Post on 11-Jan-2017
Visie opduurzaam bouwen
Redactie
Martijn van Winkelen
Bas de Bont
Jort de Bosch Kemper
Bep Charité
Vormgeving
Theo! Design
Productie
Lifoka b.v.
Foto omslag
Rene van den Burg
Uitgave
April 2012
ZRi adviseurs en ingenieurs
Balistraat 1
2585 XK Den Haag
T 070 361 55 59
E visie@zri.nl
www.zri.nl
2
Visie opduurzaam bouwen
Auteurs:
Martijn van Winkelen
Bas de Bont
Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming
van ZRi verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt.
3
4
1. Duurzaam bouwen 8
1.1 Wat is duurzaam bouwen? 6
1.2 Waarom duurzaam bouwen? 6
1.3 Hoe duurzaam bouwen? 7
2 Proces 8
2.1 Duurzaamheidsambitie 8
2.2 Samenwerking 9
2.2.1 Ontwerpers en adviseurs 9
2.2.2 Uitvoerende partijen 9
2.2.3 Gebruikers 10
3 Techniek 11
3.1 Duurzaamheidsdoelstellingen 11
3.2 Ontwerpstrategieën 12
3.2.1 Ontwerp naar schaalniveau 12
3.2.2 Ontwerp volgens de Trias
Energetic 12
3.3 Oplossingen op gebiedsniveau 13
3.3.1 WKO 13
3.3.2. Geothermie 13
3.3.3 Industriële restwarmte 13
3.3.4 Bio-energiecentrale 13
3.3.5 Vergistingsinstallatie 14
3.4 Oplossingen op gebouwniveau 14
3.4.1 Gebouwvorm en oriëntatie 14
3.4.2 Structurele fl exibiliteit 14
3.4.3 Gebouwschil 15
3.4.4 Gebouwconstructie 15
3.5 Oplossingen op componentniveau 16
3.5.1 Ventilatie 16
3.5.2 Verwarming en koeling 16
3.5.3 Water 17
3.5.4 Energieproductie 17
3.5.5 Verlichting 19
3.5.6 Bouwmaterialen 19
4 Financiën en regelgeving 20
4.1 Haalbaarheid van het
duurzaamheidsconcept 20
4.2 Effectiviteit van technieken 20
4.3 Financiering bij woning- en
scholenbouw 21
5 Casussen 23
5.1 Scholen 23
5.2 Woningen 24
5.3 Kantoren 30
Bijlage 1: Termen en defi nities 31
Bijlage 2: Illustratieverantwoording 32
Inhoud
5
Duurzaam bouwen staat volop in de belangstelling. Er
zijn veel redenen voor bedrijven en instellingen om in
duurzame gebouwen te investeren, bijvoorbeeld lagere
exploitatiekosten. Ook stelt de overheid vanwege de
klimaatdoelstellingen steeds strengere eisen.
Deze publicatie behandelt onze visie op duurzaam
bouwen. In dit eerste hoofdstuk bespreken we ter
inleiding wat duurzaam bouwen is en waarom men
daarvoor zou moeten kiezen. Daarna blikken we vooruit
op wat er in deze publicatie ter sprake komt.
1.1 Wat is duurzaam bouwen?
Duurzame ontwikkeling stelt ons in staat om te
voorzien in onze behoeften, zonder het vermogen van
toekomstige generaties om in de eigen behoeften te
voorzien in gevaar brengen. Wat betekent dat in de
bouw? Ten eerste de minimalisering van het gebruik van
energie, materiaal en water. Ten tweede de verbetering
van de kwaliteit van vastgoed. Daarbij gaat het niet
alleen om de levensduur van vastgoed, maar ook om het
welbevinden van mensen die in de gebouwen wonen en
werken. Ten derde speelt fl exibiliteit bij duurzame
gebouwen een grote rol. Gebouwen die eenvoudig zijn
aan te passen aan de behoeften van gebruikers gaan
namelijk langer mee. Ten slotte is ook het gebruik
belangrijk. In een duurzaam gebouw hoort een duurzame
organisatie, die staat voor een verantwoorde omgang
met natuurlijke hulpbronnen.
1.2 Waarom duurzaam bouwen?
Europa heeft zich ten doel gesteld om tot 2020 de
CO2-emissie met 20% te reduceren. De gebouwde
omgeving, die in ons land zorgt voor ongeveer 30%
van het energieverbruik, heeft een enorm besparings-
potentieel. Daarom heeft de overheid het bouwbeleid
aangescherpt, onder andere op het gebied van
energiezuinigheid.
Daarnaast zijn er voor bedrijven en instellingen
ook andere redenen om te investeren in duurzaam
bouwen. Ten eerste stijgt de marktwaarde van duurzaam
vastgoed. Door nu te investeren in duurzame gebouwen,
zorgen organisaties ervoor dat hun vastgoed ook in de
toekomst interessant is voor de markt. Ten tweede heeft
duurzaam vastgoed lagere exploitatiekosten, bijvoorbeeld
omdat de kosten voor energieverbruik lager zijn.
Ten derde heeft een duurzaam gebouw een gunstige
invloed op het welbevinden van mensen en dus ook
op bijvoorbeeld arbeidsproductiviteit, ziekteverzuim en
schoolprestaties. Een laatste reden voor de ontwikkeling
van duurzaam vastgoed is voor de ontwikkeling van
duurzaamvast goed is de positieve bijdrage van het
groenere karakter. Steeds meer mensen verwachten van
organisaties een verantwoorde werkwijze. Een duurzame
huisvesting geldt als toonbeeld voor maatschappelijk
verantwoord ondernemen.
1. Duurzaam bouwen
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Duu
rzaa
m b
ouw
en
6
Waarom duurzaam bouwen?
- De overheid stelt steeds strengere eisen.
- De marktwaarde van duurzaam vastgoed stijgt.
- Duurzaam vastgoed heeft lagere exploitatiekosten,
bijvoorbeeld omdat de kosten voor energieverbruik
lager zijn.
- Een duurzaam gebouw heeft een gunstige invloed op
het welbevinden van mensen en dus op bijvoorbeeld
arbeidsproductiviteit en schoolprestaties.
- Duurzaam vastgoed heeft een goede uitstraling.
1.3 Hoe duurzaam bouwen?
Technieken voor duurzaam bouwen zijn uitgebreid
beschikbaar. Om voor de exploitatie van een
gebouw energie op te wekken, kunnen we bijvoorbeeld
gebruikmaken van geothermie, zonne-energie,
vergistingsinstallaties en windturbines. In het derde
hoofdstuk van deze publicatie behandelen we een
groot aantal technieken voor duurzaam bouwen.
Wij geloven dat duurzaam bouwen meer is dan alleen
het gebruik van techniek. Er is een nieuwe visie nodig
op samenwerking in de bouw. Traditioneel is deze
samenwerking gefaseerd en gefragmenteerd.
Bij elke fase van het bouwproces zijn andere partijen
betrokken. Deze scheiding tussen de fasen is volgens
ons niet geschikt om energiedoelstellingen te realiseren.
Duurzaamheid moet een integraal onderdeel zijn van
ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud. Daarom
streven wij naar meer samenwerking over de fasen heen.
In het tweede hoofdstuk van deze publicatie gaan we hier
verder op in en bespreken we de facetten van het proces
van duurzaam bouwen.
Uiteraard realiseren we ons dat een duurzaamheids-
ambitie moet passen binnen fi nanciële kaders.
De maatregelen voor duurzame gebouwen moeten ook
bekeken worden vanuit hun invloed op investeringen en
exploitatie. Wij geloven dat het daarbij niet alleen moet
gaan om de eenvoudige terugverdientijd, maar ook om de
total cost of ownership. De fi nanciering zal afhangen van
de gebouwfunctie en de specifi eke opgave. In het vierde
hoofdstuk van deze publicatie gaan we verder in op de
fi nanciering. We besteden daarbij ook aandacht aan
regelgeving, met name bij woningbouw en scholenbouw.
In het laatste hoofdstuk bespreken we enkele casussen.
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Duu
rzaa
m b
ouw
en
7
Bij duurzaam bouwen denkt men meestal aan het
toepassen van technieken. Minstens zo belangrijk is
tevens de samenwerking tussen de partijen die in de
verschillende fasen betrokken zijn bij het gebouw, van
het eerste initiatief tot en met het gebruik. In dit hoofdstuk
leggen we uit wat de belangrijkste aspecten zijn van
het bouwproces als het gaat om duurzaamheid. We
bespreken de formulering van de ambitie en de manieren
om deze ambitie via slimme samenwerking te realiseren.
