de groei en
ontwikkeling van de mens. Hierbij komen ook de
verschillen tussen groei en ontwikkeling aan de
orde. In deze basisstof komt het werken met
tabellen en grafieken nog eens terug. Nu lezen en
maken de leerlingen grafieken en tabellen van de
groei van de mens. Ook maken ze kennis met het
begrip ‘groeispurt’. Eventueel legt u uit dat de
groeisnelheid zichtbaar is in de vorm van de
steilheid van de grafiek. Hoe steiler de lijn, hoe
groter de groeisnelheid.
Voor opdracht 26 is het handig als u een
huishoudcentimeter met een schaalverdeling tot
twee meter aan de muur of een deurkozijn
bevestigt. Voor de bespreking van deze opdracht
kunt u het beste vier kolommen op het schoolbord
tekenen: lengte meisjes – lengte jongens – gewicht
meisjes – gewicht jongens. Hierin kunnen de
leerlingen hun eigen lengte en gewicht noteren,
waarna ze de gemiddelden van de klas kunnen
uitrekenen.
Veiligheid in en om de school
In deze basisstof is aandacht voor
(verkeers)veiligheid. Op veel scholen wordt in de
brugklas uitgebreid met leerlingen gesproken over
verkeersveiligheid, vooral die op de route naar
school. Deze basisstof kan eventueel gebruikt
worden om verkeersveiligheid te herhalen.
Daarnaast gaan we ook in op veilig werken en
veiligheid op school.
Eerst worden de oorzaken van ongevallen
behandeld, met daarbij aandacht voor het eigen
gedrag van leerlingen. In 'Veiligheid in het verkeer'
staat een opdracht (37) met een artikel over
ongelukken bij skaters, omdat vooral bij het skaten
en het steppen veel ongelukken gebeuren. In
opdracht 39 onderzoeken de leerlingen hun eigen
gedrag als fietser. Eventueel kunt u aan deze
basisstof of keuzeopdracht 4 een klassengesprek
vastkoppelen over het eigen gedrag in het verkeer.
Ook kunt u iemand van de politie, van 3VO of van
een plaatselijke/regionale werkgroep uitnodigen
voor een gastles. U kunt hiervoor informatie vragen
bij 3VO of bij uw gemeente. Op internet kunt u
wellicht recente informatie over verkeersongevallen
vinden, bijvoorbeeld op de sites van het CBS, 3VO
of van de Stichting Consument en Veiligheid. De
webadressen hiervan vindt u op
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
In deze basisstof bespreken we tot slot de
veiligheid op school. We gaan hierbij in op pesten
en (seksuele) intimidatie. Voor leerlingen is het
belangrijk te weten dat hiervoor
vertrouwenspersonen/contactpersonen op school
zijn en wie dat zijn.
Biologie en verzorging in beroepen
In deze basisstof gaan de leerlingen onderzoeken
waar hun interesses liggen. Aan de hand van deze
interesses krijgen de leerlingen een eerste beeld
over beroepen die mogelijk bij hen passen. Ook
maken ze kennis met enkele beroepen die met
verzorging en biologie te maken hebben.
Een lunchpakket maken
In deze basisstof gaan de leerlingen als praktische
opdracht een lunchpakket maken. Dit is de eerste
keer dat de leerlingen een praktische opdracht
krijgen en dus gaan we uitgebreid in op het
stappenplan.
In ‘Stappenplan’ leren de leerlingen een probleem
aan te pakken met behulp van vier zorgstappen:
Stap 1 Wat is het doel?
Bewustwording van wat je wilt bereiken.
Stap 2 Wat moet je voorbereiden?
Wat moet je doen om te zorgen dat je de opdracht
tot een goed einde kunt brengen? Het is
bijvoorbeeld nodig om informatie te verzamelen om
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 64
DEEL 1 VMBO-KGT
te weten waaruit je precies kunt kiezen en hoe je je
doel kunt bereiken. Uit de verzamelde informatie
moet een keuze worden gemaakt. Hierbij spelen
argumenten en meningen een belangrijke rol. Door
een planning (met werkplan) te maken wordt
helder wat er moet gebeuren en wanneer dat moet
gebeuren.
Stap 3 En nu aan de slag!
Volgens plan worden alle activiteiten uitgevoerd.
De gedegen voorbereiding vergroot de kans op
slagen aanzienlijk.
Stap 4 Hoe ging het?
Tijd voor reflectie. De leerling beoordeelt zijn eigen
en andermans activiteiten tijdens het proces en
gaat na wat er een volgende keer beter kan.
De zorgstappen zijn ook opgenomen op de
internetsite bij de ‘Vaardigheden’.
In deze basisstof gaan de leerlingen direct aan de
slag met het stappenplan aan de hand van de
opdracht om een lunchpakket samen te stellen.
Deze opdracht kunt u op school of thuis laten
uitvoeren. Bij elke stap is een opdracht opgenomen
waarmee de leerlingen de zorgstap doorlopen. De
stappen worden elk afzonderlijk nog toegelicht. In
de volgende thema's gebeurt dat niet meer. Wel is
de opdracht in het werkboek per stap uitgewerkt,
zodat de leerlingen houvast houden.
Als de opdracht thuis wordt uitgevoerd, kunt u het
resultaat van dit ‘huiswerk’ in de klas bespreken en
bij elke stap een paar leerlingen aan het woord
laten. Om de leerlingen van elkaars lunch te laten
proeven, is het noodzakelijk dat ze bord, mok en
bestek bij zich hebben. Als het bereiden van de
lunch op school plaatsvindt, zijn er (beperkte)
keukenfaciliteiten nodig.
Bij het werken aan de hand van de zorgstappen
beslissen leerlingen zelf wat ze klaarmaken en wat
ze nodig hebben. Als u de opdracht in één les wilt
laten uitvoeren, kunt u deze keuzemogelijkheid niet
bieden. U moet dan vooraf de ingrediënten
inkopen. Daarom kunt u deze opdracht het beste
spreiden over twee lessen: in de eerste les stap 1
en 2, in de tweede les stap 3 en 4. Dat betekent
dat leerlingen ondertussen doorwerken aan het
thema. Ze kunnen bijvoorbeeld alvast antwoorden
controleren of aan de extra basisstof beginnen.
Het is belangrijk dat leerlingen hun eigen werk
leren beoordelen, zowel het proces als het
resultaat. U kunt de laatste basisstof meenemen in
de beoordeling van het thema, bijvoorbeeld met
behulp van de evaluatieopdracht (stap 4) en door
een verslagje te laten maken van de opdrachten in
deze basisstof. U kunt vooraf met leerlingen
afspreken hoe ze beoordelen, bijvoorbeeld: de
smaak wordt aangeduid met ‘heel lekker’, ‘lekker’
of ‘gaat wel’; opruimen met ‘heel netjes’, ‘netjes’ of
‘kan (of moet) beter’.
In dit eerste thema is de opdracht in het werkboek
nog vrij ver uitgewerkt. In de volgende thema's
wordt van de leerlingen verwacht dat ze veel meer
zelf doen. Maar voor elk thema geldt dat we de
leerlingen een duidelijke structuur bieden.
Deze basisstof eindigt met ‘samenwerken’. Hierbij
gaan we in op het geven van goede kritiek. Deze
manier van werken kunt u klassikaal bespreken. In
het vak biologie en verzorging zullen leerlingen
regelmatig samenwerken. Om die reden wordt
daaraan in deze basisstof ook aandacht besteed.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de vmbo-kgt-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval
behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau
VMBO-HV. U bepaalt zelf welke extra basisstof de
leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra
basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof.
De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen
en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in
het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in
de samenvatting. U kunt de extra basisstof
meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is
duidelijk aangegeven welke vragen betrekking
hebben op deze extra basisstof.
Extra basisstof 9 gaat over organenstelsels. De
leerlingen leren drie andere organenstelsels
kennen. In de bijbehorende computerles gaan we
hier nog dieper op in.
Extra basisstof 10 gaat over gedaanteverwisseling
in het algemeen. De leerlingen vergelijken de
ontwikkeling van vogels met de ontwikkeling van
vlinders. Benadruk dat bij een metamorfose niet
alleen de lichaamsbouw verandert, maar ook de
levenswijze. Bij deze extra basisstof is een
computerles beschikbaar.
In extra basisstof 11 staat de levenscyclus van een
kikker centraal. U kunt in deze extra basisstof
benadrukken dat hier ook sprake is van
gedaanteverwisseling (extra basisstof 10).
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 65
DEEL 1 VMBO-KGT
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Voor de leerlingen die nog niet bekend zijn met het
fenomeen van de diagnostische toets is het wellicht
zinvol om even aandacht te besteden aan de wijze
waarop zij de diagnostische toetsen kunnen
gebruiken in hun leerproces.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Onze ervaring is
echter dat leerlingen moeilijk kunnen kiezen. Het
verdient dan ook aanbeveling bij dit eerste thema
klassikaal te bespreken wat er bij de verschillende
opdrachten komt kijken.
Keuzeopdracht 1 gaat in op verschillende beroepen
in biologie en verzorging. De leerlingen maken
kennis met een dierenartsassistent, een toa en een
leidster kinderopvang.
In keuzeopdracht 2 maken de leerlingen een eigen
plantenpers. Deze plantenpers kan in latere
thema’s goed van pas komen.
In keuzeopdracht 3 gaan de leerlingen wat
uitgebreider werken met een loep.
In keuzeopdracht 4 onderzoeken de leerlingen hoe
veilig hun fietsroute is.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
tekeningen maakt volgens de tekenregels.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een loep
moet gebruiken.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je lengte en
gewicht van leerlingen bepaalt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
gemiddelden berekent.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
werkstuk maakt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
samenwerkt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
praktische opdracht uitvoert volgens het
stappenplan.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.4.2 Benodigdheden
Basisstof
– appels (2 per leerling)
– een mesje, bijvoorbeeld een
aardappelschilmesje (5 stuks)
– een stempelkussen
– een loep
– een droge bruine boon (1 per leerling)
– een bruine boon die een dag in water heeft
gelegen (1 per leerling)
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– een (personen)weegschaal
De benodigdheden die u bij basisstof 8 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
thuis hun lunchpakket bereiden:
– 4 borden
– 4 mokken
– 4 messen en vorken
– 4 servetten
– afwasbenodigdheden: teil, afwasmiddel,
afwaskwast, theedoek, vaatdoek
Daarnaast, indien de leerlingen op school hun lunch
bereiden:
– 1 plank en broodmes
– eventueel: puntmesje, kookpan
– verpakkingsmateriaal, bijv. plastic zakjes of
folie
– keukenrol
– kookboeken en bladen
– keukenfaciliteiten, bijv. een kookunit,
afhankelijk van de keuze voor de salade of voor
een (gekookt) ei
Ingrediënten, afhankelijk van de keuzes van de
leerlingen:
– broodjes
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 66
DEEL 1 VMBO-KGT
– halvarine (bij voorkeur), boter of margarine
– beleg: vleeswaren, kaas, zoet beleg
– fruit en/of tomaat, sla en dergelijke
– dranken voor het lunchpakket
– eventueel ingrediënten voor de salade volgens
het gekozen recept of een ei
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– twee plankjes van ongeveer 20 x 25 cm en 1
cm dik (bijvoorbeeld van multiplex) (per leerling)
– vier bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren (40 stuks)
– een boormachine (1 per klas)
– een boor (8 mm)
– schuurpapier
– kranten
– zelfklevend doorzichtig plastic
– enkele planten (bijvoorbeeld een boterbloem)
– een bloemsteel van een paardenbloem (per
leerling)
– een insect
– een loep (per leerling)
– een mesje
– tekenpapier
– tekenmateriaal
– fiets (van leerlingen zelf)
– een notitieblokje
– een pen of potlood
– een kaart van de fietsroute
– een vel A4-papier
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 67
DEEL 1 VMBO-KGT
3.5 HANDLEIDING BIJ PLANTEN
3.5.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema besteden we aandacht aan de
levenscyclus en bouw van planten. We staan stil bij
de bouw en de verschillende functies van de
wortels, de stengels en de bladeren.
Bij dit thema zijn verschillende computerlessen
vervaardigd.
Kamerplanten
In basisstof 1 maken de leerlingen kennis met het
onderwerp planten door eerst te kijken naar
kamerplanten. Hierdoor starten we dicht bij de
beleving van leerlingen. De leerlingen leren een
plantenlabel lezen. Ook gaan ze zelf planten
stekken.
De levenscyclus van een plant
In basisstof 2 gaan we in op de levenscyclus van
een plant. De levenscyclus van planten wordt
besproken aan de hand van een bruine boon. In
het vorige thema hebben de leerlingen
kennisgemaakt met de onderdelen van een zaad en
hun functies. De begrippen (onderdelen en hun
functies) die ze daar hebben geleerd, zijn nu nodig
om de levenscyclus goed te kunnen beschrijven.
Wij definiëren de levenscyclus en de ontwikkeling
die de plant tijdens die cyclus doormaakt als een
proces. Daarom hebben we de beschrijving van
deze levenscyclus zorgvuldig ingedeeld in
verschillende fasen die waarneembaar zijn wanneer
de bruine boon in zijn levenscyclus wordt gevolgd.
In basisstof 2 komt ook de vaardigheid ‘Het doen
van onderzoek’ aan bod. De vaardigheid wordt
stapsgewijs aangeleerd in de vorm van een soort
stripverhaal (afbeelding 10). Sta nadrukkelijk stil
bij het gegeven dat in het onderzoekje twee zakjes
zaad worden onderzocht: één met gaatjes en één
zonder. Leg eventueel uit waarom. Naar aanleiding
van de teksten gaan de leerlingen vervolgens zelf
een onderzoek verrichten (opdrachten 7 tot en met
11). Voor deze opdrachten heeft u een flinke
hoeveelheid zaad van tuinkers nodig. Dit practicum
neemt enkele dagen in beslag, omdat een deel van
het zaad de tijd moet krijgen om te kiemen.
Besteed bij de voorbespreking van opdracht 7 nog
eens expliciet aandacht aan de vorm van het
verslag, zoals u dat gewenst acht.
Wortels
In basisstof 3 gaan we in op de bouw en functie
van de wortels. Bij deze basisstof kunt u eventueel
enkele verschillende wortels (met loof) laten zien.
Bijvoorbeeld die van een uitgestoken
paardenbloem, een peen en een prei. De bouw van
wortels is te zien in afbeelding 13 op bladzijde 46.
Wellicht hebben sommige leerlingen moeite met de
manier waarop ze de inzet in deze tekening moeten
lezen. Bespreek in dat geval dat we in de biologie
vaker op deze manier details vergroten.
Tekeningen met zulke inzetjes zullen in Biologie &
Verzorging voor jou vaker voorkomen.
In het practicum van opdracht 13 worden de
vaardigheden ‘Organismen bekijken met een loep’
en ‘Tekeningen maken’ nog eens herhaald.
We geven in deze basisstof ook aan dat mensen en
dieren wortels van planten eten, en dat ze daarmee
dus het reservevoedsel van planten opeten. We
illustreren hiermee dat mensen en tal van dieren
voor hun voedselvoorziening direct van groene
planten afhankelijk zijn (kerndoel 13).
De leerlingen gaan in opdracht 15 wortelstamppot
maken. Voor de vegetariërs en de leerlingen die
geen varkensvlees eten kunt u alternatieven voor
de rookworst geven, zoals een vleesvervanger of
rund- of lamsvlees.
Stengels
In basisstof 4 gaan we in op de bouw en functies
van stengels. Wellicht hebben enkele leerlingen
moeite met het onderscheid tussen het begrip
‘knop(pen)’ en het begrip ‘knoop’ of ‘knopen’. Sta
hierbij dan even expliciet stil. In deze basisstof
maken we onderscheid tussen kruidachtige en
houtachtige planten.
In afbeelding 18 is het eindresultaat te zien van
een proef waarin een witte bloem enige tijd in een
rode kleurstof heeft gestaan. U kunt deze proef
eventueel als demonstratiepracticum in de klas
laten zien. Gebruik in dat geval eosine als kleurstof
en zet de proef uiterlijk een dag van tevoren in. De
proef toont aan dat de stengel een belangrijke rol
speelt bij het transport in de plant. Wijs de
leerlingen ook op het laagje olie bovenop de
vloeistof.
Opdracht 17 is een eenvoudig practicum dat u
zonder problemen door leerlingen individueel uit
kunt laten voeren. In plaats van een liguster kunt u
vrijwel elke plant nemen die in de omgeving van de
school voorkomt. Bij deze basisstof hoort een
computerles over de bouw van planten.
Bladeren
In basisstof 5 gaan we in op de bouw van bladeren.
Ook komen de functies van de onderdelen aan de
orde. De functie van de bladeren hebben we
gekoppeld aan het inzicht dat bladeren het voedsel
maken voor alle andere organismen (direct en
indirect; kerndoel 13). De functie van bladeren (de
fotosynthese) is voor vmbo-kgt-leerlingen van
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 68
DEEL 1 VMBO-KGT
twaalf of dertien jaar erg abstract en moeilijk.
Daarom hebben we de functies van de bladeren
illustratief verbeeld (afbeelding 25, blz. 52 en
afbeelding 26 en 27, blz. 53). We hebben ervoor
gekozen om bij fotosynthese alleen in te gaan op
het maken van voedsel en zuurstof. De
reactievergelijking van fotosynthese hebben we
bewust vermeden.
Opdracht 20 is een tekenpracticum waarvoor u
enkele verschillende bladeren van loofbomen nodig
heeft (berk, eik of beuk).
In basisstof 5 leren de leerlingen ook de cd-rom De
Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen
gebruiken. In opdracht 24 gaan ze enkele
verschillende bladeren verzamelen die ze in
opdracht 25 met behulp van deze cd-rom gaan
beschrijven.
De leerlingen gaan een salade maken in opdracht
27. Bij deze basisstof hoort een computerles over
fotosynthese.
Kijken met een microscoop
In basisstof 6 behandelen we de vaardigheid
microscopie. We beginnen met de onderdelen van
de microscoop. Daarna volgt het werken met de
microscoop. Bij deze basisstof is een interactieve
computerles beschikbaar, met behulp waarvan de
leerlingen de vaardigheid kunnen oefenen. In de
computerles worden ook enkele regels voor het
gebruik van de microscoop geformuleerd.
Bij het werken met de microscoop is het het
handigst als elke leerling kan beschikken over een
microscoop. In de basisstof gebruiken we
klaargemaakte preparaten. Hiervoor kunt u het
beste preparaten nemen van niet al te ingewikkelde
voorwerpen. De leerlingen moeten het preparaat
immers tekenen. Ook bekijken ze een stukje van
een krant en hun haar. Hierbij hebben we ervoor
gekozen de leerlingen geen echt preparaat te laten
maken. Zelf preparaten maken komt pas aan de
orde in basisstof 7.
Cellen
In basisstof 7 behandelen we de bouw van
respectievelijk plantaardige cellen en dierlijke
cellen. De leerlingen maken in deze basisstof
kennis met de verschillen en overeenkomsten
tussen plantaardige en dierlijke cellen. In extra
basisstof 9 gaan ze hier dieper op in.
In deze basisstof gaan de leerlingen zelf preparaten
maken. Leerlingen hebben vaak moeite om de
cellen uit wangslijmvlies in hun preparaat te
vinden. Het kan helpen om een
demonstratiepreparaat in de klas te hebben, zodat
de leerlingen een idee hebben waar ze naar moeten
zoeken. Bij deze basisstof hoort een computerles
over plantaardige en dierlijke cellen.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de vmbo-kgt-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. In dit geval
behandelt de extra basisstof leerstof op het niveau
VMBO-HV. U bepaalt zelf welke extra basisstof de
leerlingen kunnen doen. Qua opbouw is de extra
basisstof vergelijkbaar met de reguliere basisstof.
De teksten worden afgewisseld met afbeeldingen
en opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in
het werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in
de samenvatting. U kunt de extra basisstof
meenemen in de toets. Bij de toetsvragen is
duidelijk aangegeven welke vragen betrekking
hebben op deze extra basisstof.
In extra basisstof 8 bekijken we de eetbare delen
van planten nadrukkelijker. We bespreken welke
specifieke delen door mensen worden gegeten en
verbinden dit aan verschillende groenten. Bij deze
basisstof kunt u eventueel wat verschillende
groenten in de klas laten zien (waspeen, radijs,
rode biet). Wanneer u het kunt krijgen, laat dan bij
voorkeur groenten zien waarbij de gehele plant te
zien is, inclusief het eetbare deel (waspeen, prei,
enzovoort).
In extra basisstof 9 leren de leerlingen meer
kenmerken van plantaardige en dierlijke cellen
kennen. Wij introduceren hier het celmembraan, de
vacuole en de intercellulaire ruimten. In de
opdrachten vergelijken de leerlingen nadrukkelijk
plantaardige en dierlijke cellen op grond van deze
kenmerken.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 69
DEEL 1 VMBO-KGT
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
In keuzeopdracht 1 maken de leerlingen kennis
met vier beroepen: een bedrijfsleider van een
tuincentrum, een boswachter, een histologisch-
cytologisch analist en een biologisch laborant.
Keuzeopdracht 2 gaat over de jaarringen van een
boom.
Volgens kerndoel 12a moeten leerlingen aan (delen
van) bomen informatie kunnen afleiden over de
omstandigheden in de omgeving. We brengen dit in
verband met de dikte van de jaarringen. In een
afbeelding wordt de relatie tussen
groeiomstandigheden en de dikte van jaarringen
uitgewerkt. We hebben besloten om dit onderwerp
in de keuzeopdracht op te nemen in plaats van in
de basisstof omdat het zijdelings te maken heeft
met de onderwerpen die in de basisstof aan de
orde komen.
Keuzeopdracht 3 gaat over de kracht van kiemende
zaden. De leerlingen doen onderzoek naar de
kracht die zaden hebben tijdens het kiemen.
Keuzeopdracht 4 is een puzzel over de begrippen
die in de basisstof behandeld zijn.
In keuzeopdracht 5 bekijken de leerlingen
zetmeelkorrels met een microscoop.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een proef
moet uitvoeren.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je van de proef
een verslag moet maken.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je de interactieve
flora op internet gebruikt.
– De leerlingen hebben geleerd bladeren van planten
te verzamelen en te drogen.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je met een
microscoop moet werken.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een preparaat
maakt van een vliesje van een ui.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een preparaat
maakt van een blad van waterpest.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een preparaat
maakt van je eigen wangslijmvliescellen.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken van
tekeningen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.5.2 Benodigdheden
Basisstof
– een kamerplant die makkelijk te stekken is
– een scherp mes
– een reageerbuis (of bekerglas) met water
– eventueel: een reageerbuisrek
– een bloempot
– potgrond
– een schoteltje
– een plantengieter
– een plantengids of een plantenlabel dat bij de
kamerplant hoort
– watten
– twee schoteltjes
– tuinkerszaadjes (20 per leerling)
– een stukje stengel met bladeren, bijvoorbeeld
van een liguster of van een andere plant (zo
mogelijk per leerling)
– een volledig blad van een berk, beuk of eik (1
per leerling)
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– kiemplantje van de tuinkers (1 per leerling)
– een plantenpers (eventueel, in keuzeopdracht
2 bij thema 1 maken de leerlingen die zelf)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– krantenpapier
– schaartje
– een klaargemaakt preparaat (per leerling)
– waterpest
– ui (2 stuks per klas)
– een plastic koffieroerdertje (per leerling)
– prepareermateriaal
– voorwerpglas (100 stuks)
– dekglas (1 doosje per klas)
– tissues (1 doos per klas)
– druppelpipet (10 stuks) met eosine
– scheermesje (10 stuks per klas)
– pincet (zo mogelijk 1 per leerling)
– prepareernaald (10 stuks)
– filtreerpapier (1 rol)
– tekenmaterialen
– microscoop (zo mogelijk 1 per leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 70
DEEL 1 VMBO-KGT
De benodigdheden die u bij basisstof 3 en 5
gebruikt, zijn sterk afhankelijk van de plaats van
uitvoering. Als u de opdracht op school laat
uitvoeren, heeft u meer nodig dan wanneer u de
opdracht thuis laat uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de stamppot bereiden:
– 400 gram aardappelen
– 1 winterpeen van ongeveer 300 gram
– 2 flinke uien
– 1 kleine rookworst of een alternatief voor de
vegetariërs of leerlingen die geen varkensvlees
eten
– ongeveer 100 gram halfvolle melk
– een klein klontje boter, margarine of halvarine
keukenzout en peper
Keukenmateriaal:
– een snijplank
– een aardappelschilmesje
– een dunschiller
– een pureestamper
– een pollepel
– 2 kookpannen met deksel
– 2 kookpitten
– 1 schaal
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
- afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de salade bereiden:
– ¼ krop sla
– ¼ komkommer
– 1 tomaat
– 1 hardgekookt ei
– 2 augurkjes
– een klein blikje groenten naar keuze,
bijvoorbeeld erwtjes, worteltjes, maïs of gemengde
groenten
– 10 zilveruitjes
– 1 klein bakje salade, bijvoorbeeld
huzarensalade, vissalade of vleessalade
– 2 plakjes ham (kan ook weggelaten worden)
– eventueel 2 eetlepels dressing
– 2 puntbroodjes
– boter, margarine of halvarine voor de broodjes
Keukenmateriaal:
– een sladroger of schone theedoek
– een snijplank en mes
– een dunschiller
– een zeef
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– een kartonnen doosje of plastic bekertje
– gips
– een doos bruine bonen
– een schotel
– een lucifersdoosje
– enkele elastiekjes
– een (jam)potje of een bekerglas
– een aardappel
– prepareermateriaal
– een microscoop
– joodoplossing in een flesje met een
druppelpipet
– tekenmateriaal
– een mesje
– een scheermesje
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 71
DEEL 1 VMBO-KGT
3.6 HANDLEIDING BIJ ORDENEN
3.6.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema leggen we de link tussen het ordenen
van je kamer, het ordenen van je tijd (plannen) en
het ordenen van de natuur zoals dat in de biologie
gebeurt. Hierdoor introduceren we het onderwerp
op een toegankelijke manier en gaan we meteen in
op de vaardigheid plannen van je tijd.
Een belangrijk doel dat ons bij dit thema voor ogen
stond, is leerlingen te laten kennismaken met de
enorme variatie aan organismen. De indeling van
organismen volgens het vijfrijkensysteem heeft de
meeste aanhang onder biologen: moneren
(bacteriën), protisten, schimmels, planten en
dieren. In het Nederlands biologieonderwijs heeft
dit systeem evenwel nooit veel aanhang gehad.
Onze bezwaren tegen het gebruik van het
vijfrijkensysteem in het biologieonderwijs hebben
onder meer betrekking op het gegeven dat het rijk
van de protisten overkomt als een rijk waarin
weinig gemeenschappelijke kenmerken bestaan
tussen de organismen: dit rijk omvat zowel
eencellige als veelcellige organismen, zowel
organismen met als zonder celwand en zowel
organismen met als zonder bladgroenkorrels.
In het Nederlandse biologieonderwijs geeft men
veeleer de voorkeur aan de indeling van
organismen volgens het vierrijkensysteem:
bacteriën, schimmels, planten en dieren. Ook de
examenprogramma’s biologie gaan uit van een
indeling in vier rijken. Een bijkomend voordeel van
het vierrijkensysteem is dat deze indeling parallel
loopt met de indeling reducenten – producenten –
consumenten. Deze indeling komt in leerjaar 2
uitvoerig aan de orde.
We hebben in dit thema Ordenen dan ook gekozen
voor de indeling volgens het vierrijkensysteem. Het
plantenrijk en het dierenrijk delen we in dit thema
verder in. De leerlingen leren de afdelingen van
deze rijken kennen. We duiden de onderafdelingen
in het dierenrijk consequent aan met de naam
'groepen’. We hebben deze keuze gemaakt omdat
we de naam 'klassen’ voor de meeste twaalf- en
dertienjarigen iets te formeel vinden. (Deze naam
hebben we niet als synoniem gebruikt voor andere
indelingscategorieën.)
Je dagelijks leven ordenen
In basisstof 1 leggen we het principe van ordenen
uit aan de hand van dingen die leerlingen dagelijks
meemaken. De leerlingen leren hun tijd in te delen.
Aan het eind van deze basisstof maken de
leerlingen kennis met de vier rijken in de natuur.
Ze leren de celkenmerken van de verschillende
rijken kennen.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
ordenen.
Het rijk van de bacteriën
In basisstof 2 behandelen we het rijk van de
bacteriën. Omdat de meeste leerlingen in het
vmbo-kgt zich niet zoveel kunnen voorstellen bij
bacteriën, hebben we getracht de link te leggen
met het dagelijks leven en de rol van bacteriën
daarin. Bij deze basisstof hoort een computerles
over celdeling.
Het rijk van de schimmels
In basisstof 3 wordt het rijk van de schimmels
behandeld.
Ook hier gaan we vooral in op de functie van
schimmels in het dagelijks leven (voedselbederf,
voedselproductie).
Het rijk van de planten
In basisstof 4 behandelen we het rijk van de
planten. In thema 2 hebben de leerlingen uitvoerig
kennisgemaakt met planten als organismen met
wortels, stengels en bladeren.
U kunt deze basisstof verlevendigen door mossen
en varens in de klas te laten zien. We hebben de
paardenstaarten weggelaten, omdat deze niet tot
de belevingswereld van de leerlingen behoren.
In deze basisstof delen we de zaadplanten niet
verder in.
In opdracht 21 staat een aantal planten genoemd
met hun beschrijvingen. De leerlingen moeten de
naam bij de juiste tekening en beschrijving
plaatsen. Hiervoor kunnen ze eventueel de
interactieve flora gebruiken.
Het rijk van de dieren
In basisstof 5 behandelen we de indeling van het
dierenrijk.
We behandelen eerst de kenmerken waarop we
letten bij de indeling van het dierenrijk: symmetrie
en de aanwezigheid van een skelet (en vervolgens
de aanwezigheid van een wervelkolom). Hierbij
laten we het kenmerk niet-symmetrisch
achterwege, omdat we de afdelingen ‘eencellige
dieren’ en ‘sponzen’ niet in de basisstof
behandelen. Over eencellige dieren kunnen de
leerlingen iets leren in extra basisstof 10. Na het
bespreken van de kenmerken delen we het
dierenrijk in. Bij deze verdere indeling komen we
per groep steeds terug op de kenmerken
(symmetrie en de aanwezigheid van een skelet).
De kenmerken en eigenschappen per afdeling staan
in afbeelding 38 op een rijtje.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 72
DEEL 1 VMBO-KGT
Bij de indeling hebben we soorten organismen
waarbij er inconsistentie optreedt tussen de
afdelingen en de gehanteerde kenmerken zoveel
mogelijk vermeden.
Door skeletten van organismen te laten zien
(bijvoorbeeld van een mossel, een tuinslak, een
zeekat, een kreeft en/of een zeester) kunt u dit
thema voor leerlingen aanzienlijk verlevendigen.
Extra aandacht is er voor de geleedpotigen. De
leerlingen ontdekken dat deze afdeling het talrijkst
is. Bij deze basisstof hoort een computerles over
symmetrie.
Gewervelden
In basisstof 6 gaan we in op de indeling van de
gewervelde dieren en de kenmerken op grond
waarvan we de gewervelden indelen. We delen de
gewervelde dieren in op basis van vijf kenmerken:
de manier van ademhalen, de huidbedekking, de
lichaamstemperatuur, de leefomgeving en de
manier van voortplanten. Bij vogels hebben we als
leefomgeving de lucht genoemd. Strikt genomen
leven vogels voor een groot deel op het land,
aangezien ze daar hun nesten bouwen, hun eieren
leggen en vaak hun voedsel zoeken. Toch hebben
we ervoor gekozen om te verwijzen naar de lucht
omdat vliegen een belangrijke eigenschap van
vogels is. In opdracht 29 vullen de leerlingen de
onderscheidende kenmerken van elke groep
gewervelden in een schema in. In opdracht 30
maken de leerlingen voor het eerst een
cirkeldiagram. Leg eventueel uit dat elk streepje in
de cirkel staat voor 1 procent.
In opdracht 31 delen de leerlingen vervolgens
dieren in in een van de afdelingen.
Het indelen van organismen
In basisstof 7 introduceren we de determineertabel.
We leren de leerlingen organismen in de juiste
groep in te delen met behulp van deze tabel.
Hierbij komen de feiten uit het thema Ordenen
terug en worden ze nog eens verwerkt.
Een werkstuk over een diersoort of diergroep
In basisstof 8 leren de leerlingen hoe ze een
werkstuk moeten maken. Het thema Ordenen leent
zich goed voor het maken van een werkstuk. Bij
brugklassers moet u erop bedacht zijn dat ze in
hun enthousiasme heel veel tijd aan een werkstuk
kunnen besteden. Het is dan ook verstandig naast
een minimumomvang een maximumomvang vast
te stellen.
