Post on 01-Sep-2020
RUIMTE RONDOM GEVAARLIJKE STOFFEN
Deel A: Nota Milieu-veiligheid November 2011
1 Inleiding De gemeente Apeldoorn streeft ruimtelijk en economisch naar duurzame groei. Ambities dienen
binnen de gestelde milieukaders te blijven. Bij milieu-veiligheid, ook wel externe veiligheid genoemd,
gaat het om de risicokaders van het gebruik, de opslag of het transport van gevaarlijke stoffen. Binnen
Apeldoorn speelt milieu-veiligheid bij een aantal risicovolle inrichtingen en transportaders waarover
vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij deze risicovolle activiteiten bestaat een spanningsveld
tussen veiligheid en de (toekomstige) ruimtelijke situatie. Deze nota milieu-veiligheid geeft voor dit
spanningsveld richting aan een integrale aanpak met de ruimtelijke ordening, economische
ontwikkelingen en hulpverlening. Deze visie is een thematische visie. Er is dus geen integratie
toegepast met andere (milieu)thema's.
De nota milieu-veiligheid bestaat uit vier delen. Dit deel A is het hoofddocument en bevat naast de
ambities uit deel D, een samenvatting van de beschrijving van de wet- en regelgeving (deel B), de
huidige situatie uit deel C en een samenvatting van het planologische kader uit deel C.
1.1 Waarom een nota milieu-veiligheid?
Met deze nota milieu-veiligheid zet de gemeente in op een duurzame en veilige ontwikkeling
van de gemeente Apeldoorn. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl
tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. Deze nota gaat
in op de samenhang tussen ruimtelijke ordening enerzijds en beheersing en verantwoording van
risico's anderzijds.
Doel van het milieu-veiligheidsbeleid is om een toetsingskader te hebben dat duidelijk maakt welke
milieu-veiligheidsrisico’s in de gemeente Apeldoorn aanwezig zijn en hoe met deze en toekomstige
risico’s dient te worden omgegaan.
Het toetsingskader voorkomt afwegingen en besluiten op ad hoc basis en brengt consistentie door
heldere uitgangspunten en reële ambities. De gemeente neemt bij besluiten in het kader van
vergunningverlening en ruimtelijke ordening het in dit document weergegeven milieu-veiligheidsbeleid
in acht. De uitgangspunten uit deze visie worden verder toegepast bij alle gemeentelijke activiteiten en
ontwikkelingen waarbinnen milieu-veiligheid een rol speelt (o.a. vergunningverlening en handhaving,
routering gevaarlijke stoffen, ruimtelijk beleid, rampenbestrijding en risicocommunicatie).
De gemeente streeft naar een beheersbare milieu-veiligheidssituatie, waarbij:
1. De milieu-veiligheidsrisico’s binnen de gemeente goed in beeld zijn gebracht en ambtenaren en
bestuurders zich bewust zijn van de aanwezige risico’s;
2. Een zorgvuldige afweging plaatsvindt tussen nut en noodzaak van nieuwe ontwikkelingen en hun
gevolgen voor milieu-veiligheid;
3. Door middel van beleidsuitvoering en handhaving wordt gezorgd voor de beheersbaarheid en
bestrijdbaarheid van bestaande en toekomstige milieu-veiligheidsrisico’s;
4. Communicatie met de burger plaatsvindt over de aanwezige risico’s en de te volgen
gedragsrichtlijn bij een calamiteit.
De ambtelijke voorbereiding van te nemen (ruimtelijke en/of milieu-)besluiten en beleidsplannen
wordt hierdoor verder verbeterd (instrumenten, protocollen e.d.). Dit sluit aan bij de bestaande
aanpak van de gemeente en de einddoelstelling (2010) van het provinciale programma uitvoering
milieu-veiligheid van de provincie Gelderland. De uitvoering van de nota milieu-veiligheid zal jaarlijks
worden uitgewerkt in het gemeentelijk milieu-uitvoeringsprogramma. Daarnaast zal jaarlijks in het
milieujaarverslag de stand van zaken worden besproken.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 1
Deze nota is het vervolg op de Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn (Raadsbesluit 10 juli 2008).
Er is rekening gehouden met de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, november
2007), de Uitvoeringsnotitie Verantwoording Groepsrisico t.b.v. Beleidsvisie Externe veiligheid
Apeldoorn (december 2009) en de Beleidsvisie Externe Veiligheid provincie Gelderland (juli 2008).
Deze nota milieu-veiligheid is in verschillende ontwikkelstadia voorgelegd aan de collegeleden en
betrokken externe partijen.
De nota milieu-veiligheid is vanuit externe veiligheidsperspectief een richtinggevend beleidsstuk voor
lokale besluiten. Hoewel intensief is afgestemd met andere beleidsvelden kan het zijn dat in specifieke
gevallen afgeweken moet worden van deze beleidsregels. In dat geval wordt
deze afwijking met motivatie ter besluitvorming achtereenvolgens aan het college en de
gemeenteraad voorgelegd.
1.2 Wat is milieu-veiligheid?
Iedereen heeft te maken met risico's. Bij milieu-veiligheid gaat het om risico's die veroorzaakt worden
door het gebruik, de opslag of het transport van gevaarlijke stoffen. Onder gevaarlijke stoffen wordt
verstaan: brandbare stoffen (o.a. benzine), stoffen die kunnen resulteren in een wolkbrand of explosie
(o.a. LPG) en toxische stoffen (o.a. ammoniak en chloor). Als bij het gebruik, de opslag of het
transport van dergelijke gevaarlijke stoffen iets fout gaat, kan er een calamiteit ontstaan. Bij zo'n
calamiteit worden personen in de omgeving blootgesteld aan de gevaarlijke stoffen en kunnen (veel)
dodelijke slachtoffers vallen. De kans is zeer klein, maar de effecten zijn groot. Om risico’s te
beperken is een grenswaarde afgesproken: de kans dat een onbeschermd persoon overlijdt als
gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen mag niet groter zijn dan 1 op de 1 miljoen per jaar.
Dit wordt het plaatsgebonden risico (hierna PR) met de kans 10-6
genoemd. Binnen deze contour zijn
nieuwe ontwikkelingen niet toegestaan. In vergelijking met andere risico's die men in het dagelijkse
leven loopt, is er sprake van een relatief laag risico. Dit is in figuur 1.1 weergegeven. De grenswaarde
is wettelijk vastgelegd, hier wordt binnen Apeldoorn uitvoering aan gegeven.
Figuur 1.1 De kans op overlijden bij diverse 'risicovolle' activiteiten
Daarnaast geldt er een afwegingskader binnen invloedsgebieden. Dit zijn gebieden waar
ontwikkelingen mogelijk zijn en waar bij een calamiteit veel slachtoffers kunnen vallen.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 2
Iedere gemeente dient vooraf te verantwoorden waarom een bepaalde ruimtelijke activiteit op een
bepaalde plaats wenselijk is en wat er gedaan is om de situatie zo veilig mogelijk te maken. Dit wordt
de verantwoording van het groepsrisico (hierna GR) genoemd.
1.3 Integrale afweging
In de nota milieu-veiligheid worden vier domeinen toegepast waardoor een integrale afweging
mogelijk is. Het gaat daarbij om de domeinen ‘risicobronnen’, ‘fysieke omgeving’, ‘beheersbaarheid’
(hulpverlening, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid, risicocommunicatie) en 'organisatie'.
Milieu-veiligheid krijgt goed inhoud als genoemde domeinen goed samenwerken.
Figuur 1.2 De integrale afweging van milieu-veiligheid
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 3
1.4 Opzet van de nota
De nota bestaat uit vier delen, zie ook figuur 1.3. Deel A van de nota milieu-veiligheid is het
hoofddocument en bevat een samenvatting van de belangrijke begrippen, een korte beschrijving van
het risicoprofiel en de planologische kaders en de ambities voor milieu-veiligheid.
In deel B zijn het wettelijk kader, de begrippen en de belangrijke aandachtspunten weergegeven.
In deel C zijn de planologische kaders en het risicoprofiel van de gemeente Apeldoorn nader
uitgewerkt.
In deel D zijn de ambities, de wijze van verantwoorden en de richtlijnen voor de organisatie nader
uitgewerkt. Deze zijn zo geformuleerd dat ze direct gemeentebreed in de praktijk gebruikt kunnen
worden. Ten slotte zijn in deel D de uitvoeringsacties die voortvloeien uit de hier geformuleerde
ambities beknopt beschreven.
Figuur 1.3 Indeling nota milieu-veiligheid
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel A: De visie
Deel B: Wat is milieu-veiligheid?
Deel C: Risicoprofiel gemeente Apeldoorn
Deel D: De nota in de praktijk Richtlijnen voor de organisatie
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 4
2 Analyse van de situatie 2010 In deze analyse worden voor de vier domeinen (risicobronnen, fysieke omgeving, beheersbaarheid en
organisatie) de huidige situatie en autonome ontwikkelingen beschreven. De gehele analyse is
gegeven in deel C. Deze beschrijving levert enkele punten op die aangepakt moeten worden om een
veiliger Apeldoorn kracht bij te zetten. Daarbij worden er knelpunten en aandachtspunten genoemd.
Knelpunten moeten conform wetgeving opgelost worden. Aandachtspunten kunnen al dan niet
aangepakt worden, afhankelijk van gemeentelijk beleid. De aandachtspunten zijn in deel D gebruikt bij
het benoemen van ambities.
2.1 Ligging risicobronnen in Apeldoorn
Apeldoorn heeft te maken met diverse milieu-veiligheidrisico's. Het gaat hierbij onder andere om
risico's die samenhangen met risicovolle inrichtingen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A50,
de A1, enkele lokale wegen, het spoor en door buisleidingen. In figuur 2.1 wordt globaal de ligging van
de diverse risicobedrijven weergegeven. In deel C van deze nota is een uitgebreide beschrijving van
de risicobronnen opgenomen.
Figuur 2.1 Overzicht risicobronnen Apeldoorn.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 5
Regelgeving
De belangrijkste regelgeving voor de afweging van milieu-veiligheidsrisico's van risicovolle
inrichtingen, de fysieke omgeving en de beheersbaarheid is het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(Bevi).
Op basis van het Registratiebesluit externe veiligheid zijn de milieu-veiligheidsrisico's weergegeven op
de publieke, landelijke kaart van het risico-informatiesysteem (Risicokaart). Op deze kaart worden alle
relevante veiligheidsrisico’s weergegeven. Naast de Bevi-inrichtingen worden ook de overige
risicovolle inrichtingen beschreven. Deze zijn minder risicovol dan Bevi-inrichtingen, maar groot
genoeg voor vermelding op kaart (bijvoorbeeld: kleine propaantanks of kleine koelinstallaties).
Voor het transport van gevaarlijke stoffen is er de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke
stoffen. Daarnaast is voor het transport van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water in concept
het Basisnet vastgesteld. Het doel van het Basisnet is de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke
stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen
van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. Naar
verwachting wordt in 2012 het Besluit transport externe veiligheid (Btev) van kracht. Hiermee is dan de
juridische verankering van het Basisnet een feit geworden en zal de eerder genoemde circulaire
komen te vervallen.
Voor buisleidingen is op 1 januari 2011 het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van kracht
geworden. Al deze regelgeving is op vergelijkbare wijze opgebouwd en geeft onder andere de
normering over de mogelijkheden van bouwen in de directe omgeving van een risicobron.