In het onderstaande schema zijn de fasen van het
bouwproces weergegeven. Bij elke fase staat
aangegeven welke acties voor duurzaam bouwen
nodig zijn.
2.1 Duurzaamheidsambitie
In de defi nitiefase van het bouwproces worden zaken
als stedenbouwkundige randvoorwaarden, locatie,
programma en fi nanciering in kaart gebracht. Ons advies
is om al in deze fase goed na te denken over de ambitie
op het gebied van duurzaamheid. Wat wil de gebruiker?
Wat wil de investeerder? Welke eisen stelt de overheid?
Wat zijn de fi nanciële kaders?
Duurzaamheid is een breed begrip. Daarom moet
tijdens de defi nitiefase ook worden besloten welk aspect
van duurzaamheid bij het betreffende project de nadruk
moet krijgen. Bij de ontwikkeling van scholen is het
bijvoorbeeld belangrijk om vooral op het binnenklimaat
2 Proces
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Pro
ces
8
Definitiefase
Structuur Ontwerp
Voorlopig Ontwerp
Definitie Ontwerp
Besteksfase
Werkvoorbereiding
uitvoering
Oplevering
Beheer
On
twikkelin
gsp
rocess
Integratie duurzaamheidsamibitie in ontwikkelingsproces
Ulitwerkingsniveau
Ambitie formulerenFinanciele kader
PVE
Energie conceptenformulerensubsidies
Concepten wegenkeuze concept
verfijnen berekening
Uitvoeringscontrole(bv. luchtdichtheid
IF-meting)
Instructiegebruikers +
publiciteit
Conceptenuitwerking, berekening
EPC, GPR/GC haalbaarheid
Definitieveberekening GPR,greencalc, EPC.LCA-materialen
Integratieduurzaamheids-
aspecten uitvoeringsproces
Loggen +optimaliseren
Energieverbruik(GBS)
Afbeelding 1 | Acties per fase.
te letten. Bij de ontwikkeling van woningen ligt de nadruk
juist vaak op de minimalisering van energiegebruik. Ook
kunnen er doelen worden gesteld op het gebied van
fl exibiliteit of materiaalgebruik.
Er zijn verschillende instrumenten om duurzaamheid te
kwantifi ceren. Wij raden onze opdrachtgevers aan om in
de defi nitiefase een instrument te kiezen dat men in het
vervolg van het project gebruikt. Afhankelijk van het soort
ambitie kan een keuze worden gemaakt uit bijvoorbeeld:
GPR-gebouw, Greencalc+, BREEAM-NL en LEED.
Onze aanbeveling is om duurzaamheidsdoelstellingen
als prestatie-eisen vast te leggen in het programma
van eisen. Dat wil zeggen dat het doel wel wordt
geformuleerd, maar de wijze waarop de betrokken
partijen het doel willen bereiken niet. Dit geeft hen
de vrijheid om zelf innovatieve en kosteneffi ciënte
oplossingen te vinden. Bij de bespreking van de
technieken geven we enkele voorbeelden van
duurzaamheidsdoelstellingen.
2.2 Samenwerking
2.2.1 Ontwerpers en adviseurs
De initiatiefnemer kan bij de contractering van
ontwerpers en adviseurs (architect, installatieadviseur,
constructieadviseur, bouwfysicus, energieadviseur)
kiezen voor afzonderlijke partijen of voor een integraal
ontwerpteam, waarin meerdere partijen optreden als
één rechtspersoon.
Wij geven initiatiefnemers met een hoge duurzaam-
heidsambitie ter overweging om een integraal
ontwerpteam te contracteren. Afzonderlijke partijen
hebben namelijk vaak de neiging om de verantwoorde-
lijkheid voor duurzaamheid bij anderen te leggen. Dat
is jammer, want alle ontwerp- en adviesdisciplines zijn
nodig voor een optimaal resultaat. Wanneer men kiest
voor een integraal ontwerpteam, kunnen de verantwoor-
delijkheden voor duurzaamheid beter in samenhang
worden vastgelegd.
De keuze voor een integraal ontwerpteam is een
stimulans voor een integrale, vakgebiedoverschrijdende
benadering, maar geen garantie. Daarom moet het
projectmanagement de duurzaamheidsaspecten tijdens
het ontwerpproces regelmatig evalueren. Men kan het
ontwerpteam vragen om op een aantal momenten in
het proces een document op te stellen waarin het duur-
zaamheidsconcept vanuit de verschillende disciplines
beschreven en geëvalueerd wordt.
Ook door afzonderlijke partijen te contracteren, kan
een hoge duurzaamheidsambitie worden gerealiseerd.
Dan is wel meer aandacht nodig voor de taakverdeling
van de verschillende partijen wat betreft de duurzaam-
heidsdoelstellingen. Het projectmanagement moet nog
nadrukkelijker aansturen op een integrale benadering
van de ontwerpopgave.
2.2.2 Uitvoerende partijen
In het traditionele bouwproces is er een strikte scheiding
tussen ontwerp, bouw en uitvoering. Hierdoor hebben
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Pro
ces
9
uitvoerende partijen er weinig belang bij om zich in te
spannen voor de duurzame kwaliteit (lange levensduur,
beperkte onderhoudskosten) of optimale prestaties
(rendementen, opbrengsten) van het gebouw. Door
uitvoerende partijen een rol te geven bij beheer en
onderhoud, zullen zij zich meer gaan inzetten voor
duurzaamheid. Wij wijzen opdrachtgevers op de
mogelijkheid om uitvoerende partijen al bij de
ontwerpfase te betrekken. Zo kan gebruik worden
gemaakt van hun specifi eke kennis en ervaring op
het gebied van duurzaamheid.
Voor de inzet van uitvoerende partijen bij de
fasen ontwerp, bouw, beheer en onderhoud is een
geïntegreerd contract nodig.
In een dergelijk contract worden de verantwoordelijk-
heden van de uitvoerende partijen in de verschillende
fasen vastgelegd.
Het contract heeft een stapsgewijze opzet: pas wanneer
de partijen de ene fase goed hebben doorlopen, volgt een
opdracht voor participatie in de volgende fase.
2.2.3 Gebruikers
Het komt voor dat de partijen die betrokken zijn bij
de bouw weinig contact hebben met gebruikers. Als
een gebouw in gebruik wordt genomen, verdwijnen
ontwerpers en uitvoerende partijen van het toneel.
Hierdoor wordt de duurzaamheidspotentie van het
gebouw onvoldoende benut. Wij raden onze opdracht-
gevers daarom aan om gebruikers te betrekken bij
de ontwikkeling van het gebouw en ze te instrueren
over hoe ze het gebouw op de meest duurzame wijze
kunnen gebruiken.
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Pro
ces
10
ontwerpbouw & beheer
gebruik
ontwerpbouw & beheer
gebruik
Afbeelding 2 | Ontwerp en gebruik.
In dit hoofdstuk bespreken we een aantal technieken
die kunnen worden toegepast bij de realisatie van een
duurzaam gebouw. We leggen hierbij de nadruk op
energiegebruik. Bij elke ontwerpopgave moet worden
onderzocht hoe de technieken het slimst gecombineerd
kunnen worden, om te zorgen voor een duurzaam of
energieneutraal gebouw.
3.1 Duurzaamheidsdoelstellingen
Duurzaamheid heeft veel facetten. Daarom kunnen er
verschillende doelen worden gesteld, bijvoorbeeld op
het gebied van energie, binnenklimaat, fl exibiliteit en
materiaalgebruik. Op basis van deze doelen kan worden
onderzocht welke technieken het best kunnen worden toe-
gepast. Enkele voorbeelden van energiedoelstellingen zijn:
11
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
3 Techniek
Afbeelding 3 | Van hoog naar laag schaalniveau.
Gebied
Gebouw
W-installatiesBouwkundig E-installaties
constructie
gebouwschil inbouw
verwarming
verlichting ventilatie
data
verlichting electra
1. Een aangescherpte energieprestatiecoëffi ciënt (EPC).
Men kan bijvoorbeeld als voorwaarde stellen, dat het
EPC 50% lager is dan vereist door het Bouwbesluit
(conform NEN 7120).
2. Een energieneutraal gebouw. Dit betekent dat het
gebouw netto geen energie importeert.
3. Een energieproducerend gebouw. Een dergelijk
gebouw levert per saldo energie op, bijvoorbeeld
voor de directe omgeving.