Extra basisstof
In extra basisstof 9 delen we de afdeling van de
geleedpotigen verder in in vier groepen.
Extra basisstof 10 gaat in op eencellige dieren. De
leerlingen gaan een amoebe bekijken en benoemen
de onderdelen van een pantoffeldiertje.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
In dit thema bestaat de samenvatting uit tal van
schema’s waarin per afdeling kenmerken en
voorbeelden worden opgesomd. De schema’s
hebben vrijwel allemaal dezelfde opbouw.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau. De diagnostische toets staat
in het werkboek. De vaardigheid ‘Determineren met
behulp van een determineertabel’ is in de toets
opgenomen.
Ten behoeve van de extra doelstellingen zijn ook
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen die de extra doelstellingen niet
hebben doorgewerkt, kunnen deze vragen
eenvoudigweg weglaten. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken.
De bundeling van de vragen naar doelstelling biedt
de leerling de mogelijkheid om na te gaan welke
doelstellingen hij/zij beheerst en welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
In keuzeopdracht 1 maken de leerlingen kennis
met twee beroepen die met biologie en verzorging
te maken hebben: een bacteriologisch laborant en
een fruitteler.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen een
regenworm onderzoeken.
Keuzeopdracht 3 gaat over het verschil tussen
soorten en rassen.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 73
DEEL 1 VMBO-KGT
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een
cirkeldiagram af te lezen en te maken.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van een werkstuk.
– De leerlingen hebben geoefend in het doen van
practicum met bacteriën, schimmels en planten.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met de loep en de microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het
gebruiken van naslagwerken.
● Extra basistof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met de microscoop.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.6.2 Benodigdheden
Basisstof
– een petrischaal met voedingsbodem
– tekenmateriaal
– een beschimmelde boterham of een
beschimmeld stuk fruit
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– prepareermateriaal
– een mosplantje (bijv. haarmos) met een
sporendoosje (enkele stuks per klas)
– een deel van een varenblad (bijv. van
mannetjesvaren) met sporenhoopjes (enkele
bladeren per klas)
Eventueel:
– skeletten van verschillende dieren
Bijvoorbeeld van een zee-egel, een mossel, een
tuinslak, een zeekat, een kreeft, een zeester
en van enkele gewervelde dieren.
– wandplaten met afbeeldingen van organismen
Extra basisstof
– een klaargemaakt preparaat van een amoebe
– een microscoop
Keuzeopdrachten
– een regenworm
– een bekerglas met water
– een druppelpipet
– een vel wit papier
– een loep
– tekenmateriaal
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 74
DEEL 2 VMBO-KGT
3.7 HANDLEIDING BIJ JE UITERLIJK
3.7.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit thema gaat over het uiterlijk. De leerlingen
krijgen inzicht in de invloeden en motieven die van
belang zijn bij hun keuzes ten aanzien van hun
uiterlijk. Hierbij wordt aandacht besteed aan de
wijze waarop leerlingen hun uiterlijk ervaren, welke
factoren het uiterlijk bepalen, de relatie tussen het
uiterlijk en karaktereigenschappen, de beïnvloeding
vanuit de naaste omgeving en de beïnvloeding
vanuit de reclame.
Iedereen is anders
In de inleiding in basisstof 1 behandelen we dat
een uiterlijk verandert en te veranderen is. De
leerlingen denken na over de invloed die ze zelf
(willen) hebben op hun uiterlijk. Ze vergelijken
opdracht 2 met die van een medeleerling. Het gaat
er vooral om dat de leerling inziet dat wat hij of zij
leuk vindt niet voor iedereen leuk hoeft te zijn.
Iedereen is uniek en heeft zijn eigen persoonlijke
smaak. Naar aanleiding van opdracht 4 en 5
houden de leerlingen een klassengesprek. Op de
internetsite staat deze vaardigheid uitgewerkt.
Daarna wordt het begrip ‘uitstraling’ behandeld.
Hierbij wordt duidelijk gemaakt dat het niet alleen
om uiterlijke kenmerken gaat, maar ook om
karaktereigenschappen. In deze basisstof wordt
nog niets met reclame gedaan; dit komt later in het
thema.
Mensen wonen samen en hebben invloed op elkaar.
In een cultuur ontstaan normen met betrekking tot
het gedrag van mensen. Die normen ontstaan op
basis van de heersende waarden. Met behulp van
enkele voorbeelden kunt u dit de leerlingen
duidelijk maken. Zo viert men onder de rivieren in
het voorjaar massaal carnaval en boven de rivieren
in beperkte mate. De vorige zin laat meteen ook
zien waarom het moeilijk is om heel duidelijke
cultuurindelingen te maken. Want beneden de
rivieren viert lang niet iedereen carnaval en boven
de rivieren wordt op een aantal plekken juist wel
stevig gefeest. Cultuurkenmerken zijn vaak een
grootste gemene deler. Niet alle moslims zijn
geheelonthouders en niet alle Engelsen houden van
voetbal.
Cultuur is iets wat je met de paplepel krijgt
ingegoten. Het zit in uiterlijkheden, maar ook
binnen in je. Juist dát gegeven is moeilijk in een
voorbeeld onder te brengen zonder in stereotypen
te vervallen.
In ons land wonen mensen uit veel culturen naast
elkaar. We noemen de Nederlandse samenleving
daarom ook wel een multiculturele samenleving.
(Het begrip ‘multiculturele samenleving’ wordt in
deze KGT-editie niet gebruikt. Er is wel aandacht
voor datgene waar het begrip voor staat en ook
kunt u het begrip eventueel in het gesprek
gebruiken.) Door wederzijdse beïnvloeding zijn de
culturen in Nederland ook aan verandering
onderhevig. In de eerste opdrachten schrijven
leerlingen over hun eigen situatie en beschrijven ze
in welke cultuur zij zichzelf vinden thuishoren. In
culturen komen gemakkelijk waarneembare
kenmerken voor (vaak de uiterlijke kenmerken) en
moeilijk waarneembare kenmerken (zoals de
gedragsregels). In de basisstof is aandacht voor
normen en de invloed die de cultuur daarop heeft.
Bij opdracht 10 kunt u klassikaal de culturen
inventariseren waarbij de leerlingen zich het
meeste thuis voelen en bespreken waarom dat zo
is. Het is belangrijk dat zowel overeenkomsten als
verschillen tussen de culturen aan de orde komen.
De overeenkomsten kunnen hierbij het startpunt
zijn. Ook hier leert de ervaring dat als de eerste
vrijwilligers over de brug komen er vanzelf meer
leerlingen gaan vertellen. U kunt ook voorbeelden
dicht bij huis zoeken, zoals: hoe benader je
docenten in Nederland in vergelijking met veel
andere landen? (in Nederland is dit vaak veel
informeler dan in andere landen, ook Europese!).
Of: spreek je je ouders aan met ‘je’ of ‘u’?
Leerlingen vinden het vaak moeilijk om
gedragsregels van hun eigen cultuur te noemen.
Deze regels zijn zo gewoon, dat zij ze niet als
zodanig herkennen.
Hierna wordt het begrip ‘subcultuur’ behandeld.
Binnen uw school bestaan verschillende subculturen
van jongeren, zoals skaters en gothics. Ook fans
van een popgroep of leden van een sportvereniging
kunnen een subcultuur vormen met eigen normen
en waarden, en – duidelijk waarneembaar – met
eigen kledingvoorschriften. In opdracht 13
vertellen leerlingen over hun eigen (sub)cultuur en
zien ze voorbeelden van cultuurverschillen. Daarna
volgt de opdracht voor een klassengesprek
(opdracht 14). In dit gesprek gaat het om het
uitwisselen van informatie over culturen, niet om
het geven van waardeoordelen.
Je huid
Het eerste deel van deze basisstof gaat in op de
bouw van de huid. Het is aan te raden tijdens het
werken aan deze basisstof voortdurend een model
van de huid (eventueel een wandplaat) in de klas
te hebben. Leerlingen kunnen zich dan beter een
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 75
DEEL 2 VMBO-KGT
voorstelling maken van de ruimtelijke bouw van de
verschillende delen van de huid.
In het tweede deel van deze basisstof wordt de
nadruk gelegd op hygiëne bij de
lichaamsverzorging. Het moet voor de leerling ook
duidelijk zijn dat inwendige verzorging (goede
nachtrust, veel beweging en gezonde voeding)
zeker zo belangrijk is als de uitwendige verzorging.
In opdracht 20 vergelijken leerlingen de producten
die ze gebruiken voor hun verzorging. Wellicht kunt
u de leerlingen vragen hun eigen
huidverzorgingartikelen mee te nemen en met
elkaar te vergelijken. Ook dan zal weer duidelijk
worden dat de verschillen tussen leerlingen (en
mensen in het algemeen) groot zijn. Er wordt ook
aandacht besteed aan acne. Eventueel kunt u een
schoonheidsspecialist(e) uitnodigen voor een
gastles. U kunt hem/haar vragen om speciaal
aandacht te besteden aan de jongens. Zij zullen
niet snel advies vragen aan een
schoonheidsspecialist, maar het acneprobleem is bij
hen vaak erg groot.
In opdracht 24 moeten de leerlingen de brief van
Joke (opdracht 23) beantwoorden. Het antwoord
zou kunnen zijn:
Beste Joke,
Als je echt verliefd bent op je vriend is het uiterlijk
toch niet het belangrijkste. Bij een goede relatie
zijn ook andere dingen dan het uiterlijk erg
belangrijk. Als je alleen op zijn uiterlijk let, kun je
het inderdaad beter uitmaken.
Lita.
Bij dit onderwerp hoort een computerles over de
huid en een over huidziekten. Deze staan op de
internetsite.
Je kiest zelf
Deze basisstof gaat in op de keuzes die leerlingen
kunnen maken. In opdracht 26 verdiepen de
leerlingen zich in de problemen die ontstaan
wanneer je moet kiezen tussen twee belangrijke
dingen. Dit doen ze aan de hand van een concreet
voorbeeld. Aangezien het moeilijker is om je bij je
keuze te houden wanneer je die moet vertellen aan
iemand die je met je keuze teleurstelt, gaan de
leerlingen in opdracht 27 een rollenspel doen.
Hierbij spelen ze in groepjes van drie leerlingen
drie situaties na waarbij een leerling nee moet
zeggen. Opdracht 28 is een klassengesprek over de
twee voorafgaande opdrachten.
De leerlingen leren hoe je je uiterlijk tijdelijk kunt
veranderen door bijvoorbeeld make-up. Ook leren
ze dat de wet blijvende veranderingen zoals
tatoeages en piercings bij jonge mensen niet zo
maar toelaat. Ook gaan we in op de
gezondheidsrisico’s bij borstvergrotingen.
Je kleding
Deze basisstof begint met de etikettering van
textiel. De leerlingen moeten zelf twee etiketten
opzoeken. Wellicht heeft u zelf ook een aantal
voorbeelden van etiketten, al of niet in textiel. Bij
de merketiketten kunt u vooruitlopen op de
motieven om kleding te kopen. Hierbij kan het
belang van groepsnormen weer ter sprake worden
gebracht. Bij opdracht 35 over het
isolatievermogen van stoffen is het belangrijk dat
de leerlingen bij het meten van de temperatuur de
volgende volgorde aanhouden: 1) het flesje in de
wollen sok, 2) het flesje in de katoenen sok, 3) het
flesje in het pantykousje, en 4) het onverpakte
flesje. Belangrijk is dat leerlingen nauwkeurig de
aanwijzingen lezen en precies werken. Als
leerlingen geen ervaring hebben met dit soort
opdrachten, kunt u vooraf een demonstratie geven.
Bij de beschrijving van de verschillende soorten
textiel komen nadrukkelijk enkele milieuaspecten
aan de orde.
Het is voor leerlingen waarschijnlijk een verrassing
als ze vernemen dat natuurlijke vezels niet altijd de
meest milieuvriendelijke zijn. Vooral katoen is - bij
de nog altijd vaak toegepaste teelt - erg schadelijk
voor het milieu. Voor de teelt worden grote
hoeveelheden insecticiden, kunstmest en water
gebruikt. Dat heeft op een aantal plaatsen tot
milieurampen geleid. Als katoen machinaal geplukt
wordt, worden de planten eerst behandeld met
ontbladeringsmiddelen. Ten slotte worden bij de
verwerking veel chemicaliën gebruikt voor de
reiniging van katoen, het bleken, het verven,
enzovoort. De arbeidsomstandigheden waaronder
kleding (met name in de lagelonenlanden)
geproduceerd wordt, kan als onderwerp dienen
voor een extra opdracht in de vorm van een
muurkrant.
Ten slotte volgen enkele tips om op een
milieuvriendelijke manier kleding te kopen van
Goede waar & Co. (de voormalige Alternatieve
Konsumenten Bond):
1 Kijk in uw omgeving of er een winkel is die
mensen milieuvriendelijke kleding verkoopt. De
beste keus is een kledingstuk met een officieel
keurmerk.
2 Bij gangbare kleding kan verder grofweg het
volgende onderscheid worden gemaakt:
– aan te bevelen zijn: linnen (LI), hennep (HE),
wol (WO), zijde (SI), polyester (PES) en
polypropeen (PP);
– af te raden zijn: katoen (CO), acryl (PAC),
polyamide (PA; ook bekend als nylon),
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 76
DEEL 2 VMBO-KGT
polyurethaan (EC), acetaat (CA), triacetaat (CTA),
viscose (VI of CO) en PVC.
3 Bedrukte kleding is beter dan geverfde
kleding; ongeverfde en ongebleekte kleding is nog
beter.
4 Let op het etiket met het wasvoorschrift.
Kleding die niet thuis gewassen kan worden, kan
alleen chemisch gereinigd worden. Meestal gebeurt
dit met perchloorethyleen (P). De productie van
deze stof brengt grote risico’s met zich mee voor
mens en milieu. Reiniging met cfk’s, aangegeven
met een (F), is inmiddels verboden. In plaats
hiervan worden milieuvriendelijke manieren
ingezet.
5 Vraag de verkoper onder welke
arbeidsomstandigheden het kledingstuk gemaakt
is.
6 Kies voor kleding van goede kwaliteit. Doordat
deze lang meegaat, voorkomt u een berg afval.
Zie ook de internetsite
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
Kleding kiezen
Kleding heeft verschillende functies. Een van de
functies is: duidelijk maken dat je bij een bepaalde
groep wilt horen. Een andere functie van kleding is
veiligheid bieden. In afbeelding 33.1 in het
handboek staat een foto van een gele regenjas. De
jas beschermt tegen de regen, de gele kleur is voor
de veiligheid omdat deze opvallende kleur je beter
zichtbaar maakt in het verkeer. Wellicht kunt u
enkele voorbeelden van veiligheidskleding in de
klas halen. Verschillende leerlingen zullen
voorbeelden kennen uit eigen ervaring of via hun
ouders. Ook van schoenen kunt u voorbeelden
laten zien. Wellicht loont het de moeite om (de prijs
van) merkschoenen als Nikes te vergelijken die van
met ‘gewone’ schoenen.
Hierna komen de verschillende motieven voor het
kiezen van kleding aan bod. De leerlingen krijgen
eerst een opdracht over de motieven die voor hen
een rol spelen bij de aanschaf van een aantal
kledingstukken (opdracht 44). Zij vergelijken deze
in opdracht 45 met die van drie klasgenoten.
Daarna volgt een klassengesprek over dit
onderwerp.
Het volgende deel van deze basisstof gaat over
reclame. Juist leerlingen in deze leeftijdsfase
vormen een belangrijke en gevoelige doelgroep. In
deze basisstof proberen we de leerling de werking
van reclame te laten doorzien. Reclame heeft een
grote invloed op leerlingen. Veel leerlingen
onderschatten het effect van reclame op hun eigen
aankoopgedrag. U kunt het effect van reclame aan
de orde stellen door de volgende redenering op het
bord te zetten:
1 Reclame maakt bekend.
2 Bekend maakt bemind.
3 Conclusie: reclame maakt bemind.
Ter illustratie van zin 1 kunt u leerlingen slogans
laten aanvullen, bijvoorbeeld: ‘Even ... bellen’,
‘…zeker Delta Lloyd’, ‘Dat is er een van …’ of
‘Biertje?’.
De kwalificatie ‘Best uit de test’ wordt niet meer
gebruikt door de Consumentenbond. Zij gebruiken
nog wel de begrippen ‘Beste koop’ en ‘Voordelige
keus’. Daarnaast werken ze sinds kort met een
puntensysteem. Dat is nog niet opgenomen in de
testen in het handboek.
Als extra opdracht kunnen leerlingen via internet de
site van de Consumentenbond bezoeken. Als
praktische opdracht zou het ontwerpen van een
vergelijkend warenonderzoek een mogelijkheid zijn.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
koopinformatie.
Wat trek je aan?
Een opdracht over kleedgeld is voor de leerlingen
nogal abstract, mede doordat leerlingen van deze
leeftijd lang niet altijd te maken krijgen met
kleedgeld. Toch wilden we een opdracht maken
waarin leerlingen met budgetteren te maken
krijgen; vandaar de keuze om een plan te maken
voor het kiezen en berekenen van de uitgaven voor
kleding en de verdere verzorging van een feest.
Eventueel kunt u de leerlingen een tekening of
collage laten maken van de keuzes die ze maken.
Als u bovendien de tijd heeft om de resultaten met
elkaar te vergelijken, kunnen leerlingen zien dat je
verschillende kanten uit kunt qua prijs, stijl,
enzovoort. In extra basisstof 9 kunnen de
leerlingen wel rekenen met en nadenken over
kleedgeld.
Extra basisstof
In extra basisstof 7 krijgen leerlingen informatie
over de voor- en nadelen van zonnen. Ze leren
over verschillende huidtypes en ze leren waarop je
extra moet letten om zonnebrand te voorkomen en
de risico’s op huidkanker te beperken. Er wordt ook
ingegaan op de functies van de huid en op het
proces van veroudering.
In extra basisstof 8 kunnen de leerlingen leren hoe
je wonden behandelt. Hierbij is ook aandacht voor
brandwonden.
In extra basisstof 9 leren de leerlingen budgetteren
aan de hand van kleedgeld. Hierbij gaan ze
nadenken over de voor- en nadelen van kleedgeld.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 77
DEEL 2 VMBO-KGT
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
zes verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een schoonheidsspecialiste en een
modeontwerper aan het woord. Zij leggen uit welke
relaties er bestaan tussen hun beroep en het vak
biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen reclame
maken voor een zelfverzonnen product. Voor dit
product maken zij een poster.
Keuzeopdracht 3 gaat over hoofdluis en roos. In
deze keuzeopdracht proberen we het idee weg te
nemen dat hoofdluis alleen voorkomt bij mensen
die zich niet goed verzorgen. Verder wordt
uitgelegd hoe roos ontstaat en wat er tegen te
doen is. Belangrijk is dat duidelijk wordt dat het
schadelijk kan zijn voor de gezondheid en het
milieu als je vaak een antiroos-shampoo gebruikt.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen drie
verschillende beschermingsfactoren van een
zonnebrandmiddel onderzoeken.
In keuzeopdracht 5 onderzoeken de leerlingen
verschillende vezels met de microscoop.
In keuzeopdracht 6 onderzoeken de leerlingen de
brandbaarheid van verschillende soorten vezels.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je kleedgeld
kunt berekenen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.7.2 Benodigdheden
Basisstof
Opdracht 35 per groep:
– 4 afsluitbare flesjes
– 4 etiketten
– warm water (ongeveer 70 ºC)
– 1 wollen sok
– 1 katoenen sok
– 1 pantykousje of nylonsokje
– 3 elastiekjes
– 1 thermometer
Eventueel:
– een wandplaat over de huid
– voorbeelden van veiligheidskleding
– voorbeelden van etiketten in kleding
– een videoband met reclamespotjes
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– tijdschriften
– vellen stevig papier
– een schaar
– lijm
– een opengeknipt boterhamzakje
– een strook krantenpapier die groter is dan het
opengeknipte boterhamzakje; met zoveel mogelijk
tekst
– een plankje dat minstens even groot is als het
stuk krantenpapier
– minstens 4 punaises
– een geodriehoek
– een viltstift
– drie zonnebrandmiddelen van hetzelfde merk,
met verschillende beschermingsfactoren
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– een voorwerpglaasje (per leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 78
DEEL 2 VMBO-KGT
– een dekglaasje (per leerling)
– een pincet
– water
– een stukje katoenweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een stukje wolweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een stukje nylonweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een schoteltje
– een waxinelichtje
– lucifers
– een wasknijper of pincet
– een draadje katoen
– een draadje wol
– een draadje nylon
Eventueel:
– folders over bestrijding van hoofdluis en
bijsluiters van middelen tegen hoofdluis
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 79
DEEL 2 VMBO-KGT
3.8 HANDLEIDING BIJ SPORTEN
3.8.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat sporten centraal. Aan de hand
hiervan behandelen we het beenderstelsel, het
spierstelsel, het ademhalingstelsel en het
bloedvatenstelsel. De leerlingen krijgen inzicht in
de samenhang van de verschillende organenstelsels
tijdens het sporten. Tegelijk leren ze de
verschillende organenstelsels kennen. De meeste
nadruk ligt op het beenderstelsel. De leerlingen
leren de beenderen en functies van het skelet
kennen. Door middel van benoemen en kleuren
leren de leerlingen de namen van de beenderen.
Dit leren van de namen is geen doel op zichzelf,
maar heeft een functie in de rest van het thema.
Als de leerlingen de namen van de beenderen niet
kennen, kunnen ze bijvoorbeeld ook geen
voorbeelden geven van soorten gewrichten.
Overigens wordt in de Centraal Schriftelijke
Examens biologie regelmatig gevraagd naar de
naam van een bot of van meerdere botten.
Ook is in dit thema uitgebreid aandacht voor de
keuze voor een bepaalde sport, veilig en gezond
sporten en sportkleding.
Bij dit thema kunt u in samenwerking met de sectie
lichamelijke opvoeding een sportdag organiseren.
Opdracht 24, 25, 34 en 51 kunnen in die sportdag
verwerkt worden. Ook kan tijdens deze dag
uitgebreid ingegaan worden op een goede
warming-up en cooling-down.
Bij verschillende onderdelen in dit thema zijn
computerlessen beschikbaar.
Een sport kiezen
In basisstof 1 verdiepen de leerlingen zich in het
kiezen van een sport. Ze leren redenen kennen om
voor een (bepaalde) sport te kiezen en denken na
over de voor- en nadelen van een sportclub. De
leerlingen leren dat het bij het kiezen van een sport
belangrijk is om te letten op je eigen lichamelijke
en karaktereigenschappen.
In opdracht 8 gaan de leerlingen invullen welke
eigenschappen nodig zijn voor hun favoriete sport.
Ook vullen ze in of ze denken die eigenschappen te
hebben. Later (in basisstof 5, opdracht 52) zullen
de leerlingen de laatste twee kolommen invullen.
Je skelet
In deze basisstof beginnen de leerlingen met twee
lenigheidoefeningen. Daarna komen de namen van
de verschillende beenderen aan de orde. Daarbij
delen we het lichaam eerst in drie delen in: hoofd,
romp en ledematen. Ook bespreken we vier
functies van het skelet (stevigheid, bescherming,
beweging mogelijk maken en vorm geven). In deze
handleiding vindt u een bouwplaat van het skelet
van de mens. U kunt de bouwplaat door de
leerlingen in elkaar laten zetten en laten kleuren.
Op die manier ontstaat een wandplaat van het
skelet die de leerlingen als referentie kunnen
gebruiken tijdens de verwerking van dit thema.
Bij het behandelen van de samenstelling van het
bot hebben we ervoor gekozen het bewerken van
de botjes niet door de leerlingen zelf te laten
uitvoeren. Zoutzuur is een gevaarlijke stof voor de
leerlingen en ook het uitbranden van de botjes is
niet geheel zonder risico. U kunt de proef eventueel
wel in het lokaal opzetten zodat de leerlingen ook
de beginsituatie zien. Het uitbranden van de botjes
in de klas kunt u beter beperken tot één botje. Het
stinkt namelijk nogal. Meerdere botjes kunt u beter
in een andere ruimte uitbranden. U zou de botjes
kunnen verpakken in zakjes van stevig plastic
(bijvoorbeeld diepvrieszakjes). De leerlingen
kunnen dan toch goed voelen hoe de botjes
aanvoelen, zonder dat ze de botjes helemaal
verkruimelen of in contact komen met zoutzuur. U
moet de botjes die in het zoutzuur hebben gelegen,
overigens toch goed afspoelen. Als de botjes vóór
het uitbranden worden ontvet, worden ze niet
zwart. De botjes kunnen worden ontvet door ze een
half uur in 5% kaliloog te koken of door ze een
etmaal in benzine op kamertemperatuur te laten
staan.
Aan het eind van deze basisstof gaan we in op het
verschil tussen kraakbeen en been en op de
veranderingen die in de samenstelling van botten
optreden tijdens het ouder worden. Bij deze
basisstof hoort een computerles over het skelet.
Beenverbindingen
In basisstof 3 behandelen we de verschillende
manieren waarop botten aan elkaar vast kunnen
zitten. Ook komt de beweeglijkheid van de
verschillende verbindingen aan de orde. Bij de
bouw van een gewricht introduceren we ook de
term 'kapselbanden’, omdat dit een begrip is dat de
leerlingen frequent horen als het bijvoorbeeld gaat
om sportblessures. De term kapselband kan
verwarring wekken. Bij elk gewricht bestaat het
gewrichtskapsel uit een binnenste laag: de
zogenaamde synoviale membraan en een buitenste
laag: de fibreuze membraan. De synoviale
membraan scheidt gewrichtssmeer af. De fibreuze
membraan geeft stevigheid. Sommigen noemen
deze fibreuze membraan een kapselband. Anderen
reserveren de term voor stevige gewrichtsbanden,
bijvoorbeeld bij het kniegewricht of het
heupgewricht.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 80
DEEL 2 VMBO-KGT
In deze basisstof onderscheiden we twee typen
gewrichten: het kogelgewricht en het
scharniergewricht.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
beenverbindingen.
Je spieren
In deze basisstof staat de werking van spieren
centraal. De leerlingen zullen verschillende
onderzoeken uitvoeren aan hun eigen sportieve
eigenschappen (opdracht 24, 25 en 26). Leerlingen
vinden het over het algemeen leuk om het
practicum van opdracht 26 uit te voeren. Bij dit
practicum is het belangrijk dat de ‘spierballen’ zo
dik mogelijk worden gemaakt. Eventueel kunnen de
leerlingen iets zwaars (bijvoorbeeld een gewicht
van 500 gram) in de hand nemen. Bij de
bespreking van de antagonisten in de bovenarm is
het van belang te benadrukken dat de spieren
samenwerken. De spier die ontspant, ontspant
geleidelijk en langzaam. Het is niet de bedoeling
dat de leerlingen de indruk krijgen dat de
ontspannende spier zich abrupt ontspant. Bij het
ontspannen geeft een gespannen spier zijn
spanning gedoseerd af.
We besteden ook aandacht aan ergonomie (zonder
deze term te noemen). De ergonomie is in dit
thema opgenomen omdat men bij huishoudelijk
werk veel staat (strijken, koken, enzovoort) en tilt
(boodschappen, wasmanden, enzovoort). ‘Je
vertillen’ gebeurt vaak bij kleine huishoudelijke
klusjes. Er wordt aandacht besteed aan de bouw
van de wervelkolom en aan goede manieren van
zitten en tillen. Vaak is men geneigd het lichaam
aan te passen aan de bezigheid. Door bijvoorbeeld
de strijkplank een stand lager te zetten of door
hout in de Workmate te klemmen, kan de bezigheid
aan het lichaam worden aangepast. Het is aan te
bevelen op een praktische manier te illustreren hoe
je voor een goede lichaamshouding kunt zorgen,
bijvoorbeeld door de juiste hoogte van
aanrechtblad, tafel en strijkplank te testen en te
laten zien hoe boekentassen opgetild en gedragen
moeten worden. Leerlingen hangen vaak hun
rugzak over één schouder. Het voordeel van de
rugzak, namelijk dat je hem met een rechte rug
draagt, wordt daardoor teniet gedaan. Moderne
rugzakken hebben vaak één draagband. Ook deze
rugzakken moet op de juiste manier gedragen
worden.
Bij deze basisstof horen computerlessen over het
spierstelsel en over lichaamshouding.
Je uithoudingsvermogen
In basisstof 5 gaan de leerlingen hun eigen
uithoudingsvermogen testen. Ook leren de
leerlingen dat de energie die nodig is voor een
inspanning, vrijkomt door verbranding. Ze leren
hierbij het reactieschema van verbranding. We
willen de leerlingen laten zien welke
organenstelsels actief zijn bij een flinke lichamelijke
inspanning. Dit doen we impliciet in afbeelding 37
(bladzijde 54). De leerlingen leren dat het hart
sneller gaat kloppen (bloedvatenstelsel), de
ademhaling sneller gaat (ademhalingstelsel) en er
meer brandstof nodig is (verteringsstelsel). Hierna
gaan we uitgebreider in op het ademhalingsstelsel.
De leerlingen leren de verschillende onderdelen van
het ademhalingsstelsel kennen. Ook gaan ze hun
eigen vitale capaciteit bepalen. Bij de bespreking
van het bloedvatenstelsel leren de leerlingen de
verschillende bloedvaten kennen. Ze krijgen inzicht
in de invloed die training heeft op de slagfrequentie
van het hart.
Spieren van duursporters zijn anders gebouwd dan
spieren van krachtsporters. De leerlingen leren hoe
die verschillen samenhangen met het goed kunnen
beoefenen van bepaalde sporten. Tot slot gaan we
kort in op sport en voeding.
De Coopertest (opdracht 51) kunt u uit laten
voeren in overleg met de sectie lichamelijke
opvoeding.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
uithoudingsvermogen.
Gezond sporten
We behandelen in deze basisstof verschillende
aspecten van gezond sporten. Allereerst gaan we in
op sportdrankjes. Het drinken van sportdrankjes is
populair maar voor de meeste sportbeoefening
helemaal niet nodig en slecht voor je gebit.
Vervolgens bespreken we de verschillende functies
van sportkleding.
Warming-up en cooling-down zijn belangrijk bij het
voorkomen van blessures. We geven een aantal
tips voor een goede warming-up voor het sporten,
en voor een goede cooling-down na het sporten in
de vorm van een brochure. We bieden deze tips
aan in de vorm van een brochure om de leerling
behalve inhoudelijk van dienst te zijn ook de
vaardigheid ‘Informatie in verschillende
gegevensbestanden opzoeken’ aan te leren.
Soorten blessures
In basisstof 7 bespreken we de meest
voorkomende blessures. Leerlingen vinden
informatie over sport en sportblessures meestal erg
interessant, zeker als ze zelf sporten. We
behandelen bij de verschillende soorten blessures
ook hun oorzaken en de genezing.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 81
DEEL 2 VMBO-KGT
Extra basisstof
In extra basisstof 8 gaan we in op het gebruik van
doping in de topsport. De leerlingen leren de
werking en de gevaren van doping kennen.
In extra basisstof 9 behandelen we RSI. Belangrijk
is dat de leerlingen inzien dat RSI niet geleidelijk
verloopt. Het is dus belangrijk om bij de eerste
tekenen meteen maatregelen te nemen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoudvan de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
zes verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een sportinstructeur en een
fysiotherapeut aan het woord. Zij leggen uit welke
relaties er bestaan tussen hun beroep en het vak
biologie en verzorging.
Keuzeopdracht 2 is een excursie naar een
fitnesscentrum. De leerlingen regelen deze excursie
zelf met een groepje van vier.
In keuzeopdracht 3 verdiepen de leerlingen zich in
het sporten met een handicap.
Keuzeopdracht 4 gaat in op de manier van lopen
van verschillende zoogdieren. De leerlingen leren
het verschil tussen zoolgangers, teengangers en
topgangers. Ook leren de leerlingen enkele
overeenkomsten en verschillen tussen de skeletten
van gewervelde dieren kennen.
In keuzeopdracht 5 onderzoeken de leerlingen de
stevigheid van hun voeten. De leerlingen
onderzoeken het verschil tussen een onbelaste voet
en een belaste voet door in een practicum
afdrukken te maken van hun eigen voeten.
In keuzeopdracht 6 gaan de leerlingen uitzoeken
wat een sport kost.