Risicovolle inrichtingen
Er is verschil tussen de inrichtingen die vallen onder Bevi (Bevi-inrichtingen) en de overige risicovolle
inrichtingen:
o Bevi-inrichtingen kunnen van invloed zijn op ruimtelijke ontwikkelingen en andersom. De ruimtelijke
ordening moet wettelijk gezien rekening houden met Bevi-inrichtingen als de wettelijke
risicocontouren (PR 10-6
) buiten de inrichtingsgrenzen liggen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de
buurt van Bevi-inrichtingen, of bij wijzigingen van Bevi-inrichtingen, moet meestal een bestuurlijke
verantwoording externe veiligheid opgesteld worden.
o De ruimtelijke invloed van de overige risicovolle inrichtingen is beperkt en een bestuurlijke
verantwoording is hiervoor niet nodig (zie verder deel C § 2.2.1).
Apeldoorn heeft géén knelpunt waarbij binnen de contour van
het plaatsgebonden risico (PR) een kwetsbaar object is gelegen.
Apeldoorn heeft wel een beperkt aantal knelpunten met de
contouren van het plaatsgebonden risico (PR) in de
geprojecteerde situatie (zie deel C). Deze knelpunten zijn
opgelost wanneer de afgesproken maatregelen uit het
convenant LPG autogas in de wet- en regelgeving zijn
geïmplementeerd (aandachtspunt).
Ook is er met betrekking tot inrichtingen een beperkt aantal
aandachtspunten ten aanzien van de personendichtheid in het
invloedsgebied in de huidige situatie en in de geprojecteerde
situatie (aandachtspunt).
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 6
Vervoer gevaarlijke stoffen
De regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is nog niet voltooid. Op basis van huidig
inzicht zijn er enkele aandachtspunten.
Spoor
Incidenteel chloortransport per spoor
In 2002 sloten de Nederlandse rijksoverheid en chloorproducent Akzo Nobel een overeenkomst ter
beëindiging van grootschalige chloortransporten door Nederland in 2006. De kans op een calamiteit
met chloortransport is nihil; daarmee is niet gezegd dat een calamiteit met chloortransport in het kader
van de rampbestrijding geen aandacht heeft (zie deel C § 2.4.)
Volgens de huidige planning zal het Basisnet Spoor in 2012 formeel in de wet zijn opgenomen. De
basisnetten voor vervoer over het water en vervoer over de weg zijn afgerond en worden eveneens in
2012 van kracht. Zolang het Basisnet Spoor niet in de wet is vastgelegd, zal bij ruimtelijke
ontwikkelingen nog steeds per geval een groepsrisicoberekening noodzakelijk zijn (aandachtspunt).
Weg
Ook voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg wordt nieuwe regelgeving gemaakt (Basisnet).
Hiervoor zijn er geen knelpunten. Vanwege de toekomstige wetgeving maakt het gehele gebied tot
200 m ( invloedsgebied) vanaf het hart van de weg tot een aandachtsgebied (aandachtspunt).
Buisleidingen
Binnen de gemeente bevindt zich een aantal hogedruk aardgasleidingen. Deze leidingen lopen
voornamelijk door het buitengebied. Daarnaast loopt er een defensieleiding voor transport van
brandbare vloeistof K1, K2, K3 door het grondgebied langs de zuidoostgrens van de gemeente met de
De belangrijkste wegen waarover transport van gevaarlijke
stoffen plaatsvindt zijn de A50, de A1 en enkele lokale wegen.
Met uitzondering van de A1 en de A50 zijn er binnen de
gemeente Apeldoorn geen wegen met een
PR 10-6
contour buiten de rijbanen.
De oriëntatiewaarde(n) voor het groepsrisico wordt nergens
overschreden en er is nergens binnen de gemeente een
mogelijk knelpunt (maximaal 0,3 x oriëntatiewaarde).
In de gemeente Apeldoorn is alleen het spoortraject Deventer-
Apeldoorn-Amersfoort van belang voor transport van gevaarlijke
stoffen. Voor dit spoor geldt vooralsnog een afstandseis van 30
meter, het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied. Daarnaast is
voor de verantwoording van het GR een invloedsgebied van 200
meter vanaf de rand van het spoor van toepassing. Uit het op 8 juli
2010 door de minister van Verkeer en Waterstaat vastgestelde
Basisnet Spoor blijkt dat in de toekomst op het spoortraject
Deventer-Apeldoorn-Amersfoort slechts in beperkte mate
transport van gevaarlijke stoffen zal plaatsvinden. Hierdoor zal er
geen sprake meer zijn van een milieu-veiligheidsrisico vanwege
dit transport.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 7
gemeente Brummen. De ligging van de buisleidingen binnen de gemeente Apeldoorn is hieronder in
figuur 2.2 met rode stippellijn weergegeven.
Figuur 2.2 buisleidingen binnen gemeente Apeldoorn
2.2 Fysieke omgeving
In de gemeente Apeldoorn zijn verschillende ruimtelijke ontwikkelingen gepland. Er liggen volop
kansen om de gemeente op alle beleidsterreinen te versterken. Een goed uitgevoerde ruimtelijke
ontwikkeling maakt de bestaande situatie veiliger. Als niet goed rekening gehouden wordt met
milieu-veiligheid kan nieuwe onveiligheid gecreëerd worden.
In de bestaande situatie en geplande ruimtelijke ontwikkelingen zijn er de volgende aandachtspunten:
1. De invloedsgebieden van LPG-tankstations, transportassen en buisleidingen reiken in de
bestaande situatie tot in de aangrenzende woongebieden.
2. Enkele geplande ruimtelijke ontwikkelingen in Apeldoorn (zie deel C) liggen binnen deze
invloedsgebieden. Dit betekent dat milieu-veiligheid een belangrijke rol speelt bij de totstandkoming
van deze ruimtelijke ontwikkelingen.
2.3 Beheersbaarheid
Het domein beheersbaarheid vormt het samenspel tussen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
Onder het aspect bestrijdbaarheid worden de mogelijkheden van de brandweer verstaan om de
oorzaak en de effecten van een calamiteit bij een risicobron zo goed mogelijk te bestrijden.
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke
hulp van hulpverleningsdiensten. Dit kan door schuilen, of vluchten uit het bedreigde gebied.
Op basis van de ligging van de buisleidingen is
vastgesteld dat met uitzondering van de
defensieleiding (zie deel C) er binnen de gemeente
Apeldoorn met betrekking tot het plaatsgebonden
risico geen sprake is van een PR 10-6
per jaar.
Voor wat betreft het groepsrisico doen zich binnen
Apeldoorn geen situaties voor waarbij de
oriëntatiewaarde wordt benaderd of wordt
overschreden.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het
invloedsgebied van een buisleiding is PR 10-6
de
grenswaarde en moet het groepsrisico (GR) worden
verantwoord (aandachtspunt).
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 8
Figuur 2.3 Onderverdeling Domein Beheersbaarheid
Voor het domein bestrijdbaarheid zijn de volgende aandachtspunten benoemd:
• zijn er wel voldoende (secundaire) bluswatervoorzieningen aanwezig?
• zijn de risicolocaties goed bereikbaar?
• worden door de hulpverleningsdiensten de opkomsttijden wel gehaald?
• is het hulpaanbod voor grootschalige rampen in onze veiligheidsregio wel toereikend?
Bij het opstellen van milieuvergunningen voor risicobedrijven en of bij planvorming in de buurt van
risicobronnen worden deze aandachtspunten standaard meegenomen.
2.4 Risicocommunicatie
De huidige risicocommunicatie bestaat uit het geven van informatie via internet (www.Apeldoorn.nl en
www.risicokaart.nl) en de publicatie van de verantwoording van de milieu-veiligheid bij ruimtelijke
plannen of de milieuvergunning. Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-
Gelderland heeft voor het voeren van risicocommunicatie een beleids- en uitvoeringsplan vastgesteld
op 30 maart 2011. Op 20 april 2011 is dit plan ter kennisname aangeboden aan het college van de
gemeente Apeldoorn.
Het is van belang dat burgers zelfredzaam zijn en weten wat zij moeten doen bij een
calamiteit. Door de landelijke overheid worden regelmatig campagnes gevoerd om dit
aspect onder de aandacht te brengen zoals de campagne ‘Goed voorbereid zijn heb je zelf
in de hand’.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 9
2.5 Organisatie
De belangen met betrekking tot milieu-veiligheid strekken zich uit tot ver buiten het gemeentehuis.
Dit vergt een integrale en ook bovenlokale belangenbenadering en -afweging door de
gemeente en betrokken partijen, zoals relevante ministeries, buurgemeenten, Gasunie,
projectontwikkelaars, etc.
In december 2009 heeft de Regio Stedendriehoek in het kader van het regionale project Borging EV-
taken regio Stedendriehoek bij de gemeente Apeldoorn een onderzoek naar de borging van de
milieu-veiligheidstaken in de gemeentelijke werkprocessen laten uitvoeren.
Uit dit onderzoek is gebleken dat bij de gemeente Apeldoorn de uitvoering van milieu-veiligheidstaken
op enkele punten nog niet of onvoldoende is geborgd in de werkprocessen.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 10
3 Kernambitie Milieu-veiligheid is geen nieuw onderwerp binnen de gemeente. Al enkele jaren wordt er gewerkt aan
de verbetering van de basisveiligheid en het geven van richting aan ruimtelijke ontwikkelingen. Door
deze ervaringen bestaat een duidelijk beeld van diverse aandachtspunten die bestaan rondom
milieu-veiligheid.
Apeldoorn als 'veilige' gemeente
Elke gemeente kent risico's door transport, productie of opslag van gevaarlijke stoffen. In Apeldoorn is
dat niet anders. Door een toekomstvisie te hebben op het gebied van milieu-veiligheid wil Apeldoorn
de veiligheid optimaal borgen. Dit kan enerzijds door het aanwijzen van locaties voor risicovolle
inrichtingen op ruime afstand van kwetsbare objecten (zonering, concentreren risicovolle inrichtingen),
anderzijds door het regelmatig controleren op het toepassen van de best beschikbare technieken bij
bestaande inrichtingen om het risico en de risico-effecten te verkleinen. Deze toekomstvisie geeft
concreet vorm aan het veiliger maken van de gemeente Apeldoorn.
Kernambitie: veilig en verantwoord ontwikkelen
De gemeente Apeldoorn streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico’s en de behoefte aan
de activiteiten die de risico’s veroorzaken. Dit streven is gebaseerd op de overtuiging dat
veiligheidsrisico’s een onderdeel zijn van het maatschappelijke verkeer. De gemeente kan daarbij niet
op alle gevaarlijke activiteiten direct invloed uitoefenen. Deze verantwoordelijkheid ligt ook bij de
gebruiker of eigenaar en bij de provinciale en de rijksoverheid. Dit laat onverlet dat de gemeente wel
een verantwoordelijkheid heeft om veiligheidsrisico’s te minimaliseren en beheersbaar te maken door
zich voor te bereiden op mogelijke calamiteiten en door grenzen te stellen en deze te handhaven.
Deze woorden benadrukken het belang dat Apeldoorn hecht aan veiligheid, maar ook aan de
ontwikkelingsgerichte houding van de gemeente.