4. Een energieneutrale locatie. Dit betekent dat een
locatie met meerdere gebouwen en voorzieningen
energieneutraal is.
5. CO2-reductie van een bepaald percentage. Men meet
hierbij ten opzichte van een referentiegebouw.
3.2 Ontwerpstrategieën
Er zijn twee ontwerpstrategieën waarmee men kan
bepalen hoe technieken het best gecombineerd kunnen
worden om duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken. Dat
zijn: ontwerp naar schaalniveau en ontwerp volgens de
Trias Energetica.
3.2.1 Ontwerp naar schaalniveau
Bij de ontwikkeling van een duurzaam ontwerp is op
drie niveau’s aandacht nodig voor energetische
aspecten:
1. de omgeving;
2. het gebouw;
3. de componenten van het gebouw.
Deze schaalniveaus moeten opeenvolgend aan bod
komen om hun potentie het best te kunnen benutten.
Eerst brengt men in beeld welke mogelijkheden er zijn
op gebiedsniveau, vervolgens op gebouwniveau en als
laatste op componentniveau. In dit hoofdstuk bespreken
we de technieken per niveau.
3.2.2 Ontwerp volgens de Trias Energetica
De Trias Energetica is een stappenplan voor de
ontwikkeling van een goed energieconcept en kan
worden gebruikt om verschillende maatregelen af te
wegen. Dit zijn de drie opeenvolgende stappen:
1. Gebruik zo min mogelijk energie (bijvoorbeeld door
isolatie, passieve zonne-energie etc.).
2. Gebruik voor de resterende energiebehoefte zo
veel mogelijk duurzame energie (bodemwarmte,
geothermie, bio-energie, actieve zonne-energie etc.).
3. Als eindige energiebronnen (fossiele brandstoffen etc.)
toch nog nodig zijn, gebruik ze dan effi ciënt en schoon.
Een maatregel die thuishoort in stap 3 is minder wen-
selijk dan een maatregel die thuishoort in stap 2. In dit
hoofdstuk zullen we bij enkele technieken naar de Trias
Energetica verwijzen.
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
12
3Efficiënt gebruik
fossiele brandstof
Gebruik duurzam
e
energieopwekking
2
Min
imal
isee
r
ener
giev
erbr
uik
1
3Efficiënt gebruik
fossiele brandstof
Gebruik duurzam
e
energieopwekking
2
Min
imal
isee
r
ener
giev
erbr
uik
1
Afbeelding 4 | Trias Energetica.
3.3 Oplossingen op gebiedsniveau
Het gebiedsniveau blijft in uitgewerkte duurzaamheids-
concepten vaak onderbelicht. Dat is jammer, want
maatregelen die op meerdere gebouwen tegelijkertijd
worden toegepast, blijken doorgaans effectiever. Op
gebiedsniveau kan men zorgen voor de opwekking van
warmte, koude en elektriciteit. Bovendien kan men op
gebiedsniveau onderzoeken of restwarmte van industriële
gebouwen in de omgeving kan worden benut.
3.3.1 WKO
Warmte Koude Opslag (WKO) is een systeem om warmte
en koude te onttrekken en af te geven aan watervoerende
zandlagen in de bodem (50 tot 200 meter diep). In de
zomer wordt warmte opgeslagen in de bodem, zodat het
in de winter gebruikt kan worden. In de winter wordt koude
opgeslagen, zodat het in de zomer gebruikt kan worden.
Om het systeem goed te laten functioneren, moet in
de winter even veel warmte worden onttrokken als in
de zomer wordt teruggeleverd. De overheersing van
warmtevraag of koudevraag op gebouwniveau kan
op gebiedsniveau worden gecompenseerd. Denk
daarbij bijvoorbeeld aan een combinatie van woningen
(warmtevraag) met winkels (warmteoverschot).
3.3.2. Geothermie
Bij geothermie gebruikt men de warmte van de aarde
om gebouwen te verwarmen. Water dat zich bevindt in
diepe zandsteenlagen (1,5 tot 5 kilometer diepte) heeft
een hoge temperatuur. Dit water kan worden opgepompt
om er vervolgens in een centrale de warmte aan te
onttrekken. Het systeem is interessant vanaf een
warmtevraag van 4 à 5 MW, wat gelijk staat aan ongeveer
1500 huishoudens. Met geothermie kan zowel warmte als
electriciteit worden opgewekt.
Wist u dat er installaties zijn om warmte uit te
wisselen tussen verschillende delen van een gebouw?
Het warmteoverschot dat een gebouw met name in
het voor- en najaar aan de zuidkant heeft, kan worden
getransporteerd naar de noordkant, waar juist vraag is
naar warmte.
3.3.3 Industriële restwarmte
Voor de verwarming van gebouwen kunnen we
gebruikmaken van industriële restwarmte, bijvoorbeeld
van een afvalverwerkingsinstallatie in de omgeving. Er
moet dan een warmtenet worden aangelegd.
3.3.4 Bio-energiecentrale
Een bio-energiecentrale wekt door de verbranding van
bijvoorbeeld zuivere bio-olie of snoeihout elektriciteit en/
of warmte op. De opgewekte elektriciteit kan worden
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
13
Watervoerend pakket
Afbeelding 5
WKO (Warmte
Koude Opslag).
gebruikt voor gebouwgebonden energiegebruik of
voor teruglevering aan het net. De warmte kan worden
gebruikt voor ruimteverwarming en tapwater.
Een bio-energiecentrale die draait op snoeihout uit
de directe omgeving (bijvoorbeeld uit gemeentelijke
plantsoenen) is een goed voorbeeld van een lokale,
gesloten kringloop. Zo kan op gebiedsniveau een
duurzame voorziening voor elektriciteit en warmte
worden gerealiseerd. Het rendement van deze
voorziening is hoog.
3.3.5 Vergistingsinstallatie
Een vergistingsinstallatie zet gft-afval om in biogas, om
zo elektriciteit of warmte op te wekken. Voor vergisting
kan ook gebruik worden gemaakt van zogenaamd zwart
water (sterk vervuild water) dat uit gebouwen afkomstig is.
Ook hiermee kan een lokale, gesloten kringloop worden
gerealiseerd.
3.4 Oplossingen op gebouwniveau
Wanneer men in kaart heeft gebracht welke oplossingen
er zijn op gebiedsniveau, kan worden gekeken naar de
oplossingen op gebouwniveau.
3.4.1 Gebouwvorm en oriëntatie
Het ontwerp van een gebouw moet al in een vroeg
stadium worden geoptimaliseerd op energetische
aspecten. Dat kan bijvoorbeeld door een compacte vorm
te ontwikkelen, de daglichttoetreding te optimaliseren,
de beste oriëntatie van het gebouw te kiezen of door de
gebouwvorm als drijvende kracht te gebruiken voor een
hybride ventilatieconcept.
3.4.2 Structurele fl exibiliteit
Structurele fl exibiliteit kan bijdragen aan de levensduur
van een gebouw en de materialen. Men kan bij de
bouw bijvoorbeeld kiezen voor een skeletstructuur of
dragende gevels. De binnenmuren hebben dan alleen
nog een scheidende functie en kunnen gemakkelijk
worden verplaatst. Men kan er ook voor kiezen om de
draagconstructie van het gebouw te overdimensioneren,
zodat in een later stadium delen kunnen worden
toegevoegd. IFD-bouwen (industrieel, fl exibel en
demontabel bouwen) is een andere mogelijkheid, die niet
alleen de toekomstwaarde van het gebouw verhoogt,
maar ook de mogelijkheid biedt om delen van het gebouw
in een andere situatie opnieuw te benutten.
14
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
Afbeelding 6 | Bio-energiecentrale.
3.4.3 Gebouwschil
Bij duurzaam bouwen heeft de beperking van
energieverlies de hoogste prioriteit (stap 1 van de Trias
Energetica). Bij de beperking van energieverlies speelt
de gebouwschil een belangrijke rol. Het is in dit verband
mogelijk om een gebouw ‘passief’ te maken. Een passief
gebouw heeft een zeer hoge isolatiewaarde, met een
warmteverlies dat grofweg 20% bedraagt van een
marktconforme referentie.