Competenties / Vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
polsslag kan meten.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.8.2 Benodigdheden
Basisstof
– een liniaal (1 per 2 leerlingen)
– een botje dat in verdund zoutzuur heeft
gelegen
– een botje dat in een vlam is gehouden
– een botje waarmee niets is gedaan
– een stopwatch
– plaatsen waar je kunt hardlopen, fietsen,
zwemmen, skaten en/of schaatsen
– sportschoenen
– sportkleding
– fiets
– zwemkleding
– skates
– schaatsen
– een map om het meetplan, de metingen en het
verslag in te bewaren
– een digitale personenweegschaal
– een rolcentimeter of meetlint
– een spirometer of een proefopstelling om de
vitale capaciteit te bepalen
– een Cooperbaan
Eventueel:
– een skelet (van een mens)
– gewicht van 500 gram (5 stuks)
– skeletten van verschillende zoogdieren
Extra basisstof
– een horloge met secondewijzer of stopwatch
– een liniaal
– vier kopjes (of glazen) koffie, thee (geen
kruidenthee) of cola
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 82
DEEL 2 VMBO-KGT
Keuzeopdrachten
– fototoestel of tekenmateriaal
– sportkleding
– een telefoongids en/of een gemeentegids van
de woonplaats
– een computer met internetverbinding
– een plastic liniaal (10 stuks)
– een afwasbak met water (2 stuks)
– een (niet te glad) stuk karton van 35 x 30 cm
(10 stuks)
– een handdoek (3 stuks)
– een viltstift (10 stuks)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 83
DEEL 2 VMBO-KGT
3.9 HANDLEIDING BIJ JE GEZONDHEID
3.9.1 Didactische verantwoording en suggesties
In het thema Je gezondheid leren de leerlingen wat
ze kunnen doen om gezond te blijven. Bij biologie
en verzorging is zorgen voor je gezondheid een
belangrijke invalshoek. Gezondheid zien we
uiteraard breder dan alleen als lichamelijke
gezondheid. We sluiten ons aan bij de definitie
volgens het statuut van de World Health
Organisation van de Verenigde Naties: Gezondheid
is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk
en maatschappelijk welzijn en niet slechts de
afwezigheid van ziekte. Welzijn definiëren we als:
je goed voelen. Gezondheid is dan: je lichamelijk
en geestelijk goed voelen en je goed voelen bij
andere mensen. In dit thema wordt geprobeerd de
leerlingen in de eerste plaats kennis en inzicht te
geven in datgene wat ze zelf kunnen doen om hun
gezondheid te bevorderen. Soms is het niet
mogelijk een algemeen geldende uitspraak over
gezond en ongezond te doen. Het is sterk
afhankelijk van de eigen vermogens en
omstandigheden. Iedereen beoordeelt voor zichzelf
wat in het belang is van zijn gezondheid en neemt
hierover zijn eigen beslissingen.
De begrippen die in de tekst van deze
docentenhandleiding worden genoemd, staan
duidelijk uitgelegd in het handboek. Voor eventuele
verdieping kunt u een medische encyclopedie
gebruiken.
Onderwerpen waarover krantenartikelen en
dergelijke verzameld kunnen worden, zijn: ziekten,
en gezondheidszorg.
Gezondheid en ziekte
In opdracht 1 van basisstof 1 kiezen de leerlingen
of ze het eens of oneens zijn met de uitspraak van
Hans: ‘Hoezo veilig, gezond…? Ik leef nu, niet
later.’ (afbeelding 1). Hiervoor dient u twee vellen
papier op te hangen in de klas, één met de tekst Ik
ben het eens met Hans en één met Ik ben het niet
eens met Hans. De leerlingen kunnen onder deze
tekst hun meningen en argumenten schrijven. In
een klassengesprek kan ieder zijn mening
toelichten. De leerlingen mogen tijdens de
bespreking van plaats veranderen als hun mening
verandert. In opdracht 2 gaan ze na wat voor hen
de waarde van gezondheid is. Het is de bedoeling
dat de leerlingen hun mening met een paar
klasgenoten uitwisselen.
In deze basisstof geven we als definitie van
gezondheid: lichamelijk, geestelijk en sociaal
welzijn. In de teksten en in afbeelding 2 worden
deze begrippen toegelicht. Dit thema gaat vooral
over lichamelijk welzijn. In deel 3, in het thema
Relaties en seksualiteit, is er vooral aandacht voor
geestelijk en sociaal welzijn. In de opdrachten
geven de leerlingen hun mening over gezond zijn
en ziek zijn. Gezondheid en ziekte hebben niet voor
iedereen dezelfde betekenis. De een vindt zichzelf
sneller ziek dan de ander. Er zijn ook verschillende
visies op ziek zijn. Waar de een zich het slachtoffer
van een ziekte voelt, beschouwt de ander ziekte als
een signaal dat er iets moet veranderen in het
eigen leven. Het onderscheid is wel erg subtiel en
moet voorzichtig gehanteerd worden. Het heeft te
maken met de cultuur in het gezin of in de
samenleving waarbij iemand hoort. In deze
basisstof worden vervolgens oorzaken van ziekten
en handicaps behandeld. Als oorzaken worden
genoemd: erfelijkheid, je gedrag en beïnvloeding
door de omgeving. In opdracht 7 moeten leerlingen
proberen zich te verplaatsen in iemand die een
zintuig mist. In opdracht 11 kennen de leerlingen
waarden toe aan de begrippen gezondheid,
gezelligheid, genieten en lekker eten. Daarna gaan
ze voor zichzelf na wat ze nu al doen om de kans
op leefstijlziekten te verkleinen. Bij opdracht 13
gaan de leerlingen een broodje gezond maken. Van
het broodje ananas is eenvoudig een vegetarische
variant te maken door de plakjes ham weg te laten.
Er wordt van u verwacht dat u over deze basisstof
een klassengesprek houdt. Deze vaardigheid staat
ook op de internetsite. Begrippen die daarbij aan
bod kunnen komen, zijn: gezondheid, ziekte, eigen
gedrag, invloed van de omgeving. Ook aan de hand
van de tekst in het kader bij opdracht 10 kunt u
een discussie laten voeren over rekening houden
met elkaar.
Infectieziekten
Ook in basisstof 2 is er aandacht voor het eigen
gedrag van de leerling, in dit geval als middel om
besmetting tegen te gaan.
Onder infectieziekten verstaan we ziekten die
worden veroorzaakt door virussen, bacteriën en
schimmels. Er wordt aangegeven op welke wijze je
infecties kunt krijgen (zie afbeelding 10). Er is
vooral aandacht voor de ziekte van Pfeiffer. De
ziekte van Pfeiffer komt vrij veel voor onder
jongeren, het is mogelijk dat een van de leerlingen
uit eigen ervaring hierover kan vertellen. Seksueel
overdraagbare aandoeningen en aids worden in
deel 3 thema 1 behandeld. De begrippen
antistoffen, immuniteit en vaccinatie worden
uitgelegd.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
immuniteit en antistoffen.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 84
DEEL 2 VMBO-KGT
Alcohol
In basisstof 3 gaan de leerlingen nadenken over
het drinken van alcohol. Ze nemen hun eigen
gedrag onder de loep en wegen verschillende
argumenten over het drinken van alcohol tegen
elkaar af. Verder behandelen we de gevolgen van
alcoholgebruik en de wetgeving. Er wordt van u
verwacht dat u over deze basisstof een
klassengesprek houdt.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
alcohol.
Roken
Basisstof 4 gaat over roken. We starten met een
opdracht waarin de leerlingen de voor- en nadelen
van roken gaan afwegen zoals bijvoorbeeld de hoge
kosten. Hierna behandelen we de samenstelling
van tabak waarbij we uitleggen welke gevolgen
voor de gezondheid roken kan hebben. Ook
besteden we veel aandacht aan het gedrag van de
leerlingen zelf. De leerlingen staan stil bij
verschillende redenen om te beginnen met roken.
Door de leerlingen zich hiervan bewust te maken,
kunnen ze meer doordacht een keuze maken voor
wel of niet roken en zijn ze minder kwetsbaar voor
groepsdruk. De grafiek op bladzijde 97 (afbeelding
35) is lastig te lezen. Wijs uw leerlingen erop dat
het totale percentage niet-rokers tussen die van de
mannen en de vrouwen in ligt. Dit komt doordat
beide laatste percentages gehalveerd moeten
worden (bijvoorbeeld 10% van de mannen rookt
niet in 1958; dat is dus 5% van de totale
bevolking).
Ook bespreken we de wetgeving omtrent roken. Er
wordt van u verwacht dat u over deze basisstof een
klassengesprek houdt. Hierbij kunt u aandacht
schenken aan groepsdruk.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
roken.
Zorgen voor jezelf en voor anderen
In opdracht 39 van basisstof 5 gaan de leerlingen
na wat ze hebben gedaan met een klacht die ze zelf
hadden. De drie vormen van zorg komen aan bod:
zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg. Deze
vormen van zorg worden toegelicht, onder andere
met een voorbeeld. In de opdrachten kunnen de
leerlingen voor zichzelf een beeld vormen van
zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg en de
begrippen verwerken.
Om beter te worden, is letten op signalen van je
lichaam de eerste stap. Pijn is zo’n signaal. Er
wordt aangegeven dat je de oorzaak van je klacht
kunt bestrijden met een pijnstiller, maar ook met
huismiddeltjes. Met klachten die niet overgaan,
moet je naar de huisarts die je mogelijk
doorverwijst naar een specialist.
Professionele zorg
Deze basisstof gaat over professionele zorg. Bij
professionele zorg is er aandacht voor de huisarts.
De leerlingen leren vier verschillende stappen van
de handelwijze van een huisarts kennen, van
onderzoek tot behandeling. Vervolgens komen
andere professionele zorgverleners aan de orde,
zoals specialisten. Ook ziekenhuizen, GGD’s en de
thuiszorg maken deel uit van de professionele zorg,
evenals apothekers. Er is aandacht voor het juiste
gebruik van medicijnen en voor de vraag wat je
moet doen met de resten van medicijnen. In
opdracht 48 zoeken de leerlingen uit hoe bepaalde
medicijnen gebruikt moeten worden. Wellicht kunt
u voorbeelden van geneesmiddelen laten zien.
Professionele zorg kost geld. Het laatste deel van
deze basisstof gaat over zorgverzekeraars.
Als gastdocent kunt u een professionele
zorgverlener uitnodigen. Denk dan eens aan
zorgverleners die bij de leerlingen minder bekend
zijn, bijvoorbeeld iemand uit de thuiszorg. Het is in
dit verband belangrijk om kritisch te bekijken of het
type gastdocent wel goed aansluit bij het niveau
van de leerlingen.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
geneesmiddelen.
Schrijven over gezondheid
In basisstof 7 spelen leerlingen een rollenspel over
gezondheid. Ze bedenken per groepje minstens
twee situaties die met dit thema te maken hebben.
Ze gaan vervolgens één situatie uitwerken tot een
verhaal. Dit verhaal lezen ze voor in de klas of ze
spelen het na. Hierbij is het van belang dat iedere
leerling actief deelneemt aan zowel het schrijven
van het verhaal als het spelen/voorlezen hiervan.
Extra basisstof
Extra basisstof 8 handelt over het gebruik van
geneesmiddelen en vooral over het lezen van een
bijsluiter. U kunt deze oefening uitbreiden door zelf
voor bijsluiters te zorgen of door leerlingen deze te
laten meebrengen. U kunt de bijsluiters
bijvoorbeeld samen in de klas bespreken. U kunt
ook een apotheker uitnodigen voor een gastles of
een bezoek brengen aan een apotheek. Ook hier
geldt: aangepast aan het niveau van de leerlingen!
Het belangrijkste onderdeel van extra basisstof 9 is
het Rijksvaccinatieprogramma (deze term wordt
niet specifiek genoemd). Dit programma is er met
name voor ziekten die in Nederland niet of
nauwelijks meer voorkomen. Leerlingen kunnen
hun eigen inentingsbewijs meebrengen.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 85
DEEL 2 VMBO-KGT
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
Er zijn zes keuzeopdrachten bij dit thema.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een verzorgende in een tehuis en een
verpleegkundige in een ziekenhuis aan het woord.
Zij leggen uit welke relatie er bestaat tussen hun
beroep en het vak biologie.
Keuzeopdracht 2 gaat over orgaan- en
weefseldonatie. In de puzzel kunnen de leerlingen
hun kennis testen. Meer informatie over orgaan- en
weefseldonatie kunnen de leerlingen vinden op de
internetsite van Biologie & Verzorging voor jou.
In keuzeopdracht 3 kunnen de leerlingen een
'vergelijkend warenonderzoek' doen naar een
aantal geneesmiddelen dat bij een drogist te koop
is. Ze krijgen hiervoor een gestructureerde
opdracht en gaan naar een drogisterij om
antwoorden te zoeken.
Keuzeopdracht 4 gaat over speciale leerlingen. De
leerlingen krijgen inzicht in dyslexie, ADHD en
PDD-NOS.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen onderzoeken
hoe het voelt om een zintuig te missen. In dit geval
het gehoor.
In keuzeopdracht 6 maken de leerlingen een poster
over een leefstijlziekte. Ze kunnen kiezen tussen
hart- en vaatziekten, kanker of tandbederf. De
leerlingen werken volgens de vier zorgstappen.
Afhankelijk van de ruimte die u heeft, kunt u de
posters ophangen. In de opdracht wordt onder
andere verwezen naar folders van het Ivoren Kruis.
Het Ivoren Kruis hoort echter bij de NIGZ. NIGZ is
dé organisatie op het gebied van
gezondheidsvoorlichting (zie de internetsite van
Biologie & Verzorging voor jou).
Competenties/vaardigheden
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een bijsluiter te
lezen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.9.2 Benodigdheden Basisstof
– een vel papier met de tekst ‘Ik ben het eens
met Hans’
– een vel papier met de tekst ‘Ik ben het niet
eens met Hans’
– een weegschaal die in mg kan wegen
– een zuurkast
– een prop watten
– een glazen buis met een doorsnede van 2 cm
– een luchtpomp, bijvoorbeeld een
waterstraalluchtpomp
– een slang naar de luchtpomp
– twee doorboorde kurken
– een sigarettenpijpje of iets dergelijks
– twee filtersigaretten van hetzelfde merk
– lucifers
De benodigdheden die u bij basisstof 1 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school hun broodje gezond bereiden:
Recept broodje kip
– 1 ei
– 2 sla-blaadjes
– een halve tomaat
– 4 plakjes komkommer
– 2 volkorenbroodjes
– 20 gram halvarine
– 2 plakjes kipfilet
– 20 gram parmezaanse kaas
– 2 servetjes
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 86
DEEL 2 VMBO-KGT
Keukenmateriaal:
– een kleine kookpan
– een kookplaatje of een brander
– een snijplank en een mes
– een broodmes
– een sladroger of een schone theedoek
– een eierprikker
Recept broodje ananas
– 2 slablaadjes
– een halve tomaat
– 2 bruine broodjes
– 20 gram halvarine
– eventueel 2 plakjes gekookte ham
– 1 schijf ananas
– 2 plakjes 30+-kaas of ligt kaas
– 2 servetjes
Keukenmateriaal:
– een snijplank en een mes
– een broodmes
– een sladroger of een schone theedoek
Extra basisstof
Eventueel:
– bijsluiters en (verpakkingen van)
geneesmiddelen
– bewijs van vaccinatie
Keuzeopdrachten
– geneesmiddelengids (bijvoorbeeld ‘Het juiste
medicijn’ van de Consumentenbond)
– folders over geneesmiddelen van apotheek of
drogist
– wekker
– folders voor het maken van de poster van de
Nederlandse Hartstichting, de Nederlandse
Kankerbestrijding, NIGZ/Ivoren Kruis en Zorn
– vellen papier om posters van te maken
– scharen, plakband en lijm
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 87
DEEL 3 VMBO-KGT
3.10 HANDLEIDING BIJ RELATIES EN SEKSUALITEIT
3.10.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema behandelen we de voortplanting bij de
mens, waarbij we veel nadruk leggen op de
relationele aspecten. Leerlingen in de onderbouw
van het voortgezet onderwijs blijken behoefte te
hebben aan betrouwbare en duidelijke informatie
over de voortplanting bij de mens. Ze merken de
eerste lichamelijke en geestelijke veranderingen die
te maken hebben met voortplanting en seksualiteit
aan den lijve. In dit thema willen we niet alleen
aandacht schenken aan de lichamelijke aspecten
van de voortplanting, maar ook aan de geestelijke
aspecten en aan de seksualiteit.
Dit thema leent zich niet voor alleen een louter
cognitieve benadering. U zult ook – vooral aan het
begin van het thema – met de klas moeten praten
over verschillende onderwerpen, zoals over de
veranderingen die leerlingen in de puberteit
ondergaan, over gevoelens voor andere mensen en
over seksualiteit. Het is niet gemakkelijk om in een
klas te praten over seksualiteit, zeker niet in
klassen met veel allochtone leerlingen. Welke
normen en waarden leven er in verschillende
culturen over dit onderwerp? Welke positie hebben
mannen en vrouwen? Wat is de betekenis van de
godsdienst? Kun je praten over homoseksualiteit?
Dit thema biedt de leerling steun bij het
ontwikkelen van een eigen leefstijl. Allochtone
jongeren krijgen daarbij niet altijd voldoende steun
van thuis.
U moet erop bedacht zijn dat dit onderwerp
sommige leerlingen erg kan aangrijpen. Daarom is
het misschien goed om vooraf contact op te nemen
met de klassenmentor en/of de
vertrouwenspersoon. Als deze op de hoogte is van
de onderwerpen en de manier waarop deze
behandeld worden, kan hij of zij tips geven om
extra oplettend te zijn voor bepaalde leerlingen of
hoe deze leerlingen op te vangen. U kunt ook de
vertrouwenspersoon in de klas uitnodigen,
bijvoorbeeld (indien nodig) aan het begin van het
thema als uitgebreidere kennismaking, en aan het
eind om te vertellen over ervaringen (met
inachtneming van de zwijgplicht) en de manier
waarop de vertrouwenspersoon kan helpen.
Puberteit
In basisstof 1 behandelen we de lichamelijke,
geestelijke en sociale veranderingen die leerlingen
in de puberteit doormaken. Doordat leerlingen
primaire en secundaire geslachtskenmerken
moeten noemen, leren ze al enkele delen van het
voortplantingsstelsel kennen.
De inleiding is bedoeld om een discussie los te
maken over het belang van een goede relatie. De
situatie is nogal zwart-wit geschetst, waardoor er
ruimte komt voor discussie. Wellicht herkennen de
leerlingen in beide situaties iets van hun eigen
situatie. In deze basisstof denken de leerlingen na
over hun eigen persoonlijke en functionele relaties.
Er wordt teruggegrepen op kennis uit thema 1 van
deel 2 Je uiterlijk. Hier heeft de leerling iets geleerd
over enkele lichamelijke veranderingen tijdens de
puberteit. In deze basisstof leert de leerling over de
geestelijke en sociale veranderingen tijdens de
puberteit en de invloed hiervan op relaties.
In opdracht 3 vullen de leerlingen een vragenlijst in
over de contacten met de mensen in hun
omgeving. In deze opdracht wordt de leerling
geconfronteerd met zijn hechte en minder hechte
relaties of juist het ontbreken daarvan. Door het
plaatsen van kruisjes wordt het duidelijk met wie
de leerling in de eigen leefomgeving het meeste
contact heeft en met wie het minste (of helemaal
niet). Vergelijking met klasgenoten kan voor de
leerling verhelderend werken. Tijdens de puberteit
wordt de relatie met ouders en familie minder
hecht, terwijl de relatie met leeftijdgenoten
belangrijker wordt.
Opdracht 6 is bedoeld om conflicten enigszins te
relativeren en/of van meerdere kanten te bekijken.
Opdracht 7 kan een eerste aanzet zijn om te leren
hoe je vaak conflicten kunt oplossen of tot kleinere
proporties terugbrengen. U kunt trachten leerlingen
ervan te overtuigen dat een win-winsituatie de
basis biedt voor een duurzame oplossing. Wellicht
is het mogelijk om de mentor of de
vertrouwenspersoon hierbij te betrekken. Als
leerlingen een instrument voor conflictbeheersing
aangereikt krijgen, kan dit een voordeel zijn
wanneer zich in de klas een echt conflict voordoet.
De puberteit verloopt voor iedereen anders.
Leerlingen ervaren in deze fase van hun leven aan
den lijve dat de secundaire geslachtskenmerken
ontstaan. Ook zien ze dat er leerlingen zijn die al
veel verder zijn in hun ontwikkeling, of juist minder
ver. Het schema over de ontwikkeling van jongens
en meisjes en de bijbehorende opdracht 11 zijn
vooral bedoeld om duidelijk te maken dat ieder zich
in een eigen tempo ontwikkelt, en dat het geen
probleem is wanneer de ontwikkeling wat sneller of
wat langzamer gaat dan gemiddeld het geval is.
Een bijkomend doel is leerlingen te leren schema’s
te lezen.
We hebben bij dit thema getracht vanuit de denk-
en ervaringswereld van de leerlingen te werken. De
opmerkingen over de ontwikkeling van de borsten
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 88
DEEL 3 VMBO-KGT
aan het eind van basisstof 1 moeten in dit licht
worden gezien. Sommige meisjes hebben
problemen met de manier waarop hun borsten zich
ontwikkelen.
Het voortplantingsstelsel van een man
In basisstof 2 wordt het voortplantingsstelsel van
de man behandeld. Deze basisstof begint met de
anatomie van het voortplantingsstelsel. Hierbij
besteden we ook aandacht aan de hygiëne. In dit
verband bespreken we ook het besnijden. De
leerlingen leren dat er behalve godsdienstige ook
andere redenen kunnen zijn voor het verwijderen
van de voorhuid. Tot slot bespreken we hoe een
erectie tot stand komt. Bij zaadlozingen bespreken
we dat deze kunnen optreden door
geslachtsgemeenschap, masturbatie of spontaan
tijdens de slaap. Ook bij deze onderwerpen heeft u
aanknopingspunten genoeg voor een
klassengesprek. Bij deze basisstof hoort een
computerles over het voortplantingsstelsel van de
man.
Het voortplantingsstelsel van een vrouw
In basisstof 3 wordt het voortplantingsstelsel van
de vrouw behandeld. Ook deze basisstof begint met
de anatomie van het voortplantingsstelsel. Bij het
bespreken van de eicellen en de ovulatie hebben
we de hormonale regulatie van allerlei processen
die met de voortplanting te maken hebben,
achterwege gelaten. Het thema zou daardoor voor
veel leerlingen te moeilijk zijn geworden. In de
bovenbouw van het vmbo komt dit vanzelfsprekend
wel aan bod.
Daarna we besteden we kort aandacht aan de
bevruchting en innesteling van de bevruchte eicel.
In basisstof 7 gaan we uitgebreid in op
zwangerschap en geboorte. We staan uitgebreid stil
bij het maagdenvlies met als doel een aantal foute
veronderstellingen hierover te weerleggen. Ook
bespreken we besnijdenis bij vrouwen. Daarbij
laten we zien dat besnijdenis bij vrouwen veel
ingrijpender is dan bij mannen. Ook wijzen we erop
dat deze vorm van besnijden een cultureel
verschijnsel is. Bij deze basisstof hoort een
computerles over het voortplantingsstelsel van de
vrouw.
Menstruatie
In basisstof 4 besteden we aandacht aan
menstruatie. De meeste meisjes in de klas
menstrueren pas sinds kort of moeten hun eerste
menstruatie nog krijgen. We hopen dat de
informatie in deze basisstof een beetje kan helpen
de ervaringen die ze hierbij opdoen te verwerken.
Voor de jongens in de klas is het goed dat ze
informatie krijgen over wat menstruatie is en hoe
meisjes en vrouwen het kunnen ervaren. In een
gezin met alleen zoons zullen de ouders hierover
wellicht niet zo snel beginnen.
Eventueel zou u maandverband en tampons in de
klas kunnen laten zien.
We gebruiken in de tekst de term
menstruatiecyclus. Biologisch gezien is het juister
de term ovulatiecyclus te gebruiken. De
eerstgenoemde term vinden we echter geschikter
voor leerlingen in de onderbouw. Bij deze basisstof
hoort een computerles over menstruatie.
Relaties en seksualiteit
In basisstof 5 kennen we drie functies toe aan de
seksualiteit: voortplanting, lustbeleving en het
onderhouden van relaties. Het benoemen van deze
functies kan helpen om leerlingen zover te krijgen
dat ze op een rustige, heldere manier over
seksualiteit en de affectieve aspecten kunnen
praten.
Opdracht 28 ('Intieme plekken') kan eventueel ook
worden gemaakt op een groot vel papier en tijdens
het klassengesprek (samen met de andere
opdrachten) een uitgangspunt zijn. Wel is het
aangeven van de intieme plekken zeer persoonlijk.
Omdat het in een grote groep een probleem zal zijn
om alle leerlingen een poster te laten ophangen,
kan de opdracht eerst in het werkboek uitgevoerd
worden, waarna per groep een soort 'samenvatting'
op de poster komt.
Het doel van opdracht 29 is een klassengesprek
over seksualiteit op gang te brengen. Het is goed
hierbij te benadrukken dat iedereen recht heeft op
zijn of haar eigen mening. Dat geldt met name ook
binnen een relatie ten aanzien van seksualiteit.
Het doel van opdracht 30 en 31 is homoseksualiteit
bespreekbaar te maken. Leerlingen kunnen in dit
verband soms heel harde uitspraken doen. Vaak
zijn er leerlingen die daartegen protesteren. Ook
hier geldt weer respect voor de ander en andere
meningen, hoe moeilijk dat soms ook is.
Geboorteregeling
We hebben ons in de basisstof beperkt tot de twee
meest gangbare betrouwbare manieren van
geboorteregeling: het condoom en de pil. In extra
basisstof 11 behandelen we nog enkele andere
manieren. Er zijn nog steeds veel leerlingen die bij
hun eerste geslachtsgemeenschap geen
voorbehoedmiddel gebruiken. Ook zijn er leerlingen
die niet overtuigd zijn van de onbetrouwbaarheid
van periodieke onthouding en coïtus interruptus.
Vandaar dat we deze manieren niet ongenoemd
kunnen laten. We vermelden er echter bij waarom
deze manieren erg onbetrouwbaar zijn.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 89
DEEL 3 VMBO-KGT
Aan het eind van basisstof 6 gaan we in op
noodmaatregelen die na de geslachtsgemeenschap
kunnen worden getroffen (van de morning-afterpil
tot en met abortus).
Zwangerschap en geboorte
In basisstof 7 besteden we aandacht aan
zwangerschap en geboorte. Voor de meeste
leerlingen zullen deze verschijnselen ver afstaan
van hun dagelijkse bezigheden. Het is echter voor
leerlingen die geen biologie in hun sector of profiel
opnemen, waarschijnlijk de laatste keer dat ze
hierover op school informatie krijgen. Bij deze
basisstof hoort een computerles over zwangerschap
en geboorte.
Seksueel overdraagbare aandoeningen
In deze basisstof besteden we vooral aandacht aan
chlamydia en aids. Chlamydia komt het meest voor
in Nederland. Een besmetting met chlamydia wordt
niet altijd goed opgemerkt, maar kan wel
verstrekkende gevolgen hebben. Vrouwen kunnen
van chlamydia onvruchtbaar worden. Aids komt
niet zoveel voor, maar er bestaat nog steeds geen
geneesmiddel en je kunt aan de gevolgen
overlijden. Bij de behandeling van de seksueel
overdraagbare aandoeningen noemen we oorzaken,
verschijnselen en mogelijk de manier waarop je de
ziekte kunt behandelen. Bij aids gaan we ook in op
de verspreiding wereldwijd.
Als er een vermoeden is dat iemand besmet is met
een soa, kan de huisarts onderzoek verrichten. Het
is wellicht verstandig een klassengesprek te houden
over soa’s.
Aandachtspunten daarbij kunnen zijn:
– Bij het vermoeden van een soa moet je naar
de huisarts gaan. Soa’s gaan niet vanzelf over.
– Soa’s kunnen zich makkelijk verspreiden. Als
je een soa hebt, moet je dat zo snel mogelijk
vertellen aan mensen die je mogelijk besmet hebt.
– Een jongere met een soa kan wel eens iets op
te biechten hebben aan zijn ouders. Dat kan het
moeilijk maken om bijvoorbeeld naar de huisarts te
stappen. Wat doe je hiermee? In verschillende
culturen is seks voor het huwelijk taboe. Niet alle
jongeren zijn ervan overtuigd dat de huisarts niets
zal zeggen tegen zijn of haar ouders.
Een boekje over vragen van jongeren
Deze basisstof is een samenwerkingsopdracht: het
samen maken van een jongerentijdschrift. Er wordt
gewerkt volgens de zorgstappen. Het is handig
wanneer enkele voorbeelden van
jongerentijdschriften in de klas aanwezig zijn. In
deze opdracht moeten de leerlingen elk hun eigen
bijdrage leveren om samen een mooi geheel te
maken. In een dergelijk samenwerkingsproject
zullen de leerlingen de onderlinge relaties duidelijk
kunnen ervaren. Bij de evaluatie wordt ook
gevraagd naar de samenwerking. U kunt dit
nabespreken met behulp van de tips voor
samenwerken zoals deze geleerd zijn in deel 1,
thema 1. In dit thema is het belangrijk om hier nog
eens uitdrukkelijk aandacht aan te besteden.
De opdracht is verdeeld in twee delen. Leerlingen
bedenken eerst de vragen. Deze vragen stoppen ze
in een vragendoos. Daarna kunt u de vragen
sorteren, zodat elke groepje rondom een bepaald
thema een bladzijde voor het blad kan maken.
Wellicht kunt u enkele bladzijden gebruiken voor de
schoolkrant.
Extra basisstof
Extra basisstof 10 handelt over kindermishandeling,
seksueel geweld en incest. Dit zijn onderwerpen die
voor sommige leerlingen emotioneel zwaar beladen
en moeilijk bespreekbaar zijn. Veel vrouwen en
meisjes hebben in hun leven te maken met incest
en seksueel geweld. Seksueel geweld (seksuele
intimidatie, ongewenste seksuele handelingen,
aanranding en verkrachting) kan binnen en buiten
het gezin plaatsvinden. Incest is seksueel misbruik
van kinderen door een (stief)vader, een broer,
grootvader, buurman of een andere volwassene die
bij het gezin hoort en die een vertrouwensband
heeft met het kind. Meestal zijn het meisjes die
seksueel misbruikt worden, maar ook jongens
kunnen slachtoffer zijn van incest. In 99% van de
gevallen is de dader een man. Bij jongens die
worden misbruikt, gebeurt dit voor 95% door
mannen.
Er zijn vooroordelen die mishandeling en seksueel
geweld bij etnische groeperingen verdoezelen of
goedpraten. Zo wordt beweerd dat in andere
culturen het slaan van een vrouw heel gewoon is of
dat een vrouw nu eenmaal onderdanig aan de man
hoort te zijn. Het is in deze culturen echter de
plicht van de man om zijn vrouw te beschermen!
Ook wordt beweerd dat in Turkse en Marokkaanse
gezinnen incest niet zou voorkomen. Maar ook in
deze families kan incest voorkomen en daar is de
geheimhouding zo mogelijk nog groter dan in
Nederlandse gezinnen. Er wordt vaak gedacht dat
het grote belang dat aan de maagdelijkheid van
een Turks of Marokkaans meisje wordt gehecht
haar zal vrijwaren en beschermen tegen incest. Dat
idee gaat uit van de vooronderstelling dat incest
altijd samengaat met geslachtsgemeenschap.
Vergeten wordt dat er allerlei andere vormen van
seksuele handelingen zijn waarbij het meisje haar
maagdelijkheid niet verliest, maar die wel degelijk
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 90
DEEL 3 VMBO-KGT
behoren tot incest: orale en anale penetratie en
betasting.
Marokkaanse en Turkse meisjes moeten enorme
barrières overwinnen voordat zij met hun
incestervaringen naar buiten komen. Het kan zijn
dat zij uit de familie worden gestoten. Het betekent
niet alleen eerverlies voor het meisje, maar voor de
hele familie. Vaak heeft het slachtoffer dan ook
angst voor wraakacties van familieleden.
Ook bespreken we het verschijnsel loverboy.
Buitenstaanders vragen zich misschien af waarom
meisjes bij zo’n jongen blijven. Het is daarom
belangrijk dat de leerlingen inzien hoe een loverboy
te werk gaat.
In deze basisstof is een belangrijke invalshoek dat
de leerlingen ervan bewust worden gemaakt dat
seksueel misbruik nooit hun schuld is, dat het nooit
mag en dat ze hulp kunnen krijgen. Voor leerlingen
moet duidelijk zijn wat seksuele intimidatie is.
De opdrachten 49 en 50 kunnen gebruikt worden
voor een klassengesprek. Ook hier is het belangrijk
dat u vooraf met de klassenmentor en de
vertrouwenspersoon bespreekt hoe u dit in uw klas
het beste kunt aanpakken. Het kan voor leerlingen
erg gevoelig liggen. Ook moet u erop bedacht zijn
dat leerlingen naar aanleiding van uw les via u hulp
willen zoeken.
In het laatste onderdeel worden de mogelijkheden
voor hulpverlening herhaald. Voor leerlingen van
deze groep leek het ons zinvol om hier de
belangrijkste organisaties te vermelden.