In veiligheid moet geïnvesteerd worden maar hetzelfde geldt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Door
vanuit een breder perspectief te kijken naar ontwikkelingen en milieu-veiligheid daarbij een belangrijke
graadmeter te maken, worden de ruimtelijke ontwikkelingen op een zo veilige en verantwoorde manier
mogelijk gemaakt. Dit dient dan wel tijdig gecommuniceerd te worden, zowel intern als extern.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 11
4 Gebiedsgerichte ambities
In dit hoofdstuk zijn de gebiedsgerichte ambities weergegeven. Dit zijn alle ambities waarin de
domeinen risicobronnen, fysieke omgeving en/of beheersbaarheid ruimtelijk vertaald worden.
Hieronder volgt per gebiedstype een omschrijving van de ambities. Daarna volgt de samenvattende
matrix (tabel 4.1) waarin in hoofdlijnen de ambities worden weergegeven. Voor een uitgebreide
omschrijving van de ambities, de wijze van verantwoorden en de richtlijnen voor de organisatie wordt
verwezen naar deel D.
4.1 Indeling in type gebieden
Op basis van de aard en ligging van de risicobronnen is vanuit het perspectief van milieu-veiligheid
een indeling gemaakt in gebieden waarvoor het wenselijk kan zijn om een verschillend
veiligheidsniveau na te streven. Het gaat om de volgende typering van gebieden:
1. Woonwijk / gemengd gebied
• Gebieden met als voornaamste bestemming wonen en werken. Het is een gebied met een
matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen andere functies voor zoals
winkels, horeca en kleine bedrijven.
2. Bedrijventerreinen
• Gebieden met als voornaamste bestemming bedrijvigheid (werken).
3. Landelijk gebied
• Gebieden met als voornaamste bestemming agrarische werkfunctie, natuur en recreatie.
4. Transportassen
• Een transportasgebied is het gebied op 200 meter vanaf het hart van de transportas voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor buisleidingen bestaat het transportasgebied uit het
invloedsgebied.
In figuur 4.1 is indicatief en grofmazig de indeling van het grondgebied van Apeldoorn op basis van de
verschillende gebiedstypen weergegeven.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 12
Paars: bedrijventerrein, Groen: landelijk gebied, Oranje: woonwijk/gemengd gebied
Figuur 4.1: Gebiedsindeling gemeente Apeldoorn
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 13
4.2 Veilig wonen in Apeldoorn
In woongebieden horen geen grote risico's aanwezig te zijn. Op enkele LPG-tankstations na, is dit in
de gemeente ook het geval. Deze afwezigheid van grote risico's willen we ook zo houden, en waar
mogelijk de bestaande risico's wegnemen. Dit betekent dat er geen nieuwe risicovolle inrichtingen in
of direct naast woongebieden mogen komen. Een stedelijke verdichting binnen het invloedsgebied
van 150 meter vanaf het ondergrondse reservoir en het LPG-vulpunt is in beperkte mate (tot 1 * de
oriëntatiewaarde) mogelijk. Hiermee is de veiligheid in grote mate geborgd voor de gebieden waar
veel mensen wonen.
Figuur 4.2 Risicoluwe woongebieden met afstand tot LPG-tankstations
4.3 Risico’s op hun plek binnen de bedrijventerreinen
Grotere risico’s horen thuis in een omgeving waar weinig mensen aanwezig zijn. In theorie is het
mogelijk om nieuwe Bevi-inrichtingen, waar de milieu-veiligheidrisico's hoger zijn dan gemiddeld,
toe te staan in een (risico-)intensief gebied. De kwetsbare objecten moeten in een dergelijk risico-
intensief gebied volledig uitgesloten worden. Een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6
) van een
Bevi-inrichting kan dan buiten de eigen perceelsgrens liggen. Dus ook over andere percelen met
andere risicovolle bedrijven of beperkt kwetsbare objecten.
In de gemeente Apeldoorn is gezocht naar bedrijventerrein voor meerdere nieuwe, risicovolle Bevi-
inrichtingen. Vanuit de bestaande bestemmingsplannen en de bestaande toekomstvisies voor de
gemeente Apeldoorn is een dergelijk risico-intensief gebied niet mogelijk. Het toestaan van risicovolle
inrichtingen, waarvan de risicocontour over aangrenzende percelen ligt, betekent dat de
(geprojecteerde) bedrijven op de aangrenzende percelen worden beperkt. Daarom wordt er van
uitgegaan dat nieuwe risicobedrijven geen claims leggen op andermans eigendommen en deze
daardoor minder bruikbaar maken. Door technische veiligheidsmaatregelen is het doorgaans goed
mogelijk om de PR-contour binnen de inrichtingsgrens van het risicobedrijf te houden en het GR-
invloedsgebied beperkt te houden tot het bedrijventerrein zelf.
De huidige bestemmingsplannen van Apeldoorn bieden de bestaande (risico)bedrijven de ruimte om
zich te ontwikkelen op de binnen de gemeente aanwezige bedrijventerreinen Stadhoudersmolen,
Apeldoorn Noord 1, Kayersmolen, Kuipersveld, Molenmakershoek, Malkenschoten, Ecofactorij
(Apeldoorn Oost) , Brouwersmolen en Kieveen.
De huidige ambities zijn erop gericht om deze mogelijkheid te behouden, zij het wellicht in iets
mindere mate aangezien de aangrenzende woongebieden beschermd dienen te worden, net als
(beperkt) kwetsbare bestemmingen op de bedrijventerreinen.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 14
Op dit moment zijn er dus geen exclusieve bedrijventerreinen voor Bevi-inrichtingen. De bestaande
Bevi-inrichtingen, die op diverse bedrijventerreinen zijn gevestigd, zijn/worden met hun
veiligheidscontouren op de bestemmingsplankaart vastgelegd.
In de praktijk is de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met nieuw risico-intensief gebied
binnen de gemeente slechts beperkt mogelijk. Als een dergelijke inrichting zich aanmeldt, wordt
gericht naar een mogelijke locatie gezocht. Hiervoor is dan altijd een ontheffing of een nieuw
bestemmingsplan noodzakelijk.
4.4 Risico’s met mate in landelijk gebied
Buiten de bebouwde kom van Apeldoorn is sprake van een ander type bedrijvigheid, veelal agrarisch
en recreatief georiënteerd. Omdat in dit buitengebied veel ruimte is tussen woningen en bedrijven zijn
risico's hier met mate toegestaan. Dit betekent dat propaantanks voor lokale energievoorziening
mogelijk moeten zijn. Risico’s in beperkte mate blijven in het agrarische buitengebied mogelijk, zolang
ze andere woningen en bedrijven niet hinderen.
Figuur 4.3 Risico's met mate in risicoluwe agrarische gebieden
4.5 Afgewogen ontwikkelen in de buurt van transportassen
In de buurt van transportassen binnen de gemeente Apeldoorn is er in de huidige situatie door de lage
transportintensiteiten van gevaarlijke stoffen en de relatief lage bebouwinggraad (met uitzondering van
het in het centrum gelegen spoor) sprake van een laag risico. Met de ambitie 'afgewogen ontwikkelen
in de buurt van transportassen’ is bedoeld dat ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit gebied mogelijk
moeten blijven. Per situatie zal moeten worden beoordeeld of de ontwikkeling voor wat betreft een
eventuele toename van het groepsrisico te verantwoorden valt.
Figuur 4.4: Afgewogen ontwikkelen in de buurt van transportassen
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 15
Tabel 4.1: Matrix met ambities per gebiedstype in nieuwe situaties
Gebiedsgerichte ambities nieuwe situaties
Realisering risicobron met EV consequenties
Landelijk Rustige woonwijk / gemengd gebied Bedrijventerrein
Realisatie toegestaan ja mits propaan nee ja, middels afwijking
Kwetsbaar binnen 10-6
nee nee nee
Beperkt kwetsbaar ja, mits gemotiveerd nee ja, mits gemotiveerd binnen 10
-6
Toename groepsrisico ja, tot 1 x OW nee ja, tot 3 x OW en verantwoord
en verantwoord invloedsgebied mag niet buiten
grens bedrijventerrein vallen
Realisering nieuwe (beperkt) kwetsbaar object binnen invloedsgebied bestaande EV- bron (transport of stationair)
Landelijk Wonen Bedrijventerrein
Kwetsbaar binnen 10-6
nee nee nee
Beperkt kwetsbaar ja, mits gemotiveerd ja, mits gemotiveerd ja, mits gemotiveerd
Binnen 10-6
Toename groepsrisico ja, tot 1 x OW en ja, tot 1 x OW en ja, tot 3 x OW en verantwoord
verantwoord verantwoord
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 16
5 Aanvullende ambities
In dit hoofdstuk zijn de ambities weergegeven, die de gebiedsgerichte ambities aanvullen.
Deze aanvullende ambities geven richting aan de processen, de organisatie en gemeentebrede
maatregelen met betrekking tot milieu-veiligheid.
5.1 Bestaande situaties Ambitie plaatsgebonden risico
Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities voor het
plaatsgebonden risico toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd
indien ze voldoen aan de wettelijke grenswaarden. Dit houdt in dat de huidige, bestaande
risicobronnen binnen Apeldoorn moeten voldoen aan de vastgestelde afstanden voor het
plaatsgebonden risico. Aangezien dit de minimale wettelijke basis is, behoeft er geen onderscheid
gemaakt te worden naar de verschillende gebiedstypen. Ambitie groepsrisico
Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico in bestaande situaties dienen de
hulpdiensten bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit
(hierbij wordt de regionale brandweer om advies gevraagd). Ook zal een risicobron actief worden
benaderd om eventuele bronmaatregelen toe te passen. Eventueel zullen wij ruimtelijke
ordeningsinstrumenten (bestemmingsplan) toepassen om de externe veiligheid te borgen.
5.2 Bescherming van niet-zelfredzame mensen
Er zijn mensen die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke
of lichamelijke beperking of zeer jonge leeftijd. Het is niet wenselijk dat bepaalde functies waarbinnen
deze niet-zelfredzame mensen wonen of verblijven nabij risicovolle activiteiten worden gerealiseerd
(zie figuur 5.1). We definiëren de objecten waarin dergelijke mensen wonen of verblijven als bijzonder
kwetsbare objecten. Alleen als het economisch, maatschappelijk of milieutechnisch noodzakelijk is en
de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid voldoende op orde zijn, kan een bijzonder kwetsbaar
object in de buurt van een risicobron worden toegestaan. De verantwoording hiervoor zal altijd
maatwerk zijn en apart aan het college en de gemeenteraad ter besluitvorming worden voorgelegd.
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 17
Figuur 5.1: Geen bijzondere kwetsbare objecten bij risicovolle activiteiten
5.3 Bron versus effectbenadering
Risicobronnen die voldoen aan de eisen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kunnen bij
een calamiteit wel schadelijke en dodelijke of levensbedreigende effecten voor de mens veroorzaken.
In dergelijke gevallen moeten deze te verwachten effecten ook in de beoordeling worden betrokken.
Vanuit het oogpunt van proactie, preventie en preparatie moet worden gekeken naar de
mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van effecten.