De gebouwschil kan behalve voor isolatie ook worden
gebruikt om de ventilatie en verwarming van een gebouw
te ondersteunen. Dat kan met een actieve gevel. Een
actieve gevel bestaat meestal uit een dubbele huid
waartussen lucht kan worden verwarmd. De verwarmde
lucht kan bijvoorbeeld dienen als voorverwarmde
toevoerlucht, of de thermische trek kan worden gebruikt
als drijvende kracht achter de ventilatie. Het actieve
gedeelte van de gevel bestaat uit series van kleppen die
oververhitting van het systeem voorkomen en eventueel
ventilatie verzorgen.
Een passief gebouw mag een energiebehoefte hebben
van maximaal 15 kWh/m2 per jaar. Daarvoor moet de
isolatiewaarde van de dichte delen van de gebouwschil
liggen tussen de 6 en 10 m2K/W en moet de
warmtedoorgangscoëffi ciënt van de open delen van de
gevel liggen tussen de 0,5 en 0,8 W/m2K. Ook mogen er
geen koudebruggen aanwezig zijn en moet het gebouw
in hoge mate luchtdicht zijn.
3.4.4 Gebouwconstructie
Door een gebouw zorgvuldig te ontwerpen, kan de
energievraag voor verwarming en koeling aanzienlijk
worden beperkt. Dat kan ondermeer door het warmte-
accumulerend vermogen van het gebouw te benutten.
Een gebouw met een groot warmteaccumulerend
vermogen warmt in de zomerperiode minder snel op en
wordt in de winterperiode minder snel koud.
Bouwmassa
Door te kiezen voor een zwaardere draagconstructie
(betonnen vloeren, zware wanden etc.) kan het
warmteaccumulerend vermogen van een gebouw
eenvoudig worden vergroot. Tijdens warme zomerdagen
neemt de constructie warmte op, waardoor de koellast
van het gebouw daalt. Men moet voor zwaardere
draagconstructies uiteraard meer bouwstoffen gebruiken,
wat nadelig kan zijn voor de duurzaamheid.
PCM
Phase Change Materials (PCM’s) zijn materialen
die smelten en stollen. Door deze processen kan het
warmteaccumulerend vermogen van een gebouw worden
verbeterd en zijn installaties minder snel nodig. De
PCM’s kunnen worden opgenomen in de bouwkundige
voorzieningen van een vertrek. Aandachtspunten bij
PCM’s zijn de kosten en de mogelijke milieubelasting van
het materiaal zelf. Daarnaast vereist de toepassing van
PCM’s een zorgvuldig ontwerp.
15
K. Ook mogen er
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
3.5 Oplossingen op componentniveau
3.5.1 Ventilatie
Om te zorgen voor een comfortabel binnenklimaat is
ventilatie essentieel. Men kan bijvoorbeeld kiezen voor
gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning of een
hybride ventilatieconcept met natuurlijke toevoer via de
gevels en mechanische afvoer. Welk type ventilatie het
meest gewenst is, hangt samen met andere aspecten van
het klimaatconcept, bijvoorbeeld hoe warmte en koude
worden opgewekt.
3.5.2 Verwarming en koeling
Een gebouw kan op allerlei manieren worden
verwarmd en gekoeld. Hieronder bespreken we een
aantal duurzame mogelijkheden.
WKO met vloerverwarming en -koeling
of betonkernactivering
Een WKO kan worden gecombineerd met betonkern-
activering en vloerverwarming. Bij betonkernactivering
zijn watervoerende leidingen opgenomen in de kern van
de vloer, om zo de gebouwconstructie (zowel de vloer
als het plafond) te verwarmen. Bij vloerverwarming is het
systeem voor warmteafgifte in de dekvloer opgenomen.
Beide systemen zijn relatief traag. Vloerverwarming biedt
meer mogelijkheden om de temperatuur te beïnvloeden
dan betonkernactivering.
Wist u dat in plaats van de milieubelastende
chemicaliën ook bietensap als koelmiddel kan
worden gebruikt?
Warmteopwekking met biomassa
Een alternatief voor de traditionele warmteopwekking
met gasgestookte CV-ketels is een op biomassa
gestookte CV-ketel. In gebouwen wordt vaak
gebruikgemaakt van biomassa in de vorm van hout.
Te denken valt aan snoeihout, houtblokken of houtkorrels.
Voor een gemeente kan deze vorm van warmteopwekking
interessant zijn, omdat zij zelf beschikking heeft
over deze afvalstromen.
All-airsysteem
Wanneer voor de luchtkwaliteit een hoog ventilatiedebiet
is vereist, kan men een all-airsysteem als verwarmings-
en koelingssysteem overwegen. Zowel de koeling als de
verwarming van het gebouw vindt dan plaats via lucht.
Voor een all-airsysteem kan de ventilatielucht met een
16
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
Afbeelding 7 | Haagse Hogeschool te Delft,
hier is een hybride
ventilatieconcept toegepast.
grondbuis in de winter worden verwarmd en in de zomer
worden voorgekoeld. In de nacht kan in de zomer gebruik
worden gemaakt van nachtventilatie.
Een all-airsysteem is alleen bij grote luchthoeveelheden
of een passief gebouw bruikbaar. Een nadeel van
luchtverwarming en luchtkoeling is dat er geen
warmtestraling is, wat de behaaglijkheid nadelig
beïnvloedt. Ook is lucht een minder effectieve drager
van warmte en koude.
3.5.3 Water
Om de milieubelasting van een gebouw te beperken,
is het belangrijk om de waterhuishouding van het
gebouw te optimaliseren. Als er veel vraag is naar warm
tapwater, dan kan men overwegen om zonnecollectoren
te gebruiken. Als er sprake is van veel watergebruik,
dan zijn een grijswatercircuit of een helofytenfi lter
mogelijke oplossingen.
Zonnecollectoren
Zonnecollectoren met zonneboilers worden gebruikt
om op een duurzame manier tapwater te verwarmen.
Zonnestraling wordt door de zonnecollectoren omgezet in
warmte. De collectoren kunnen worden geïntegreerd
in het dak of los worden geplaatst.
Het is wat betreft de terugverdientijd aantrekkelijker
om gebruik te maken van zonnecollectoren, dan
fotovoltaïsche cellen (PV-cellen) aan te brengen.
De invloed hiervan op de exploitatiekosten moet echter
per project worden bekeken. De terugverdientijd is
afhankelijk van bijvoorbeeld de locatie en oriëntatie
van de collectoren, het verbruik van warm tapwater en
leidinglengte.
3.5.4 Energieproductie
Om een gebouw energieneutraal te maken, is alleen de
minimalisering van energieverbruik niet voldoende. Er
bestaan componenten om energie mee op te wekken.
Zonne-energie
Zonnestraling kan met fotovoltaïsche cellen (PV-cellen)
worden omgezet in elektrische energie. Deze PV-cellen
kunnen in panelen worden geplaatst, bijvoorbeeld op
het dak. Ook kunnen ze worden geïntegreerd in de
dakbedekking of in de zonwering. Wanneer de cellen
worden aangebracht in glasdaken, kunnen ze ook
werken als zonwering.
Hoewel PV-cellen veel worden toegepast, moet goed
worden onderzocht of de investering uit economisch
oogpunt interessant is. De terugverdientijd hangt af van
bijvoorbeeld de locatie en oriëntatie van de panelen. De
PV-cellen kosten rond de 600 euro per m2 (€4/Wp) en de
opbrengsten liggen rond de 150 Wp/m2. De technische
levensduur is ongeveer 25 tot 30 jaar. Bij de berekening
17
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
Afbeelding 8 | PV-cellen.
van de terugverdientijd moet ook rekening worden
gehouden met de terugleververgoeding die wordt
gehanteerd en de subsidiëring.
Er zijn ook panelen waarbij fotovoltaïsche cellen
worden gecombineerd met een zonthermische
absorber. Met deze zogenaamde PVT-panelen kan
zowel elektriciteit als warmte worden opgewekt. Dat
zorgt voor een beter rendement dan bij zonnepanelen
met alleen fotovoltaïsche cellen.
Windenergie
Ook met wind kan duurzame energie worden opgewekt.
Er bestaan miniturbines die zijn afgestemd op de schaal
van een gebouw. De miniturbines hebben een nominaal
vermogen dat ligt tussen de 0,5 en 3 KW en kosten
tussen de €6.000 en €20.000. Ook voor windturbines
geldt dat de kosten en opbrengsten goed moeten worden
berekend. De techniek is nog in ontwikkeling.
Bio-WKK
Een WKK (warmtekrachtkoppeling) is een voorziening die
uit een brandstof zowel warmte als elektriciteit opwekt.
De warmte kan worden ingezet voor ruimteverwarming en
warm tapwater.