Eventueel kunt u iemand van de Riagg uitnodigen
voor een gastles.
In extra basisstof 11 behandelen we enkele
voorbehoedmiddelen die niet in de basisstof zijn
genoemd, en sterilisatie. De tekst heeft hier een
zuiver informatief karakter. Bij de Rutgers Nisso
Groep is een anticonceptie-voorlichtingskoffer te
verkrijgen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een kraamverpleegkundige en een
kraamverzorgende aan het woord. Zij leggen uit
welke relatie er bestaat tussen hun beroep en het
vak biologie en verzorging.
Keuzeopdracht 2 is een cirkelpuzzel over begrippen
uit de basisstof.
Keuzeopdracht 3 gaat over omgangsregeling en
hoorrecht. De leerlingen beantwoorden vragen over
een informatieve tekst en gaan vervolgens een
brief aan een rechter schrijven over een verzoek
voor wijziging van de omgangsregeling.
Vaardigheden/competenties
• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd verschillende
opvattingen over seksualiteit te formuleren.
– De leerlingen hebben geleerd hun mening te
geven over seksueel geweld en hierover
gediscussieerd in een groepje.
– De leerlingen hebben geoefend in het lezen
van diagrammen.
– De leerlingen hebben geoefend in het halen
van informatie uit folders.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
volgens het stappenplan bij het maken van een
praktische opdracht.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 91
DEEL 3 VMBO-KGT
3.10.2 Benodigdheden Basisstof
Voor de basisstof zijn geen speciale benodigdheden
vereist.
Eventueel:
– een torso met voortplantingsorganen
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van de man
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van de vrouw
– een model van het voortplantingsstelsel van de
man
– een model van het voortplantingsstelsel van de
vrouw
– maandverband en tampons
– een demonstratiepakket voorbehoedmiddelen
– een model van een baarmoeder met embryo
– een wandplaat van een baarmoeder met
embryo
– jongerenbladen
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
Voor de keuzeopdrachten zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 92
DEEL 3 VMBO-KGT
3.11 HANDLEIDING BIJ BLOEMEN, VRUCHTEN,
ZADEN
3.11.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema behandelen we de voortplanting bij
zaadplanten. Voor veel leerlingen zal dit thema stof
herhalen waarmee ze al hebben kennisgemaakt in
het basisonderwijs.
De bouw van bloemen
De basisstof start met de bouw van bloemen en de
functies van de verschillende delen. Opdracht 1 is
een practicum over de bloemen van een witte
dovenetel. Hoewel de witte dovenetel een
bloemvorm heeft die wat afwijkt van de algemene
vorm hebben we om verschillende redenen toch
voor deze plant gekozen. De bloemen van een witte
dovenetel zijn duidelijk; de delen zijn goed terug te
vinden. De plant heeft een lange bloeiperiode en
groeit in de meeste delen van ons land massaal,
zodat er geen noemenswaardige schade aan de
natuur wordt toegebracht wanneer de bloemen
worden verzameld.
Vanzelfsprekend kunt u de witte dovenetel
vervangen door een andere plant.
U kunt de witte dovenetels zelf verzamelen of door
leerlingen laten meebrengen. Vooral als u veel
parallelklassen heeft, zal de laatste optie de
voorkeur genieten. De bedoeling van het practicum
is leerlingen kennis te laten maken met een bloem
en de delen ervan. Het is niet noodzakelijk dat
leerlingen na opdracht 1 ook meteen alle termen
kennen. In de opdrachten 2 tot en met 4 worden
de onderdelen herhaald. Bij de schematische
tekeningen van bloemen hebben we ervoor
gekozen de vruchtbeginsels steeds bovenstandig te
laten zijn. We besteden geen aandacht aan het
onderscheid tussen bovenstandig en onderstandig
vruchtbeginsel. Een model van een bloem kan een
goed hulpmiddel zijn bij dit thema, maar kan nooit
een vervanging zijn voor levend materiaal.
Bij deze basisstof hoort een computerles over de
bouw van een bloem.
De functies van de delen van een bloem
In basisstof 2 leren de leerlingen de functies van de
verschillende onderdelen van een bloem kennen.
Aan het eind van deze basisstof leggen we het
verband tussen nectar en honing. Bij deze basisstof
hoort een computerles over de bloemdelen.
Bestuiving
Basisstof 3 gaat over bestuiving. We leggen uit
wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van
bestuiving. Ook leggen we het verschil uit tussen
insectenbloemen en windbloemen. De leerlingen
onderzoeken met behulp van De interactieve flora
van Nederland en Vlaanderen door welke soort
stuifmeelkorrels hooikoorts wordt veroorzaakt. Ook
gaan ze enkele stuifmeelkorrels tekenen. Tijdens
deze les kunt u een potje met insectenbloemen en
een potje met windbloemen in de klas
tentoonstellen. Ook kunt u gebruikmaken van
wandplaten met insectenbloemen en windbloemen.
Deze materialen helpen om de verschillen tussen
insectenbloemen en windbloemen te verduidelijken.
In opdracht 8 worden de belangrijkste verschillen
tussen windbloemen en insectenbloemen nog eens
op een rijtje gezet. Bij deze basisstof hoort een
computerles over bestuiving.
Bevruchting
Basisstof 4 behandelt de bevruchting. Leerlingen
hebben vaak moeite zich voor te stellen wat er bij
bevruchting gebeurt. Eventueel kunt u een
klassikale toelichting geven. We bespreken hoe de
bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het
vruchtbeginsel zich verder ontwikkelen. Ook leggen
we uit dat één zaadbeginsel leidt tot één zaad,
maar dat één vruchtbeginselen meerdere zaden
kan hebben. Bij deze basisstof hoort een
computerles over bevruchting.
Vruchten en zaden
Basisstof 5 gaat over het ontstaan van vruchten en
zaden. Het is onze ervaring dat leerlingen deze
basisstof moeilijk vinden. Eventueel kunt u dit
onderwerp klassikaal toelichten, bijvoorbeeld aan
de hand van een wandplaat of een model.
Opdracht 16 is een eenvoudig practicum waarbij
een tomaat wordt getekend als voorbeeld van een
vrucht met zaden. Dit practicum werkt voor
leerlingen verduidelijkend. In plaats van een
tomaat kunt u ook een appel of een peer nemen. U
gaat er dan wel aan voorbij dat een appel een
schijnvrucht is, maar dat is voor brugklasleerlingen
volkomen acceptabel.
Eetbare vruchten en zaden
In deze basisstof bespreken we eetbare vruchten
en zaden. Op deze manier proberen we aan te
sluiten bij de leefwereld van de leerlingen. Om
dezelfde reden noemen we het gebruik van katoen
voor de productie van spijkerbroeken. In een
practische opdracht gaan de leerlingen zelf soep
maken van linzen of kastanjes.
Extra basisstof
Extra basisstof 7 gaat over de verspreiding van
vruchten en zaden. Als u vruchten en zaden wilt
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 93
DEEL 3 VMBO-KGT
laten zien tijdens deze les, zult u deze in het najaar
al moeten verzamelen. Ook kunt u in het najaar
een verzamelopdracht voor de leerlingen inlassen
(zie thema Planten in deze handleiding).
Tijdens het verzamelen hebben leerlingen dit
thema weliswaar nog niet doorgewerkt, maar ze
zullen met een korte uitleg toch al wel de vruchten
en zaden kunnen indelen naar de manier waarop
deze worden verspreid. De vruchten en zaden
kunnen dan worden bewaard tot dit thema. De
leerlingen gebruiken de cd-rom De Interactieve
Flora van Nederland en Vlaanderen om van een
aantal planten op te zoeken hoe hun zaden
verspreid worden.
Ook bij deze extra basisstof kunt u goed
gebruikmaken van wandplaten met afbeeldingen
van planten uit de drie categorieën van
verspreiding van vruchten en zaden.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra doelstellingen is in
de samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een zaadteler en bloemsierkunstenaar
aan het woord. Zij leggen uit welke relaties er
bestaan tussen hun beroep en het vak biologie en
verzorging.
In keuzeopdracht 2 bestuderen de leerlingen een
bloem en gaan die tekenen.
In keuzeopdracht 3 gaan de leerlingen van een
aantal bomen onderzoeken welke zaden daarbij
horen. Dit doen zij met behulp van naslagwerken
en/of de internetsite
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend met de
interactieve flora op internet.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van een preparaat.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een microscoop.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geoefend met de
interactieve flora op internet
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
3.11.2 Benodigdheden Basisstof
– een bloeiende witte dovenetel (2 per leerling)
– een tomaat (per leerling)
– een pincet (eventueel)
– een mesje (5 stuks)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– de cd-rom De interactieve flora van Nederland
en Vlaanderen
– een computer met cd-rom-speler
– twee verschillende bloemen met rijpe
meeldraden (ongeveer 5 per klas)
– satéprikkers
– microscoop (zo mogelijk per leerling)
– prepareermateriaal
– tekenmateriaal
Eventueel:
– wandplaat van de witte dovenetel
– model van een bloem van de witte dovenetel
of van de bloem van een andere plant
– wandplaten van insectenbloemen en
windbloemen
– wandplaat van bevruchting bij planten
– model van bevruchting bij planten
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 94
DEEL 3 VMBO-KGT
De benodigdheden die u bij basisstof 6 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school linzensoep bereiden:
– 2 koppen linzen
– water
– tijm en laurierblad
– 1 ui
– 1 teentje knoflook
– 1 wortel
– 3 tomaten
– eventueel: 1 prei
– ½ kop herderstasjesblad
– een scheutje olie
– zout
– tamari
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een koekenpan
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
De benodigdheden die u bij basisstof 6 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school kastanjesoep bereiden:
– 500 g tamme kastanjes
– water
– kruiden (bijvoorbeeld tijm, rozemarijn en
laurierblad)
– 1 ui
– 1 kleine wortel
– 1 prei
– 500 g kastanjechampignons
– 1,5 liter groentebouillon
– 2 eetlepels zure room
– een scheutje olie
– zout
– eventueel: een paar takjes peterselie
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een zacht borsteltje
– een koekenpan
– een extra pan om de soep op te dienen
– een roerzeef
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
– een computer met cd-rom-speler
– de cd-rom De Interactieve Flora van Nederland
en Vlaanderen
Eventueel:
– paardebloem met een bloeiend en een
uitgebloeid deel (5 stuks per klas)
– verschillende vruchten en zaden
Keuzeopdrachten
– een bloeiende plant
– pincet (per leerling)
– een loep (eventueel)
– tekenmateriaal
– naslagwerken (bijvoorbeeld een bomengids)
– een computer met internetverbinding
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 95
DEEL 3 VMBO-KGT
3.12 HANDLEIDING BIJ VOEDSELPRODUCTIE
3.12.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat de productie van voedsel
centraal. Veel leerlingen zullen voornamelijk
bewerkte voedingsmiddelen kennen. In dit thema
leren ze de herkomst van hun maaltijden kennen.
Eerst gaan we in op redenen om te eten en wat we
eten. Hierbij besteden we aandacht aan de relatie
tussen voeding en religie. Daarna gaan we in op de
productie van voeding. We bespreken de landbouw
in Nederland, ook de biologische landbouw. Ze
leren hoe en waarom voedingsmiddelen bewerkt
worden tot de producten die ze in de winkel kunnen
kopen. Bij het kopen van voedingsproducten kun je
op een aantal zaken letten. De leerlingen leren wat
er op etiketten staat en hoe ze die moeten lezen.
Ook leren ze enkele keurmerken kennen. We
bespreken verschillende manieren waarop je een
maaltijd kunt klaarmaken. Tegenwoordig wordt er
steeds meer aandacht besteed aan het milieu in
relatie tot voedsel. We bespreken hoe ons voedsel
het milieu beïnvloedt en welke keuzes het milieu
kunnen ontlasten.
Waarom eet je?
In deze basisstof behandelen we verschillende
redenen die iemand kan hebben om te eten. De
leerlingen ontmoeten Patrick en Kim,
leeftijdgenoten, die een weekend zelf voor hun eten
moeten zorgen. In de eerste opdracht geven de
leerlingen eerst hun mening over Patrick en Kim.
Daarna denken ze na over verschillende redenen
die zijzelf kunnen hebben om te eten. In opdracht 5
bedenken de leerlingen wat ze lekker vinden, wat
ze regelmatig eten en wat ze niet lusten. In
opdracht 6 vergelijken ze hun voedingsgewoonten
met drie andere leerlingen. Zo ontdekken de
leerlingen dat iedereen zijn eigen gewoonten heeft
op het gebied van voeding. Tijdens deze
vergelijking zal het bijvoorbeeld voor sommige
leerlingen een openbaring zijn dat andere
leerlingen zelden of nooit aardappelen eten.
In het vervolg van de basisstof gaan we dieper in
op de factoren die de keuze voor een bepaald soort
voeding beïnvloeden. We laten zien dat
voedingsgewoonten worden beïnvloed door klimaat,
cultuur en godsdienst. We bespreken de
voedingsregels bij verschillende godsdiensten. We
laten daarbij zien dat ook christenen regels kunnen
hebben over voedsel. De leerlingen leren dat
voedingsgewoonten kunnen veranderen onder
invloed van andere culturen waarmee je in
aanraking komt. Naar aanleiding van opdracht 9
houdt u een klassengesprek over dit aspect.
Landbouw in Nederland
In basisstof 2 behandelen we verschillende
aspecten van landbouw. We bespreken akkerbouw,
veeteelt en tuinbouw. We bespreken eerst
gemengde bedrijven. Daarna komen de voor- en
nadelen van de intensieve landbouw aan de orde.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
monocultuur.
Biologische landbouw
In basisstof 3 gaan we in op de biologische
landbouw. De leerlingen leren de voordelen en
nadelen hiervan kennen.
Voedselverwerking: van het land naar de keuken
In deze basisstof leren de leerlingen hoe
voedingsmiddelen verwerkt worden. We bespreken
de verwerking in de fabriek. Daarbij gaan we in op
de hygiëne. De leerlingen leren verschillende
manieren kennen om voedsel langer te kunnen
bewaren. We bespreken ook hulpstoffen en
verpakkingen.
De leerlingen leren welke productinformatie er op
het etiket van een verpakt voedingsmiddel moet
staan. Bij deze basisstof hoort een computerles
over conserveringsmethoden.
Voedselbereiding: van de keuken naar je bord
Basisstof 5 gaat over het bereiden van voedsel.
Allereerst leren ze waarom we voedsel bereiden.
Vervolgens gaan we in op voedselhygiëne.
Voedselvergiftiging kan makkelijk optreden
wanneer het eten niet hygiënisch wordt
klaargemaakt. We behandelen hoe
voedselvergiftiging kan optreden en besteden
daarbij aandacht aan kruisbesmetting,
voedselbederf en regels voor voedselhygiëne.
Daarna leren de leerlingen verschillende
kookapparaten kennen. Hierbij gaan we ook in op
energiebewust koken. Tot slot behandelen we
verschillende manieren waarop je voedsel kunt
bereiden.
De leerlingen gaan op verschillende manieren
aardappelen klaarmaken. De leerlingen werken in
groepjes van vier. De leerlingen proberen ieder één
manier uit maar proeven alle vier de manieren.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
voedselbederf.
Voeding en milieu
In basisstof 6 behandelen we de relatie tussen
voeding en milieu. We bespreken dat het
produceren van een bewerkt voedingsmiddel meer
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 96
DEEL 3 VMBO-KGT
energie kost dan het produceren van een vers
product. Ook vergelijken we de productie van
plantaardig voedsel met dierlijk voedsel. De
leerlingen leren wat ze kunnen doen wanneer ze
rekening willen houden met het milieu.
In opdracht 39 moeten de leerlingen aangeven bij
welke stappen een diepvriesrodekool meer energie
kost dan een verse rodekool. Stap 8 is voor beide
gelijk indien de verse rodekool is verpakt, maar dat
is niet altijd het geval. Ook bij deze stap kan de
diepvriesrodekool dus meer energie kosten.
Bij opdracht 40 vraag 9 is het ook waar dat de
verlichting van de kas extra milieupunten oplevert.
Werkboek:
- opdracht 39: de antwoorden bij stap 4, 5 en 6
zijn onvolledig.
Extra basisstof
Extra basisstof 7 gaat over visserij en visteelt Ook
in deze extra basisstof besteden we aandacht aan
het milieu. De leerlingen leren wat het MSC-
keurmerk inhoudt.
In extra basisstof 8 bespreken we biologische
bestrijding.
In opdracht 48 vraag 3 wordt gevraagd of larven of
volwassen witte vliegen de tomatenplanten in een
kas bedreigen. Dit wordt niet in de tekst in het
handboek vermeld.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een biologisch-dynamisch veehouder
en een biologisch groentehandelaar aan het woord.
Zij leggen uit welke relatie er bestaat tussen hun
beroep en het vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 onderzoeken de leerlingen
waarom mensen van chocolade houden. Hierbij
bekijken ze verschillende aspecten van chocolade,
inclusief de productie met behulp van slaven. Ze
schrijven hierover een verslag.
Keuzeopdracht 3 gaat over de organisatie van een
grote keuken. De leerlingen interviewen een
manager van een grote keuken en verwerken het
interview tot een verslag.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen een
boerenomelet klaarmaken. De leerlingen kunnen dit
op school doen of thuis. Wanneer zij deze opdracht
thuis maken kunnen de leerlingen eventueel een
foto maken van hun omelet.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen naar drie
verschillende supermarkten en vergelijken de
prijzen van een aantal voedingsmiddelen. Ze letten
niet alleen op de verschillen tussen de
supermarkten, maar ook op het verschil tussen
huismerken en A-merken en op het verschil tussen
kant-en-klare maaltijden en losse ingrediënten.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het aflezen
en/of het maken van diagrammen,
staafdiagrammen en cirkeldiagrammen.
– De leerlingen hebben geoefend in het halen
van informatie uit artikelen en afbeeldingen.
– De leerlingen hebben geleerd zich aan de
regels voor voedselhygiëne te houden.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 97
DEEL 3 VMBO-KGT
3.12.2 Benodigdheden Basisstof
De benodigdheden die u bij basisstof 4 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school appelmoes maken:
– 2 appels (bijvoorbeeld goudrenetten)
– water
– suiker
– kaneel
Keukenmateriaal:
– een schilmesje
– een klein steelpannetje
– een kookplaat
– een vork en lepel
– een schoon jampotje met een schoon deksel
De benodigdheden die u bij basisstof 5 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school aardappelen bereiden:
Koken of blancheren:
– geschilde aardappelen
– water
– zout
Keukenmateriaal:
– een pan
– een elektrisch kookplaatje
– een schuimspaan
– een aardappelschilmesje
– een vergiet
Bakken:
– gekookte of geblancheerde aardappelschijfjes
– zout
– zonnebloemolie
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een koekenpan
– een spatel
Pureren (normale puree):
– een pan met gekookte, afgegoten aardappelen
– 25 gram boter / kg aardappelen
– 1,5 dL melk / kg aardappelen
– peper, zout
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een stamper
Pureren (puree met ei in de oven):
– een pan met gekookte, afgegoten aardappelen
– 40 gram boter / kg aardappelen
– 3 eidooiers / kg aardapelen
– 1,0 dL melk / kg aardappelen
– peper, zout
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een stamper
– een vuurvaste schaal
– een oven
Frituren (chips):
– geschilde kookvaste aardappelen
– zout
– frituurolie
– eventueel: paprikapoeder of een ander kruid
Keukenmateriaal:
– een keukenschaaf of rasp
– een schone theedoek
– een friteuse
– keukenpapier
Kipfilet (voor één persoon):
– 1 kipfilet
– 1 eetlepel zonnebloemolie
– 10 gram boter of margarine
– zout en vers gemalen peper
Keukenmateriaal:
– een koekenpan
– een elektrisch kookplaatje
– een vleestang
– vier borden
– afwasmateriaal
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
- computer met internetverbinding
- geluidsopnameapparatuur, video-
opnameapparatuur of camera
De benodigdheden die u bij keuzeopdracht 4 nodig
hebt, zijn sterk afhankelijk van de plaats van
uitvoering. Als u de opdracht op school laat
uitvoeren, heeft u meer nodig dan wanneer u de
opdracht thuis laat uitvoeren.
Voor een boerenomelet voor vier personen op
school:
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorgning voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 98
DEEL 3 VMBO-KGT
– 2 paprika’s
– 2 uien
– 5 grote voorgekookte aardappelen
– 50 gram margarine
– 8 eieren
– 2 eetlepel melk
– 1 gram zout
– eventueel peper
– 8 sneetje brood
– peterselie
Keukenmateriaal:
– 1 grote koekenpan
– 1 kom
– 1 spatel
– 1 garde
– 4 borden
– 4 messen en 4 vorken
– afwasmateriaal
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 99
INLEIDING HAVO.VWO
4.1 INLEIDING
Dit deel van de docentenhandleiding bij Biologie en
verzorging voor jou gaat over de delen 1, 2 en 3
van havo/vwo. Eerst treft u een overzicht aan van
de benodigdheden voor het biologie- en
verzorgingsonderwijs met deze delen HAVO.VWO.
Vervolgens vindt u een handleiding bij elk thema.
Deze handleiding is opgebouwd uit de volgende
twee onderdelen:
1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit onderdeel vindt u steeds aangegeven welke
keuzes zijn gemaakt bij het samenstellen van het
thema. Ook treft u aanwijzingen aan voor het
gebruik van het thema.
2 Benodigdheden
In dit onderdeel vindt u een overzicht van
benodigdheden voor het thema.
Achtereenvolgens komen de volgende thema’s aan
de orde:
Deel 1
Thema 1 | Kennismaken
Thema 2 | Planten
Thema 3 | Ordenen
Deel 2
Thema 1 | Je uiterlijk
Thema 2 | Sporten
Thema 3 | Je gezondheid
Deel 3
Thema 1 | Relaties en seksualiteit
Thema 2 | Bloemen, vruchten, zaden
Thema 3 | Voedselproductie
Additionele materialen
Ter ondersteuning van de methode kunt u
gebruikmaken van additionele materialen. Omdat
dit aanbod snel kan wisselen bieden we u deze
informatie aan op de site van Biologie en
verzorging voor jou. In paragraaf 1.5 (De
methodesite: www.biologieverzorgingvoorjou.nl)
heeft u kunnen lezen hoe u met deze site moet
omgaan.
4.2 BENODIGDHEDEN
Hieronder vindt u een overzicht van alle
benodigdheden voor deel 1, 2 en 3 van havo/vwo.
De benodigdheden zijn verdeeld in een aantal
categorieën. In deze lijst zijn alleen die
benodigdheden opgenomen die niet aan bederf
onderhevig zijn. In de handleiding per thema staan
de benodigdheden per thema opgesomd. Daar
staan ook de benodigdheden vermeld die wel aan
bederf onderhevig zijn.
De opgegeven benodigdheden zijn globale
hoeveelheden die voor een klas noodzakelijk zijn.
Hulpmiddelen
– een microscoop: zo mogelijk per leerling
– een loep: zo mogelijk per leerling
– een mesje, bijvoorbeeld een
aardappelschilmes: zo mogelijk per leerling
– een schaar: zo mogelijk per leerling
– tekenmateriaal
– een plastic liniaal: 15 stuks
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– een meetlint: zo mogelijk 15 stuks
– prepareermateriaal:
– een voorwerpglas: (100 stuks)
– dekglas: 1 doosje
– tissues: 1 doos
– een druppelpipet: 10 stuks
– een scheermesje: 10 stuks
– een prepareernaald: 10 stuks
– een schaartje: 6 stuks
– filtreerpapier: 1 rol
– een pincet (eventueel)
– reageerbuis (10 stuks)
– reageerbuisrek (5 stuks)
– mes (5 stuks)
– glucose (20 gram per klas)
– teststrookjes om glucose aan te tonen,
bijvoorbeeld clinistix (40 stuks per klas)
– schoteltje (5 stuks)
Eventueel:
– spatel (5 stuks)
– fehlingreagens
Keukenmateriaal
Het benodigde keukenmateriaal is afhankelijk van
de gekozen praktische opdrachten. U kunt de
opdrachten aanpassen aan de faciliteiten waarover
u beschikt. In de basisstof is de mogelijkheid
opgenomen om een bepaald gerecht thuis klaar te
maken of op school. Als u een goed ingericht
verzorgingslokaal heeft, kunt u deze opdrachten op
school laten doen.
4 HAVO.VWO
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 100
INLEIDING HAVO.VWO
Het keukenmateriaal dat hierna genoemd wordt, is
bedoeld voor de kookopdrachten door de leerlingen
en voor demonstraties. Om de opdrachten te
kunnen uitvoeren, heeft u dit in ieder geval nodig:
Per vier leerlingen
– 5 borden
– 4 soepborden of soepkoppen of mokken
– 4 sets bestek: mes, vork, lepel (alles groot en
klein)
– 2 extra lepels
– servetten
– keukenrol
– 1 set afwasbenodigdheden: afwasteil,
afwasborstel, afwasmiddel, theedoek, vaatdoek,
afdruiprek
– 1 keukenblok met 2 kookpitten en
afwasfaciliteiten
– plank, mes, aardappelmesje, broodmes,
roerlepel, spatel, opscheplepel voor soep, garde
– 2 kookpannen
– eventueel 3 blinddoeken
– 1 vergiet
Glaswerk/porseleinwerk
– een (jam)potje of een bekerglas: 30 stuks
– een reageerbuis (doorsnede 16 mm): 4 stuks
– een petrischaal met voedingsbodem: 10 stuks
– een flesje met een druppelpipet: zo mogelijk
per leerling
Chemicaliën
– eosine-oplossing (1000 ml)
– mythilcellulose-oplossing (behangersplak) of
glycerineoplossing (1000 ml)
– een joodoplossing (1000 ml)
– verdund zoutzuur (500 ml)
– gips: 1 kg per klas
Preparaten (fabriekspreparaten of zelfgemaakte
preparaten)
– een klaargemaakt preparaat: zo mogelijk per
leerling
– een klaargemaakt preparaat van kraakbeen en
been: zo mogelijk per leerling
– een kweek van pantoffeldiertjes
Zaden
– tuinkers: 2 zakjes
– bruine bonen: 500 gram
Diversen
– grote vellen stevig papier of karton voor
posters en dergelijke
– viltstiften (rood en groen)
– plakband en lijm
– tijdschriften, modebladen, catalogi van
postorderbedrijven met daarin reclames en diverse
afbeeldingen voor het maken van posters en
dergelijke
– eventueel: per leerling een pasfoto van zichzelf
– verpakkingen van verschillende typen
wasmiddelen: voor de witte was, voor de bonte
was en voor de fijne was
– verpakkingen of etiketten van verschillende
schoonmaakmiddelen
– kassabonnen en garantiebewijzen
– wandplaat van de voedingswijzer en van het
geheugensteuntje
– tekenmaterialen: zo mogelijk per leerling
– kleurpotloden (een aantal dozen) en viltstiften
– plakband
– zelfklevend doorzichtig plastic
– spelden
– elastiekjes: 60 stuks
– een spatel of een lepeltje: 10 stuks
– een lucifersdoosje: 5 stuks
– een potje met suiker: 5 stuks
– een potje met zout: 5 stuks
– een horloge of stopwatch: 10 stuks
– een reageerbuisrek (voor buizen van 16 mm
doorsnede)
– een (personen)weegschaal
– kranten
– een vel wit papier: per leerling
– een (niet te glad) stuk karton van 35 x 30 cm:
10 stuks
– een stuk hardboard van ongeveer 25 x 35 cm
met twee elastiekjes: zo mogelijk per leerling
– plankje van ongeveer 20 x 25 cm en 1 cm dik
(bijvoorbeeld van multiplex): 20 stuks
– een handdoek: 3 stuks
– een blinddoek: 10 stuks
– een potje Tubifex
– een koelkast
– een thermometer
– bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren: 40 stuks
– een plantenpers: zo mogelijk per leerling
– een boormachine
– een afwasbak: 2 stuks
– een schotel: 10 stuks
– 4 afsluitbare flesjes
– 4 etiketten (BK)
– 1 wollen sok
– 1 katoenen sok
– 1 pantykousje
– 3 elastiekjes
– 1 thermometer
– een stuk touw van twee meter: 15 stuks
– een lege wc-rol: zo mogelijk per leerling
– een spiegel (aan de muur)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 101
INLEIDING HAVO.VWO
– een kartonnen doos (5 stuks)
– een plastic bekertje (15 stuks)
– een muntstuk (15 stuks)
– een plastic roerstaafje: per leerling
– een plastic draagtas: per leerling
– een insect: zo mogelijk 5 stuks
4.3 JAARSCHEMA
Aantal lessen per thema per onderdeel
De verdeling van de thema’s over het schooljaar is
moeilijk te geven. De situatie van de scholen die
werken met Biologie & Verzorging voor jou is zeer
divers. Er zijn scholen die in klas 1 en 2 elk drie
lesuren biologie en verzorging geven en er zijn
scholen die in klas 1, 2 en 3 elk twee lesuren
biologie en verzorging geven. En er zijn vele
varianten hier tussenin. Daarom volstaan we met
het aangeven van het aantal lessen per thema.
Bij het volgende schema zijn we uitgegaan van 37
à 38 lesuren per deel. De activiteiten per onderdeel
zijn inclusief het nakijken of bespreken.
Het vermelde aantal uren is een gemiddelde. U
kunt vanzelfsprekend per thema variëren. Ook door
de leerlingen bepaalde onderdelen thuis te laten
maken (bijvoorbeeld een deel van de
verrijkingsstof) kunnen er variaties optreden.
thema tot.
basisstof
en extra
basisstof
diagnos-
tische
toets
keuze-
opdr.
Beoor-
delings
toets
deel 1
1 2 3
13 12 13
9 8 9
1 1 1
2 2 2
1 1 1
deel 2
1 2 3
11 15 12
7 10 à 11 8
1 1 1
2 2 2
1 1 à 2 1
deel 3 1 2 3
16 9 12
11 à 12 5 8
1 1 1
2 2 2
1 à 2 1 1
Planning aantal lesuren per thema
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 102
DEEL 1 HAVO.VWO
4.4 HANDLEIDING BIJ KENNISMAKEN
4.4.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit is het eerste thema dat uw leerlingen gaan
doorwerken. Ze hebben op de basisschool
ongetwijfeld vaak zelfstandig aan opdrachten
gewerkt. Toch is onze ervaring dat de leerlingen in
de eerste lessen vaak te kennen geven niet goed te
weten wat ze moeten doen. Onzekerheid speelt
hierbij een grote rol. Het lijkt dan ook verstandig
om bij dit eerste thema veel klassikaal te doen.
De leerlingen starten met het invullen van het
planningsformulier voor dit thema op de
internetsite. Het invullen van een
planningsformulier kunt u de eerste keer klassikaal
bespreken. Het komt bij elk thema terug. Tijdens
het werken aan dit thema kunt u de ingevulde
planningsformulieren van de leerlingen controleren.
Het invullen van data bij de extra basisstof en de
keuzeopdrachten kan pas gebeuren als de
leerlingen klaar zijn met de basisstof.
Ken jezelf
Het eerste deel van deze basisstof is bedoeld om de
verwachtingen van de leerlingen over het vak
helder te krijgen. Er worden definities gegeven van
biologie, zorg en verzorging.
In opdracht 2 maken de leerlingen een zelfportret
waarbij ze ook iets over zichzelf vertellen door de
tekening toe te lichten. Ze tekenen zichzelf zoals ze
zichzelf zien en zoals ze graag zouden willen zijn.
Bij ‘Iedereen is anders’ gaan ze dieper in op
uiterlijke en innerlijke kenmerken. We proberen
leerlingen inzicht te geven in hun eigen uniek zijn
(uniciteit). De begrippen ‘uniek’ en ‘individu’
worden uitgelegd. In de opdrachten kunnen
leerlingen nagaan waarin ze uniek zijn.
De basisstof vervolgt met ‘Je bent een levend
wezen’. We introduceren in deze basisstof het
woord ‘organisme’ voor een levend wezen. Ook
behandelen we in de eerste basisstof de
levensverschijnselen. Leerlingen hebben vaak
moeite met het onderscheid tussen dood en
levenloos. Wellicht kunt u dit onderscheid
toelichten met behulp van een aantal voorwerpen
in de klas. We realiseren ons dat de classificatie
levend – dood – levenloos aan de hand van de
levensverschijnselen een verregaande versimpeling
is van het werkelijke onderscheid tussen levend en
levenloos. Voor de leerlingen geeft deze
versimpeling echter voldoende houvast. Veel
leerlingen zullen zich niet realiseren dat ook een
plant alle levensverschijnselen kan vertonen.
Wanneer het ter sprake komt, kunt u toelichten dat
een plant bijvoorbeeld naar het licht toe groeit en
dus licht kan waarnemen. Ook is het belangrijk dat
de leerlingen begrijpen dat de organismen zichzelf
bewegen en niet bewogen worden.