Nieuwe en bestaande situaties
Bij het opstellen van bestemmingsplannen, het verlenen van vrijstellingen en vergunningen en bij het
houden van toezicht wordt specifiek aandacht gegeven aan:
• de exacte locatie van risicobronnen in relatie tot de ruimtelijke ordening in de omgeving
(bestaande en geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten);
• het treffen van bouwkundige maatregelen waarmee meer veiligheid geboden kan worden bij het
meestvoorkomende scenario, dan wel een maximale spreiding van de personenaantallen wordt
bereikt (bijvoorbeeld bouwkundige voorzieningen zoals blinde muren, explosieveilig glas,
afsluitbare ventilatie, trapsgewijze bouw, zwaardere bouwmaterialen);
• de mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst
en politie);
• de mogelijkheden voor het treffen van aanvullende maatregelen ter verhoging van de
zelfredzaamheid;
• eventuele mogelijke aanvullende maatregelen die op basis van de voortgang van de stand der
techniek kunnen worden opgelegd in de vergunning.
5.4 Organisatie op orde
De integrale aanpak van milieu-veiligheid (ruimtelijke omgeving, beheersbaarheid en risico's) stelt
eisen aan de gemeente, veiligheidsregio en overige organisatie. De taken, bevoegdheden en
verantwoordelijkheden in het kader van milieu-veiligheid zijn helder en de inbreng van
mileu-veiligheid in de werkprocessen is voldoende geborgd. Met het oog op de integraliteit is het van
belang dat alle relevante disciplines ook daadwerkelijk hun inbreng kunnen hebben. Dit vergt
duidelijke communicatielijnen tussen verschillende organisatieonderdelen. Tot slot is milieu-veiligheid
op een transparante en uniforme manier geborgd in het gemeentelijk instrumentarium (in het bijzonder
ruimtelijke plannen, vergunningen en handhaving).
Deel A: nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn 18
Er zijn dus veel partijen nodig om het aspect milieu-veiligheid mee te nemen in relevante
ontwikkelingen. Deze partijen werken in de praktijk voldoende samen. Om deze samenwerking te
borgen zal de gemeente Apeldoorn in de loop van 2011 / 2014 in het kader van het regionale project
Borging EV-taken regio Stedendriehoek de organisatie en daarmee alle taken, verantwoordelijkheden
en bevoegdheden formeel vaststellen en samenwerkingsafspraken met externe partijen maken.
5.5 Risicocommunicatie
Communicatie met de burger over risico's is essentieel voor een effectief veiligheidsbeleid dat kan
rekenen op draagvlak onder inwoners. Risicocommunicatie informeert burgers over bestaande risico’s
en maatregelen, biedt waar mogelijk en zinvol ruimte voor meedenken en bereidt burgers voor op
calamiteiten (zelfredzaamheid). De aanpak en invulling van risicocommunicatie wordt op regionaal
niveau geïnitieerd en gecoördineerd door de Veiligheidsregio Noord-Oost Gelderland (VNOG). Zij
heeft daartoe het project 'Risico: daar gaat het over!' opgestart. De gemeente Apeldoorn neemt actief
deel aan dit project. Op 30 maart 2011 heeft het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en
Oost Gelderland een beleids- en uitvoeringsplan risicocommunicatie vastgesteld. Het plan vormt het
startschot voor de verdere optimalisatie van risicocommunicatie door gemeenten en de
Veiligheidsregio voor de periode van het najaar van 2010 tot en met eind 2015. Het plan geeft aan wat
er op regionaal en lokaal niveau aan risicocommunicatie gedaan moet worden. Tevens vormt het een
raamwerk waarbinnen veiligheidsregio en gemeenten nieuwe ontwikkelingen kunnen oppakken.
5.6 Van ambities naar beleid naar uitvoering
Om handen en voeten te geven aan de in deze beleidsvisie geformuleerde ambities zijn
beleidskeuzes gemaakt. De concrete acties die nodig zijn om de beleidskeuzes te realiseren zullen
nader worden uitgewerkt in het werkprogramma dat jaarlijks door de gemeente Apeldoorn wordt
opgesteld. Daarnaast zal jaarlijks door het projectbureau Externe Veiligheid de stand van zaken
worden geëvalueerd.
Figuur 5.2 Van ambities naar beleid naar uitvoering
Beleidsvisie milieu-veiligheid
Visievorming middels ambities
Evaluatie
Beleidsvorming Jaarwerkprogramma Jaarlijkse evaluatie
Ambities Beleidskeuzes Uitvoeringsacties
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel B: Wat is milieu-veiligheid?
November 2011
Nota milieu-veiligheid
Gemeente Apeldoorn
Deel C: Risicoinventarisatie
November 2011
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel D: De nota in de praktijk Richtlijnen voor de organisatie
November 2011
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 1
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 2
Inleiding
1.1 Opzet van de nota
In deel D zijn de milieu-veiligheidambities, de planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke
ontwikkelingen en de wijze van verantwoorden uitgewerkt. Deze zijn zo geformuleerd dat deze direct
gemeentebreed in de praktijk gebruikt kunnen worden.
Deel A van de nota milieu-veiligheid is het hoofddocument en bevat een korte beschrijving van het
risicoprofiel van de gemeente (samenvatting uit deel C), de belangrijkste begrippen en beleidskaders
(samenvatting deel B), de ambities voor milieu-veiligheid en de planologische kaders (samenvatting
uit deel D). De relevante onderdelen uit dit deel D zijn in deel A overgenomen en hebben richting
gegeven aan deze ambities.
Figuur 1.1: Indeling nota milieu-veiligheid
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel A: De visie
Deel B: Wat is milieu-veiligheid?
Deel C: Risicoinventarisatie
Deel D: De nota in de praktijk Richtlijnen voor de organisatie
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 3
1.2 De nota milieu-veiligheid
Bij milieu-veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan
en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle
inrichtingen als langs transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen
worden vervoerd.
Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting
van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt.
Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar
en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.
Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden
dienen continu afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en de kosten. Hierbij
gaat het ondermeer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en
rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende
taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader
noodzakelijk, waarin het milieu-veiligheidsbeleid voorziet.
1.3 Relatie ambities met de verschillende gebiedstypen
In de Visie (deel A) is gekozen voor een gebiedsindeling in risicogebieden (zie figuur 1.2). De
genoemde gebieden onderscheiden zich van elkaar door verschillende milieu-veiligheidsituaties,
die kenmerkend zijn voor elk afzonderlijk gebied. In elk van de gebieden wordt op een andere manier
met de beoordeling van de milieu-veiligheidsrisico’s omgegaan.
Figuur 1.2: Indeling risicogebieden in Apeldoorn
In dit deel worden in hoofdstuk 2 de visie op milieu-veiligheid en de ambities van de gemeente
Apeldoorn beschreven. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens ten aanzien van de wijze van toetsing van het
plaatsgebonden risico en de wijze van verantwoording van het groepsrisico concrete
uitvoeringsrichtlijnen voor de gemeentelijke organisatie opgesteld.
Gebiedstype
Woonwijk/gemengd gebied
Transportassen
Landelijk gebied
Bedrijventerrein
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 4
2. Visie en ambitie gemeente Apeldoorn
2.1. Visie op milieu-veiligheid
Eén van de kerntaken van de overheid is het bieden van een veilige leefomgeving voor haar burgers.
In die zin draagt de gemeente Apeldoorn een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om
milieu-veiligheid. Om deze verantwoordelijkheid in te vullen formuleert de gemeente Apeldoorn een
heldere visie op milieu-veiligheid.
De gemeente Apeldoorn streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico’s en de behoefte aan
de activiteiten die de risico’s veroorzaken. Dit streven is gebaseerd op de overtuiging dat
veiligheidsrisico’s een onderdeel zijn van het maatschappelijke verkeer. De gemeente kan daarbij niet
op alle gevaarlijke activiteiten direct invloed uitoefenen. Deze verantwoordelijkheid ligt ook bij de
gebruiker of eigenaar en bij de provinciale en de rijksoverheid. Dit laat onverlet dat de gemeente wel
een verantwoordelijkheid heeft om veiligheidsrisico’s te minimaliseren en beheersbaar te maken door
zich voor te bereiden op mogelijke calamiteiten en door grenzen te stellen en deze te handhaven.
Ambities binnen wettelijke kaders
Als het gaat om het ambitieniveau voor milieu-veiligheid binnen de gemeente Apeldoorn is door de
wetgever een minimum veiligheidsniveau gedefinieerd. Zo bestaan voor het plaatsgebonden risico
een grenswaarde en een richtwaarde waar aan moet worden getoetst. Voor groepsrisico bestaan een
verantwoordingsplicht en de verplichting advies te vragen aan de regionale brandweer; daarbij dient
getoetst te worden aan een oriëntatiewaarde. Het advies van de regionale brandweer zal hierbij voor
de gemeente een belangrijke rol spelen. Binnen deze wettelijke kaders staat het de gemeente
Apeldoorn vrij om eigen ambities te formuleren.
Plaatsgebonden Risico (PR)
De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is een harde juridische grens en mag in geen geval overschreden worden. De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is een juridische norm waarvan slechts om goed gemotiveerde redenen mag worden afgeweken.
Groepsrisico (GR)
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico heeft niet de status van een grens- of richtwaarde, maar dient als een oriënterende toetsingswaarde (oriëntatiewaarde) waarvan gemotiveerd mag worden afgeweken.
De kern van het gemeentelijke ambitieniveau voor milieu-veiligheid is het beantwoorden van de vraag:
“Hoe veilig wil de gemeente Apeldoorn zijn?”.
Het is vanzelfsprekend dat de gemeente Apeldoorn zich conformeert aan haar wettelijke
verplichtingen. Dit betekent dat invulling wordt gegeven aan de wettelijke verplichting om het
groepsrisico en plaatsgebonden risico te overwegen. Het plaatsgebonden risico dient daarbij minimaal
te voldoen aan de wettelijke grenswaarde. Voor wat betreft groepsrisico, effectbenadering en risicovol
transport ontbreekt echter een harde wettelijke norm. Dit maakt het noodzakelijk om als gemeente
Apeldoorn eigen uitgangspunten vast te leggen voor het milieu-veiligheidsbeleid.
Het beleid heeft betrekking op alle risicobronnen waarvoor op basis van de huidige wet- en
regelgeving een plaatsgebonden risicocontour en groepsrisico contour aan de orde is. Dit zijn over het
algemeen de zogenaamde Bevi inrichtingen, enkele risicokaart-inrichtingen en enkele transportassen
waarover of waardoor transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (zie deel C).
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 5
2.2. Algemene uitgangspunten
Op basis van het risicoprofiel en de gewenste (ruimtelijke) ontwikkelingen van de gemeente Apeldoorn
(zie hiervoor deel C) zijn de onderstaande algemene uitgangspunten op het gebied van
milieu-veiligheid bepaald. In de volgende paragrafen worden deze specifiek uitgewerkt voor het
plaatsgebonden en groepsrisico, de effectbenadering en risicocommunicatie.
1. Voor de toepassing van dit milieu-veiligheid onderscheidt de gemeente Apeldoorn vier
gebiedstypen: gemengd gebied, rustige woonwijk, bedrijventerrein en landelijk gebied.
2. Bestaande bedrijven blijven gehandhaafd en bestaande rechten worden gerespecteerd.
3. Waar zich milieu-veiligheidknelpunten voor (kunnen) doen, geeft de gemeente de voorkeur aan
bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
4. Bij het beoordelen van risicosituaties worden aanvullend op de beoordeling van het
plaatsgebonden risico en het groepsrisico ook de beheersbaarheid en bestrijdbaarheid van een
mogelijke effect van een calamiteit betrokken. Hierbij wordt rekening gehouden met het advies
van de regionale brandweer in het kader van de verantwoordingsplicht groepsrisico.