Een traditionele WKK werkt op gas of diesel.
Vanwege het hoge rendement wordt deze WKK
duurzaam genoemd. Men moet er echter wel rekening
mee houden dat deze valt onder stap 3 van de Trias
Energetica (een effi ciënt gebruik van niet-duurzame
bronnen). Er zijn WKK-voorzieningen in opkomst die
werken op bio-olie of biomassa. Deze maken gebruik
van vernieuwbare brandstoffen en zijn daarom zonder
meer aan te duiden als een duurzame energievoorziening
(stap 2 van de Trias Energetica).
Bio-WKK’s zijn verkrijgbaar met verschillende
capaciteiten. Bio-WKK’s voor wijken worden al door
verschillende gemeenten gebruikt. Een mini-WKK op
biomassa is inmiddels ook op de markt.
Piëzo-tegels
In piëzo-tegels bevinden zich mechanismen die energie
opwekken zodra ze worden ingedrukt. Door de tegels in
de doorgang van een parkeergarage te verwerken, levert
elke auto die over de tegels rijdt energie op. In Japan
wordt een dergelijk systeem (in experimentele fase) ook
gebruikt voor snelwegen. Hoewel het concept origineel
is, dragen dergelijke systemen niet veel bij aan de
energieproductie. De opwekking bedraagt minder dan
1 W/m2.
18
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
Afbeelding 9 | Windturbine.
3.5.5 Verlichting
Redenerend vanuit de Trias Energetica moeten we,
wat betreft de verlichting in een gebouw, eerst de
behoefte aan kunstlicht zo veel mogelijk reduceren.
Dat kan bijvoorbeeld door de positie en grootte van
gevelopeningen te optimaliseren. Men kan ook
bouwkundige voorzieningen toepassen om toetreding
van daglicht te verbeteren, zoals anidolische refl ectoren.
Het is daarnaast belangrijk om zonwering te kiezen die
direct zonlicht tegenhoudt, maar de toetreding van
daglicht zo min mogelijk beperkt.
Daarnaast is het belangrijk dat kunstverlichting effi ciënt
is. Men kan bijvoorbeeld denken aan HF-verlichting of
LED-verlichting. LED-verlichting is inmiddels geschikt
voor toepassingen in verkeersruimten, toiletten etc.
Voor werkplekken moet de geschiktheid van LED-
verlichting nog worden onderzocht. Door energiezuinige
verlichting te gebruiken, kan het geïnstalleerde vermogen
aanzienlijk worden beperkt. Daglichtafhankelijke sturing
kan het verbruik verder reduceren.
Ook de schakeling van de verlichting heeft een
grote invloed op energieverbruik. Er zijn verschillende
energiezuinige schakelmethoden, zoals bewegings-
detectie, veegschakeling en daglichtafhankelijke
schakeling. Afhankelijk van de manier waarop een
ruimte wordt gebruikt, kan men een combinatie van
schakelmethoden toepassen.
3.5.6 Bouwmaterialen
Bouwmaterialen kunnen belastend zijn voor het
milieu. Door materialen zorgvuldig te selecteren, kan
men de milieubelasting en de CO2-emissie van een
gebouw beperken. Men kan bijvoorbeeld zo veel mogelijk
materialen toepassen met een duurzaamheidskeurmerk
(Dubokeur, FSC). Ook kan men ervoor zorgen dat
materialen worden geselecteerd met een gunstige
levenscyclus (Greencalc+, BREEAM-NL) en dat
sloopmaterialen zo veel mogelijk worden hergebruikt.
Men kan bij de keuze voor materiaal ook rekening houden
met het concept van Cradle to Cradle. De conventionele
duurzaamheidsmethoden zijn gericht op de vermindering
van vervuiling. Cradle to Cradle houdt in dat elk
restproduct een nieuwe, hoogwaardige bestemming
krijgt. Dit heet upcycling, in plaats van recycling. De
gedachte hierbij is dat toekomstige generaties méér
kunnen met het materiaal dan de huidige generatie.
19
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Tech
niek
Uiteraard moet een duurzaamheidsambitie passen
binnen de fi nanciële kaders van een project. In dit
hoofdstuk bespreken we de fi nanciële haalbaarheid van
duurzaam bouwen, de effectiviteit van de in hoofdstuk
drie besproken technieken en de fi nanciering en
regelgeving bij woningbouw en scholenbouw.
4.1 Haalbaarheid van het duurzaamheidsconcept
In de fase van het structuurontwerp (SO) en de fase
van het voorlopige ontwerp (VO) moeten verschillende
duurzaamheidsconcepten kostentechnisch worden
beoordeeld, zowel wat betreft investeringskosten als
exploitatiekosten. Men kan hiervoor verschillende
methoden gebruiken, bijvoorbeeld de eenvoudige
terugverdientijd of de netto contante waarde. Deze
berekeningen moeten grondig worden geanalyseerd.
Vooral de uitgangspunten moeten inzichtelijk en correct
te zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de ontwikkeling
van energieprijzen en rente.
Wij bevelen onze opdrachtgevers aan om investeringen
niet alleen te beoordelen op terugverdientijd, maar
ook op de “total cost of ownership”. Daarbij wordt
rekening gehouden met de kosten voor beheer,
onderhoud en afschrijving over de gehele gebruiksfase
van het gebouw. Ook de marktwaarde van het vastgoed
kan in de afweging worden betrokken (huuropbrengsten,
vastgoedwaarde etc.).
Voor de investering in duurzaam bouwen is geld nodig.
Wij raden onze opdrachtgevers aan om de mogelijke
constructies hiervoor vroegtijdig in beeld te brengen.
Het kan bijvoorbeeld interessant zijn om te kiezen voor
een hogere initiële investering uit eigen middelen, voor
een zogenaamde groene lening of voor samenwerking
met marktpartijen. Ook moet worden onderzocht welke
subsidies (bijvoorbeeld bij Agentschap NL) en fi scale
regelingen (EIA, MIA, VAMIL) beschikbaar zijn.
4.2 Effectiviteit van technieken
De kosten en baten van duurzame technieken moeten
onderling worden afgewogen. Daarbij is het de uitdaging
om met een minimale investering een maximaal resultaat
te realiseren.
Effectief:
- gunstige vormfactor (compact gebouw);
- verbeterde isolatie (Rc ≥ 5 m2K/W);
- geoptimaliseerde daglichttoetreding;
- passieve zonne-energie benutten of beperken;
- warmteaccumulerend vermogen benutten;
- (elektrische) verlichting reduceren;
- energie op wijkniveau (warmte, koude, bio-energie);
- WKO (wijkniveau);
- hoogwaardige hybride ventilatieconcepten;
- CO2- gestuurde balansventilatie;
- beperkt watergebruik;
- industriële restwarmte benutten.
Redelijk effectief:
- WKO (gebouwniveau);
- passief bouwen;
- lage temperatuurverwarming, hogere
temperatuurkoeling;
- all-airsysteem met warmteterugwinning;
4 Financiën en regelgeving
20
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Fina
ncië
n en
rege
lgev
ing
- bio-WKK;
- warmteopwekking met biomassa.
Minder effectief:
- PCM in combinatie met nachtventilatie;
- zonne-energie;
- windenergie;
- geothermie;
- LED verlichting.
In het kader staat aangegeven hoe rendabel de
verschillende technieken uit het vorige hoofdstuk zijn.
Het schema is gebaseerd op de investering versus de
invloed op de exploitatiekosten (terugverdientijd). We
willen wel enkele kanttekeningen maken bij dit schema:
- De effectiviteit van verschillende maatregelen is
afhankelijk van onder andere de gebruiksfunctie, het
gebruik, de energiebehoefte en de locatie. Ook kan een
subsidie de fi nanciële haalbaarheid beïnvloeden.
- De effectiviteit van verschillende maatregelen is
afhankelijk van de manier waarop deze worden
gecombineerd. Als er een sterk, geïntegreerd
duurzaamheidsconcept wordt neergezet, zal dit de
effectiviteit van de investering vergroten.
- De techniek ontwikkelt zich snel. Dit beïnvloedt uiteraard
de mate waarin verschillende technieken economisch
interessant zijn.