In opdracht 7.1 wordt gevraagd naar vijf groepen
levende wezens. Daarbij worden mensen
gescheiden van dieren. Dit is slechts gedaan om de
leerlingen vertrouwd te maken met het begrip
levende wezens. In thema 3 zal de ordening van
organismen uitgebreid behandeld worden.
Organismen
In basisstof 2 leren de leerlingen dat organismen
bestaan uit organen die in organenstelsels kunnen
samenwerken. De begrippen 'organen’ en
'orgaanstelsel’ zijn voor de leerlingen goed te
begrijpen. U kunt deze begrippen nog
verduidelijken door samen met uw leerlingen de
organen in een torso te bekijken, of door
wandplaten te bekijken van enkele organenstelsels.
Ook leren ze dat organen uit cellen bestaan. In
thema 2 zullen de leerlingen meer leren over cellen
en ze gaan deze ook bekijken. In deze basisstof
wijzen we er nadrukkelijk op dat cellen ruimtelijk
zijn. Wellicht is het zinvol om de leerlingen hier,
tijdens de diverse practica microscopie,
herhaaldelijk op te wijzen.
Tot slot introduceren we het begrip weefsels.
Daarbij maken de leerlingen kennis met vier
verschillende weefsels.
In de opdrachten leren de leerlingen om in een
doorsnede van een torso de verschillende organen
te herkennen. Bij deze basisstof hoort een
computerles over organenstelsels.
Kijken naar organismen
In basisstof 3 en 4 behandelen we enkele
vaardigheden die vooral belangrijk zijn in de
biologie.
In basisstof 3 beginnen we met tekenen. Tekenen
is een belangrijke vaardigheid, omdat je door het
tekenen van objecten beter naar de objecten kijkt:
je ziet meer details. We besteden veel aandacht
aan de verschillende soorten tekeningen en aan de
tekenregels. De tekenregels geven de leerling
houvast bij het maken van de tekeningen. Het
blijkt bovendien dat de leerlingen betere
tekeningen gaan maken wanneer consequent wordt
vastgehouden aan deze tekenregels.
Vanzelfsprekend kunt u bij deze les eventueel
andere voorbeelden nemen om te laten natekenen.
We bespreken hoe je kleine organismen kunt
bekijken door gebruik te maken van loep of
microscoop. Deze vaardigheden zullen ze later
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 103
DEEL 1 HAVO.VWO
leren. Bij deze basisstof hoort een computerles
over aanzichten en doorsneden.
Groei en ontwikkeling van een bruine boon
In deze basisstof leren de leerlingen werken met
een loep. Ze bekijken hierbij de bouw van zaden.
Daarbij benoemen we de onderdelen van een zaad
(bruine boon) en we beschrijven hun functie.
Bij het werken met een loep is het handig als elke
leerling over een loep kan beschikken. Om diefstal
tegen te gaan, kunt u de loepen van een nummer
voorzien. Eventueel kunt u elke leerling zelf een
loep laten aanschaffen. De opdrachten in het
werkboek hebben vooral betrekking op de
onderdelen van de bruine boon. Voor opdracht 20
heeft u bonen nodig die u één dag van tevoren in
het water hebt gelegd.
In basisstof 4 behandelen we ook het maken van
tabellen en (lijn)grafieken. We koppelen dit aan de
groei van het kiemplantje van de bruine boon,
omdat dit eenvoudig waargenomen kan worden.
We hebben er in de basisstof van dit thema van
afgezien andere soorten grafieken en diagrammen
(bijvoorbeeld staafdiagrammen en
cirkeldiagrammen) aan bod te laten komen. Het is
raadzaam dat u zich ervan op de hoogte stelt welke
grafieken en diagrammen bij andere vakken (onder
andere wiskunde) voor de leerlingen op het
programma staan. Bij deze basisstof hoort een
computerles over tabellen en grafieken.
Groei en ontwikkeling van een mens
In basisstof 5 gaan we in op de groei en
ontwikkeling van de mens. Hierbij komen ook de
verschillen tussen groei en ontwikkeling aan de
orde. In deze basisstof komt het werken met
tabellen en grafieken nog eens terug. Nu lezen en
maken de leerlingen grafieken en tabellen van de
groei van de mens. Ook maken ze kennis met het
begrip ‘groeispurt’. Eventueel legt u uit dat de
groeisnelheid zichtbaar is in de vorm van de
steilheid van de grafiek. Hoe steiler de lijn, hoe
groter de groeisnelheid.
Voor opdracht 25 is het handig als u een
huishoudcentimeter met een schaalverdeling tot
twee meter aan de muur of een deurkozijn
bevestigt. Voor de bespreking van deze opdracht
kunt u het beste vier kolommen op het schoolbord
tekenen: lengte meisjes – lengte jongens – gewicht
meisjes – gewicht jongens. Hierin kunnen de
leerlingen hun eigen lengte en gewicht noteren,
waarna ze de gemiddelden van de klas kunnen
uitrekenen.
Ook behandelen we de verschillende stadia in het
leven van de mens.
Groei en ontwikkeling bij dieren
Basisstof 6 gaat over gedaanteverwisseling in het
algemeen en de metamorfose bij vlinders en
kikkers in het bijzonder. Benadruk dat bij een
metamorfose niet alleen de lichaamsbouw
verandert, maar ook de levenswijze. Op de
internetsite is een computerles beschikbaar over
gedaanteverwisseling.
Veiligheid in en om de school
In deze basisstof is aandacht voor
(verkeers)veiligheid. Op veel scholen wordt in de
brugklas uitgebreid met leerlingen gesproken over
verkeersveiligheid, vooral die op de route naar
school. Deze basisstof kan eventueel gebruikt
worden om verkeersveiligheid te herhalen.
Daarnaast gaan we ook in op veilig werken en
veiligheid op school.
Eerst worden de oorzaken van ongevallen
behandeld, met daarbij aandacht voor het eigen
gedrag van leerlingen. In 'Veiligheid in het verkeer'
staat een opdracht (40) met een artikel over
ongelukken bij skaters, omdat vooral bij het skaten
en het steppen veel ongelukken gebeuren. In
opdracht 42 onderzoeken de leerlingen hun eigen
gedrag als fietser. Eventueel kunt u aan deze
basisstof of keuzeopdracht 8 een klassengesprek
vastkoppelen over het eigen gedrag in het verkeer.
Ook kunt u iemand van de politie, van 3VO of van
een plaatselijke/regionale werkgroep uitnodigen
voor een gastles. U kunt hiervoor informatie vragen
bij 3VO of bij uw gemeente. Op internet kunt u
wellicht recente informatie over verkeersongevallen
vinden, bijvoorbeeld op de sites van het CBS, 3VO
of van de Stichting Consument en Veiligheid. De
webadressen hiervan vindt u op
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
In deze basisstof bespreken we tot slot de
veiligheid op school. We gaan hierbij in op pesten
en (seksuele) intimidatie. Voor leerlingen is het
belangrijk te weten dat hiervoor
vertrouwenspersonen/contactpersonen op school
zijn en wie dat zijn.
Biologie en verzorging in beroepen
In deze basisstof gaan de leerlingen onderzoeken
waar hun interesses liggen. Aan de hand van deze
interesses krijgen de leerlingen een eerste beeld
over beroepen die mogelijk bij hen passen. Ook
maken ze kennis met enkele beroepen die met
verzorging en biologie te maken hebben.
Een lunchpakket maken
In deze basisstof gaan de leerlingen als praktische
opdracht een lunchpakket maken. Dit is de eerste
keer dat de leerlingen een praktische opdracht
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 104
DEEL 1 HAVO.VWO
krijgen en dus gaan we uitgebreid in op het
stappenplan.
In ‘Stappenplan’ leren de leerlingen een probleem
aan te pakken met behulp van vier zorgstappen:
Stap 1 Wat is het doel?
Bewustwording van wat je wilt bereiken.
Stap 2 Wat moet je voorbereiden?
Wat moet je doen om te zorgen dat je de opdracht
tot een goed einde kunt brengen? Het is
bijvoorbeeld nodig om informatie te verzamelen om
te weten waaruit je precies kunt kiezen en hoe je je
doel kunt bereiken. Uit de verzamelde informatie
moet een keuze worden gemaakt. Hierbij spelen
argumenten en meningen een belangrijke rol. Door
een planning (met werkplan) te maken wordt
helder wat er moet gebeuren en wanneer dat moet
gebeuren.
Stap 3 En nu aan de slag!
Volgens plan worden alle activiteiten uitgevoerd.
De gedegen voorbereiding vergroot de kans op
slagen aanzienlijk.
Stap 4 Hoe ging het?
Tijd voor reflectie. De leerling beoordeelt zijn eigen
en andermans activiteiten tijdens het proces en
gaat na wat er een volgende keer beter kan.
De zorgstappen zijn ook opgenomen op de
internetsite bij de ‘Vaardigheden’.
In deze basisstof gaan de leerlingen direct aan de
slag met het stappenplan aan de hand van de
opdracht om een lunchpakket samen te stellen.
Deze opdracht kunt u op school of thuis laten
uitvoeren. Bij elke stap is een opdracht opgenomen
waarmee de leerlingen de zorgstap doorlopen. De
stappen worden elk afzonderlijk nog toegelicht. In
de volgende thema's gebeurt dat niet meer. Wel is
de opdracht in het werkboek per stap uitgewerkt,
zodat de leerlingen houvast houden.
Als de opdracht thuis wordt uitgevoerd, kunt u het
resultaat van dit ‘huiswerk’ in de klas bespreken en
bij elke stap een paar leerlingen aan het woord
laten. Om de leerlingen van elkaars lunch te laten
proeven, is het noodzakelijk dat ze bord, mok en
bestek bij zich hebben. Als het bereiden van de
lunch op school plaatsvindt, zijn er (beperkte)
keukenfaciliteiten nodig.
Bij het werken aan de hand van de zorgstappen
beslissen leerlingen zelf wat ze klaarmaken en wat
ze nodig hebben. Als u de opdracht in één les wilt
laten uitvoeren, kunt u deze keuzemogelijkheid niet
bieden. U moet dan vooraf de ingrediënten
inkopen. Daarom kunt u deze opdracht het beste
spreiden over twee lessen: in de eerste les stap 1
en 2, in de tweede les stap 3 en 4. Dat betekent
dat leerlingen ondertussen doorwerken aan het
thema. Ze kunnen bijvoorbeeld alvast antwoorden
controleren of aan de extra basisstof beginnen.
Het is belangrijk dat leerlingen hun eigen werk
leren beoordelen, zowel het proces als het
resultaat. U kunt de laatste basisstof meenemen in
de beoordeling van het thema, bijvoorbeeld met
behulp van de evaluatieopdracht (stap 4) en door
een verslagje te laten maken van de opdrachten in
deze basisstof. U kunt vooraf met leerlingen
afspreken hoe ze beoordelen, bijvoorbeeld: de
smaak wordt aangeduid met ‘heel lekker’, ‘lekker’
of ‘gaat wel’; opruimen met ‘heel netjes’, ‘netjes’ of
‘kan (of moet) beter’.
In dit eerste thema is de opdracht in het werkboek
nog vrij ver uitgewerkt. In de volgende thema's
wordt van de leerlingen verwacht dat ze veel meer
zelf doen. Maar voor elk thema geldt dat we de
leerlingen een duidelijke structuur bieden.
Deze basisstof eindigt met ‘samenwerken’. Hierbij
gaan we in op het geven van goede kritiek. Deze
manier van werken kunt u klassikaal bespreken. In
het vak biologie en verzorging zullen leerlingen
regelmatig samenwerken. Om die reden wordt
daaraan in deze basisstof ook aandacht besteed.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de HAVO/VWO-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt
zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen
doen. Qua opbouw is de extra basisstof
vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De extra
basisstof is ook aanwezig in de samenvatting. En u
kunt de extra basisstof meenemen in de toets. Bij
de toetsvragen is duidelijk aangegeven welke
vragen betrekking hebben op deze extra basisstof.
Extra basisstof 10 gaat over de ontwikkeling bij
kinderen. Kinderen ontwikkelen zich motorisch,
sociaal en intellectueel op allerlei vlakken, en ze
ontwikkelen zich razendsnel.
Extra basisstof 11 gaat over de kenmerken van
nestblijvers en nestvlieders. Op de internetsite is
meer informatie te vinden over nestblijvers en
nestvlieders.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 105
DEEL 1 HAVO.VWO
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Voor de leerlingen die nog niet bekend zijn met het
fenomeen van de diagnostische toets is het wellicht
zinvol om even aandacht te besteden aan de wijze
waarop zij de diagnostische toetsen kunnen
gebruiken in hun leerproces.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Onze ervaring is
echter dat leerlingen moeilijk kunnen kiezen. Het
verdient dan ook aanbeveling bij dit eerste thema
klassikaal te bespreken wat er bij de verschillende
opdrachten komt kijken.
In keuzeopdracht 1 leren de leerlingen enkele
beroepen kennen die met biologie en verzorging te
maken hebben. Ze maken kennis met een
schoolarts en een projectleider van een
milieuadviesbureau.
In keuzeopdracht 2 leren de leerlingen een
signalement maken. Een signalement is een
precieze beschrijving van de kenmerken van een
individu. Het maken van een signalement oefent de
leerlingen in het nauwkeurig kijken naar
verschijnselen en organismen.
In keuzeopdracht 3 zoeken de leerlingen de namen
op van de mannetjes, vrouwtjes en jongen van
verschillende dieren.
In keuzeopdracht 4 vergelijken de leerlingen katten
en honden met elkaar.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen de
lichaamsbouw van insecten bekijken. Ze proberen
hierbij verschillende organenstelsels van een
sprinkhaan te herkennen in een tekening.
In keuzeopdracht 6 gaan de leerlingen zich
verdiepen in de organenstelsels van een hond.
In keuzeopdracht 7 maken de leerlingen een eigen
plantenpers. Deze plantenpers kan in latere
thema’s goed van pas komen.
In keuzeopdracht 8 onderzoeken de leerlingen hoe
veilig hun fietsroute is.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
tekeningen maakt volgens de tekenregels.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een loep
gebruikt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je lengte en
gewicht van leerlingen bepaalt.
– De leerlingen geleerd hoe je gemiddelden
berekent.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
werkstuk maakt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je
samenwerkt.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
praktische opdracht uitvoert volgens het
stappenplan.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.4.2 Benodigdheden
Basisstof
– een appel (2 stuks per leerling)
– een mesje, bijvoorbeeld een
aardappelschilmesje (5 stuks)
– een stempelkussen
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– een meetlat (tot 2 meter lengte)
– droge bruine boon (1 per leerling)
– een bruine boon die een dag in water heeft
gelegen (1 per leerling)
– een (personen)weegschaal
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– enkele planten (bijvoorbeeld een boterbloem)
– twee plankjes van ongeveer 20 x 25 cm en 1
cm dik (bijvoorbeeld van multiplex) (per leerling)
– bouten van ongeveer 5 cm lengte met
vleugelmoeren (40 stuks)
– een boormachine (1 per klas)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 106
DEEL 1 HAVO.VWO
– een boor (8 mm)
– schuurpapier
– kranten
– zelfklevend doorzichtig plastic
– fiets (van leerlingen zelf)
– een notitieblokje
– een pen of potlood
– een kaart van de fietsroute
– een vel A4-papier
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 107
DEEL 1 HAVO.VWO
4.5 HANDLEIDING BIJ PLANTEN
4.5.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit thema besteedt aandacht aan de levenscyclus
van planten, en aan de bouw ervan. We staan stil
bij de bouw en de verschillende functies van de
wortels, de stengels en de bladeren. Bij dit thema
zijn verschillende computerlessen vervaardigd.
Kamerplanten
In basisstof 1 maken de leerlingen kennis met het
onderwerp planten door eerst te kijken naar
kamerplanten. Hierdoor starten we dicht bij de
beleving van leerlingen. De leerlingen leren een
plantenlabel lezen. Ook gaan ze zelf planten
stekken.
De levenscyclus van een plant
In basisstof 2 gaan we in op de levenscyclus van
een plant. De levenscyclus van planten wordt
besproken aan de hand van een bruine boon. In
het vorige thema hebben de leerlingen
kennisgemaakt met de onderdelen van een zaad en
hun functies. De begrippen (onderdelen en hun
functies) die ze daar hebben geleerd, zijn nu nodig
om de levenscyclus goed te kunnen beschrijven.
Wij definiëren de levenscyclus en de ontwikkeling
die de plant tijdens die cyclus doormaakt als een
proces. Daarom hebben we de beschrijving van
deze levenscyclus zorgvuldig ingedeeld in
verschillende fasen die waarneembaar zijn wanneer
de bruine boon in zijn levenscyclus wordt gevolgd.
In basisstof 2 komt ook de vaardigheid ‘Het doen
van onderzoek’ aan bod. De vaardigheid wordt
stapsgewijs aangeleerd in de vorm van een soort
stripverhaal (afbeelding 10). Sta nadrukkelijk stil
bij het gegeven dat in het onderzoekje twee zakjes
zaad worden onderzocht: één met gaatjes en een
zonder. Leg eventueel uit waarom. Naar aanleiding
van de teksten gaan de leerlingen vervolgens zelf
een onderzoek verrichten (opdracht 8). Voor deze
opdracht heeft u een flinke hoeveelheid zaad van
tuinkers nodig. Dit practicum neemt enkele dagen
in beslag, omdat een deel van het zaad de tijd
moet krijgen om te kiemen. Wijs uw leerlingen erop
dat ze de zaadjes bij het tellen niet te lang buiten
de koelkast of in het licht laten staan.
Besteed bij de voorbespreking van opdracht 9 nog
eens expliciet aandacht aan de vorm van het
verslag, zoals u dat gewenst acht.
Wortels
In basisstof 3 gaan we in op de bouw en functie
van de wortels. Bij deze basisstof kunt u eventueel
enkele verschillende wortels (met loof) laten zien.
Bijvoorbeeld die van een uitgestoken
paardenbloem, een peen en een prei. De bouw van
wortels is te zien in afbeelding 13 op bladzijde 48.
Wellicht hebben sommige leerlingen moeite met de
manier waarop ze de inzet in deze tekening moeten
lezen. Bespreek in dat geval dat we in de biologie
vaker op deze manier details vergroten.
Tekeningen met zulke inzetjes zullen in Biologie &
Verzorging voor jou vaker voorkomen.
In het practicum van opdracht 10 worden de
vaardigheden ‘Organismen bekijken met een loep’
en ‘Tekeningen maken’ nog eens herhaald.
We geven in deze basisstof ook aan dat mensen en
dieren wortels van planten eten, en dat ze daarmee
dus het reservevoedsel van planten opeten. We
illustreren hiermee dat mensen en tal van dieren
voor hun voedselvoorziening direct van groene
planten afhankelijk zijn (kerndoel 13).
Stengels
In basisstof 4 gaan we in op de bouw en functies
van stengels. In deze basisstof maken we
onderscheid tussen kruidachtige en houtachtige
planten.
Opdracht 14 is een eenvoudig practicum dat u
zonder problemen door leerlingen individueel uit
kunt laten voeren. In plaats van een liguster kunt u
vrijwel elke plant nemen die in de omgeving van de
school voorkomt.
De leerlingen leren dat de jaarringen van bomen je
iets kunnen leren over het leven van die boom. Ook
verdiepen ze zich in dendrochronologie.
In afbeelding 21 is het eindresultaat te zien van
een proef waarin een witte bloem enige tijd in een
rode kleurstof heeft gestaan. U kunt deze proef
eventueel als demonstratiepracticum in de klas
laten zien. Gebruik in dat geval eosine als kleurstof
en zet de proef uiterlijk een dag van tevoren in. De
proef toont aan dat de stengel een belangrijke rol
speelt bij het transport in de plant. Eventueel kunt
u de stengel doorsnijden om de vaatbundels te
laten zien. Bij deze basisstof hoort een computerles
over de bouw van planten.
Bladeren
In basisstof 5 gaan we in op de bouw van bladeren.
Ook komen de functies van de onderdelen aan de
orde. De functie van de bladeren hebben we
gekoppeld aan het inzicht dat bladeren het voedsel
maken voor alle andere organismen (direct en
indirect; kerndoel 13). De functie van bladeren (de
fotosynthese) hebben we illustratief verbeeld
(afbeelding 29, blz. 55).
In basisstof 5 leren de leerlingen ook de cd-rom De
Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen
gebruiken. De leerlingen bekijken enkele
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 108
DEEL 1 HAVO.VWO
bladvormen en de nervatuur van bladeren. In
opdrachten 19 tot en met 22 gaan de leerlingen de
cd-rom verkennen en vervolgens enkele bladeren
benoemen. In opdrachten 23 en 24 drogen ze
bladeren die ze zelf verzameld hebben en
benoemen die met behulp van de cd-rom. Bij deze
basisstof hoort een computerles over fotosynthese.
Eetbare wortels, stengels en bladeren
In basisstof 6 bekijken we de eetbare delen van
planten nadrukkelijker. We bespreken welke
specifieke delen door mens en dier worden gegeten
en verbinden dit aan verschillende groenten. Bij
deze basisstof kunt u eventueel wat verschillende
groenten in de klas laten zien (waspeen, radijs,
rode biet). Laat bij bijvoorkeur groenten zien
waarbij de gehele plant te zien is, inclusief het
eetbare deel (waspeen, prei, enzovoort).
De leerlingen gaan een salade maken in opdracht
30. Eventueel kan het vlees worden weggelaten.
De leerlingen gaan in opdracht 31 wortelstamppot
maken. Voor de vegetariërs en de leerlingen die
geen varkensvlees eten kunt u alternatieven voor
de rookworst geven, zoals een vleesvervanger of
rund- of lamsvlees.
Kijken met een microscoop
In basisstof 7 behandelen we de vaardigheid
microscopie. We beginnen met de onderdelen van
de microscoop. Daarna volgt het werken met de
microscoop. Bij deze basisstof is een interactieve
computerles beschikbaar, met behulp waarvan de
leerlingen de vaardigheid kunnen oefenen. In de
computerles worden ook enkele regels voor het
gebruik van de microscoop geformuleerd.
Bij het werken met de microscoop is het het
handigst als elke leerling kan beschikken over een
microscoop. In de basisstof gebruiken we
klaargemaakte preparaten. Hiervoor kunt u het
beste preparaten nemen van niet al te ingewikkelde
voorwerpen. De leerlingen moeten het preparaat
immers tekenen. Ook bekijken ze een stukje van
een krant en hun haar. Hierbij hebben we ervoor
gekozen de leerlingen geen echt preparaat te laten
maken. Zelf preparaten maken komt pas aan de
orde in basisstof 8.
Cellen
In basisstof 8 behandelen we de bouw van
respectievelijk plantaardige cellen en dierlijke
cellen. Deze basisstof bevat een
computerpracticum. De leerlingen maken in deze
basisstof kennis met de verschillen en
overeenkomsten tussen plantaardige en dierlijke
cellen. Ze leren verschillende soorten plastiden
kennen.
In deze basisstof gaan de leerlingen zelf preparaten
maken. Voordat de leerlingen hun preparaat
bekijken, wordt het door u of de onderwijsassistent
gecontroleerd. Bespreek eventuele mankementen
aan het preparaat en leg uit waardoor het beeld
wordt verstoord (bijvoorbeeld door luchtbellen, of
door dubbele lagen cellen enzovoort). Dergelijke
‘foutjes’ zijn ook afgebeeld in afbeelding 45.
Leerlingen hebben vaak moeite om de cellen uit
wangslijmvlies in hun preparaat te vinden. Het kan
helpen om een demonstratiepreparaat in de klas te
hebben, zodat de leerlingen een idee hebben waar
ze naar moeten zoeken. Bij deze basisstof hoort
een computerles over plantaardige en dierlijke
cellen.
Extra basisstof
De extra basisstof bevat leerstof die niet per se tot
het basisprogramma voor de havo/vwo-leerling
behoort. De extra basisstof behandelt onderwerpen
die iets moeilijker en uitgebreider zijn dan de
onderwerpen in de reguliere basisstof. U bepaalt
zelf welke extra basisstof de leerlingen kunnen
doen. Qua opbouw is de extra basisstof
vergelijkbaar met de reguliere basisstof. De teksten
worden afgewisseld met afbeeldingen en
opdrachten. De opdrachten worden gemaakt in het
werkboek. De extra basisstof is ook aanwezig in de
samenvatting. U kunt de extra basisstof meenemen
in de toets. Bij de toetsvragen is duidelijk
aangegeven welke vragen betrekking hebben op
deze extra basisstof.
Extra basisstof 9 gaat over takken. Leerlingen leren
meer over de anatomie van takken.
In extra basisstof 10 gaan de leerlingen
huidmondjes bekijken.
Extra basisstof 11 gaat over celdeling en
chromosomen. Bij deze extra basisstof hoort een
computerles over celdeling.
In extra basisstof 12 gaan de leerlingen zelf een
proef bedenken voor een onderzoek naar de
invloed van water op de stevigheid van stengels.
De leerlingen werken aan de hand van een
werkplan (afbeelding 61 op bladzijde 69) en
ontwerpen een proefopstelling (opdracht 52).
Vervolgens voeren ze de proef uit en maken er een
verslag van (opdracht 53).
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 109
DEEL 1 HAVO.VWO
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst, of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst, en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vier verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een districtsbeheerder van
Staatsbosbeheer, een bosbouwkundig onderzoeker,
een histoloog en een biochemisch
laboratoriumingenieur aan het woord. Zij leggen uit
welke relaties er bestaan tussen hun beroep en het
vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 leren de leerlingen meer over
het belang van fotosynthese voor de mens.
In keuzeopdracht 3 gaan de leerlingen gallen
bestuderen.
Keuzeopdracht 4 is een puzzel over begrippen die
in de basisstof aan de orde zijn gekomen.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je van een
proef een verslag moet maken.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je de
interactieve flora op internet gebruikt.
– De leerlingen hebben geleerd bladeren van
planten te verzamelen en te drogen.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je met een
microscoop moet werken.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van een vliesje van een ui.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van een blad van waterpest.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van een aardappel.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van je eigen wangslijmvliescellen.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken van
tekeningen.
● Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
preparaat maakt van de opperhuid van een blad.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken met
de microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken van
tekeningen.
– De leerlingen hebben geleerd hoe je een
werkplan maakt bij het ontwerpen van een proef.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.5.2 Benodigdheden
Basisstof
– een kamerplant die makkelijk te stekken is
– een scherp mes
– een reageerbuis of bekerglas
– eventueel: een reageerbuisrek
– een bloempot
– potgrond
– een schoteltje
– een plantengieter
– een plantengids of een plantenlabel die bij
deze kamerplant hoort
– twee margarinekuipjes
– watten
– tuinkerszaadjes (40 stuks per leerling)
– twee kartonnetjes van 15 x 15 cm
– koelkast
– thermometer
– een stukje stengel met bladeren (bijvoorbeeld
van een liguster of van een andere plant, zo
mogelijk per leerling)
– een volledig blad van een berk, beuk of eik
(per leerling)
– een loep (zo mogelijk per leerling)
– kiemplantjes van de tuinkers (per leerling)
– een plantenpers met krantenpapier
(eventueel) (zo mogelijk per leerling)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– een computer met cd-rom-speler
– krantenpapier
– schaartje
– een klaargemaakt preparaat (per leerling)
– waterpest
– ui (2 stuks per klas)
– aardappelen (2 stuks per klas)
– een plastic koffieroerdertje (per leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 110
DEEL 1 HAVO.VWO
– prepareermateriaal
– voorwerpglas (100 stuks)
– dekglas (1 doosje per klas)
– tissues (1 doos per klas)
– druppelpipet (10 stuks) met eosine
– joodoplossing in een flesje met een
druppelpipet
– scheermesje (10 stuks per klas)
– pincet (zo mogelijk 1 per leerling)
– prepareernaald (10 stuks)
– filtreerpapier (1 rol)
– tekenmaterialen
– microscoop (zo mogelijk 1 per leerling)
De benodigdheden die u bij basisstof 6 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de salade bereiden:
– ¼ krop sla
– ¼ komkommer
– 1 tomaat
– 1 hardgekookt ei
– 2 augurkjes
– een klein blikje groenten naar keuze,
bijvoorbeeld erwtjes, worteltjes, maïs of gemengde
groenten
– 10 zilveruitjes
– 1 klein bakje salade, bijvoorbeeld
huzarensalade, vissalade of vleessalade
– 2 plakjes ham (kan ook weggelaten worden)
– eventueel 2 eetlepels dressing
– 2 puntbroodjes
– boter, margarine of halvarine voor de broodjes
Keukenmateriaal:
– een sladroger of schone theedoek
– een snijplank en mes
– een dunschiller
– een zeef
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school de stamppot bereiden:
– 400 gram aardappelen
– 1 winterpeen van ongeveer 300 gram
– 2 flinke uien
– 1 kleine rookworst of een alternatief voor de
vegetariërs of leerlingen die geen varkensvlees
eten
– ongeveer 100 gram halfvolle melk
– een klein klontje boter, margarine of halvarine
– keukenzout en peper
Keukenmateriaal:
– een snijplank
– een aardappelschilmesje
– een dunschiller
– een pureestamper
– een pollepel
– 2 kookpannen met deksel
– 2 kookpitten
– 1 schaal
– 2 borden, 2 messen en vorken
– 2 servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
– een tak met duidelijke ringlittekens en
bladlittekens
– een blad van een plant
– prepareermateriaal
– een microscoop
– de stengels van een kruidachtige plant
(bijvoorbeeld witte dovenetel)
– de stengels van een houtachtige plant
(bijvoorbeeld liguster)
– reageerbuis (4 stuks)
– reageerbuisrek
Keuzeopdrachten
– tekenmateriaal
– een speld
– een mesje
– bladeren met gallen van de Hollandse eik en
van de beuk (de leerlingen kunnen deze ook zelf
verzamelen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 111
DEEL 1 HAVO.VWO
4.6 HANDLEIDING BIJ ORDENEN
4.6.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema leggen we de link tussen het ordenen
van je kamer, het ordenen van je tijd (plannen) en
het ordenen van de natuur zoals dat in de biologie
gebeurt. Hierdoor introduceren we het onderwerp
op een toegankelijke manier en gaan we meteen in
op de vaardigheid plannen van je tijd.
Een belangrijk doel dat ons bij dit thema voor ogen
stond, is leerlingen te laten kennismaken met de
enorme variatie aan organismen. De indeling van
organismen volgens het vijfrijkensysteem heeft de
meeste aanhang onder biologen: moneren
(bacteriën), protisten, schimmels, planten en
dieren. In het Nederlands biologieonderwijs heeft
dit systeem evenwel nooit veel aanhang gehad.
Onze bezwaren tegen het gebruik van het
vijfrijkensysteem in het biologieonderwijs hebben
onder meer betrekking op het gegeven dat het rijk
van de protisten overkomt als een rijk waarin
weinig gemeenschappelijke kenmerken bestaan
tussen de organismen: dit rijk omvat zowel
eencellige als veelcellige organismen, zowel
organismen met als zonder celwand en zowel
organismen met als zonder bladgroenkorrels.
In het Nederlandse biologieonderwijs geeft men
veeleer de voorkeur aan de indeling van
organismen volgens het vierrijkensysteem:
bacteriën, schimmels, planten en dieren. Ook de
examenprogramma’s biologie gaan uit van een
indeling in vier rijken. Een bijkomend voordeel van
het vierrijkensysteem is dat deze indeling parallel
loopt met de indeling reducenten – producenten –
consumenten. Deze indeling komt in leerjaar 2
uitvoerig aan de orde.
We hebben in dit thema Ordenen dan ook gekozen
voor de indeling volgens het vierrijkensysteem. Het
plantenrijk en het dierenrijk delen we in dit thema
verder in. De leerlingen leren de afdelingen van
deze rijken kennen. We duiden de onderafdelingen
in het dierenrijk consequent aan met de naam
'groepen’. We hebben deze keuze gemaakt omdat
we de naam 'klassen’ voor de meeste twaalf- en
dertienjarigen iets te formeel vinden. (Deze naam
hebben we niet als synoniem gebruikt voor andere
indelingscategorieën.) In extra basisstof 11 kunnen
de leerlingen hier wel meer over leren.
Je dagelijks leven ordenen
In basisstof 1 leggen we het principe van ordenen
uit aan de hand van dingen die leerlingen dagelijks
meemaken. De leerlingen leren hun tijd in te delen.
Aan het eind van deze basisstof maken de
leerlingen kennis met de vier rijken in de natuur.
Ze leren de celkenmerken van de verschillende
rijken kennen en het onderscheid tussen soorten en
rassen.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
ordenen.
Het rijk van de bacteriën
In basisstof 2 behandelen we het rijk van de
bacteriën. Omdat de meeste leerlingen zich niet
zoveel kunnen voorstellen bij bacteriën, hebben we
getracht de link te leggen met het dagelijks leven
en de rol van bacteriën daarin. In opdracht 15 gaan
de leerlingen zelf bacteriën kweken. U kunt ervoor
kiezen om de leerlingen alleen of in groepjes met
één voedingsbodem te laten werken. Bij deze
basisstof hoort een computerles over celdeling.