5. Kwetsbare objecten mogen in nieuwe situaties niet binnen de PR 10-6
contour van een bedrijf,
transportas (weg en spoor) of buisleiding liggen (wettelijk voorgeschreven).
6. Binnen een bestaande PR 10-6
contour wil de gemeente de mogelijkheid houden om af te wijken
van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico en nieuwe beperkt kwetsbare objecten
gemotiveerd toe te staan. De gemeente wil de schaarse ruimte graag zo optimaal mogelijk
benutten. De afwijking van de richtwaarde zal gemotiveerd worden door in te gaan op:
- het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan het risico;
- het ontbreken van geschikte alternatieve locaties voor het risico en;
- de mate van zelfredzaamheid van de blootgestelde personen.
7. Ingeval van een ontwikkeling middels toename (beperkt) kwetsbare objecten binnen het
invloedsgebied van de risicobron is toename van het groepsrisico door een structurele toename
van het aantal personen in het invloedsgebied toegestaan, mits:
- invulling wordt gegeven aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico zoals opgenomen
in het Bevi.
- de risicobron actief wordt benaderd om de risico’s zo mogelijk te minimaliseren.
8. In bestemmingsplannen worden plaatsgebonden risicocontouren opgenomen omdat deze
ruimtelijk relevant zijn.
2.3 Milieu-veiligheidsambities gemeente Apeldoorn
Als de bovenstaande algemene uitgangspunten voor externe veiligheid van de gemeente Apeldoorn
op de verschillende gebiedstypen worden toegepast, volgen daaruit de onderstaande ambities per
gebied voor het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de effectbenadering. Daarnaast wordt
stilgestaan bij risicocommunicatie.
2.3.1. Bestaande situaties
Ambitie plaatsgebonden risico
Bij bestaande situaties is het niet altijd mogelijk om de uitgangspunten en ambities voor het
plaatsgebonden risico toe te passen. Voor bestaande situaties geldt dat deze worden geaccepteerd
indien ze voldoen aan de wettelijke grenswaarden. Dit houdt in dat de huidige, bestaande
risicobronnen binnen Apeldoorn moeten voldoen aan de vastgestelde afstanden voor het
plaatsgebonden risico. Aangezien dit de minimale wettelijke basis is, behoeft er geen onderscheid
gemaakt te worden naar de verschillende gebiedstypen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 6
Ambitie groepsrisico
In de bestaande situatie zijn er geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.
Toename van de personendichtheid groter dan 1 * oriëntatiewaarde wordt voorkomen door de huidige
situatie te bevriezen; opvullen tot 1 * oriëntatiewaarde is toegestaan. Hierbij dienen de hulpdiensten
wel bijzondere aandacht te besteden aan de voorbereiding op een eventuele calamiteit (hierbij wordt
de regionale brandweer om advies gevraagd). De gemeente Apeldoorn neemt een passieve houding
aan ten aanzien van het aanpassen van bestemmingsplannen met betrekking tot geprojecteerde
(beperkt) kwetsbare objecten binnen het groepsrisico invloedsgebied. Deze stagnatie kan worden
doorbroken door marktwerking (bijvoorbeeld kosten sanering LPG-deel van een tankstation in relatie
tot opbrengsten projectontwikkeling).
2.3.2. Nieuwe situaties
Voor het formuleren van ambities voor nieuwe situaties staat de voorgestelde gebiedstypering
centraal en de daaraan gekoppelde uitgangspunten. Er kan sprake zijn van twee soorten nieuwe
situaties. Enerzijds kan er een nieuwe situatie ontstaan doordat een bestaande risicobron (inrichting
dan wel transport) wijzigt dan wel een nieuwe risicobron wordt gerealiseerd. Anderzijds kan er een
nieuwe situatie ontstaan door ruimtelijke ontwikkeling in de omgeving van een bestaande risicobron.
Hieronder volgt de samenvattende matrix (figuur 2.1) waarin in hoofdlijnen de ambities worden
weergegeven. Daarna volgt per gebiedstype een gedetailleerde omschrijving van de scenario’s.
Figuur 2.1: Matrix met scenario’s per gebiedstype
Voor zover dat nu kan worden vastgesteld hebben de omschreven ambities geen consequenties voor
de bestaande risicobronnen en de door de gemeente geplande ruimtelijke ontwikkelingen. De
Gebiedsgerichte ambities nieuwe situaties
Realisering risicobron met milieu-veiligheidconsequenties
Landelijk Rustige woonwijk / gemengd gebied Bedrijventerrein
Realisatie toegestaan ja mits propaan nee ja, middels afwijking
Kwetsbaar binnen 10-6
nee nee nee
Beperkt kwetsbaar ja, mits gemotiveerd nee ja, mits gemotiveerd binnen 10
-6
Toename groepsrisico ja, tot 1 x OW nee ja, tot 3 x OW en verantwoord
en verantwoord invloedsgebied mag niet buiten
grens bedrijventerrein vallen
Realisering nieuwe (beperkt) kwetsbaar object binnen invloedsgebied bestaande milieu-veiligheidbron (transport of stationair)
Landelijk Wonen Bedrijventerrein
Kwetsbaar binnen 10-6
nee nee nee
Beperkt kwetsbaar ja, mits gemotiveerd ja, mits gemotiveerd ja, mits gemotiveerd
binnen 10-6
Toename groepsrisico ja, tot 1 x OW en ja, tot 1 x OW en ja, tot 3 x OW en verantwoord
verantwoord verantwoord
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 7
ambities zullen dus geen saneringssituaties (sanering van risicobronnen, of (beperkt) kwetsbare
objecten) tot gevolg hebben.
2.3.3. Ambities voor woonwijk/gemengd gebied
Voor beide gebieden staat veilig wonen centraal zodat voor het formuleren van de ambities het
onderscheid tussen beide gebieden verwaarloosbaar is. Derhalve zijn voor deze gebieden dezelfde
ambities te formuleren.
1. Binnen de gebiedstypen rustige woonwijk en gemengd gebied staat “veilig wonen” centraal.
2. Nieuwe Bevi-inrichtingen (ook geen LPG-tankstations of grote propaantanks) zijn niet mogelijk.
3. Overige nieuwe risicovolle inrichtingen en activiteiten, vallende onder het Registratiebesluit externe
veiligheid (zie visie deel C), zijn niet toegestaan.
4. Een toename van het groepsrisico veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een
bestaande risicobron is niet toegestaan.
5. Voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het
invloedsgebied geldt de oriëntatiewaarde als grenswaarde. Overschrijding van de oriëntatiewaarde
van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd.
2.3.4. Ambities voor landelijk gebied
1. Binnen het landelijk gebied staat eveneens de functie veilig wonen centraal.
2. In tegenstelling tot de gebiedstypen woonwijk en gemengd gebied is de ontwikkeling van nieuwe
risicobronnen wel mogelijk mits deze bronnen een duidelijke binding hebben met de activiteiten
die in dit gebied plaatsvinden. Hiermee wordt propaanopslag ten behoeve van locatiegebonden
energievoorziening bedoeld.
3. Voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het
invloedsgebied of veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande bron geldt de
oriëntatiewaarde als grenswaarde. Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico
wordt dus niet geaccepteerd. Een toename dient altijd te worden verantwoord.
2.3.5. Ambities voor bedrijventerreinen
De huidige bestemmingsplannen van Apeldoorn bieden (risico)bedrijven de ruimte om zich te
ontwikkelen op de aangewezen bedrijventerreinen. Onderstaande scenario’s zijn erop gericht om
deze mogelijkheid te behouden en daarnaast de aangrenzende woongebieden en de (beperkt)
kwetsbare bestemmingen op de bedrijventerreinen te beschermen. Tevens wordt er van uitgegaan dat
nieuwe risicobedrijven geen claims leggen op andermans eigendommen en deze daardoor minder
bruikbaar maken. Door technische veiligheidsmaatregelen is het doorgaans goed mogelijk om de PR-
contour binnen de inrichtingsgrens van het risicobedrijf te houden en het GR-invloedsgebied beperkt
te houden tot het industrieterrein zelf.
1. De ontwikkeling van risicobedrijven op bestaande bedrijventerreinen of toekomstige
bedrijventerreinen is toegestaan.
2. In nieuwe situaties dienen de PR 10-6
contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle
inrichtingen te blijven1. Uitzondering op deze regel zijn situaties waarin de PR 10
-6 contour door
het treffen van bronmaatregelen tot het technisch haalbare niveau is gereduceerd en daarna
uitsluitend een gebied inneemt buiten de inrichtingsgrens waarbinnen nu en in de toekomst geen
1 Voor het onderscheid tussen bestaande en nieuwe situaties wordt uitgegaan van de definitie uit het Bevi. Hierbij geldt in grote lijnen dat sprake is van een nieuwe situatie indien een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een situatie die nadelige gevolgen voor het plaatsgebonden risico heeft, of wanneer een (bestemmingsplan)procedure in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gevoerd wordt die betrekking heeft op de realisatie van nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10
-6 van een bestaande risicobron.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 8
(beperkt) kwetsbare objecten gevestigd zullen worden. Bijvoorbeeld gebieden bestemd voor
verkeersdoeleinden, water en/of groenvoorzieningen.
3. In bestaande bestemmingsplannen wordt uitgroei tot of nieuwe vestiging van een Bevi-inrichting
gebonden aan een vrijstellingsbepaling.
4. Voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het
invloedsgebied of veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande bron geldt 3 *
de oriëntatiewaarde als grenswaarde. Een toename dient altijd te worden verantwoord.
5. Het invloedsgebied van een nieuwe of te veranderen bestaande risicobron dat geldt voor het
bepalen van het groepsrisico mag niet buiten de grens van het industriegebied vallen.
2.3.6. Ambities voor ontwikkelingen in de buurt van transportassen
1. Bij de volgende risicobronnen dient conform het concept Besluit transport externe veiligheid (Btev)
en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) bij de realisering van kwetsbare objecten
rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand:
• de rijkswegen A1 en A50;
• de defensieleiding (zie deel C).
2. Voor toename van het groepsrisico veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een
bestaande bron geldt voor een invloedsgebied:
a) dat samenvalt met een woon-, gemengd of landelijk gebied dat dit niet is toegestaan.
Toename van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd;
b) dat samenvalt met een bedrijventerrein 3 * de oriëntatiewaarde als grenswaarde.
Een toename van het groepsrisico dient te worden verantwoord.
3. Voor toename van het groepsrisico door structurele toename van het aantal personen in het
invloedsgebied of veroorzaakt door ontwikkeling of verandering van een bestaande bron geldt
voor een invloedsgebied:
a) dat samenvalt met woon-, gemengd of landelijk gebied de oriëntatiewaarde als grenswaarde.
Overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt dus niet geaccepteerd;
b) dat samenvalt met een bedrijventerrein 3 * de oriëntatiewaarde als grenswaarde.
Een toename van het groepsrisico dient te worden verantwoord.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 9
3. Uitvoeringsrichtlijnen
3.1. Inleiding
In dit hoofdstuk zijn de richtlijnen voor de organisatie en de wijze van verantwoorden uitgewerkt. Deze zijn zo geformuleerd dat deze direct gemeentebreed in de praktijk gebruikt kunnen worden.