4.3 Financiering bij woning- en scholenbouw
Bij woningbouw is de fi nanciering van duurzaamheid
complex. De partij die moet investeren, is meestal niet de
partij die profi teert van die investering. In het geval van
koopwoningen kan de projectontwikkelaar ervoor kiezen
om de investering in duurzaamheid door te berekenen in
de verkoopprijs. Het nadeel hiervan is dat dit de verkoop
van de woningen kan belemmeren. Er kan daarom ook
worden gekeken naar fi nanciering vanuit een derde partij,
die betrokken is bij de exploitatie. De investering kan
zo worden doorberekend in de servicekosten. Men kan
er ook voor kiezen om de energiekosten op te nemen
in de servicekosten voor de vereniging van eigenaren,
verrekend op basis van eigen gebruik.
In het geval van huurwoningen is de situatie
ingewikkelder. De woningcorporatie moet investeren in
de duurzaamheid van de woningen, terwijl de huurder
daar uiteindelijk profi jt van heeft. Omdat de huurprijzen
aan een wettelijk maximum gebonden zijn, kunnen de
kosten vaak niet worden doorberekend aan de huurder.
Dit maakt het voor woningcorporaties minder interessant
om te investeren in duurzaam bouwen. Een mogelijke
oplossing is om, net als bij koopwoningen, de investering
door te berekenen in de servicekosten.
Bij scholenbouw speelt een soortgelijk probleem. De
gemeente investeert in de bouw, terwijl de school die het
gebouw gebruikt en exploiteert daar van profi teert. Er
zijn hiervoor verschillende oplossingen. Ten eerst kan de
gemeente de aanvullende budgetten verstrekken. Dat is
echter niet in alle gevallen mogelijk, vanwege de druk op
de begroting van de gemeente. Er is ook een constructie
mogelijk waarbij de school geld beschikbaar stelt voor
het project. Die bijdrage leidt tot besparing op de
exploitatiekosten. Een probleem is echter dat scholen
21
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Fina
ncië
n en
rege
lgev
ing
feitelijk niet gemachtigd zijn om hun exploitatiebudgetten
te gebruiken voor investering in duurzame ontwikkeling.
Ook moet worden nagedacht over eventuele
tegenvallende exploitatiekosten. Organisaties kunnen
bij ons terecht voor advies over hoe ze met dergelijke
problemen kunnen omgaan.
22
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Fina
ncië
n en
rege
lgev
ing
5.1 Scholen
Het is elke keer weer een uitdaging om met een klein
budget een duurzaam schoolgebouw te realiseren. Men
moet daarbij letten op de energieprestatie, maar ook op
de kwaliteit van het binnenklimaat. Het binnenklimaat
heeft namelijk invloed op de prestaties van leerlingen
en op het comfort van docenten en medewerkers.
Ook fl exibiliteit is belangrijk, omdat de wereld van het
onderwijs constant in beweging is. Door een slimme
aanpak is het met een meerinvestering van ongeveer
15% al mogelijk om een frisse, energiezuinige school
te bouwen. In deze paragraaf bespreken we hoe een
duurzaam gebouw is gerealiseerd voor het Huygens
College - De Polsstok in Heerhugowaard.
Project
Het Huygens College - De Polsstok is een school voor
voortgezet onderwijs en praktijkonderwijs, met een totaal
gebruiksoppervlak van ongeveer 4.750 m2. Bij het project
waren wij verantwoordelijk voor het projectmanagement.
Daarbij hoorde ook het fomuleren en toetsen van de
doelstellingen.
Duurzaamheidsambitie
Er was bij de ontwikkeling van het nieuwe schoolgebouw
een hoge duurzaamheidsambitie, met een nadruk
op de energieprestatie en het comfort. Op het gebied
van energie is ingezet op een EPC (energieprestatie-
coëffi ciënt) dat 10 keer beter is dan de wettelijke eis.
Om dat te realiseren, waren maatregelen omschreven
conform de Trias Energetica. Zo werd in het programma
van eisen een aanzienlijk hogere thermische isolatie
voorgeschreven dan wettelijk is vereist. Er werden ook
eisen gesteld aan duurzame opwekking van energie.
Op het gebied van comfort werd als doel gesteld om
klasse B van Frisse Scholen te behalen. Frisse Scholen
is een richtlijn van Agentschap NL, waarin eisen worden
gesteld aan de duurzaamheid en het binnenklimaat van
schoolgebouwen. Daarnaast was er de ambitie om het
BREEAM-NL certifi caat ‘Good’ te behalen.
Wist u dat het binnenklimaat in scholen een
bewezen invloed heeft op de prestaties van leerlingen
en het verzuim onder leerkrachten?
Energieconcept
Uiteindelijk is gekozen voor een uitgebreid pakket
aan maatregelen, om een zo laag mogelijke EPC
(energieprestatiecoëffi ciënt) te behalen. De vraag naar
energie wordt gereduceerd door bovengemiddeld te
isoleren en door een kas toe te voegen, die als
entreegebied een buffer vormt tussen buiten en binnen.
Tot het pakket behoren ook een vraaggestuurde, hybride
ventilatie met warmteterugwinning, een verwarming
met warmtepompen en warmte-koudeopslag,
LED-verlichting en zonnecollectoren. Mogelijk wordt
er ook nog voor gekozen om een grote hoeveelheid
PV-panelen te plaatsen.
Proces
Tijdens de ontwikkeling van het Huygens College -
De Polsstok is systematisch aandacht besteed aan
duurzaamheid en energieprestatie. Er is een programma
23
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
5 Casussen
van eisen opgesteld, waarin de ambities zijn vastgelegd.
In de initiatieffase is een energieonderzoek uitgevoerd,
waarbij verschillende concepten op het gebied van
energie en binnenklimaat zijn bestudeerd. We hebben
ervoor gezorgd dat de uitvoerende partijen bij de
ontwerpfase betrokken werden, onder andere met het
oog op een goede integratie van ontwerp en uitvoering.
Dit heet aanbesteding op basis van een VO+.
Financiering
Om de hoge duurzaamheidsambitie te realiseren, heeft
het Agentschap NL een UKP-NESK subsidie beschikbaar
gesteld. Ook heeft de school zelf een bedrag vrijgemaakt.
Daardoor was een aanvullende fi nanciering beschikbaar
van ongeveer 17% van het normbudget. Voor het dak met
PV-cellen zoekt men naar externe fi nanciering.
5.2 Woningen
De wettelijke eisen voor energiezuinigheid van
woningen zijn betrekkelijk hoog. Toch zien particulieren
en projectontwikkelaars het vaak als een aantrekkelijke
uitdaging om woningen te realiseren die nog beter
presteren dan wettelijk vereist. Daarbij gaat het ze niet
alleen om energieprestatie, maar ook om bijvoorbeeld
binnenklimaat en waterverbruik. In deze paragraaf
bespreken we hoe een duurzame villa is gerealiseerd.
Project
Bij een stadsvilla aan de Jozef Israëlslaan in Den Haag
hebben we duurzaamheid op een bijzondere manier
vormgegeven. Wij waren verantwoordelijk voor het techni-
sche ontwerp en voor het advies. De stadsvilla heeft een
oppervlak van ongeveer 780 m2 en telt vier bouwlagen.
Duurzaamheidsambitie
De opdrachtgever heeft als doel gesteld om een
representatieve villa te ontwikkelen, met een hoge
woonkwaliteit en een goede energieprestatie.
Energieconcept
De woning is voorzien van een goede thermische schil,
om het warmteverlies zo veel mogelijk te beperken (o.a.
tripleglas). Ook is er een buitenzonwering en ruime
daglichttoetreding. Er wordt bovendien gebruikgemaakt
van verschillende installaties, zoals balansventilatie met
warmteterugwinning, een warmtepomp met bodemopslag
en vloerverwarming en -koeling.
Proces
Er zijn voor de ontwikkeling van de stadsvilla
verschillende concepten bestudeerd, voor een optimale
energieprestatie. Om de prestaties op het gebied van
duurzaamheid inzichtelijk de maken, is met instrumenten
gewerkt als Greencalc en BREEAM-NL. Hierbij is
aandacht besteed aan verschillende aspecten van
duurzaamheid, zoals energie, binnenklimaat, water
en materialen.
De stadsvilla scoort uiteindelijk aanzienlijk beter
dan bij aanvang was geëist. De energieprestatie
bedraagt 0,57 bij een geldende wettelijke eis van 0,80.
De Greencalc-score van het gebouw bedraagt 166.
Financiering
De projectontwikkelaar heeft de duurzaamheidsprestaties
bij de verkoop van de stadsvilla gebruikt als onder-
scheidend aspect. Door de kwaliteit van de villa ligt de
marktwaarde hoger.