Het rijk van de schimmels
In basisstof 3 wordt het rijk van de schimmels
behandeld. De kenmerken, de voortplanting en de
functies van eencellige en meercellige schimmels
komen hierbij aan de orde.
Ook hier gaan we vooral in op de functie van
schimmels in het dagelijks leven (voedselbederf,
voedselproductie). In opdracht 19 maken de
leerlingen zelf een preparaat van gistcellen en
bekijken dit onder de microscoop. In opdracht 20
doen ze dat met een meercellige schimmel.
Het rijk van de planten
In basisstof 4 behandelen we het rijk van de
planten. In thema 2 hebben de leerlingen uitvoerig
kennisgemaakt met planten als organismen met
wortels, stengels en bladeren. In deze basisstof
breiden we het begrip planten uit. De leerlingen
maken kennis met een groep planten zonder
wortels, stengels en bladeren: de wieren. In
opdracht 21 bekijken de leerlingen een zelfgemaakt
preparaat van boomalgcellen en maken er een
tekening van. In opdracht 23 bekijken en tekenen
de leerlingen een mosplantje en een varenblad.
U kunt deze basisstof verlevendigen door mossen,
varens en paardenstaarten in de klas te laten zien.
We delen de zaadplanten verder in in
bedektzadigen en naaktzadigen. We gaan niet
verder in op de indeling van de bedektzadigen in
eenzaadlobbigen en tweezaadlobbigen, omdat we
van mening zijn dat dit nu te ver voert.
In opdracht 26 staat een aantal planten genoemd
met hun beschrijvingen. De leerlingen moeten de
naam bij de juiste tekening en beschrijving
plaatsen. Hiervoor kunnen ze eventueel de
interactieve flora gebruiken.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 112
DEEL 1 HAVO.VWO
Het rijk van de dieren
In basisstof 5 behandelen we de indeling van het
dierenrijk.
We behandelen eerst de kenmerken waarop we
letten bij de indeling van het dierenrijk: symmetrie
en de aanwezigheid van een skelet (en vervolgens
de aanwezigheid van een wervelkolom). Na het
bespreken van de kenmerken delen we het
dierenrijk in. Bij deze verdere indeling komen we
per groep steeds terug op de kenmerken
(symmetrie en de aanwezigheid van een skelet).
De kenmerken en eigenschappen per afdeling staan
in afbeelding 47 op een rijtje.
Bij de indeling hebben we soorten organismen
waarbij er inconsistentie optreedt tussen de
afdelingen en de gehanteerde kenmerken zoveel
mogelijk vermeden.
Door skeletten van organismen te laten zien
(bijvoorbeeld van een mossel, een tuinslak, een
zeekat, een kreeft en/of een zeester) kunt u dit
thema voor leerlingen aanzienlijk verlevendigen. In
opdracht 30 bekijken en tekenen de leerlingen een
regenworm. Bij deze basisstof hoort een
computerles over symmetrie.
Eencellige dieren
Als voorbeelden van organismen uit de afdeling van
de eencellige dieren komen in basisstof 6 de
amoebe en het pantoffeldiertje aan de orde.
Achtereenvolgens wordt de manier van
voortbeweging, de manier van voeden en de
manier van uitscheiden besproken. In opdracht 31
bekijken de leerlingen met een microscoop een
preparaat van een amoebe en maken er een
tekening van. In opdracht 34 bekijken ze
pantoffeldiertjes.
Geleedpotigen
In basisstof 7 gaan we in op de afdeling van de
geleedpotigen. Ze worden ingedeeld in vier
groepen. Het belangrijkste indelingscriterium is
daarbij het aantal poten. In opdracht 36 noteren de
leerlingen de onderscheidende kenmerken van elke
groep in een schema. Ze kunnen hierbij
gebruikmaken van afbeelding 52 op bladzijde 97.
Opdracht 37 is bedoeld om de leerlingen bewust te
maken van de enorme variatie aan geleedpotigen.
Afbeelding 56 op bladzijde 98 laat zien dat de
geleedpotigen de grootste groep organismen
vormen van het dierenrijk.
Gewervelden
In basisstof 8 gaan we in op de indeling van de
gewervelde dieren en de kenmerken op grond
waarvan we de gewervelden indelen. We delen de
gewervelde dieren in op basis van vijf kenmerken:
de manier van ademhalen, de huidbedekking, de
lichaamstemperatuur, de leefomgeving en de
manier van voortplanten. Bij vogels hebben we als
leefomgeving de lucht genoemd. Strikt genomen
leven vogels voor een groot deel op het land,
aangezien ze daar hun nesten bouwen, hun eieren
leggen en vaak hun voedsel zoeken. Toch hebben
we ervoor gekozen om te verwijzen naar de lucht
omdat vliegen een belangrijke eigenschap van
vogels is.
In opdracht 40 vullen de leerlingen de
onderscheidende kenmerken van elke groep
gewervelden in een schema in. In opdracht 41
maken de leerlingen voor het eerst een
cirkeldiagram. Leg eventueel uit dat elk streepje in
de cirkel staat voor 1 procent.
In opdracht 42 delen de leerlingen vervolgens
dieren in in een van de afdelingen.
Het indelen van organismen
In basisstof 9 introduceren we de determineertabel.
We leren de leerlingen organismen in de juiste
groep in te delen met behulp van deze tabel.
Hierbij komen de feiten uit het thema Ordenen
terug en worden ze nog eens verwerkt.
Een werkstuk over een diersoort of diergroep
In basisstof 10 leren de leerlingen hoe ze een
werkstuk moeten maken. Het thema Ordenen leent
zich goed voor het maken van een werkstuk. Bij
brugklassers moet u erop bedacht zijn dat ze in
hun enthousiasme heel veel tijd aan een werkstuk
kunnen besteden. Het is dan ook verstandig naast
een minimumomvang een maximumomvang vast
te stellen.
Extra basisstof
In extra basisstof 11 delen de leerlingen de dieren
verder in in steeds kleinere groepen. We gebruiken
voor een onderafdeling de naam klassen hier. In de
basisstof gebruiken we hiervoor de naam groepen.
In extra basisstof 12 gaan we in op de dubbele
naamgeving voor planten en dieren in
naslagwerken. Organismen worden doorgaans
aangeduid met een wetenschappelijke naam die
bestaat uit twee namen: een geslachtsnaam en een
soortnaam. Om de wetenschappelijke naam te
kunnen zien, moeten de leerlingen voor opdracht
50 op de cd-rom De interactieve flora van
Nederland en Vlaanderen onder de afbeelding op de
Nederlandse naam klikken. Dan wordt de
wetenschappelijke naam zichtbaar. Bij vraag 3 van
opdracht 50 wordt gevraagd naar het ecotoop van
de plant. Dit kan onder biotisch gevonden worden.
In extra basisstof 13 gaan de leerlingen de bouw
van een mossel bestuderen. Let erop dat de
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 113
DEEL 1 HAVO.VWO
mosselen slechts kort mogen worden gekookt.
Bepaalde delen zijn anders niet goed meer waar te
nemen. U kunt dit practicum als een
beoordelingspracticum inzetten om de
onderzoeksvaardigheden van de leerlingen te
beoordelen. Ook de kwaliteit van de
tekenvaardigheid kunt u in dit practicum
beoordelen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
In dit thema bestaat de samenvatting uit tal van
schema’s waarin per afdeling kenmerken en
voorbeelden worden opgesomd. De schema’s
hebben vrijwel allemaal dezelfde opbouw.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst, of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. De
vaardigheid ‘Determineren met behulp van een
determinatietabel’ is wel in de toets opgenomen.
Ten behoeve van de extra doelstellingen zijn ook
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen die de extra doelstellingen niet
hebben doorgewerkt, kunnen deze vragen
eenvoudigweg weglaten. De leerlingen kunnen de
toets zelfstandig maken en nakijken. De bundeling
van de vragen naar doelstelling biedt de leerling de
mogelijkheid om na te gaan welke doelstellingen
hij/zij beheerst, en welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een plantenteeltdeskundige en een
dierenarts aan het woord. Zij leggen uit welke
relaties er bestaan tussen hun beroep en het vak
biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 onderzoeken de leerlingen
Tubifex onder de microscoop.
Keuzeopdracht 3 gaat over misleidende namen die
dieren hebben gekregen.
Competenties/vaardigheden
● Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een
cirkeldiagram af te lezen en te maken.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van een werkstuk.
– De leerlingen hebben geoefend in het doen van
practicum met bacteriën, schimmels en planten.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met de loep en de microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het
gebruiken van naslagwerken.
● Extra basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het
gebruiken van naslagwerken.
– De leerlingen hebben een
beoordelingspracticum uitgevoerd en tekeningen
gemaakt.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.6.2 Benodigdheden
Basisstof
– petrischaal met voedingsbodem (1 per leerling
of per groepje leerlingen)
– tekenmateriaal (1 set per leerling)
– klompje bakkersgist
– prepareermateriaal (1 set per leerling)
– microscoop (zo mogelijk 1 per leerling)
– beschimmelde boterham of beschimmeld stuk
fruit
– loep
– stukje boomschors met groene aanslag
(boomalg)
– mosplantje (bijvoorbeeld haarmos) met een
sporendoosje (1 per leerling)
– deel van een varenblad (bijvoorbeeld
mannetjesvaren) met sporendoosjes (5 stuks)
– een regenworm (zo mogelijk per leerling)
– wit papier (1 vel per leerling)
– flesje water met een druppelpipet
– preparaat van een amoebe (1 per leerling)
– kweek van pantoffeldiertjes
– glycerine of methylcelluloseoplossing
(behangersplak)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 114
DEEL 1 HAVO.VWO
Eventueel:
– verschillende soorten mosplantjes
– verschillende soorten varens
– verschillende soorten paardenstaarten
Extra basisstof
– gekookte zeemossel in een schaaltje (1 per
leerling)
– scalpel of een mesje (1 per leerling)
– schaar (1 per leerling)
– tekenpapier (1 vel per leerling)
– tekenmateriaal (1 set per leerling)
Keuzeopdrachten
– Tubifex (1 potje)
– microscoop (zo mogelijk 1 per leerling)
– pincet (5 stuks)
– prepareermateriaal (1 set per leerling)
– tekenmateriaal (1 set per leerling)
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 115
DEEL 2 HAVO.VWO
4.7 HANDLEIDING BIJ JE UITERLIJK
4.7.1 Didactische verantwoording en suggesties
Dit thema gaat over het uiterlijk. De leerlingen
krijgen inzicht in de invloeden en motieven die van
belang zijn bij hun keuzes ten aanzien van hun
uiterlijk. Hierbij wordt aandacht besteed aan de
wijze waarop leerlingen hun uiterlijk ervaren, welke
factoren het uiterlijk bepalen, de relatie tussen het
uiterlijk en karaktereigenschappen, de beïnvloeding
vanuit de naaste omgeving en de beïnvloeding
vanuit de reclame.
Iedereen is anders
In de inleiding in basisstof 1 behandelen we dat
een uiterlijk verandert en te veranderen is. De
leerlingen denken na over de invloed die ze zelf
(willen) hebben op hun uiterlijk. Ze vergelijken
opdracht 2 met die van een medeleerling. De
leerling leert op verschillende manieren naar het
eigen en andermans uiterlijk te kijken. Ook ervaren
leerlingen dat er verschil is in smaak en dat er een
wisselwerking is tussen het uiterlijk en
karaktereigenschappen. Het gaat er vooral om dat
leerlingen inzien dat wat zij als normaal ervaren
niet voor iedereen normaal hoeft te zijn. Ook wordt
het begrip ‘uitstraling’ behandeld. In deze basisstof
wordt nog niets met reclame gedaan; dit komt later
in het thema.
Mensen wonen samen en hebben invloed op elkaar.
In een cultuur ontstaan normen met betrekking tot
het gedrag van mensen. Die normen ontstaan op
basis van de heersende waarden. Met behulp van
enkele voorbeelden kunt u dit de leerlingen
duidelijk maken. Zo viert men onder de rivieren in
het voorjaar massaal carnaval en boven de rivieren
slechts in beperkte mate. De vorige zin laat meteen
ook zien waarom het moeilijk is om heel duidelijke
cultuurindelingen te maken. Want beneden de
rivieren viert lang niet iedereen carnaval en boven
de rivieren wordt op een aantal plekken juist wel
stevig gefeest. Cultuurkenmerken zijn vaak een
grootste gemene deler. Niet alle moslims zijn
geheelonthouders en niet alle Engelsen houden van
voetbal.
Cultuur is iets wat je met de paplepel krijgt
ingegoten. Het zit in uiterlijkheden, maar ook
binnen in je. Juist dát gegeven is moeilijk in een
voorbeeld onder te brengen zonder in stereotypen
te vervallen.
In ons land wonen mensen uit veel culturen naast
elkaar. We noemen de Nederlandse samenleving
daarom ook wel een multiculturele samenleving.
Door wederzijdse beïnvloeding zijn de culturen in
Nederland ook aan verandering onderhevig. In de
eerste opdrachten schrijven leerlingen over hun
eigen situatie en beschrijven ze in welke cultuur zij
zichzelf vinden thuishoren. In culturen komen
gemakkelijk waarneembare kenmerken voor (vaak
de uiterlijke kenmerken) en moeilijk waarneembare
kenmerken (zoals de gedragsregels). In de
basisstof is aandacht voor normen en de invloed
die de cultuur daarop heeft. Bij opdracht 9 wordt
van u verwacht dat u een klassengesprek houdt
(zie ook de vaardigheid ‘Klassengesprek’ op de
internetsite). U kunt klassikaal de culturen
inventariseren waarbij de leerlingen zich het
meeste thuis voelen en bespreken waarom dat zo
is. Het is belangrijk dat zowel overeenkomsten als
verschillen tussen de culturen aan de orde komen.
De overeenkomsten kunnen hierbij het startpunt
zijn. Ook hier leert de ervaring dat als de eerste
vrijwilligers over de brug komen er vanzelf meer
leerlingen gaan vertellen. U kunt ook voorbeelden
dicht bij huis zoeken, zoals: hoe benader je
docenten in Nederland in vergelijking met veel
andere landen? (in Nederland is dit vaak veel
informeler dan in andere landen, ook Europese!).
Of: spreek je je ouders aan met ‘je’ of ‘u’?
Leerlingen vinden het vaak moeilijk om
gedragsregels van hun eigen cultuur te noemen.
Deze regels zijn zo gewoon, dat zij ze niet als
zodanig herkennen. In opdracht 10 verwerken de
leerlingen het klassengesprek.
In deze basisstof wordt ook het begrip ‘subcultuur’
behandeld. Binnen uw school bestaan verschillende
subculturen van jongeren, zoals skaters en gothics.
Ook fans van een popgroep of leden van een
sportvereniging kunnen een subcultuur vormen met
eigen normen en waarden, en – duidelijk
waarneembaar – met eigen kledingvoorschriften.
Je huid
Het eerste deel van deze basisstof gaat in op de
bouw van de huid. Het is aan te raden tijdens het
werken aan deze basisstof voortdurend een model
van de huid (eventueel een wandplaat) in de klas
te hebben. Leerlingen kunnen zich dan beter een
voorstelling maken van de ruimtelijke bouw van de
verschillende delen van de huid.
In het tweede deel van deze basisstof wordt de
nadruk gelegd op hygiëne bij de
lichaamsverzorging. Het moet voor de leerling ook
duidelijk zijn dat inwendige verzorging (goede
nachtrust, veel beweging en gezonde voeding)
zeker zo belangrijk is als de uitwendige verzorging.
In opdracht 14 vergelijken leerlingen de producten
die ze gebruiken voor hun verzorging. Wellicht kunt
u de leerlingen vragen hun eigen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 116
DEEL 2 HAVO.VWO
huidverzorgingartikelen mee te nemen en met
elkaar te vergelijken. Ook dan zal weer duidelijk
worden dat de verschillen tussen leerlingen (en
mensen in het algemeen) groot zijn. Er wordt ook
aandacht besteed aan acne. Eventueel kunt u een
schoonheidsspecialist(e) uitnodigen voor een
gastles. U kunt hem/haar vragen om speciaal
aandacht te besteden aan de jongens. Zij zullen
niet snel advies vragen aan een
schoonheidsspecialist, maar het acneprobleem is bij
hen vaak erg groot.
Bij dit onderwerp hoort een computerles over de
huid en een over huidziekten. Deze staan op de
internetsite.
Je kiest zelf
Deze basisstof gaat in op de keuzes die leerlingen
kunnen maken. In opdracht 19 verdiepen de
leerlingen zich in de problemen die ontstaan
wanneer je moet kiezen tussen twee belangrijke
dingen. Dit doen ze aan de hand van een concreet
voorbeeld. Aangezien het moeilijker is om je bij je
keuze te houden wanneer je die moet vertellen aan
iemand die je met je keuze teleurstelt, gaan de
leerlingen in opdracht 20 een rollenspel doen.
Hierbij spelen ze in groepjes van drie leerlingen
drie situaties na waarbij een leerling nee moet
zeggen.
De leerlingen leren hoe je je uiterlijk tijdelijk kunt
veranderen door bijvoorbeeld make-up. Ze leren
dat de wet blijvende veranderingen zoals tatoeages
en piercings bij jonge mensen niet zo maar toelaat.
Ook gaan we in op de gezondheidsrisico’s bij
borstvergrotingen.
Je kleding
Deze basisstof begint met de etikettering van
textiel. De leerlingen moeten zelf etiketten
opzoeken. Wellicht heeft u zelf ook een aantal
voorbeelden van etiketten, al of niet in textiel,
maar de leerlingen kunnen ook in de kleding kijken
die ze op dat moment dragen (opdracht 23). Bij de
merketiketten kunt u vooruitlopen op de motieven
om kleding te kopen. Hierbij kan het belang van
groepsnormen weer ter sprake worden gebracht.
De leerlingen onderzoeken verschillende vezels op
uiterlijk en op brandbaarheid. Bij de beschrijving
van de verschillende soorten textiel komen
nadrukkelijk enkele milieuaspecten aan de orde.
Het is voor leerlingen waarschijnlijk een verrassing
als ze vernemen dat natuurlijke vezels niet altijd de
meest milieuvriendelijke zijn. Vooral katoen is - bij
de nog altijd vaak toegepaste teelt - erg schadelijk
voor het milieu. Voor de teelt worden grote
hoeveelheden insecticiden, kunstmest en water
gebruikt. Dat heeft op een aantal plaatsen tot
milieurampen geleid. Als katoen machinaal geplukt
wordt, worden de planten eerst behandeld met
ontbladeringsmiddelen. Ten slotte worden bij de
verwerking veel chemicaliën gebruikt voor de
reiniging van katoen, het bleken, het verven,
enzovoort. De arbeidsomstandigheden waaronder
kleding (met name in de lagelonenlanden)
geproduceerd wordt, kan als onderwerp dienen
voor een extra opdracht in de vorm van een
muurkrant.
Ten slotte volgen enkele tips om op een
milieuvriendelijke manier kleding te kopen van
Goede waar & Co. (de voormalige Alternatieve
Konsumenten Bond):
1 Kijk in uw omgeving of er een winkel is die
mensen milieuvriendelijke kleding verkoopt. De
beste keus is een kledingstuk met een officieel
keurmerk.
2 Bij gangbare kleding kan verder grofweg het
volgende onderscheid worden gemaakt:
– aan te bevelen zijn: linnen (LI), hennep (HE),
wol (WO), zijde (SI), polyester (PES) en
polypropeen (PP);
– af te raden zijn: katoen (CO), acryl (PAC),
polyamide (PA; ook bekend als nylon),
polyurethaan (EC), acetaat (CA), triacetaat (CTA),
viscose (VI of CO) en PVC.
3 Bedrukte kleding is beter dan geverfde
kleding; ongeverfde en ongebleekte kleding is nog
beter.
4 Let op het etiket met het wasvoorschrift.
Kleding die niet thuis gewassen kan worden, kan
alleen chemisch gereinigd worden. Meestal gebeurt
dit met perchloorethyleen (P). De productie van
deze stof brengt grote risico’s met zich mee voor
mens en milieu. Reiniging met cfk’s, aangegeven
met een (F), is inmiddels verboden. In plaats
hiervan worden milieuvriendelijke manieren
ingezet.
5 Vraag de verkoper onder welke
arbeidsomstandigheden het kledingstuk gemaakt
is.
6 Kies voor kleding van goede kwaliteit. Doordat
deze lang meegaat, voorkomt u een berg afval.
Zie ook de internetsite
www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
Bij deze basisstof hoort een computerles over de
productie van kleding. Deze staat op de
internetsite.
Kleding kiezen
Kleding heeft verschillende functies. Een van de
functies is: duidelijk maken dat je bij een bepaalde
groep wilt horen. Een andere functie van kleding is
veiligheid bieden. In afbeelding 29.1 in het
handboek staat een foto van een gele regenjas.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 117
DEEL 2 HAVO.VWO
De jas beschermt tegen de regen, de gele kleur is
voor de veiligheid omdat deze opvallende kleur je
beter zichtbaar maakt in het verkeer. U kunt
eventueel enkele voorbeelden van
veiligheidskleding in de klas halen. Verschillende
leerlingen zullen voorbeelden kennen uit eigen
ervaring of via hun ouders. Ook van schoenen kunt
u voorbeelden laten zien. Wellicht loont het de
moeite om (de prijs van) merkschoenen als Nikes
te vergelijken die van met ‘gewone’ schoenen.
Hierna komen de verschillende motieven voor het
kiezen van kleding aan bod. De leerlingen krijgen
eerst een opdracht over de motieven die voor hen
een rol spelen bij de aanschaf van een aantal
kledingstukken (opdracht 32). Zij vergelijken deze
in opdracht 33 met die van drie klasgenoten.
Daarna volgt een klassengesprek over dit
onderwerp.
Het volgende deel van deze basisstof gaat over
reclame. Juist leerlingen in deze leeftijdsfase
vormen een belangrijke en gevoelige doelgroep. In
deze basisstof proberen we de leerling de werking
van reclame te laten doorzien. Reclame heeft een
grote invloed op leerlingen. Veel leerlingen
onderschatten het effect van reclame op hun eigen
aankoopgedrag. U kunt het effect van reclame aan
de orde stellen door de volgende redenering op het
bord te zetten:
1 Reclame maakt bekend.
2 Bekend maakt bemind.
3 Conclusie: reclame maakt bemind.
Ter illustratie van zin 1 kunt u leerlingen slogans
laten aanvullen, bijvoorbeeld: ‘Even ... bellen’,
‘…zeker Delta Lloyd’, ‘Dat is er een van …’ of
‘Biertje?’.
De kwalificatie ‘Best uit de test’ wordt niet meer
gebruikt door de Consumentenbond. Zij gebruiken
nog wel de begrippen ‘Beste koop’ en ‘Voordelige
keus’. Daarnaast werken ze sinds kort met een
puntensysteem. Dat is nog niet opgenomen in de
testen in het handboek.
Als extra opdracht kunnen leerlingen via internet de
site van de Consumentenbond bezoeken. Als
praktische opdracht zou het ontwerpen van een
vergelijkend warenonderzoek een mogelijkheid zijn.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
koopinformatie. Deze staat op de internetsite.
Kleedgeld?
Deze basisstof biedt de leerling de mogelijkheid om
volgens de vier zorgstappen te komen tot de keuze
van wel of geen kleedgeld. In het handboek wordt
verwezen naar het NIBUD voor
achtergrondinformatie over kleedgeld. Hieronder
staan enkele tips om met kleedgeld uit te komen.
– In de opruiming kan kleding veel voordeliger
zijn dan anders.
– In kringloopwinkels of tweedehandswinkeltjes
kun je vaak heel goedkoop leuke dingen op de kop
tikken.
– Zelfgemaakte kleding is ‘exclusief’ en kost
meestal ook veel minder.
– Als je met je kleedgeld niet uitkomt, kun je
proberen een krantenwijk te nemen of een
weekendbaantje te vinden.
Een belangrijk onderdeel van deze basisstof is het
gesprek van de leerling met
‘ervaringsdeskundigen’, zoals de ouders of
verzorgers en klasgenoten die kleedgeld krijgen.
Extra basisstof
In extra basisstof 7 krijgen leerlingen informatie
over de voor- en nadelen van zonnen. Ze leren
over verschillende huidtypes en ze leren waarop je
extra moet letten om zonnebrand te voorkomen en
de risico’s op huidkanker te beperken. Er wordt ook
ingegaan op de functies van de huid en op het
proces van veroudering.
In extra basisstof 8 kunnen de leerlingen leren hoe
je wonden behandelt. Hierbij is uitgebreid aandacht
voor brandwonden.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 118
DEEL 2 HAVO.VWO
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een tandarts en een modeontwerper
aan het woord.
Zij leggen uit welke relaties er bestaan tussen hun
beroep en het vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 gaan de leerlingen reclame
maken voor een zelfverzonnen product. Voor dit
product maken zij een poster.
Keuzeopdracht 3 gaat over hoofdluis en roos. In
deze keuzeopdracht proberen we het idee weg te
nemen dat hoofdluis alleen voorkomt bij mensen
die zich niet goed verzorgen. Verder wordt
uitgelegd hoe roos ontstaat en wat er tegen te
doen is. Belangrijk is dat duidelijk wordt dat het
schadelijk kan zijn voor de gezondheid en het
milieu als je vaak een antiroos-shampoo gebruikt.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen drie
verschillende beschermingsfactoren van een
zonnebrandmiddel onderzoeken.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen het
isolatievermogen van stoffen onderzoeken. Hierbij
is het belangrijk dat de leerlingen bij het meten van
de temperatuur de volgende volgorde aanhouden:
1) het flesje in de wollen sok, 2) het flesje in de
katoenen sok, 3) het flesje in het pantykousje, en
4) het onverpakte flesje. Belangrijk is dat
leerlingen nauwkeurig de aanwijzingen lezen en
precies werken.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd hoe je kleedgeld
kunt berekenen.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van een preparaat.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met de microscoop.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met het stappenplan.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.7.2 Benodigdheden
Basisstof
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– een voorwerpglaasje
– een dekglaasje
– een pincet
– water
– een stukje katoenweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een stukje wolweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een stukje nylonweefsel (ongeveer 1 cm2)
– een schoteltje
– een waxinelichtje
– lucifers
– een wasknijper of pincet
– een draadje katoen
– een draadje wol
– een draadje nylon
Eventueel:
– een wandplaat over de huid
– voorbeelden van veiligheidskleding
– voorbeelden van etiketten in kleding
– een videoband met reclamespotjes
– preparaten van verschillende textielvezels
(voor microscopisch vezelonderzoek)
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– tijdschriften
– vellen stevig papier
– een schaar
– lijm
– een opengeknipt boterhamzakje
– een strook krantenpapier die groter is dan het
opengeknipte boterhamzakje; met zoveel mogelijk
tekst
– een plankje dat minstens even groot is als het
stuk krantenpapier
– minstens 4 punaises
– een geodriehoek
– een viltstift
– drie zonnebrandmiddelen van hetzelfde merk,
met verschillende beschermingsfactoren
– 4 afsluitbare flesjes
– 4 etiketten
– warm water (ongeveer 70 ºC)
– 1 wollen sok
– 1 katoenen sok
– 1 pantykousje of nylonsokje
– 3 elastiekjes
– 1 thermometer
Eventueel:
– folders over bestrijding van hoofdluis en
bijsluiters van middelen tegen hoofdluis
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 119
DEEL 2 HAVO.VWO
4.8 HANDLEIDING BIJ SPORTEN
4.8.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat sporten centraal. Aan de hand
hiervan behandelen we het beenderstelsel, het
spierstelsel, het ademhalingstelsel en het
bloedvatenstelsel. De leerlingen krijgen inzicht in
de samenhang van de verschillende organenstelsels
tijdens het sporten. Tegelijk leren ze de
verschillende organenstelsels kennen. De meeste
nadruk ligt op het beenderstelsel. De leerlingen
leren de beenderen en functies van het skelet
kennen. Door middel van benoemen en kleuren
leren de leerlingen de namen van de beenderen.
Dit leren van de namen is geen doel op zichzelf,
maar heeft een functie in de rest van het thema.
Als de leerlingen de namen van de beenderen niet
kennen, kunnen ze bijvoorbeeld ook geen
voorbeelden geven van soorten gewrichten.
Overigens wordt in de Centraal Schriftelijke
Examens biologie regelmatig gevraagd naar de
naam van een bot of van meerdere botten.
Ook is in dit thema uitgebreid aandacht voor de
keuze voor een bepaalde sport, veilig en gezond
sporten en sportkleding.
Bij dit thema kunt u in samenwerking met de sectie
lichamelijke opvoeding een sportdag organiseren.
Opdracht 10, 11, 40, 41, 45 en 61 kunnen in die
sportdag verwerkt worden. Ook kan tijdens deze
dag uitgebreid ingegaan worden op een goede
warming-up en cooling-down.
Bij verschillende onderdelen in dit thema zijn
computerlessen beschikbaar.
Een sport kiezen
In basisstof 1 verdiepen de leerlingen zich in het
kiezen van een sport. Ze leren redenen kennen om
voor een (bepaalde) sport te kiezen en denken na
over de voor- en nadelen van een sportclub. De
leerlingen leren dat het bij het kiezen van een sport
belangrijk is om te letten op je eigen lichamelijke
en karaktereigenschappen.
In opdracht 7 gaan de leerlingen invullen welke
eigenschappen nodig zijn voor hun favoriete sport.
Ook vullen ze in of ze denken die eigenschappen te
hebben. Later (in basisstof 5, opdracht 62) zullen
de leerlingen de laatste twee kolommen invullen.
In opdracht 9 gaan de leerlingen de kosten van hun
favoriete sport per jaar berekenen. Hierbij kunt u
ervoor zorgen dat er al enige informatie in de klas
aanwezig is of u spreidt deze opdracht over twee
lessen waarbij ze stap 1 en 2 in de eerste les
uitvoeren en stap 3 in de tweede. Zo weten ze op
tijd welke informatie ze nodig hebben.
Je skelet
In deze basisstof beginnen de leerlingen met twee
lenigheidoefeningen. Daarna komen de namen van
de verschillende beenderen aan de orde. Daarbij
delen we het lichaam eerst in drie delen in: hoofd,
romp en ledematen. Ook bespreken we vier
functies van het skelet (stevigheid, bescherming,
beweging mogelijk maken en vorm geven). In deze
handleiding vindt u een bouwplaat van het skelet
van de mens. U kunt de bouwplaat door de
leerlingen in elkaar laten zetten en laten kleuren.
Op die manier ontstaat een wandplaat van het
skelet die de leerlingen als referentie kunnen
gebruiken tijdens de verwerking van dit thema.
We behandelen de samenstelling van
kraakbeenweefsel en beenweefsel. Daarbij leren de
leerlingen hoe het beenweefsel van samenstelling
verandert tijdens het ouder worden. De leerlingen
bekijken in opdracht 19 microscopische preparaten
van kraakbeen en been. In opdracht 20 moeten de
leerlingen de resultaten en conclusie invullen van
een experiment over kalkzouten en lijmstof in
beenweefsel. Daarbij voeren ze dit experiment niet
uit. U kunt het resultaat echter wel demonstreren.
Bij het behandelen van de samenstelling van het
bot hebben we ervoor gekozen het bewerken van
de botjes niet door de leerlingen zelf te laten
uitvoeren. Zoutzuur is een gevaarlijke stof voor de
leerlingen en ook het uitbranden van de botjes is
niet geheel zonder risico. U kunt de proef eventueel
wel in het lokaal opzetten zodat de leerlingen ook
de beginsituatie zien. Het uitbranden van de botjes
in de klas kunt u beter beperken tot één botje. Het
stinkt namelijk nogal. Meerdere botjes kunt u beter
in een andere ruimte uitbranden. U zou de botjes
kunnen verpakken in zakjes van stevig plastic
(bijvoorbeeld diepvrieszakjes). De leerlingen
kunnen dan toch goed voelen hoe de botjes
aanvoelen, zonder dat ze de botjes helemaal
verkruimelen of in contact komen met zoutzuur. U
moet de botjes die in het zoutzuur hebben gelegen,
overigens toch goed afspoelen. Als de botjes vóór
het uitbranden worden ontvet, worden ze niet
zwart. De botjes kunnen worden ontvet door ze een
half uur in 5% kaliloog te koken of door ze een
etmaal in benzine op kamertemperatuur te laten
staan.
Aan het eind van deze basisstof gaan we in op de
stevigheid van beenderen. Hierbij doen de
leerlingen onderzoek naar de relatie tussen vorm
en stevigheid.