3.2. Omgang met plaatsgebonden risicocontouren
In bestemmingsplannen worden plaatsgebonden risicocontouren opgenomen omdat deze ruimtelijk
relevant zijn. In de gemeente mag de 10-6
plaatsgebonden risicocontour van bestaande Bevi-
inrichtingen buiten de eigen inrichtingsgrens liggen, ook over andere percelen met andere risicovolle
bedrijven of beperkt kwetsbare objecten. De reeds bestaande risicovolle inrichtingen behouden hun
rechten.
In nieuwe situaties dienen de PR 10-6
contouren binnen de inrichtingsgrenzen van risicovolle
inrichtingen te blijven. Uitzondering op deze regel zijn situaties waarin de PR 10-6
contour door het
treffen van bronmaatregelen tot het technisch haalbare niveau is gereduceerd en daarna uitsluitend
een gebied inneemt buiten de inrichtingsgrens waarbinnen nu en in de toekomst geen (beperkt)
kwetsbare objecten gevestigd zullen worden. In bestaande bestemmingsplannen wordt uitgroei tot of
nieuwe vestiging van een Bevi-inrichting gebonden aan een vrijstellingsbepaling.
3.3. Bepalen referentiepunten bij toepassing grens- en richtwaarden
Het uitgangspunt in het Revi is dat referentiepunten voor de grenswaarden en richtwaarden liggen op
de gevel van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Voor geprojecteerde (beperkt)
kwetsbare objecten wordt de grens waar gebouwd mag worden aangehouden. Dit kan de grens van
het bouwvlak zijn, maar op basis van de regels uit het bestemmingsplan kan dit ook een andere grens
zijn. Bij sommige (beperkt) kwetsbare objecten is dit geen logisch referentiepunt omdat personen ook
juist op andere plekken verblijven. In dit geval wordt de grens van de bestemming als referentiepunt
genomen. Bij ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, gehandicapteninstellingen,
openluchtzwembaden en speeltuinen wordt de grens van de bestemming aangehouden. Dit geldt ook
voor sportterreinen, kampeer- of andere recreatieterreinen die bestemd zijn voor het verblijf van
personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
3.4. Omgang met invloedsgebieden
In bestemmingsplannen worden plaatsgebonden risicocontouren opgenomen omdat deze ruimtelijk
relevant zijn. Voor invloedsgebieden (waarbinnen het groepsrisico verantwoord dient te worden) geldt
dat niet. Het is onder de nieuwe Wro mogelijk om direct milieukwaliteitseisen in bestemmingsplannen
op te nemen maar hoe dat precies praktisch vorm gegeven moet worden is nog onduidelijk.
In principe is het invloedsgebied gedefinieerd als het gebied waarin personen worden meegeteld voor
de berekening van het groepsrisico van de risicobron tot de grens waarop de letaliteit van die
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 10
personen 1% is. Echter uit onderzoek is gebleken dat het groepsrisico nauwelijks wordt beïnvloed
door de personendichtheid in het relatief grote gebied tussen de 100%- en de 1%-letaliteit. Daarnaast
zal een ongeval met een ongevalsfrequentie kleiner dan 10-9
nauwelijks een bijdrage leveren aan het
groepsrisico omdat het groepsrisico slechts wordt beschouwd tot de kans op slachtoffers van
10-9
/jaar.
Daarom is het in die situaties een onevenredig grote last om voor dat grote gebied gedetailleerde
populatiegegevens te verzamelen en berekeningen uit te voeren. In het kader van deze visie wordt
voor de omvang van het onderzoeksgebied waarbinnen groepsrisicoberekeningen moeten worden
uitgevoerd bij:
1. rijkswegen uitgegaan van hetgeen hierover in het Basisnet en het toekomstige Besluit transport
externe veiligheid is bepaald. Bij de overige wegen wordt conform de Circulaire risiconormering
vervoer gevaarlijke stoffen uitgegaan van een gebied van 200 meter aan weerszijden van de weg;
2. buisleidingen uitgegaan van hetgeen hierover in het Besluit externe veiligheid buisleidingen is
bepaald;
3. spoorwegen uitgegaan van hetgeen hierover in het Basisnet en het toekomstige Besluit transport
externe veiligheid is bepaald;
4. categorale Bevi- inrichtingen,categorie “opslag gevaarlijke stoffen in emballage groter dan 10 ton”
waarvoor het plaatsgebonden- en groepsrisico mag worden berekend uitgegaan van het gebied ter
grootte van de plaatsgebonden risicocontour 10-9
per jaar. Voor de overige Bevi-inrichtingen wordt
uitgegaan van hetgeen hierover in het Bevi en Revi is bepaald.
3.5. Bepalen personendichtheid
Voor wat betreft het inzicht in de aanwezige personendichtheid wordt uitgegaan van het nationaal
bevolkingsbestand van het RIVM. Deze bevolkingsgegevens worden vervolgens aan de hand van de
gemeentelijke basisadministraties getoetst en zo nodig gecorrigeerd.
De bepalingen van de personendichtheid ten behoeve van de berekening van het groepsrisico vindt
plaats conform de Handreiking verantwoording groepsrisico en de PGS 1 deel 6
“Aanwezigheidsgegevens”. Het is ‘nadrukkelijk’ de bedoeling dat de groepsrisicoberekeningen, en de
hierbij betrokken personendichtheden, conform de vastgestelde rekenwijze worden uitgevoerd en dat
de ijking aan de oriëntatiewaarde ook op basis van die berekening plaatsvindt. Eventueel kan als
aanvulling hierop ervoor worden gekozen om berekeningen te maken die alle personen (zoals
verkeersdeelnemers) in een gebied omvatten, bijvoorbeeld ten behoeve van de hulpdiensten. Maar de
eventuele berekeningen zijn dan niet geschikt om aan de oriëntatiewaarde te toetsen.
3.6. Risicogebieden bedrijven in bestemmingsplannen
De risicogebieden rond bestaande risicovolle inrichtingen zijn of worden in het bestemmingsplan
vastgelegd met zonering van de contour van het plaatsgebonden risico (PR 10 -6
). Binnen deze zone
PR 10-6
worden kwetsbare objecten uitgesloten.
Bevi-inrichtingen worden in de bestemmingsplannen uitgesloten. Indien een nieuwe risicovolle
inrichting zich aanmeldt, kan dat via een ontheffing van het bestaande bestemmingsplan als de
contour binnen het eigen perceel of op gronden met de bestemming verkeer, groen en/of water blijft.
Voor het uitsluiten van Bevi-bedrijven en het vastleggen van deze ontheffing in bestemmingsplannen
volgen we de tekst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 11
Bestemmingsomschrijving
1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan.
Binnenplanse ontheffing
Bevi-inrichtingen kunnen onder bepaalde voorwaarden wel toegestaan worden op bedrijventerreinen
en binnen landelijk gebied. Dit kan door toepassing van een ontheffingsbevoegdheid.
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen om in afwijking van het bepaalde
in lid 1 een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. De 10-6
-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand zoals
bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen jo. Artikel 2 lid 1 van de
Regeling externe veiligheid inrichtingen, dienen te zijn gelegen:
- binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting, of;
- op gronden met de bestemming verkeer, groen en/of water.
b. Bij toepassing van de ontheffing dient een verantwoording te worden gegeven van het
groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.
Met het instrument van “Nadere Eisen” (Wro, art. 3.6 lid 1 onder d) kunnen in een bestemmingsplan
eisen gesteld worden aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Mocht dat niet mogelijk zijn en wordt er gekozen voor een overschrijding van de contour buiten de
perceelsgrens2 en buiten gronden met de bestemming verkeer, groen en/of water dan is dat slechts
mogelijk via een nieuw bestemmingsplan (postzegelplan). Er dient dan een optimale ruimtelijke
inpassing te zijn. Eventuele planschade wordt via een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst in
rekening gebracht bij de initiatiefnemer. In dat geval ontstaat een nieuw risicogebied. Met het
instrument van “Nadere Eisen” (Wro, art. 3.6 lid 1 onder d) kunnen in een bestemmingsplan eisen
gesteld worden aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
3.7. Buisleidingen in bestemmingsplannen
Thans worden kabels en leidingen waarbij milieu-veiligheid een rol speelt, op de planverbeelding met
een dubbelbestemming opgenomen omdat het ruimtelijk relevant is. Met het van kracht worden van
het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) zullen de PR 10-6
contouren op de
bestemmingsplanverbeeldingen worden opgenomen, zodra deze worden herzien. Daarnaast moet in
elk bestemmingsplan ruimte worden gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door een
belemmerende strook van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en
een aanlegvergunningenstelsel.
Ook voor buisleidingen geldt dat de personendichtheid binnen het invloedsgebied moet worden
vastgelegd, zodat bij ruimtelijke ontwikkelingen hoogte en eventuele toename van het groepsrisico
kan worden bepaald. Daarna kan toetsing aan de beleidsregels in paragraaf 3.10 plaatsvinden, met
andere woorden of het groepsrisico significant toeneemt. Als dat het geval is dient het groepsrisico te
worden verantwoord volgens de beleidsregels onder paragraaf 2.3.6 en 3.10.
De PR en de verwachtte invloedsgebieden van de buisleidingen zijn op de “Professionele Risicokaart”
weergegeven. De informatie op de risicokaart over de ligging van de leidingen is vooralsnog globale
informatie. Daarom zullen in alle gevallen gedetailleerde gegevens moeten worden opgevraagd. Voor
gedetailleerdere ligginggegevens van leidingen is informatie beschikbaar bij de leidingexploitanten zelf
2 Opgemerkt wordt dat deze situatie buiten het kader van de nota milieu-veiligheid valt. Deze zal ter goedkeuring en vaststelling
in een separate nota aan achtereenvolgens het college en de gemeenteraad moeten worden aangeboden.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 12
of via het WION3 Kadaster. In bijlage 9 van het Handboek buisleidingen is aangegeven waar deze
informatie is te verkrijgen.
3.8. (Spoor)wegen in bestemmingsplannen
Totdat het Basisnet en het Besluit transport externe veiligheid van kracht zijn, gelden voor de wegen
en het spoor de beleidsregels uit paragraaf 2.3.6 en 3.10 en is een maatwerkverantwoording
noodzakelijk.
Na inwerkingtreding van de genoemde besluiten zal de wijze waarop (spoor)wegen in het
bestemmingsplan worden vastgelegd, bepaald worden. Met het instrument van “Nadere Eisen” (Wro,
art. 3.6 lid 1 onder d) kunnen er in een bestemmingsplan eisen gesteld worden aan kwetsbare en
beperkt kwetsbare objecten.
3.9. Niet-zelfredzame personen in bijzondere kwetsbare objecten
Er zijn mensen die zichzelf niet goed in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke
of lichamelijke beperking of een zeer jonge leeftijd. Het is niet wenselijk dat bepaalde functies
waarbinnen deze niet-zelfredzame mensen wonen of verblijven nabij risicovolle activiteiten worden
gerealiseerd. We definiëren de objecten waarin dergelijke mensen wonen of verblijven als bijzondere
kwetsbare objecten. Alleen indien het economisch, maatschappelijk of milieutechnisch noodzakelijk is
en de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid voldoende op orde zijn, kan een bijzonder kwetsbaar
object nabij een risicovolle activiteit worden toegelaten. De verantwoording hiervoor zal altijd
maatwerk zijn en apart aan het college van B&W en de gemeenteraad ter besluitvorming worden
voorgelegd.