24
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
25
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
48
Huygens College en De Polsstok te Heerhugowaard
Ref
eren
ties
Referenties
Voor de gemeente Heerhugowaard voerde ZRi de Europese niet-openbare aanbestedingen uit van de adviesdiensten en het werk voor de nieuwbouw van één schoolgebouw voor het ‘Huygens College’ en ‘De Polsstok’ te Heerhugo-waard. De adviesdiensten zijn als één integrale ontwerpopdracht aanbesteed. Het werk is eveneens als één integrale opdracht gegund aan een consortium van uitvoerende partijen. Daarnaast heeft ZRi de gemeente Heerhugowaard on-dersteund bij het project-management tijdens de ontwerpfase.
Referentie
26
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
49
De huidige huisvesting van zowel De Polsstok als het
Huygens College voldoen niet meer aan de eisen en
wensen. Beide scholen, die beide onderdeel zijn van
SOVON, hebben elkaar gevonden in termen van wensen
en ambities. Samen met de gemeente Heerhugowaard
is besloten beide scholen onder te brengen in één nieuw
schoolgebouw. De gemeente Heerhugowaard heeft deze
ontwikkeling aangegrepen om de eerste energieneutrale
school van Nederland te bouwen.
ZRi is in een vroeg stadium bij het project betrokken.
Al in de initiatieffase is, in samenwerking met de
gemeente Heerhugowaard en andere betrokkenen, een
passende bouworganisatievorm ontwikkeld. Met name
vanwege de hoge ambitie op het gebeid van duurzaam-
heid is gekozen voor een bouworganisatiestrategie met
voorwaartse integratie van uitvoeringskennis. Voor een
goede uitwerking van de duurzame aspecten is een
vroegtijdige samenwerking met uitvoerende partijen van
belang. Vroegtijdige samenwerking is noodzakelijk om
de technische en fi nanciële haalbaarheid van verschil-
lende oplossingen te borgen. Er is voor gekozen om één
ontwerpteam en één consortium van uitvoerende partijen
te contracteren. Hiermee is de gewenste integraliteit
gewaarborgd en ontstaat voor de opdrachtgever een
overzichtelijk proces waarbij slechts met twee partijen
een overeenkomst wordt gesloten. Het ontwerpteam
is aanbesteed op basis van een ontwerpvisie en de
advieskosten (verhouding circa 50/50). Tijdens de
aanbestedingsprocedure heeft een inlichtingendialoog
plaatsgevonden. Zodoende ontstond al tijdens de aan-
bestedingsprocedure een moment van interactie tussen
inschrijvers, de opdrachtgever en de gebruikers. Zowel
voor de inschrijvers als voor de opdrachtgever en de
gebruikers had dit een meerwaarde.
De aanbesteding van het werk heeft plaatsgevonden
op basis van voorlopig ontwerp, aangevuld met prestatie-
eisen (VO+). In aansluiting op de ontwerpopdracht is ook
het werk in één perceel aanbesteed. Bij de aanbesteding
van het werk is gekozen voor een concurrentie op basis
van kwaliteit. Dit is bewerkstelligd door tijdens de aan-
besteding het bouwkostenbudget bekend te maken. Dit
budget gold als taakstellend. De inschrijvers dienden aan
te geven in welke mate en op welke wijze zij de gewenste
kwaliteit binnen de gestelde planning en het opgegeven
budget konden realiseren.
In de uitwerking van het Defi nitief Ontwerp (DO),
dat parallel aan de aanbestedingsprocedure door
het ontwerpteam is opgesteld, tot bestekstukken is
Ref
eren
ties
Referentie
27
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
50
het ontwerp met inbreng van het consortium van
uitvoerende partijen verder geoptimaliseerd. Hierbij had
het consortium van de uitvoerende partijen de verant-
woordelijkheid het bouwkostenbudget te bewaken.
Naast de aanbestedingen heeft ZRi de gemeente
Heerhugowaard ondersteund bij het projectmanagement.
ZRi heeft hierbij onder meer een rol gespeeld bij het
bewaken van het budget, de planning en de kwaliteit.
Onder meer een periodieke toets van het ontwerp aan het
Programma van Eisen behoorden tot de werkzaamheden
van ZRi. Daarnaast had ZRi de taak om het proces
te bewaken. Juist bij het toepassen van een andere
bouworganisatievorm dan anders is dit van
belang.
Algemene gegevens van het projectOpdrachtgever: Gemeente Heerhugowaard
Type gebouw: Schoolgebouw (praktijkonderwijs
en VMBO)
Bouwperiode: 2011 - 2012
Omvang: circa 4.650 m2 bvo
Bouwkosten: circa € 6.000.000,00 excl. BTW
Ontwerpteam: Ector Hoogstad Architecten
DWA installatie- en energieadvies
– (installaties)
Aronshon Constructies raadge-
vende ingenieurs – (constructies)
DGMR bouw – (bouwfysica)
Uitvoerende partijen Ballast Nedam Bouw en
Ontwikkeling B.V. Noordwest
Ref
eren
ties
Algemene gegevens van het projectOpdrachtgever: Gemeente Heerhugowaard
Type gebouw: Schoolgebouw (praktijkonderwijs
en VMBO)
Bouwperiode: 2011 - 2012
Omvang: circa 4.650 m2 bvo
Bouwkosten: circa € 6.000.000,00 excl. BTW
Ontwerpteam: Ector Hoogstad Architecten
DWA installatie- en energieadvies
– (installaties)
Aronshon Constructies raadge-
vende ingenieurs – (constructies)
DGMR bouw – (bouwfysica)
Uitvoerende partijen Ballast Nedam Bouw en
Ontwikkeling B.V. Noordwest
Referentie
28
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
Referentie
52
Stadsvilla Josef Israëlslaan, Den Haag
Ref
eren
ties
Referenties
Integrale advisering van bouwfysica, energieprestatie, brandveiligheid, akoestiek voor de nieuwbouw van een stadsvilla aan de Josef Israëlslaan te Den Haag.
29
Visi
e op
duu
rzaa
m b
ouw
en
Cas
usse
n
Referentie
53
De nieuwbouw van een stadsvilla van ca. 780 m2 bvo in
vier bouwlagen. Het betreft hier een ruime villa. Architect
van dit pand is Dick van Gameren Architecten.
De ambitie bij dit project is een zeer energiezuinig pand
neer te zette, ondanks de afmetingen. Hiervoor wordt
in het pand o.a. gebruik gemaakt van verwarmingmid-
dels een warmtepomp met bodemopslag en driedubbele
beglazing toegepast. Het totale pakket aan energetische
maatregelen leidt tot een energieprestatiecoëffi ciënt
(EPC) lager dan 0,6, bij een eis van 0,8. Het gebouw
presteert circa 30% beter dan het Bouwbesluit vereist.
Werkzaamheden ZRiVoor de villa aan de Josef Israëlslaan te Den Haag
zijn voor de nieuwbouw integrale advieswerkzaamheden
uitgevoerd op het gebied van bouwfysica, energiezuinig-
heid, brandveiligheid en akoestiek. De advieswerk-
zaamheden van ZRi zijn in 2009 in ontwerpteamverband
gestart met het toetsen van het plan aan de eisen voor
zoals gesteld in de regelgeving ten behoeve van de
bouwvergunning.
Gezien het feit dat dit plan in fasen is ingediend, is het
plan voor de eerste fase op hoofdlijnen getoetst. Daarbij
is een inventarisatie gemaakt naar onoplosbare confl icten
met de regelgeving binnen het ontwerp. Op deze wijze is
een voorlopig ontwerp opgesteld. In de daaropvolgende
fase is het defi nitief ontwerp ontwikkeld waarbij ZRi
heeft geadviseerd op gebieden van bouwfysica, energie-
prestatie, brandveiligheid, en akoestiek.
Tevens begeleidt ZRi de bouwaanvraag en ondersteund
de opdrachtgever bij het beantwoorden van eventuele
vragen van instanties naar aanleiding van de ingediende
stukken.