Beenverbindingen
In basisstof 3 behandelen we de verschillende
manieren waarop botten aan elkaar vast kunnen
zitten. Ook komt de beweeglijkheid van de
verschillende verbindingen aan de orde.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 120
DEEL 2 HAVO.VWO
We besteden ook aandacht aan ergonomie (zonder
deze term te noemen). De ergonomie is in dit
thema opgenomen omdat men bij huishoudelijk
werk veel staat (strijken, koken, enzovoort) en tilt
(boodschappen, wasmanden, enzovoort). ‘Je
vertillen’ gebeurt vaak bij kleine huishoudelijke
klusjes. Er wordt aandacht besteed aan de bouw
van de wervelkolom en aan goede manieren van
zitten en tillen. Vaak is men geneigd het lichaam
aan te passen aan de bezigheid. Door bijvoorbeeld
de strijkplank een stand lager te zetten of door
hout in de Workmate te klemmen, kan de bezigheid
aan het lichaam worden aangepast. Het is aan te
bevelen op een praktische manier te illustreren hoe
je voor een goede lichaamshouding kunt zorgen,
bijvoorbeeld door de juiste hoogte van
aanrechtblad, tafel en strijkplank te testen en te
laten zien hoe boekentassen opgetild en gedragen
moeten worden. Leerlingen hangen vaak hun
rugzak over één schouder. Het voordeel van de
rugzak, namelijk dat je hem met een rechte rug
draagt, wordt daardoor teniet gedaan. Moderne
rugzakken hebben vaak één draagband. Ook deze
rugzakken moet op de juiste manier gedragen
worden.
Aan het eind van deze basisstof behandelen we
gewrichten. Bij de bouw van een gewricht
introduceren we ook de term 'kapselbanden’,
omdat dit een begrip is dat de leerlingen frequent
horen als het bijvoorbeeld gaat om sportblessures.
De term kapselband kan verwarring wekken. Bij elk
gewricht bestaat het gewrichtskapsel uit een
binnenste laag: de zogenaamde synoviale
membraan en een buitenste laag: de fibreuze
membraan. De synoviale membraan scheidt
gewrichtssmeer af. De fibreuze membraan geeft
stevigheid. Sommigen noemen deze fibreuze
membraan een kapselband. Anderen reserveren de
term voor stevige gewrichtsbanden, bijvoorbeeld
bij het kniegewricht of het heupgewricht.
In deze basisstof onderscheiden we drie typen
gewrichten: het kogelgewricht, het
scharniergewricht en het rolgewricht.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
beenverbindingen en over lichaamshouding.
Spieren
In deze basisstof staat de werking van spieren
centraal. De leerlingen zullen verschillende
onderzoeken uitvoeren aan hun eigen sportieve
eigenschappen (opdracht 40, 41 en 42). Leerlingen
vinden het over het algemeen leuk om het
practicum van opdracht 42 uit te voeren. Bij dit
practicum is het belangrijk dat de ‘spierballen’ zo
dik mogelijk worden gemaakt. Eventueel kunnen de
leerlingen iets zwaars (bijvoorbeeld een gewicht
van 500 gram) in de hand nemen. Bij de
bespreking van de antagonisten in de bovenarm is
het van belang te benadrukken dat de spieren
samenwerken. De spier die ontspant, ontspant
geleidelijk en langzaam. Het is niet de bedoeling
dat de leerlingen de indruk krijgen dat de
ontspannende spier zich abrupt ontspant. Bij het
ontspannen geeft een gespannen spier zijn
spanning gedoseerd af.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
spierstelsel.
Je uithoudingsvermogen
In basisstof 5 gaan de leerlingen hun eigen
uithoudingsvermogen testen. Ook leren de
leerlingen dat de energie die nodig is voor een
inspanning, vrijkomt door verbranding. Ze leren
hierbij het reactieschema van verbranding. We
willen de leerlingen laten zien welke
organenstelsels actief zijn bij een flinke lichamelijke
inspanning. Dit doen we impliciet in afbeelding 44
(bladzijde 54). De leerlingen leren dat het hart
sneller gaat kloppen (bloedvatenstelsel), de
ademhaling sneller gaat (ademhalingstelsel) en er
meer brandstof nodig is (verteringsstelsel). Hierna
gaan we uitgebreider in op het ademhalingsstelsel.
De leerlingen leren de verschillende onderdelen van
het ademhalingsstelsel kennen. Ook gaan ze hun
eigen vitale capaciteit bepalen. Bij de bespreking
van het bloedvatenstelsel leren de leerlingen de
verschillende bloedvaten kennen. Ze krijgen inzicht
in de invloed die training heeft op de slagfrequentie
van het hart. Ook leren ze hoe het lichaam de
temperatuur constant houdt doordat de haarvaten
in de huid wijder worden en doordat je meer gaat
zweten.
Spieren van duursporters zijn anders gebouwd dan
spieren van krachtsporters. De leerlingen leren hoe
die verschillen samenhangen met het goed kunnen
beoefenen van bepaalde sporten. Tot slot gaan we
kort in op sport en voeding.
De Coopertest (opdracht 61) kunt u uit laten
voeren in overleg met de sectie lichamelijke
opvoeding.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
uithoudingsvermogen.
Gezond sporten
We behandelen in deze basisstof verschillende
aspecten van gezond sporten. Allereerst gaan we in
op sportdrankjes. Het drinken van sportdrankjes is
populair maar voor de meeste sportbeoefening
helemaal niet nodig en slecht voor je gebit.
Vervolgens bespreken we de verschillende functies
van sportkleding.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 121
DEEL 2 HAVO.VWO
Daarna gaan we in op de oorzaken van
sportblessures en bespreken we de meest
voorkomende blessures. Leerlingen vinden
informatie over sport en sportblessures meestal erg
interessant, zeker als ze zelf sporten. We besteden
bij de verschillende soorten blessures ook aandacht
aan de genezing.
Warming-up en cooling-down zijn belangrijk bij het
voorkomen van blessures. We geven een aantal
tips voor een goede warming-up voor het sporten,
en voor een goede cooling-down na het sporten in
de vorm van een brochure. We bieden deze tips
aan in de vorm van een brochure om de leerling
behalve inhoudelijk van dienst te zijn ook de
vaardigheid ‘Informatie in verschillende
gegevensbestanden opzoeken’ aan te leren.
Extra basisstof
In extra basisstof 7 gaan we in op het gebruik van
doping in de topsport. De leerlingen leren de
werking en de gevaren van doping kennen.
In extra basisstof 8 behandelen we RSI. Belangrijk
is dat de leerlingen inzien dat RSI niet geleidelijk
verloopt. Het is dus belangrijk om bij de eerste
tekenen meteen maatregelen te nemen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
zeven verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een sportleider, een sportmanager en
een fysiotherapeut aan het woord. Zij leggen uit
welke relaties er bestaan tussen hun beroep en het
vak biologie en verzorging.
Keuzeopdracht 2 is een excursie naar een
fitnesscentrum. De leerlingen regelen deze excursie
zelf met een groepje van vier.
In keuzeopdracht 3 onderzoeken de leerlingen de
kracht van verschillende botten. Ze vergelijken
pijpbeenderen, platte beenderen en bolvormige
beenderen van de kip met elkaar. De leerlingen
zetten zelf het onderzoek op en verwerken de
resultaten in een verslag. Ze kunnen hierbij de
vaardigheden ‘Het doen van onderzoek’ en ‘Een
verslag maken’ op de internetsite gebruiken.
Keuzeopdracht 4 gaat over botontkalking. In deze
keuzeopdracht maken de leerlingen een
staafdiagram.
In keuzeopdracht 5 verdiepen de leerlingen zich in
het sporten met een handicap.
Keuzeopdracht 6 gaat over hernia en spit.
Keuzeopdracht 7 maken we een uitstapje naar het
skelet van zoogdieren. We behandelen enkele
overeenkomsten en verschillen tussen de skeletten
van zoogdieren (en de mens) en richten ons daarna
op de benen en poten. We delen enkele zoogdieren
in op basis van hun manieren van lopen
(zoolgangers, teengangers, topgangers).
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een polsslag te
meten.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.8.2 Benodigdheden
Basisstof
– een plastic liniaal
– klaargemaakte preparaten van kraakbeen en
been
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– tekenmateriaal
– 2 vellen tekenpapier (A4)
– plakband
– een set massa’s (gewichtjes)
– een statief met steunen
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 122
DEEL 2 HAVO.VWO
– een schaaltje aan een haak
– een weegschaal
– een afwasbak met water
– een (niet te glad) stuk karton van 35 x 30 cm
– een handdoek
– een viltstift
– 3 stukjes ijzerdraad (per 2 leerlingen)
– 3 blokjes met een gaatje voor een ijzerdraadje
(per 2 leerlingen)
– 3 houten kralen (per 2 leerlingen)
– een meetlint (15 stuks)
– een stopwatch (15 stuks)
– plaatsen waar je kunt hardlopen, fietsen,
zwemmen, skaten en/of schaatsen
– sportschoenen
– sportkleding
– fiets
– zwemkleding
– skates
– schaatsen
– een map om het meetplan, de metingen en het
verslag in te bewaren
– een (digitale) personenweegschaal
– een rolcentimeter
– een spirometer of een proefopstelling om de
vitale capaciteit te bepalen
– een Cooperbaan
Eventueel:
– een botje dat in verdund zoutzuur heeft
gelegen (10 stuks)
– een botje dat in een vlam is gehouden (10
stuks)
– een botje waarmee niets is gedaan (10 stuks)
– een skelet (van een mens)
– gewicht van 500 gram (5 stuks)
Extra basisstof
– vier kopjes (of glazen) koffie, thee (geen
kruidenthee) of cola
Keuzeopdrachten
– fototoestel of tekenmateriaal
– sportkleding
– kippenbotten (pijpbeenderen, platte beenderen
en bolvormige beenderen)
– een telefoongids en/of een gemeentegids van
de woonplaats
– folders van de NebasNsg
– krantenknipsels over sporten voor mensen met
een handicap
– een computer met internetverbinding
eventueel:
– skeletten van verschillende zoogdieren
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 123
DEEL 2 HAVO.VWO
4.9 HANDLEIDING BIJ JE GEZONDHEID
4.9.1 Didactische verantwoording en suggesties
In het thema Je gezondheid leren de leerlingen wat
ze kunnen doen om gezond te blijven. Bij biologie
en verzorging is zorgen voor je gezondheid een
belangrijke invalshoek. Gezondheid zien we
uiteraard breder dan alleen als lichamelijke
gezondheid. We sluiten ons aan bij de definitie
volgens het statuut van de World Health
Organisation van de Verenigde Naties: Gezondheid
is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk
en maatschappelijk welzijn en niet slechts de
afwezigheid van ziekte. Welzijn definiëren we als:
je goed voelen. Gezondheid is dan: je lichamelijk
en geestelijk goed voelen en je goed voelen bij
andere mensen. In dit thema wordt geprobeerd de
leerlingen in de eerste plaats kennis en inzicht te
geven in datgene wat ze zelf kunnen doen om hun
gezondheid te bevorderen. Soms is het niet
mogelijk een algemeen geldende uitspraak over
gezond en ongezond te doen. Het is sterk
afhankelijk van de eigen vermogens en
omstandigheden. Iedereen beoordeelt voor zichzelf
wat in het belang is van zijn gezondheid en neemt
hierover zijn eigen beslissingen.
De begrippen die in de tekst van deze
docentenhandleiding worden genoemd, staan
duidelijk uitgelegd in het handboek. Voor eventuele
verdieping kunt u een medische encyclopedie
gebruiken.
Onderwerpen waarover krantenartikelen en
dergelijke verzameld kunnen worden, zijn: ziekten
en gezondheidszorg.
Gezondheid en ziekte
In opdracht 1 van basisstof 1 kiezen de leerlingen
of ze het eens of oneens zijn met de uitspraak van
Hans: ‘Hoezo veilig, gezond…? Ik leef nu, niet
later.’ (afbeelding 1). Hiervoor dient u twee vellen
papier op te hangen in de klas, één met de tekst Ik
ben het eens met Hans en één met Ik ben het niet
eens met Hans. De leerlingen kunnen onder deze
tekst hun meningen en argumenten schrijven. In
een klassengesprek kan ieder zijn mening
toelichten. De leerlingen mogen tijdens de
bespreking van plaats veranderen als hun mening
verandert. In opdracht 2 gaan ze na wat voor hen
de waarde van gezondheid is. In deze basisstof
geven we als definitie van gezondheid: lichamelijk,
geestelijk en sociaal welzijn. In de teksten en in
afbeelding 3 worden deze begrippen toegelicht. Dit
thema gaat vooral over lichamelijk welzijn. In deel
3, in het thema Relaties en seksualiteit, is er vooral
aandacht voor geestelijk en sociaal welzijn. In de
opdrachten geven de leerlingen hun mening over
gezond zijn en ziek zijn. Gezondheid en ziekte
hebben niet voor iedereen dezelfde betekenis. De
een vindt zichzelf sneller ziek dan de ander. Er zijn
ook verschillende visies op ziek zijn. Waar de een
zich het slachtoffer van een ziekte voelt, beschouwt
de ander ziekte als een signaal dat er iets moet
veranderen in het eigen leven. Het onderscheid is
wel erg subtiel en moet voorzichtig gehanteerd
worden. Het heeft te maken met de cultuur in het
gezin of in de samenleving waarbij iemand hoort.
In deze basisstof worden vervolgens oorzaken van
ziekten en handicaps behandeld. Als oorzaken
worden genoemd: erfelijkheid, je gedrag en
beïnvloeding door de omgeving. In opdracht 5
moeten leerlingen proberen zich te verplaatsen in
iemand die een zintuig mist. In opdracht 10 kennen
de leerlingen waarden toe aan de begrippen
gezondheid, gezelligheid, genieten en lekker eten.
Daarna gaan ze voor zichzelf na wat ze nu al doen
om de kans op leefstijlziekten te verkleinen.
Er wordt van u verwacht dat u over deze basisstof
een klassengesprek houdt. Deze vaardigheid staat
ook op de internetsite. Begrippen die daarbij aan
bod kunnen komen, zijn: gezondheid, ziekte, eigen
gedrag, invloed van de omgeving. Ook aan de hand
van de tekst in het kader bij opdracht 9 kunt u een
discussie laten voeren over rekening houden met
elkaar.
Infectieziekten
Ook in basisstof 2 is er aandacht voor het eigen
gedrag van de leerling, in dit geval als middel om
besmetting tegen te gaan.
Onder infectieziekten verstaan we ziekten die
worden veroorzaakt door virussen, bacteriën en
schimmels. Er wordt aangegeven op welke wijze je
infecties kunt krijgen. Er is vooral aandacht voor de
ziekte van Pfeiffer. De ziekte van Pfeiffer komt vrij
veel voor onder jongeren, het is mogelijk dat een
van de leerlingen uit eigen ervaring hierover kan
vertellen. Seksueel overdraagbare aandoeningen
en aids worden in deel 3 thema 1 behandeld. De
begrippen antistoffen, immuniteit en vaccinatie
worden uitgelegd. We behandelen hoe één type
witte bloedcellen bacteriën onschadelijk maakt door
ze in te sluiten en een ander type door het
produceren van antistoffen.
Er is een computerles over immuniteit en
antistoffen op internet.
Alcohol
In basisstof 3 gaan de leerlingen nadenken over
het drinken van alcohol. Ze nemen hun eigen
gedrag onder de loep en wegen verschillende
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 124
DEEL 2 HAVO.VWO
argumenten over het drinken van alcohol tegen
elkaar af. Naar aanleiding van opdracht 17 en 18
houdt u een klassengesprek over de verschillende
meningen over alcoholgebruik. Het is vooral
belangrijk dat de argumenten goed gewogen
worden. Niet ieder argument is evenveel waard of
gebaseerd op juiste gegevens. In opdracht 19
vraag 3 berekenen de leerlingen hoeveel leerlingen
er in een klas van dertig de afgelopen maand
alcohol gedronken hebben. U kunt uw leerlingen
erop wijzen dat ze er bij de berekening vanuit
kunnen gaan dat het aantal jongens en meisjes in
de klas ongeveer gelijk is. De berekening is dan
(33% + 23%) : 2 = 28%. Verder behandelen we
de gevolgen van alcoholgebruik en de wetgeving.
Er wordt van u verwacht dat u over deze basisstof
een klassengesprek houdt.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
alcohol.
Roken
Basisstof 4 gaat over roken. We behandelen de
samenstelling van tabak waarbij we uitleggen
welke gevolgen voor de gezondheid roken kan
hebben. We starten met een opdracht waarin de
leerlingen de voor- en nadelen van roken gaan
afwegen zoals bijvoorbeeld de hoge kosten. Ook
besteden we veel aandacht aan het gedrag van de
leerlingen zelf. De leerlingen staan stil bij
verschillende redenen om te beginnen met roken.
Door de leerlingen zich hiervan bewust te maken,
kunnen ze meer doordacht een keuze maken voor
wel of niet roken en zijn ze minder kwetsbaar voor
groepsdruk. De grafiek op bladzijde 94 (afbeelding
34) is lastig te lezen. Wijs uw leerlingen erop dat
het totale percentage niet-rokers tussen die van de
mannen en de vrouwen in ligt. Dit komt doordat
beide laatste percentages gehalveerd moeten
worden (bijvoorbeeld 10% van de mannen rookt
niet in 1958; dat is dus 5% van de totale
bevolking).
Ook bespreken we de wetgeving omtrent roken. Er
wordt van u verwacht dat u over deze basisstof een
klassengesprek houdt. Hierbij kunt u aandacht
schenken aan groepsdruk.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
roken.
Zorgen voor jezelf en voor anderen
In basisstof 5 komen de drie vormen van zorg aan
bod: zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg.
Deze vormen van zorg worden toegelicht, onder
andere met een voorbeeld. In de opdrachten
kunnen de leerlingen voor zichzelf een beeld
vormen van zelfzorg, mantelzorg en professionele
zorg en de begrippen verwerken.
Om beter te worden, is letten op signalen van je
lichaam de eerste stap. Pijn is zo’n signaal. Ook
chronische pijn komt aan bod. Er wordt
aangegeven dat je de oorzaak van je klacht kunt
bestrijden met een pijnstiller, maar ook met
huismiddeltjes. Met klachten die niet overgaan,
moet je naar de huisarts die je mogelijk
doorverwijst naar een specialist.
Professionele zorg
Deze basisstof gaat over professionele zorg. Bij
professionele zorg is er aandacht voor de huisarts.
De leerlingen leren vier verschillende stappen van
de handelwijze van een huisarts kennen, van
onderzoek tot behandeling. Vervolgens komen
andere professionele zorgverleners aan de orde,
zoals specialisten. Ook ziekenhuizen, GGD’s en de
thuiszorg maken deel uit van de professionele zorg,
evenals apothekers. Er is aandacht voor het juiste
gebruik van medicijnen en voor de vraag wat je
moet doen met de resten van medicijnen. De
leerlingen leren hoe je een bijsluiter moet lezen.
Wellicht kunt u voorbeelden van geneesmiddelen
met bijsluiters laten zien. Bij het onderzoeken van
geneesmiddelen is het belangrijk dat het onderzoek
dubbelblind is. De leerlingen leren waarvoor dat zo
belangrijk is. Professionele zorg kost geld. Het
laatste deel van deze basisstof gaat over
zorgverzekeraars.
Als gastdocent kunt u een professionele
zorgverlener uitnodigen. Denk dan eens aan
zorgverleners die bij de leerlingen minder bekend
zijn, bijvoorbeeld iemand uit de thuiszorg. U kunt
ook een apotheker uitnodigen voor een gastles of
een bezoek brengen aan een apotheek. Het is in dit
verband belangrijk om kritisch te bekijken of het
type gastdocent wel goed aansluit bij het niveau
van de leerlingen.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
geneesmiddelen.
Praten over gezondheid
In basisstof 7 spelen leerlingen een rollenspel over
gezondheid. Ze bedenken per groepje een situatie
die met dit thema te maken heeft. Ze gaan
vervolgens deze situatie uitwerken tot een
rollenspel waarbij iedere leerling in het groepje een
rol krijgt. De leerlingen bedenken ieder voor zich zo
veel mogelijk argumenten bij zijn of haar rol. De
andere spelers mogen de argumenten niet van te
voren weten. Het rollenspel wordt voor de klas
gespeeld.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 125
DEEL 2 HAVO.VWO
Extra basisstof
Extra basisstof 8 gaat over alternatieve
geneeswijzen. De meeste aandacht is er voor
acupunctuur.
Extra basisstof 9 gaat over infectieziekten in
Nederland. Het belangrijkste onderdeel van deze
extra basisstof is het Rijksvaccinatieprogramma:
wat houdt het in en waarom is het belangrijk? Dit
programma is er met name voor ziekten die in
Nederland niet of nauwelijks meer voorkomen.
Leerlingen kunnen hun eigen inentingsbewijs
meebrengen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vier verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een huisarts en een verpleegkundige
in een ziekenhuis aan het woord. Zij leggen uit
welke relatie er bestaat tussen hun beroep en het
vak biologie.
Keuzeopdracht 2 gaat over orgaan- en
weefseldonatie. In de puzzel kunnen de leerlingen
hun kennis testen. Meer informatie over orgaan- en
weefseldonatie kunnen de leerlingen vinden op de
internetsite van Biologie & Verzorging voor jou.
In keuzeopdracht 3 kunnen de leerlingen een
'vergelijkend warenonderzoek' doen naar een
aantal geneesmiddelen dat bij een drogist te koop
is. Ze krijgen hiervoor een gestructureerde
opdracht en gaan naar een drogisterij om
antwoorden te zoeken.
Keuzeopdracht 4 gaat over speciale leerlingen. De
leerlingen krijgen inzicht in dyslexie, ADHD en
PDD-NOS.
Competenties/vaardigheden
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geleerd een bijsluiter te
lezen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.9.2 Benodigdheden Basisstof
– een vel papier met de tekst ‘Ik ben het eens
met Hans’
– een vel papier met de tekst ‘Ik ben het niet
eens met Hans’
– een weegschaal die in mg kan wegen
– een zuurkast
– een prop watten
– een glazen buis met een doorsnede van 2 cm
– een luchtpomp, bijvoorbeeld een
waterstraalluchtpomp
– een slang naar de luchtpomp
– twee doorboorde kurken
– een sigarettenpijpje of iets dergelijks
– twee filtersigaretten van hetzelfde merk
– lucifers
Eventueel:
– bijsluiters en (verpakkingen van)
geneesmiddelen
Extra basisstof
Eventueel:
– bewijs van vaccinatie
Keuzeopdrachten
– geneesmiddelengids (bijvoorbeeld ‘Het juiste
medicijn’ van de Consumentenbond)
– folders over geneesmiddelen van apotheek of
drogist
– wekker
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 126
DEEL 3 HAVO.VWO
4.10 HANDLEIDING BIJ RELATIES EN SEKSUALITEIT
4.10.1 Didactische verantwoording en suggesties
In de basisstof van dit thema behandelen we de
voortplanting bij de mens. Leerlingen in de
onderbouw van het voortgezet onderwijs blijken
behoefte te hebben aan betrouwbare en duidelijke
informatie over de voortplanting bij de mens. Ze
merken de eerste lichamelijke en geestelijke
veranderingen die te maken hebben met
voortplanting en seksualiteit aan den lijve. In dit
thema willen we niet alleen aandacht schenken aan
de lichamelijke aspecten van de voortplanting,
maar ook aan de geestelijke aspecten en aan de
seksualiteit.
Dit thema leent zich niet voor alleen een louter
cognitieve benadering. U zult ook – vooral aan het
begin van het thema – met de klas moeten praten
over verschillende onderwerpen, zoals over de
veranderingen die leerlingen in de puberteit
ondergaan, over gevoelens voor andere mensen en
over seksualiteit. Het is niet gemakkelijk om in een
klas te praten over seksualiteit, zeker niet in
klassen met veel allochtone leerlingen. Welke
normen en waarden leven er in verschillende
culturen over dit onderwerp? Welke positie hebben
mannen en vrouwen? Wat is de betekenis van de
godsdienst? Kun je praten over homoseksualiteit?
Dit thema biedt de leerling steun bij het
ontwikkelen van een eigen leefstijl. Allochtone
jongeren krijgen daarbij niet altijd voldoende steun
van thuis.
U moet erop bedacht zijn dat dit onderwerp
sommige leerlingen erg kan aangrijpen. Daarom is
het misschien goed om vooraf contact op te nemen
met de klassenmentor en/of de
vertrouwenspersoon. Als deze op de hoogte is van
de onderwerpen en de manier waarop deze
behandeld worden, kan hij of zij tips geven om
extra oplettend te zijn voor bepaalde leerlingen of
hoe deze leerlingen op te vangen. U kunt ook de
vertrouwenspersoon in de klas uitnodigen,
bijvoorbeeld (indien nodig) aan het begin van het
thema als uitgebreidere kennismaking, en aan het
eind om te vertellen over ervaringen (met
inachtneming van de zwijgplicht) en de manier
waarop de vertrouwenspersoon kan helpen.
Puberteit
In basisstof 1 behandelen we de lichamelijke,
geestelijke en sociale veranderingen die leerlingen
in de puberteit doormaken. Doordat leerlingen
primaire en secundaire geslachtskenmerken
moeten noemen, leren ze al enkele delen van het
voortplantingsstelsel kennen.
De inleiding is bedoeld om een discussie los te
maken over het belang van een goede relatie. De
situatie is nogal zwart-wit geschetst, waardoor er
ruimte komt voor discussie. Wellicht herkennen de
leerlingen in beide situaties iets van hun eigen
situatie. In deze basisstof denken de leerlingen na
over hun eigen persoonlijke en functionele relaties.
Er wordt teruggegrepen op kennis uit thema 1 van
deel 2 Je uiterlijk. Hier heeft de leerling iets geleerd
over enkele lichamelijke veranderingen tijdens de
puberteit. In deze basisstof leert de leerling over de
geestelijke en sociale veranderingen tijdens de
puberteit en de invloed hiervan op relaties.
In opdracht 3 vullen de leerlingen een vragenlijst in
over de contacten met de mensen in hun
omgeving. In deze opdracht wordt de leerling
geconfronteerd met zijn hechte en minder hechte
relaties of juist het ontbreken daarvan. Door het
plaatsen van kruisjes wordt het duidelijk met wie
de leerling in de eigen leefomgeving het meeste
contact heeft en met wie het minste (of helemaal
niet). Vergelijking met klasgenoten kan voor de
leerling verhelderend werken. Tijdens de puberteit
wordt de relatie met ouders en familie minder
hecht, terwijl de relatie met leeftijdgenoten
belangrijker wordt.
Opdracht 7 is bedoeld om conflicten enigszins te
relativeren en/of van meerdere kanten te bekijken.
Opdracht 8 kan een eerste aanzet zijn om te leren
hoe je vaak conflicten kunt oplossen of tot kleinere
proporties terugbrengen. U kunt trachten leerlingen
ervan te overtuigen dat een win-winsituatie de
basis biedt voor een duurzame oplossing. Wellicht
is het mogelijk om de mentor of de
vertrouwenspersoon hierbij te betrekken. Als
leerlingen een instrument voor conflictbeheersing
aangereikt krijgen, kan dit een voordeel zijn
wanneer zich in de klas een echt conflict voordoet.
De puberteit verloopt voor iedereen anders.
Leerlingen ervaren in deze fase van hun leven aan
den lijve dat de secundaire geslachtskenmerken
ontstaan. Ook zien ze dat er leerlingen zijn die al
veel verder zijn in hun ontwikkeling, of juist minder
ver. Het schema over de ontwikkeling van jongens
en meisjes en de bijbehorende opdracht 12 zijn
vooral bedoeld om duidelijk te maken dat ieder zich
in een eigen tempo ontwikkelt, en dat het geen
probleem is wanneer de ontwikkeling wat sneller of
wat langzamer gaat dan gemiddeld het geval is.
Een bijkomend doel is leerlingen te leren schema’s
te lezen.
We hebben bij dit thema getracht vanuit de denk-
en ervaringswereld van de leerlingen te werken. De
opmerkingen over de ontwikkeling van de borsten
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 127
DEEL 3 HAVO.VWO
aan het eind van basisstof 1 moeten in dit licht
worden gezien. Sommige meisjes hebben
problemen met de manier waarop hun borsten zich
ontwikkelen.
We gebruiken in dit thema woorden als penis en
vagina. Niet overal in Nederland zijn leerlingen
gewend aan dit taalgebruik. Het is goed mogelijk
dat uw leerlingen aan het begin van dit thema niet
op een normale, rustige manier hierover kunnen
praten. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in het
gebruik van schuttingwoorden en in veel gegiechel.
Daarom hebben we aan het eind van basisstof 1
een opdracht opgenomen waarin de leerlingen
aangeven welke termen ze in verschillende
omstandigheden gebruiken. In het daarop volgende
klassengesprek kunt u met de leerlingen afspreken
welke termen in de klas gebruikt worden.
Het voortplantingsstelsel van een man
In basisstof 2 wordt het voortplantingsstelsel van
de man behandeld. Deze basisstof begint met de
anatomie van het voortplantingsstelsel. Hierbij
besteden we ook aandacht aan de hygiëne. We
vermelden dat de hypofyse vanaf de puberteit de
productie van zaadcellen beïnvloedt. Ook
bespreken we het besnijden. De leerlingen leren
dat er behalve godsdienstige ook andere redenen
kunnen zijn voor het verwijderen van de voorhuid.
Daarna bespreken we hoe een erectie tot stand
komt. Bij zaadlozingen bespreken we dat deze
kunnen optreden door geslachtsgemeenschap,
masturbatie of spontaan tijdens de slaap. Ook bij
deze onderwerpen heeft u aanknopingspunten
genoeg voor een klassengesprek.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
voortplantingsstelsel van de man. Deze staat op de
internetsite.
Het voortplantingsstelsel van een vrouw
In basisstof 3 wordt het voortplantingsstelsel van
de vrouw behandeld. Ook deze basisstof begint met
de anatomie van het voortplantingsstelsel. Bij het
bespreken van de eicellen en de ovulatie hebben
we de hormonale regulatie van allerlei processen
die met de voortplanting te maken hebben,
achterwege gelaten. Het thema zou daardoor voor
veel leerlingen te moeilijk zijn geworden. In de
bovenbouw van havo en vwo komt dit
vanzelfsprekend wel aan bod. Wel vermelden we de
invloed van de hypofyse bij de ontwikkeling van de
eicellen vanaf de puberteit.
Daarna besteden we kort aandacht aan de
bevruchting en innesteling van de bevruchte eicel.
In basisstof 7 gaan we uitgebreid in op
zwangerschap en geboorte. We staan uitgebreid stil
bij het maagdenvlies met als doel een aantal foute
veronderstellingen hierover te weerleggen. Ook
bespreken we besnijdenis bij vrouwen. Daarbij
laten we zien dat besnijdenis bij vrouwen veel
ingrijpender is dan bij mannen. Ook wijzen we erop
dat deze vorm van besnijden een cultureel
verschijnsel is.
Bij deze basisstof hoort een computerles over het
voortplantingsstelsel van de vrouw..
Menstruatie
In basisstof 4 besteden we aandacht aan
menstruatie. De meeste meisjes in de klas
menstrueren pas sinds kort of moeten hun eerste
menstruatie nog krijgen. We hopen dat de
informatie in deze basisstof een beetje kan helpen
de ervaringen die ze hierbij opdoen te verwerken.
Voor de jongens in de klas is het goed dat ze
informatie krijgen over wat menstruatie is en hoe
meisjes en vrouwen het kunnen ervaren. In een
gezin met alleen zoons zullen de ouders hierover
wellicht niet zo snel beginnen.
Eventueel zou u maandverband en tampons in de
klas kunnen laten zien.
We gebruiken in de tekst de term
menstruatiecyclus. Biologisch gezien is het juister
de term ovulatiecyclus te gebruiken. De
eerstgenoemde term vinden we echter geschikter
voor leerlingen in de onderbouw.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
menstruatie.
Relaties en seksualiteit
In basisstof 5 kennen we drie functies toe aan de
seksualiteit: voortplanting, lustbeleving en het
onderhouden van relaties. Het benoemen van deze
functies kan helpen om leerlingen zover te krijgen
dat ze op een rustige, heldere manier over
seksualiteit en de affectieve aspecten kunnen
praten.
Het doel van opdracht 28 is een klassengesprek
over seksualiteit op gang te brengen. Het is goed
hierbij te benadrukken dat iedereen recht heeft op
zijn of haar eigen mening. Dat geldt met name ook
binnen een relatie ten aanzien van seksualiteit.
Opdracht 30 ('Intieme plekken') kan eventueel ook
worden gemaakt op een groot vel papier en tijdens
het klassengesprek (samen met de andere
opdrachten) een uitgangspunt zijn. Wel is het
aangeven van de intieme plekken zeer persoonlijk.
Omdat het in een grote groep een probleem zal zijn
om alle leerlingen een poster te laten ophangen,
kan de opdracht eerst in het werkboek uitgevoerd
worden, waarna per groep een soort 'samenvatting'
op de poster komt.