Figuur 3.1 Geen kwetsbare objecten bij risicovolle activiteiten
3 De Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten (ook wel bekend als de grondroerdersregeling) is op 1 oktober 2008 in
werking getreden. De elektronische uitwisseling van informatie via het Kadaster is per 1 juli 2010 verplicht voor iedere netbeheerder. Netbeheerders en grondroerders moeten vanaf 1 juli 2010 verplicht gebruik maken van Klic-online. Dit systeem wordt beheerd door het Kadaster. Gegevens dienen dus bij het Kadaster te worden opgevraagd.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 13
3.10. Verantwoording groepsrisico
3.10.1. Inleiding
Inspanningen met betrekking tot het onderzoek naar en de verantwoording van het groepsrisico zullen
alleen worden gericht op relevante wijzigingen of ontwikkelingen.
Het college van B&W (bij omgevingsvergunningen), dan wel de Gemeenteraad (bij planologische
besluiten) van de gemeente Apeldoorn voert een groepsrisicoverantwoording uit indien er sprake is
van een relevante wijziging van het groepsrisico.
Van een relevante wijziging van het groepsrisico is sprake als aan één van de volgende criteria is voldaan:
• het groepsrisiconiveau overschrijdt in de Fn-curve de lijn van 0,1 x de oriëntatiewaarde;
• de toename van het groepsrisico ten opzichte van de nulsituatie bedraagt méér dan 10% tot
een maximum van 1 keer de oriëntatiewaarde.
Bij de verantwoording van het groepsrisico is altijd inzicht nodig in de personendichtheid en de
hoeveelheid transport van gevaarlijke stoffen of, in het geval van een inrichting, de vergunde
hoeveelheid gevaarlijke stoffen. Voor wat betreft het inzicht in de personendichtheid wordt verwezen
naar paragraaf 3.4.
Voor wat betreft het inzicht in de omvang van het transport van gevaarlijke stoffen wordt expliciet
rekening gehouden met de transportcijfers welke in het kader van het Basisnet zijn vastgesteld (zie
ook deel C).
Op basis van de personendichtheid en de eventuele toename daarvan kan berekend worden hoe
hoog het groepsrisico is en kan besloten worden of een verdere verantwoording van het groepsrisico
nodig is.
In deel C van de nota is een risicoinventarisatie opgenomen waarin de externe veiligheidsrisico’s van
alle inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor, weg en buisleidingen zijn
onderzocht. Daarnaast is een aanvullende inventarisatie uitgevoerd naar de aantallen transporten die
binnen de bebouwde kom van Apeldoorn plaatsvinden. Op basis van deze inventarisatie is in de
“Uitvoeringsnotitie Verantwoording Groepsrisico t.b.v. beleidsvisie Externe veiligheid Apeldoorn” d.d.
10 december 2009, het risico ingeschat en is onderzocht voor welke ruimtelijke ontwikkelingen een
verkorte groepsrisicoverantwoording mogelijk is.
In de onderstaande tabel is voor transport van gevaarlijke stoffen en stationaire risicobronnen
aangegeven welke zones van belang zijn en/of een groepsrisicoverantwoording noodzakelijk is bij een
significante wijziging van het groepsrisico.
Risicobron Plaatsgebonden
risico PR 10
-6
Plasbrand Aandachts
Gebied (PAG)
Verantwoording Groepsrisico
Opmerking
Water
Niet aanwezig - -
Spoor
Deventer-Amersfoort Ja, maar niet relevant 30 meter Binnen 200 meter verantwoording
Bijna altijd maatwerk
Apeldoorn-Zutphen Niet aanwezig Nee Nvt
Stoomtrein Niet aanwezig Nee Nvt
Weg: Rijkswegen
A1 Veiligheidszone : 15 m, wegvak G2 A1: Knp
30 meter Binnen 200 meter verantwoording
Bijna altijd maatwerk
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 14
Risicobron Plaatsgebonden
risico PR 10
-6
Plasbrand Aandachts
Gebied (PAG)
Verantwoording Groepsrisico
Opmerking
Beekbergen - afrit 23 (Deventer)
A50
Veiligheidszone : 11 m, wegvak G4 A50: Knp Beekbergen - Knp Waterberg
30 meter Binnen 200 meter verantwoording
Bijna altijd maatwerk
Weg: Binnen en buiten de bebouwde kom
• Europaweg vanaf de A1 tot de Jachtlaan
• Zutphensestraat tot Ring
• Kayersdijk
• Kanaal Noord/ Oost Veluweweg
Niet aanwezig Nee Binnen 200 meter verantwoording;
Personendichtheid beneden 140 pers/ha en geen bebouwing binnen 10 meter dan geen overschrijding OW Toegangswegen naar centrum waarover relatief intensief transport plaatsvindt
Overige wegen (inclusief N-wegen of provinciale wegen)
Niet aanwezig Nee Geen verantwoording groepsrisico noodzakelijk.
Transporthoeveelheden laag, uitsluitend toelevering bedrijven
Buisleidingen
Aardgasdrukleiding
PR: 0 meter Bebouwingsvrije zone: 4 meter weerzijden
Nee
Afhankelijk van diameter en druk: max. 200 meter, veel gevallen 140 meter
Gasunie: Spreekt over Inventarisatiezone, maar deze zone is vergelijkbaar met invloedsgebied van het groepsrisico
Defensieleiding PR: 12 meter Bebouwingsafstand: 5 meter
Nee Binnen 30 meter verantwoording
Inrichtingen
Categoriaal Revi N.v.t. Binnen invloedsgebied Rekenmethodiek Bevi Eerst bronmaatregelen, dan effectmaatregelen
Niet-categoriaal PR berekenen N.v.t. Binnen
PR = 10-9
Rekenmethodiek Bevi Eerst bronmaatregelen, dan effectmaatregelen
Tabel 1 Overzicht afweging GR-verantwoording
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 15
3.10.2. Scenario’s GR-verantwoording
De verantwoording van het GR moet minimaal een aantal aspecten behandelen. Deze aspecten zijn
voor een bestemmingsplan en een omgevingsvergunning beschreven in de “Handreiking
verantwoording groepsrisico”. In figuur 3.2 zijn deze onderdelen weergegeven.
Wettelijke onderdelen van de verantwoordingsplicht
Onderdeel 1 2
1 Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting:
• functie-indeling
• gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie)
• verblijfsduurcorrecties
• verschil tussen bestaande en nieuwe situatie
V V
2 De omvang van het groepsrisico:
• de omvang voor het van kracht worden van het besluit
• de omvang na het van kracht worden van het besluit
• de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit
• de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriëntatiewaarde
V V
3 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) V V
4 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in het ruimtelijke besluit V
5 De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
• pro-actie
• preventie
• preparatie
• repressie/zelfredzaamheid
V V
6 De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting
bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen. V V
7 De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met
een lager groepsrisico. V
8 De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in de nabije toekomst. V V
9 De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden in geval van
het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het
groepsrisico van het betrokken gebied.
V V
1 = omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting overeenkomstig art 2.1. eerste lid sub van
de WABO
2 = Vaststelling van een bestemmingsplan of verlening daarvan conform Wro
Figuur 3.2 Verplichte onderdelen verantwoording GR (bron: Handreiking VGR)
Voor wat betreft de verantwoording van het groepsrisico kunnen zich onderstaande scenario’s
voordoen. Zie voor een overzicht van de verschillende scenario’s figuur 3.3. Voorts wordt opgemerkt
dat bij de verantwoording van het groepsrisico altijd de regionale brandweer in de gelegenheid wordt
gesteld advies uit te brengen.
1) Eenvoudige verantwoording groepsrisico is nodig
Een eenvoudige groepsrisicoverantwoording is aan de orde4:
A. 1. als kan worden aangetoond dat het toekomstige groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de
oriëntatiewaarde, of,
2. indien de toename van de personendichtheid kleiner is dan 10% van de aanwezige
personendichtheid en daarnaast de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
4 Zie Uitvoeringsnotitie Verantwoording Groepsrisico t.b.v. Beleidsvisie Externe Veilgheid Apeldoorn, Wim Smeitink, d.d. 10
december 2009.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 16
3. deze regel mag door het bevoegd gezag slechts eenmaal per 5 jaar worden toegepast op
een besluit, tenzij kan worden aangetoond dat de cumulatieve toename van de
personendichtheid ten gevolge van de verschillende ontwikkelingen kleiner is dan 10% van
de aanwezige personendichtheid en daarnaast de oriëntatiewaarde niet wordt
overschreden.
4. In de toelichting moet worden vermeld waarom de verantwoording niet hoeft te worden
uitgevoerd.
B. voor bouwplannen langs de gemeentelijke en provinciale wegen met uitzondering van:
- de Europaweg vanaf de A1 tot de Jachtlaan,
- Zutphensestraat tot Ring,
- Kayersdijk,
- Kanaal Noord / Oost Veluweweg.
C. voor bouwplannen buiten:
- de zone van 200 meter vanaf de transportas van de A1, de A50, de Europaweg vanaf de
A1 tot de Jachtlaan, Zutphensestraat tot Ring, de Kayersdijk, Kanaal Noord/Oost
Veluweweg.
- het invloedsgebied van Bevi-inrichtingen,
- de inventarisatieafstand van buisleidingen.
Opgemerkt wordt dat een eenvoudige groepsrisicoverantwoording zich beperkt tot de
verantwoording c.q. beschouwing van de rampenbestrijding en de zelfredzaamheid (zie 5 en 6
onder figuur 3.2).
2) Verantwoording groepsrisico (m.u.v. uitwerken alternatieven en maatregelen) is nodig
Indien conform “Scenario 3” een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is
maar er sprake is van een situatie waarbij er in het kader van de rampenbestrijding geen
knelpunten zijn zullen de verplichte onderdelen 7 en 8 (zie figuur 3.2) niet bij de verantwoording
worden meegenomen.
3) Uitgebreide verantwoording groepsrisico is nodig
Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is nodig als er sprake is van significante
wijziging van het groepsrisico. Hiervan is sprake als:
a) het groepsrisiconiveau hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde;
of
b) de toename van het groepsrisico ten opzichte van de nulsituatie meer bedraagt dan 10% van
de oriëntatiewaarde.
Bij de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico worden in het besluit alle verplichte
onderdelen (zie figuur 3.2) meegenomen. Tevens zal conform de systematiek van de Mal
Groepsrisico worden gewerkt.
4) Uitgebreide verantwoording groepsrisico + bestuurlijke procedure is nodig
Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico en een bestuurlijke procedure zijn nodig als
er sprake is van een toename van het groepsrisico waarbij het groepsrisico de gemeentelijke
grenswaarde van 1 * de oriëntatiewaarde voor landelijk, wonen- en gemengd gebied en 3 * de
oriëntatiewaarde voor bedrijventerreinen overschrijdt.
Bij de uitgebreide verantwoording van het groepsrisico worden in het besluit alle verplichte
onderdelen (zie figuur 3.2) meegenomen. Tevens zal conform de systematiek van de Mal
Groepsrisico worden gewerkt.