Algemene gegevens van het projectOpdrachtgever: Centacon
Type gebouw: Stadsvilla
Ontwerpperiode: 2009 - 2010
Bouwperiode: 2010 -
Omvang: circa 780 m2 BVO
Bouwkosten: circa € 6.000.000,00 excl. BTW
Architect: Dick van Gameren Architecten
Overige adviseurs: Sweegers & de Bruijn, Peree
Ref
eren
ties
Algemene gegevens van het projectOpdrachtgever: Centacon
Type gebouw: Stadsvilla
Ontwerpperiode: 2009 - 2010
Bouwperiode: 2010 -
Omvang: circa 780 m2 BVO
Bouwkosten: circa € 6.000.000,00 excl. BTW
Architect: Dick van Gameren Architecten
Overige adviseurs: Sweegers & de Bruijn, Peree
30
5.3 Kantoren
Een groot deel van de kantoorpanden die de afgelopen
decennia zijn neergezet, heeft onvoldoende toekomst-
waarde. Het is een uitdaging om bij de ontwikkeling van
nieuwe panden en de herontwikkeling van bestaande
panden te zorgen voor een hogere toekomstwaarde.
Kantoren kunnen interessanter worden gemaakt voor
gebruikers, projectontwikkelaars en vastgoedeigenaren,
door zich te onderscheiden op aspecten als energie-
prestatie, gebruikskwaliteit en fl exibiliteit. In deze
paragraaf bespreken we hoe duurzaamheid is
vormgegeven bij een kantoorgebouw in Valkenburg
(Zuid-Holland).
Project
Het kantoorgebouw ligt aan de Voorschoterweg in
Valkenburg (Zuid-Holland) en grenst aan de Oude Rijn.
Het gebouw telt zes bouwlagen en heeft een bruto
vloeroppervlak van ongeveer 2500 m2. Wij zijn
verantwoordelijk voor het technische ontwerp en voor
het advies. In het plan krijgt het gebouw een carré-vorm,
een overdekt atrium en een dubbele huidgevel.
Duurzaamheidsambitie
De ambitie voor het kantoorgebouw is om het duurzaam
te maken, met een hoge energieprestatie en een goed
binnenklimaat. Het gebouw en de installaties worden in
nauwe samenhang ontwikkeld. Door zorgvuldig
uitgedachte bouwkundige voorzieningen kunnen de
installaties namelijk minder zwaar gedimensioneerd
worden.
Energieconcept
Er is voor gekozen om het gebouw een compacte vorm
te geven, waardoor het energetisch effi ciënt is. De gevel
heeft een dubbele huid, met een façade waarin lamellen
zijn opgenomen. Deze dubbele huidgevel fungeert in de
zomer als zonwering, waardoor de koellast beperkt blijft.
In de winterperiode fungeert de dubbele huidgevel als
buffer, ter beperking van warmteverlies.
Het gebouw is voorzien van CO2-gestuurde ventilatie.
Daarbij wordt lucht mechanisch toegevoerd, om het
vervolgens via het atrium weer af te voeren. Zo wordt
deze ruimte indirect geklimatiseerd. Het gebouw is ook
voorzien van een hoogwaardige warmteterugwinning.
Het gebouw wordt verwarmd en gekoeld met behulp
van betonkernactivering. Om de betonkernactivering
aan te vullen, zijn convectoren opgenomen voor lage
temperatuurverwarming. Dankzij deze convectoren
kunnen gebruikers de temperatuur goed naregelen.
Met behulp van een warmtepomp worden warmte
en koude onttrokken aan het oppervlaktewater van
de Oude Rijn.
Proces en fi nanciering
In de voorbereidingsfase is een energiestudie uitgevoerd,
waarbij verschillende concepten zijn ontwikkeld en af-
gewogen. Er is onder andere aandacht besteed aan een
variant met volledig natuurlijke ventilatie en aan verschil-
lende varianten voor verwarming en koeling. De varianten
zijn vergeleken op energieprestatie, gebruikskwaliteit en
investeringskosten.
BKA (betonkernactivering) Bij betonkernactivering benut men de massa van een gebouw voor verwarming
en koeling.
Cradle to Cradle (C2C) De centrale gedachte van Cradle to Cradle is dat elk restproduct een nieuwe,
hoogwaardige bestemming moet krijgen.
CO2-neutraal Een organisatie is CO2-neutraal wanneer op jaarbasis geen netto uitstoot van
broeikasgassen nodig is om de organisatie te huisvesten. CO2 dat vrijkomt door
gebruik van het gebouw, zoals benodigde mobiliteit en inkoop, speelt hierbij ook
een rol.
Duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling waarbij we in onze hedendaagse
behoeften voorzien, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in de
eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
EIA (Energie Investeringsaftrek) Fiscale regeling waarmee de overheid het bedrijfsleven wil aansporen om energie te
besparen en duurzame energie toe te passen.
Energieneutraal gebouw Een gebouw is energieneutraal als het op jaarbasis netto geen energie
importeert. Er wordt met andere woorden tenminste evenveel energie opgewekt als
er wordt gebruikt. Daarbij telt zowel het gebouwgebonden energieverbruik als het
energiegebruik van gebruiksapparatuur.
Energieproducerend gebouw Een gebouw waar op jaarbasis meer duurzame energie wordt opgewekt dan er aan
energie wordt verbruikt.
EPC (energieprestatiecoëffi ciënt) De energieprestatiecoëffi ciënt is een index om de energetische effi ciëntie van
gebouw aan te geven.
IFD-bouwen (industrieel, fl exibel Dankzij industriële bouw buiten de bouwput kunnen kwalitatief goede gebouwen
en demontabel bouwen) snel worden neergezet. De prefab bouwdelen kunnen gemonteerd en gedemonteerd
worden, waardoor de gebouwen bovendien fl exibel zijn.
LCA (levenscyclusanalyse) Een levenscyclusanalyse is een methode om de totale milieubelasting van iets te
bepalen, dus van de winning van benodigde grondstoffen tot de afvalverwerking.
MIA (Milieu Investeringsaftrek) Fiscale regeling waarmee de overheid het bedrijfsleven wil aansporen om het milieu
zo min mogelijk te belasten.
Bijlage 1: Termen en defi nities
31
Passief gebouw Een passief gebouw is een gebouw waar met behulp van passieve maatregelen
wordt gezorgd voor een jaarlijkse energiebehoefte voor ruimteverwarming van maxi-
maal 15 kWh/m2 en een primair energieverbruik van maximaal 120 kWh/m2.
Een passief gebouw heeft een zeer hoge isolatiewaarde in combinatie met een hoge
luchtdichtheid. Ook wordt door de juiste gebouworiëntatie, de juist gebouwvorm en
de juiste afmetingen van de gevelopeningen gebruikgemaakt van passieve zonne-
energie voor daglicht en warmte.
PCM’s (Phase Change Materials) PCM’s zijn materialen die smelten en stollen. Hierdoor kan het warmteaccumulerend
vermogen van een gebouw worden verbeterd en zijn installatietechnische voorzie-
ningen minder snel nodig.
VAMIL (willekeurige afschrijving Fiscale regeling waarmee de overheid het bedrijfsleven wil aansporen om het milieu
milieu-investeringen) zo min mogelijk te belasten.
WKO (warmte en koude opslag) Een voorziening waarmee warmte en koude worden opgeslagen in waterlagen in de
bodem.
WKK (warmtekrachtkoppeling) Een voorziening die uit brandstof zowel warmte als elektriciteit opwekt. Als brandstof
kan diesel worden gebruikt, maar bijvoorbeeld ook bio-olie.
32
Afbeelding 1 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 2 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 3 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 4 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 5 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 6 ZRi adviseurs ingenieurs
Afbeelding 7 Alphaplan
Afbeelding 8 Duurzaam Innovatienetwerk
Afbeelding 9 OliNo
Bijlage 2: Illustratieverantwoording
33
ZRi adviseurs en ingenieurs
Balistraat 1
2585 XK Den Haag
T 070 361 55 59
E visie@zri.nl
I www.zri.nl
ZRi adviseurs ingenieursZRi is een landelijk opererend adviesbureau, met kantoor
in Den Haag. De activiteiten van ZRi betreffen zowel
bouwmanagement in brede zin, door ZRi adviseurs, als
bouwtechnisch en bouwfysisch advies, door ZRi ingenieurs.
ZRi adviseursZRi adviseurs zorgt voor een transparante, vertrouwde
en duurzame relatie tussen partijen in bouwprojecten.
ZRi adviseert over het selecteren van ontwerpende en
uitvoerende partijen, (Europees) aanbesteden en het
bepalen van de optimale samenwerkingsvorm.
ZRi ingenieursZRi ingenieurs zorgt voor een gezonde, veilige en
duurzame woon- en werkomgeving. De activiteiten
betreffen primair bouwtechniek en bouwfysica. Dit
betreft onder andere duurzaam bouwen, brandveiligheid,
behaaglijkheid, daglichtbenutting en glas- en
geveltechniek.