Het doel van opdracht 31 en 32 is homoseksualiteit
bespreekbaar te maken. Leerlingen kunnen in dit
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 128
DEEL 3 HAVO.VWO
verband soms heel harde uitspraken doen. Vaak
zijn er leerlingen die daartegen protesteren. Ook
hier geldt weer respect voor de ander en andere
meningen, hoe moeilijk dat soms ook is.
Geboorteregeling
We hebben ons in de basisstof beperkt tot de twee
meest gangbare betrouwbare manieren van
geboorteregeling: het condoom en de pil. In extra
basisstof 11 behandelen we nog enkele andere
manieren. Er zijn nog steeds veel leerlingen die bij
hun eerste geslachtsgemeenschap geen
voorbehoedmiddel gebruiken. Ook zijn er leerlingen
die niet overtuigd zijn van de onbetrouwbaarheid
van periodieke onthouding en coïtus interruptus.
Vandaar dat we deze manieren niet ongenoemd
kunnen laten. We vermelden er echter bij waarom
deze manieren erg onbetrouwbaar zijn.
Aan het eind van basisstof 6 gaan we in op
noodmaatregelen die na de geslachtsgemeenschap
kunnen worden getroffen (van de morning-afterpil
tot en met abortus).
Zwangerschap en geboorte
In basisstof 7 besteden we aandacht aan
zwangerschap en geboorte. Voor de meeste
leerlingen zullen deze verschijnselen ver afstaan
van hun dagelijkse bezigheden. Het is echter voor
leerlingen die geen biologie in hun sector of profiel
opnemen, waarschijnlijk de laatste keer dat ze
hierover op school informatie krijgen.
Bij deze basisstof hoort een computerles over
zwangerschap en geboorte.
Seksueel overdraagbare aandoeningen
In deze basisstof besteden we vooral aandacht aan
chlamydia en aids. Chlamydia komt het meest voor
in Nederland. Een besmetting met chlamydia wordt
niet altijd goed opgemerkt, maar kan wel
verstrekkende gevolgen hebben. Vrouwen kunnen
van chlamydia onvruchtbaar worden. Aids komt
niet zoveel voor, maar er bestaat nog steeds geen
geneesmiddel en je kunt aan de gevolgen
overlijden. Bij de behandeling van de seksueel
overdraagbare aandoeningen noemen we oorzaken,
verschijnselen en mogelijk de manier waarop je de
ziekte kunt behandelen. Bij aids gaan we ook in op
de verspreiding wereldwijd.
Als er een vermoeden is dat iemand besmet is met
een soa, kan de huisarts onderzoek verrichten. Het
is wellicht verstandig een klassengesprek te houden
over soa’s.
Aandachtspunten daarbij kunnen zijn:
– Bij het vermoeden van een soa moet je naar
de huisarts gaan. Soa’s gaan niet vanzelf over.
– Soa’s kunnen zich makkelijk verspreiden. Als
je een soa hebt, moet je dat zo snel mogelijk
vertellen aan mensen die je mogelijk besmet hebt.
– Een jongere met een soa kan wel eens iets op
te biechten hebben aan zijn ouders. Dat kan het
moeilijk maken om bijvoorbeeld naar de huisarts te
stappen. Wat doe je hiermee? In verschillende
culturen is seks voor het huwelijk taboe. Niet alle
jongeren zijn ervan overtuigd dat de huisarts niets
zal zeggen tegen zijn of haar ouders.
Een boekje over vragen van jongeren
Basisstof 9 is een samenwerkingsopdracht: het
samen maken van een jongerentijdschrift. Er wordt
gewerkt volgens de zorgstappen. Het is handig
wanneer enkele voorbeelden van
jongerentijdschriften in de klas aanwezig zijn. In
deze opdracht moeten de leerlingen elk hun eigen
bijdrage leveren om samen een mooi geheel te
maken. In een dergelijk samenwerkingsproject
zullen de leerlingen de onderlinge relaties duidelijk
kunnen ervaren. Bij de evaluatie wordt ook
gevraagd naar de samenwerking. U kunt dit
nabespreken met behulp van de tips voor
samenwerken zoals deze geleerd zijn in deel 1,
thema 1. In dit thema is het belangrijk om hier nog
eens uitdrukkelijk aandacht aan te besteden.
De opdracht is verdeeld in twee delen. Leerlingen
bedenken eerst de vragen. Deze vragen stoppen ze
in een vragendoos. Daarna kunt u de vragen
sorteren, zodat elke groepje rondom een bepaald
thema een bladzijde voor het blad kan maken.
Wellicht kunt u enkele bladzijden gebruiken voor de
schoolkrant.
Extra basisstof
Extra basisstof 10 handelt over kindermishandeling,
seksueel geweld en incest. Dit zijn onderwerpen die
voor sommige leerlingen emotioneel zwaar beladen
en moeilijk bespreekbaar zijn. Veel vrouwen en
meisjes hebben in hun leven te maken met incest
en seksueel geweld. Seksueel geweld (seksuele
intimidatie, ongewenste seksuele handelingen,
aanranding en verkrachting) kan binnen en buiten
het gezin plaatsvinden. Incest is seksueel misbruik
van kinderen door een (stief)vader, een broer,
grootvader, buurman of een andere volwassene die
bij het gezin hoort en die een vertrouwensband
heeft met het kind. Meestal zijn het meisjes die
seksueel misbruikt worden, maar ook jongens
kunnen slachtoffer zijn van incest. In 99% van de
gevallen is de dader een man. Bij jongens die
worden misbruikt, gebeurt dit voor 95% door
mannen.
Er zijn vooroordelen die mishandeling en seksueel
geweld bij etnische groeperingen verdoezelen of
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 129
DEEL 3 HAVO.VWO
goedpraten. Zo wordt beweerd dat in andere
culturen het slaan van een vrouw heel gewoon is of
dat een vrouw nu eenmaal onderdanig aan de man
hoort te zijn. Het is in deze culturen echter de
plicht van de man om zijn vrouw te beschermen!
Ook wordt beweerd dat in Turkse en Marokkaanse
gezinnen incest niet zou voorkomen. Maar ook in
deze families kan incest voorkomen en daar is de
geheimhouding zo mogelijk nog groter dan in
Nederlandse gezinnen. Er wordt vaak gedacht dat
het grote belang dat aan de maagdelijkheid van
een Turks of Marokkaans meisje wordt gehecht
haar zal vrijwaren en beschermen tegen incest. Dat
idee gaat uit van de vooronderstelling dat incest
altijd samengaat met geslachtsgemeenschap.
Vergeten wordt dat er allerlei andere vormen van
seksuele handelingen zijn waarbij het meisje haar
maagdelijkheid niet verliest, maar die wel degelijk
behoren tot incest: orale en anale penetratie en
betasting.
Marokkaanse en Turkse meisjes moeten enorme
barrières overwinnen voordat zij met hun
incestervaringen naar buiten komen. Het kan zijn
dat zij uit de familie worden gestoten. Het betekent
niet alleen eerverlies voor het meisje, maar voor de
hele familie. Vaak heeft het slachtoffer dan ook
angst voor wraakacties van familieleden.
Ook bespreken we het verschijnsel loverboy.
Buitenstaanders vragen zich misschien af waarom
meisjes bij zo’n jongen blijven. Het is daarom
belangrijk dat de leerlingen inzien hoe een loverboy
te werk gaat.
In deze basisstof is een belangrijke invalshoek dat
de leerlingen ervan bewust worden gemaakt dat
seksueel misbruik nooit hun schuld is, dat het nooit
mag en dat ze hulp kunnen krijgen. Voor leerlingen
moet duidelijk zijn wat seksuele intimidatie is.
De opdrachten 50 en 51 kunnen gebruikt worden
voor een klassengesprek. Ook hier is het belangrijk
dat u vooraf met de klassenmentor en de
vertrouwenspersoon bespreekt hoe u dit in uw klas
het beste kunt aanpakken. Het kan voor leerlingen
erg gevoelig liggen. Ook moet u erop bedacht zijn
dat leerlingen naar aanleiding van uw les via u hulp
willen zoeken.
In het laatste onderdeel worden de mogelijkheden
voor hulpverlening herhaald. Voor leerlingen van
deze groep leek het ons zinvol om hier de
belangrijkste organisaties te vermelden.
Eventueel kunt u iemand van de Riagg uitnodigen
voor een gastles.
In extra basisstof 11 behandelen we enkele
voorbehoedmiddelen die niet in de basisstof zijn
genoemd, en sterilisatie. De tekst heeft hier een
zuiver informatief karakter. Bij de Rutgers Nisso
Groep is een anticonceptie-voorlichtingskoffer te
verkrijgen.
In extra basisstof 12 behandelen nog drie seksueel
overdraagbare aandoeningen: genitale wratten,
herpes en gonorroe.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
zes verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een kraamverpleegkundige en een
verloskundige aan het woord. Zij leggen uit welke
relatie er bestaat tussen hun beroep en het vak
biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 behandelen we de
voortplanting bij dieren. We onderscheiden onder
andere inwendige en uitwendige bevruchting.
In keuzeopdracht 3 bestuderen de leerlingen een
bijsluiter van de pil en beantwoorden hierover een
aantal vragen.
Keuzeopdracht 4 is een cirkelpuzzel over begrippen
uit de basisstof.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 130
DEEL 3 HAVO.VWO
Keuzeopdracht 5 gaat over omgangsregeling en
hoorrecht. De leerlingen beantwoorden vragen over
een informatieve tekst en gaan vervolgens een
brief aan een rechter schrijven over een verzoek
voor wijziging van de omgangsregeling.
Keuzeopdracht 6 gaat over kunstmatige
bevruchting. In deze opdracht gaan de leerlingen in
groepjes van vier nadenken over ethische vragen
bij dit onderwerp.
Vaardigheden/competenties
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in
onderscheiden en beschrijven van verschillende
fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek.
– De leerlingen hebben geleerd verschillende
opvattingen over seksualiteit te formuleren.
– De leerlingen hebben geleerd hun mening te
geven over seksueel geweld en hierover
gediscussieerd in een groepje.
– De leerlingen hebben geoefend in het lezen
van diagrammen.
– De leerlingen hebben geoefend in het halen
van informatie uit folders.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
volgens het stappenplan bij het maken van een
praktische opdracht.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het
onderscheiden en beschrijven van verschillende
fasen van natuurwetenschappelijk onderzoek.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.10.2 Benodigdheden Basisstof
Voor de basisstof zijn geen benodigdheden nodig.
Eventueel:
– een torso met voortplantingsorganen
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van de man
– een wandplaat van het voortplantingsstelsel
van de vrouw
– een model van het voortplantingsstelsel van de
man
– een model van het voortplantingsstelsel van de
vrouw
– maandverband en tampons
– een demonstratiepakket voorbehoedmiddelen
– een model van een baarmoeder met embryo
– een wandplaat van een baarmoeder met
embryo
– jongerenbladen
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
Voor de keuzeopdrachten zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 131
DEEL 3 HAVO.VWO
4.11 HANDLEIDING BIJ BLOEMEN, VRUCHTEN,
ZADEN
4.11.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema behandelen we de voortplanting bij
zaadplanten. Voor veel leerlingen zal dit thema stof
herhalen waarmee ze al hebben kennisgemaakt in
het basisonderwijs.
Bloemen
De basisstof start met de bouw van bloemen en de
functies van de verschillende delen. Opdrachten 1
en 2 zijn practica over de bloemen van een witte
dovenetel. Hoewel de witte dovenetel een
bloemvorm heeft die wat afwijkt van de algemene
vorm hebben we om verschillende redenen toch
voor deze plant gekozen. De bloemen van een witte
dovenetel zijn duidelijk; de delen zijn goed terug te
vinden. De plant heeft een lange bloeiperiode en
groeit in de meeste delen van ons land massaal,
zodat er geen noemenswaardige schade aan de
natuur wordt toegebracht wanneer de bloemen
worden verzameld.
Vanzelfsprekend kunt u de witte dovenetel
vervangen door een andere plant.
U kunt de witte dovenetels zelf verzamelen of door
leerlingen laten meebrengen. Vooral als u veel
parallelklassen heeft, zal de laatste optie de
voorkeur genieten. De bedoeling van het practicum
is leerlingen kennis te laten maken met een bloem
en de delen ervan. Het is niet noodzakelijk dat
leerlingen na opdrachten 1 en 2 ook meteen alle
termen kennen. In de opdrachten 3 tot en met 5
worden de onderdelen herhaald. Bij de
schematische tekeningen van bloemen hebben we
ervoor gekozen de vruchtbeginsels steeds
bovenstandig te laten zijn. We besteden geen
aandacht aan het onderscheid tussen bovenstandig
en onderstandig vruchtbeginsel. Een model van een
bloem kan een goed hulpmiddel zijn bij dit thema,
maar kan nooit een vervanging zijn voor levend
materiaal.
Opdracht 8 is een practicum over kroonbladeren.
De leerlingen zoeken de kenmerken van de
kroonbladeren van een aantal verschillende planten
op. Hiervoor gebruiken ze de cd-rom De
Interactieve Flora van Nederland en Vlaanderen.
Bij deze basisstof horen een computerles over de
bouw van een bloem en over de functies van de
bloemdelen. Deze lessen staan op de internetsite.
Bestuiving
Basisstof 2 gaat over bestuiving. We leggen uit
wanneer er wel en wanneer er geen sprake is van
bestuiving. Ook leggen we het verschil uit tussen
insectenbloemen en windbloemen. De leerlingen
onderzoeken met behulp van De interactieve flora
van Nederland en Vlaanderen door welke soort
stuifmeelkorrels hooikoorts wordt veroorzaakt. Ook
gaan ze enkele stuifmeelkorrels tekenen. Tijdens
deze les kunt u een potje met insectenbloemen en
een potje met windbloemen in de klas
tentoonstellen. Ook kunt u gebruikmaken van
wandplaten met insectenbloemen en windbloemen.
Deze materialen helpen om de verschillen tussen
insectenbloemen en windbloemen te verduidelijken.
In opdracht 11 worden de belangrijkste verschillen
tussen windbloemen en insectenbloemen nog eens
op een rijtje gezet. Bij deze basisstof is een
computerles beschikbaar.
Bevruchting
Basisstof 3 behandelt de bevruchting. Leerlingen
hebben vaak moeite zich voor te stellen wat er bij
bevruchting gebeurt. Eventueel kunt u een
klassikale toelichting geven. We bespreken hoe de
bevruchte eicel, het zaadbeginsel en het
vruchtbeginsel zich verder ontwikkelen. Ook leggen
we uit dat één zaadbeginsel leidt tot één zaad,
maar dat één vruchtbeginsel meerdere zaden kan
hebben. Tot slot bespreken we het kruisen door
mensen. Ook bij deze basisstof is een computerles
beschikbaar.
Vruchten en zaden
Basisstof 4 gaat over het ontstaan van vruchten en
zaden. Het is onze ervaring dat leerlingen deze
basisstof moeilijk vinden. Eventueel kunt u dit
onderwerp klassikaal toelichten, bijvoorbeeld aan
de hand van een wandplaat of een model.
Opdracht 19 is een eenvoudig practicum waarbij
een tomaat wordt getekend als voorbeeld van een
vrucht met zaden. Dit practicum werkt voor
leerlingen verduidelijkend. In plaats van een
tomaat kunt u ook een appel of een peer nemen. U
gaat er dan wel aan voorbij dat een appel een
schijnvrucht is, maar dat is voor brugklasleerlingen
volkomen acceptabel.
In basisstof 4 gaan we ook in op eetbare vruchten
en zaden. Het werkt heel illustratief wanneer u een
verzameling van verschillende eetbare vruchten en
zaden in de klas toont. In een practische opdracht
gaan de leerlingen zelf soep maken van linzen of
kastanjes.
Verspreiding van vruchten en zaden
Basisstof 5 gaat over de verspreiding van vruchten
en zaden. Als u vruchten en zaden wilt laten zien
tijdens deze les, zult u deze in het najaar al moeten
verzamelen. Ook kunt u in het najaar een
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 132
DEEL 3 HAVO.VWO
verzamelopdracht voor de leerlingen inlassen (zie
deel 1 thema 2 Planten in deze handleiding).
Tijdens het verzamelen hebben leerlingen dit
thema weliswaar nog niet doorgewerkt, maar ze
zullen met een korte uitleg toch al wel de vruchten
en zaden kunnen indelen naar de manier waarop
deze worden verspreid.
De vruchten en zaden kunnen dan worden bewaard
tot dit thema. Ook bij deze basisstof kunt u goed
gebruikmaken van wandplaten met afbeeldingen
van planten uit de drie categorieën van
verspreiding van vruchten en zaden.
Extra basisstof
Extra basisstof 6 behandelt de ongeslachtelijke
voortplanting bij planten onder andere door
stekken, bollen, knollen en uitlopers. Ook gaan we
in op weefselkweek. In opdracht 28 bekijken de
leerlingen zelf een ui en maken er een tekening
van.
In extra basisstof 7 gaan we in op mannelijke en
vrouwelijke bloemen. We introduceren de
begrippen eenslachtig, tweeslachtig, eenhuizig en
tweehuizig. In deze context gaan de leerlingen in
de opdrachten nadenken over twee vormen van
bestuiving: kruisbestuiving en zelfbestuiving.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Ze zijn eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
drie verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een bedrijfsleider van een
akkerbouwbedrijf en een tropisch landbouwkundige
aan het woord. Zij leggen uit welke relaties er
bestaan tussen hun beroep en het vak biologie en
verzorging.
In keuzeopdracht 2 bestuderen de leerlingen een
bloem en gaan die tekenen.
In keuzeopdracht 3 bekijken de leerlingen de
vruchten van verschillende bomen en benoemen ze
deze met behulp van naslagwerken en/of de
internetsite www.biologieverzorgingvoorjou.nl.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend met de
interactieve flora op internet.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van een preparaat.
– De leerlingen hebben geoefend in het werken
met een microscoop.
• Extra basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het maken
van tekeningen.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.11.2 Benodigdheden
Basisstof
– een bloeiende witte dovenetel (2 stuks per
leerling)
– een witte dovenetel met uitgebloeide
bloem(en) (zo mogelijk per leerling)
– een pincet (eventueel)
– een mesje (5 stuks)
– plakband (of zelfklevend doorzichtig plastic)
– een klaargemaakt preparaat van
stuifmeelkorrels van verschillende soorten planten
(per leerling)
– een microscoop (zo mogelijk per leerling)
– tekenmateriaal
– een suikeroplossing (5%)
– stuifmeel, bijvoorbeeld van een vlijtig liesje
– prepareermateriaal
– een tomaat (per leerling)
– een computer met cd-rom-speler
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 133
DEEL 3 HAVO.VWO
– de cd-rom De interactieve flora van Nederland
en Vlaanderen
Eventueel:
– wandplaat van de witte dovenetel
– model van een bloem van de witte dovenetel
of van de bloem van een andere plant
– wandplaten van insectenbloemen en
windbloemen
– wandplaat van bevruchting bij planten
– model van bevruchting bij planten
De benodigdheden die u bij basisstof 4 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school linzensoep bereiden:
– 2 koppen linzen
– water
– tijm en laurierblad
– 1 ui
– 1 teentje knoflook
– 1 wortel
– 3 tomaten
– eventueel: 1 prei
– ½ kop herderstasjesblad
– een scheutje olie
– zout
– tamari
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een koekenpan
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school kastanjesoep bereiden:
– 500 g tamme kastanjes
– water
– kruiden (bijvoorbeeld tijm, rozemarijn en
laurierblad)
– 1 ui
– 1 kleine wortel
– 1 prei
– 500 g kastanjechampignons
– 1,5 liter groentebouillon
– 2 eetlepels zure room
– een scheutje olie
– zout
– eventueel: een paar takjes peterselie
Keukenmateriaal:
– een soeppan
– een snijplank en een mes
– een zacht borsteltje
– een koekenpan
– een extra pan om de soep op te dienen
– een roerzeef
– vier soepborden en lepels
– vier servetjes
– afwasmateriaal: teil, afwasmiddel,
afwasborstel, theedoek en vaatdoek
Extra basisstof
– een uienbol
– een mes
– tekenmateriaal
Keuzeopdrachten
– een bloeiende plant
– pincet (per leerling)
– een loep (eventueel)
– tekenmateriaal
– naslagwerken (bijvoorbeeld een bomengids)
– een computer met internetverbinding
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 134
DEEL 3 HAVO.VWO
4.12 HANDLEIDING BIJ VOEDSELPRODUCTIE
4.12.1 Didactische verantwoording en suggesties
In dit thema staat de productie van voedsel
centraal. Veel leerlingen zullen voornamelijk
bewerkte voedingsmiddelen kennen. In dit thema
leren ze de herkomst van hun maaltijden kennen.
Eerst gaan we in op redenen om te eten en wat we
eten. Hierbij besteden we aandacht aan de relatie
tussen voeding en religie. Daarna gaan we in op de
productie van voeding. We bespreken de landbouw
in Nederland, ook de biologische landbouw. Ze
leren hoe en waarom voedingsmiddelen bewerkt
worden tot de producten die ze in de winkel kunnen
kopen. Bij het kopen van voedingsproducten kun je
op een aantal zaken letten. De leerlingen leren wat
er op etiketten staat en hoe ze die moeten lezen.
Ook leren ze enkele keurmerken kennen. We
bespreken verschillende manieren waarop je een
maaltijd kunt klaarmaken. Tegenwoordig wordt er
steeds meer aandacht besteed aan het milieu in
relatie tot voedsel. We bespreken hoe ons voedsel
het milieu beïnvloedt en welke keuzes het milieu
kunnen ontlasten.
Waarom eet je?
In deze basisstof behandelen we verschillende
redenen die iemand kan hebben om te eten. De
leerlingen ontmoeten Patrick en Kim,
leeftijdgenoten, die een weekend zelf voor hun eten
moeten zorgen. In de eerste opdracht geven de
leerlingen eerst hun mening over Patrick en Kim.
Daarna denken ze na over verschillende redenen
die zijzelf kunnen hebben om te eten. In opdracht 5
bedenken de leerlingen wat ze lekker vinden, wat
ze regelmatig eten en wat ze niet lusten. In
opdracht 6 vergelijken ze hun voedingsgewoonten
met drie andere leerlingen. Zo ontdekken de
leerlingen dat iedereen zijn eigen gewoonten heeft
op het gebied van voeding. Tijdens deze
vergelijking zal het bijvoorbeeld voor sommige
leerlingen een openbaring zijn dat andere
leerlingen zelden of nooit aardappelen eten.
In het vervolg van de basisstof gaan we dieper in
op de factoren die de keuze voor een bepaald soort
voeding beïnvloeden. We laten zien dat
voedingsgewoonten worden beïnvloed door
omgeving, cultuur en godsdienst. We bespreken de
voedingsregels bij verschillende godsdiensten. We
laten daarbij zien dat ook christenen regels kunnen
hebben over voedsel. De leerlingen leren dat
voedingsgewoonten kunnen veranderen onder
invloed van andere culturen waarmee je in
aanraking komt. Naar aanleiding van opdracht 9
houdt u een klassengesprek over dit aspect.
Landbouw in Nederland
In basisstof 2 behandelen we verschillende
aspecten van landbouw. We bespreken akkerbouw,
veeteelt en tuinbouw. We bespreken eerst
gemengde bedrijven. Daarna komen de voor- en
nadelen van de intensieve landbouw aan de orde.
We behandelen hier ook de biologische landbouw.
De leerlingen leren de voordelen en nadelen
hiervan kennen. Bij deze basisstof hoort een
computerles over monocultuur.
Voedselverwerking
In deze basisstof leren de leerlingen hoe
voedingsmiddelen verwerkt worden. We bespreken
de verwerking in de fabriek. De leerlingen leren
verschillende manieren kennen om voedsel te
conserveren. We bespreken ook additieven en
verpakkingen.
De leerlingen leren welke productinformatie er op
het etiket van een verpakt voedingsmiddel moet
staan. Tot slot gaan we in op het gegeven dat de
voedingsmiddelenindustrie continu (nieuwe)
producten ontwikkelt. Bij deze basisstof hoort een
computerles over conserveringsmethoden.
Voedselbereiding
Basisstof 4 gaat over het bereiden van voedsel.
Allereerst leren ze waarom we voedsel bereiden.
Vervolgens gaan we in op voedselhygiëne.
Voedselvergiftiging kan makkelijk optreden
wanneer het eten niet hygiënisch wordt
klaargemaakt. We behandelen hoe
voedselvergiftiging kan optreden en besteden
daarbij aandacht aan kruisbesmetting,
voedselbederf en regels voor voedselhygiëne.
Daarna leren de leerlingen verschillende
kookapparaten kennen. Hierbij gaan we ook in op
energiebewust koken. Tot slot behandelen we
verschillende manieren waarop je voedsel kunt
bereiden. De leerlingen gaan op verschillende
manieren aardappelen klaarmaken. De leerlingen
werken in groepjes van vier. De leerlingen
proberen ieder één manier uit maar proeven alle
vier de manieren. Bij deze basisstof hoort een
computerles over voedselbederf.
Voeding en milieu
In basisstof 5 behandelen we de relatie tussen
voeding en milieu. We bespreken dat het
produceren van een bewerkt voedingsmiddel meer
energie kost dan het produceren van een vers
product. Ook vergelijken we de productie van
plantaardig voedsel met dierlijk voedsel.
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 135
DEEL 3 HAVO.VWO
De leerlingen leren wat ze kunnen doen wanneer ze
rekening willen houden met het milieu.
Extra basisstof
Extra basisstof 6 gaat over visserij en visteelt. Ook
in deze extra basisstof besteden we aandacht aan
het milieu. De leerlingen leren wat het MSC-
keurmerk inhoudt.
In extra basisstof 7 bespreken we de bestrijding
van ziekten en plagen.
Samenvatting
De samenvatting bevat de belangrijkste leerinhoud
uit het thema. De samenvatting is geformuleerd op
doelstellingenniveau.
Ook de leerinhoud van de extra basisstof is in de
samenvatting opgenomen. Deze is eenvoudig te
herkennen aan het gebruik van een andere kleur.
Diagnostische toets
Met behulp van de diagnostische toets kan de
leerling nagaan of hij/zij de inhoud van het thema
beheerst of niet. De toetsvragen zijn geordend op
doelstellingenniveau.
De diagnostische toets staat in het werkboek. Ook
ten behoeve van de extra doelstellingen zijn
toetsvragen in de diagnostische toets opgenomen.
De leerlingen kunnen de toets zelfstandig maken en
nakijken. De bundeling van de vragen naar
doelstelling biedt de leerling de mogelijkheid om na
te gaan welke doelstellingen hij/zij beheerst en
welke nog niet.
Adviestoets
Op de internetsite staat de adviestoets. Deze
kunnen de leerlingen maken nadat ze alle basisstof
hebben doorgewerkt. Op basis van hun resultaten
ontvangen leerlingen een advies: de basisstof
herhalen, extra basisstof doornemen of
keuzeopdrachten maken.
Keuzeopdrachten
In de keuzeopdrachten wordt leerlingen een
keuzemogelijkheid geboden. Ze kunnen kiezen uit
vijf verschillende onderdelen.
Keuzeopdracht 1 gaat in op de relatie tussen het
vak biologie en verzorging en mogelijke
toekomstige beroepen van de leerlingen. In dit
geval komen een biologisch-dynamisch veehouder
en een levensmiddelentechnoloog aan het woord.
Zij leggen uit welke relatie er bestaat tussen hun
beroep en het vak biologie en verzorging.
In keuzeopdracht 2 onderzoeken de leerlingen
waarom mensen van chocolade houden. Hierbij
bekijken ze verschillende aspecten van chocolade,
inclusief de productie met behulp van slaven. Ze
schrijven hierover een verslag.
Keuzeopdracht 3 gaat over de organisatie van een
grote keuken. De leerlingen interviewen een
manager van een grote keuken en verwerken het
interview tot een verslag.
In keuzeopdracht 4 gaan de leerlingen een
boerenomelet klaarmaken. De leerlingen kunnen dit
op school doen of thuis. Wanneer zij deze opdracht
thuis maken kunnen de leerlingen eventueel een
foto maken van hun omelet.
In keuzeopdracht 5 gaan de leerlingen naar drie
verschillende supermarkten en vergelijken de
prijzen van een aantal voedingsmiddelen. Ze letten
niet alleen op de verschillen tussen de
supermarkten, maar ook op het verschil tussen
huismerken en A-merken en op het verschil tussen
kant-en-klare maaltijden en losse ingrediënten.
Competenties/vaardigheden
• Basisstof
– De leerlingen hebben geoefend in het aflezen
en/of het maken van diagrammen,
staafdiagrammen en cirkeldiagrammen.
– De leerlingen hebben geoefend in het halen
van informatie uit artikelen en afbeeldingen.
– De leerlingen hebben geoefend in het
uitvoeren van een onderzoek.
– De leerlingen hebben geleerd zich aan de
regels voor voedselhygiëne te houden.
Over deze competenties/vaardigheden zijn geen
vragen opgenomen in de diagnostische toets.
4.12.2 Benodigdheden Basisstof
De benodigdheden die u bij basisstof 3 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van twee leerlingen, indien de leerlingen
op school appelmoes maken:
– 2 appelen (bijvoorbeeld goudrenetten)
– water
– suiker
– kaneel
Keukenmateriaal:
– een schilmesje
– een klein steelpannetje
– een kookplaat
– een vork en lepel
– een schoon jampotje met een schoon deksel
beoordelingstoets A HANDLEIDING
Biologie & Verzorging voor jou © Malmberg ‘s-Hertogenbosch 136
DEEL 3 HAVO.VWO
De benodigdheden die u bij basisstof 4 gebruikt,
zijn sterk afhankelijk van de plaats van uitvoering.
Als u de opdracht op school laat uitvoeren, heeft u
meer nodig dan wanneer u de opdracht thuis laat
uitvoeren.
Per groep van vier leerlingen, indien de leerlingen
op school aardappelen bereiden:
Koken of blancheren:
– geschilde aardappelen
– water
– zout
Keukenmateriaal:
– een pan (eventueel een bekerglas)
– een elektrisch kookplaatje
– een schuimspaan
– een aardappelschilmesje
– een vergiet
Bakken:
– gekookte of geblancheerde aardappelschijfjes
– zout
– zonnebloemolie
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een koekenpan
– een spatel
Pureren (normale puree):
– een pan met gekookte, afgegoten aardappelen
– 25 gram boter / kg aardappelen
– 1,5 dL melk / kg aardappelen
– peper, zout
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een stamper
Pureren (puree met ei in de oven):
– een pan met gekookte, afgegoten aardappelen
– 40 gram boter / kg aardappelen
– 3 eidooiers / kg aardapelen
– 1,0 dL melk / kg aardappelen
– peper, zout
Keukenmateriaal:
– een elektrisch kookplaatje
– een stamper
– een vuurvaste schaal
– een oven
Frituren (chips):
– geschilde kookvaste aardappelen
– zout
– frituurolie
– eventueel: paprikapoeder of een ander kruid
Keukenmateriaal:
– een keukenschaaf of rasp
– een schone theedoek
– een friteuse
– keukenpapier
Extra basisstof
Voor de extra basisstof zijn geen speciale
benodigdheden vereist.
Keuzeopdrachten
– computer met internetverbinding
– geluidsopnameapparatuur, video-
opnameapparatuur of camera
De benodigdheden die u bij keuzeopdracht 4 nodig
hebt, zijn sterk afhankelijk van de plaats van
uitvoering. Als u de opdracht op school laat
uitvoeren, heeft u meer nodig dan wanneer u de
opdracht thuis laat uitvoeren.
Voor een boerenomelet voor vier personen op
school:
– 2 paprika’s
– 2 uien
– 5 grote voorgekookte aardappelen
– 50 gram margarine
– 8 eieren
– 2 eetlepel melk
– 1 gram zout
– eventueel peper
– 8 sneetje brood
– peterselie
Keukenmateriaal:
– 1 grote koekenpan
– 1 kom
– 1 spatel
– 1 garde
– 4 borden
– 4 messen en 4 vorken
– afwasmateriaal
BEOORDELINGSTOETS A COLOFON
Auteurs:
Ruud Passier
Maria van Waterschoot - de Bock
Arteunis Bos
Onno Kalverda
Gerard Smits
Ben Waas
Auteur handleiding:
Bianca Janssen Groesbeek
Redactie en opmaak:
Malmberg, ‘s Hertogenbosch
Ontwerp:
Pointer grafische vormgeving, Eindhoven
tweede druk, versie juli 2009
© Malmberg, 's-Hertogenbosch
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave
mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar
gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of enig andere manier, zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze
uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b
Auteurswet 1912 jº het Besluit van 20 juni 1974,
St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23
augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17
Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk
verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de
Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB
Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n)
uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en
andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet
1912) dient men zich tot de uitgever te wenden.