Opgemerkt wordt dat dit scenario zijn grondslag vindt in artikel 4:84 van de Algemene wet
bestuursrecht. Op grond van dit artikel dient het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel te
handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens
bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 17
doelen. Indien vanwege bijzondere omstandigheden de gemeentelijke grenswaarde voor het GR
wordt overschreden zal de verantwoording van het groepsrisico ter goedkeuring en vaststelling in
een separate nota aan achtereenvolgens het college en de gemeenteraad worden aangeboden.
Overzicht onderdelen GR-verantwoording per scenario gemeente Apeldoorn
Scenario’s GR-
verantwoording
Onderdelen GR verantwoording
1 2 3 4
1 Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting:
• functie-indeling
• gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie)
• verblijfsduurcorrecties
• verschil tussen bestaande en nieuwe situatie
v v v v
2 De omvang van het groepsrisico:
• de omvang voor het van kracht worden van het besluit
• de omvang na het van kracht worden van het besluit
• de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit
• de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriëntatiewaarde
v v v v
3 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) v v
4 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in het ruimtelijke besluit v v
5 De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
• pro-actie
• preventie
• preparatie
• repressie/zelfredzaamheid
v v v v
6 De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting
bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen. v v v v
7 De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met
een lager groepsrisico. v v v
8 De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in de nabije toekomst. v v v
9 De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden in geval van
het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het
groepsrisico van het betrokken gebied.
v v v
10 Bestuurlijke procedure (goedkeuring en vaststelling door achtereenvolgens b&w
en de gemeenteraad) v
Figuur 3.3: Overzicht onderdelen verantwoording GR per scenario
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 18
3.11. Effectbenadering
Risicobronnen die voldoen aan de eisen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kunnen bij
een calamiteit wel schadelijke en dodelijke of levensbedreigende effecten voor de mens veroorzaken.
In dergelijke gevallen dienen deze te verwachten effecten ook in de beoordeling te worden betrokken.
Vanuit het oogpunt van pro-actie, preventie en preparatie dient te worden gekeken naar de
mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van effecten. Nieuwe en bestaande situaties Bij het vaststellen van bestemmingplannen, het verlenen van vrijstellingen en vergunningen en bij het houden van toezicht wordt specifiek aandacht gegeven aan:
• De exacte locatie van risicobronnen in relatie tot de ruimtelijke ordening in de omgeving
(bestaande en geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten).
• Het treffen van bouwkundige maatregelen waarmee meer veiligheid geboden kan worden bij het
meest voorkomende scenario, dan wel een maximale spreiding van de personenaantallen wordt
bereikt. (bv bouwkundige voorzieningen zoals blinde muren, explosieveilig glas, afsluitbare
ventilatie, trapsgewijze bouw, zwaardere bouwmaterialen).
• De mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst
en politie).
• De mogelijkheden voor het treffen van aanvullende maatregelen en het verhogen van de
zelfredzaamheid.
• Eventuele mogelijke aanvullende maatregelen die op basis van de voortgang van de stand der
techniek kunnen worden opgelegd in de vergunning.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 19
4. Risicocommunicatie
De gemeente heeft ook een wettelijke verplichting om informatie te verstrekken. Dit wordt onder
andere gedaan door het verschaffen van informatie bij vergunningprocedures en
bestemmingsplanwijzigingen, en door mee te werken aan de openbare provinciale risicokaart en het
opstellen van milieu-veiligheidsbeleid.
In de deelplannen 3 en 4 van het Rampenplan van de gemeente Apeldoorn is de zogenaamde
crisiscommunicatie nader uitgewerkt. Naast de informatieverschaffing tijdens en na een ramp hebben
burgemeester en wethouders de wettelijke plicht hun inwoners te informeren over de rampen en
ongevallen die hun kunnen treffen (de zogenaamde risicocommunicatie). Deze verplichting ligt
verankerd in de Wet op de veiligheidsregio’s en is uitgewerkt in het Besluit veiligheidsregio’s.
Voor wat betreft de communicatie aan de burgers zal de gemeente Apeldoorn naast bekendmaking
van het externe veiligheidsbeleid, in algemene zin communiceren over de risico’s in de gemeente en
doorverwijzen naar de provinciale risicokaart.
In het eerste kwartaal van 2008 heeft de gemeente Apeldoorn in samenwerking met de
Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland en Provincie Gelderland een onderzoek naar de
risicobeleving onder een deel van de bevolking gehouden. Middels een vragenlijst is onderzoek
gedaan naar de mate van risicobeleving en de wijze waarop burgers geïnformeerd willen worden over
risico’s in hun omgeving. Met deze gegevens kan de voorlichting over risico’s beter afgestemd worden
op de informatiebehoefte.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat inwoners van Apeldoorn zich relatief veilig voelen.
Na criminaliteit zien zij het transport van gevaarlijke stoffen als grootste veiligheidsrisico.
Verkeersveiligheid, drinkwaterproblemen en LPG-tankstations staan ook in de top vijf van
waargenomen risico’s. Overigens bleek ook uit het onderzoek dat velen zich niet of nauwelijks
ongerust maken en redelijk zijn geïnformeerd over hoe te handelen bij rampen.
Met betrekking tot risicocommunicatie wordt verder opgemerkt dat in 2010 de nieuwe Wet
veiligheidsregio's van kracht is geworden. Deze wet heeft als doel een efficiënte en kwalitatief
hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg, de geneeskundige hulpverlening en de
rampenbestrijding en crisisbeheersing te realiseren onder regie van de besturen van de 25
veiligheidsregio's. Eén van de vernieuwingen die de wet introduceert, is het regionaal risicoprofiel.
Binnen zes maanden na invoering van de wet moeten de veiligheidsregio's over een risicoprofiel
beschikken, dat samen met alle relevante partners is opgesteld.
Het is van belang dat burgers zelfredzaam zijn en weten wat zij moeten doen bij een
calamiteit. Door de landelijke overheid worden regelmatig campagnes gevoerd om dit
aspect onder de aandacht te brengen zoals de campagne “Goed voorbereid zijn heb je
zelf in de hand”.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 20
Het regionaal risicoprofiel is een inventarisatie en analyse van de in de veiligheidsregio aanwezige
risico's, inclusief relevante risico's uit aangrenzende gebieden. De risico-inventarisatie omvat een
overzicht van de aanwezige risicovolle situaties en de soorten incidenten die zich daardoor kunnen
voordoen. In de risicoanalyse worden geïnventariseerde gegevens nader beoordeeld, vergeleken en
geïnterpreteerd. Het regionaal risicoprofiel is bedoeld om inzicht in de risico's te krijgen. Op basis van
dit inzicht kan het bestuur van de veiligheidsregio strategisch beleid voeren om de aanwezige risico's
te voorkomen en te beperken en om de crisisbeheersingsorganisatie op specifieke risico's voor te
bereiden. Ook biedt het een basis voor de risicocommunicatie naar de burgers. De ambities voor het
strategisch beleid worden door de veiligheidsregio vastgelegd in het regionaal beleidsplan. In dit
verband is door de Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland het project “Regionaal risicoprofiel”
opgestart. De gemeente Apeldoorn neemt actief deel aan dit project.
Naast communicatie met burgers is ook communicatie gewenst met professionele betrokkenen zoals
hulpdiensten, buurgemeenten en provincie. Ook dit zal in een communicatieplan of -beleid worden
vervat.
Het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft het Beleids- en
Uitvoeringsplan op 30 maart 2011 vastgesteld. Op 20 april 2011 is dit plan ter kennisname
aangeboden aan het college van de gemeente Apeldoorn. Het Beleids- en Uitvoeringsplan
risicocommunicatie Noord- en Oost-Gelderland vormt het startschot voor de verdere optimalisatie van
risicocommunicatie door gemeenten en de veiligheidsregio voor de periode van het najaar van 2010
tot en met eind 2015. Het plan geeft aan wat er op regionaal en lokaal niveau aan risicocommunicatie
gedaan moet worden. Tevens vormt het een raamwerk waarbinnen veiligheidsregio en gemeenten
nieuwe ontwikkelingen kunnen oppakken.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 21
5. Uitvoering
5.1. Van ambities naar acties
De in dit beleidsplan geformuleerde uitgangspunten en ambities kunnen alleen gerealiseerd worden
als de gemeente Apeldoorn haar taken op het gebied van milieu-veiligheid naar behoren uitvoert.
Om de gemeentelijke milieu-veiligheidstaken inzichtelijk te maken is in bijlage 1 de indeling in
incidentele taken en structurele taken weergegeven. Navolgend is aangegeven welke incidentele en
structurele taken te onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn. Daarnaast kan de
specifieke gemeentelijke situatie vragen om extra activiteiten. Jaarlijks zullen de in bijlage 1 vermelde
milieu-veiligheidtaken en de uitvoering van het gemeentelijk milieu-veiligheidsbeleid worden
geëvalueerd en zullen indien noodzakelijk eventueel extra activiteiten aanvullend in het
werkprogramma worden opgenomen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 22
Bijlage 1: Gemeentelijke taakstelling milieu-veiligheidsbeleid
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 23
Gemeentelijke taakstelling milieu-veiligheidsbeleid Om de gemeentelijke milieu-veiligheidstaken inzichtelijk te maken is de indeling in incidentele taken en structurele taken aangehouden. Navolgend is aangegeven welke incidentele en structurele taken te onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn. Daarnaast kan de specifieke gemeentelijke situatie vragen om extra activiteiten in het uitvoeringsprogramma. Incidentele externe veiligheidstaken De volgende incidentele wettelijke milieu-veiligheidstaken kunnen worden onderscheiden:
• Risicoinventarisatie Een wettelijk verplichte taak voorkomend uit het registratiebesluit. De inventarisatie is gericht op het vaststellen van de risicosituatie, het actueel houden van het inzicht hierin en het vullen van het risicoregister gevaarlijke stoffen, het RRGS.
• Opstellen saneringsplan Een wettelijk verplichte taak voortkomend uit het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (artikel 19) gevolgd door het uitvoering geven aan saneringen. Het saneringsplan richt zich op milieu-veiligheidsknelpunten qua plaatsgebonden risico.
• Uitvoeren saneringsplan termijnen Uitvoeren van het saneringsplan binnen wettelijke termijnen.
• Actualisering Wm-vergunningen Een wettelijk verplichte taak voortkomend uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 18) om eventuele overschrijdingen van grenswaarden (saneringssituaties) ongedaan te maken.
• Aanpassing bestemmingsplannen
Een wettelijk verplichte taak voortkomend uit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi)
artikel 18 om eventuele overschrijdingen van grenswaarden (saneringssituaties) ongedaan te
maken voor zover het gaat om geprojecteerde bestemmingen die bij realisatie een
saneringssituatie kunnen veroorzaken.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 24
De volgende incidentele niet-wettelijke externe veiligheidstaken kunnen worden onderscheiden:
• Opstelling milieu-veiligheidsbeleid Milieu-veiligheidsbeleid bestaat uit een visie met een daaraan gekoppeld uitvoeringsprogramma. In een milieu-veiligheidsvisie wordt de omgang door de gemeente met de milieu-veiligheidsproblematiek verwoord. Componenten zijn een ruimtelijk kaartbeeld met gemeentelijke ontwikkelingsrichtingen, beleidsuitspraken over de mate van risico’s die de gemeente (niet) wil lopen en uitspraken over de wijze waarop de gemeente (al dan niet in samenwerking met andere partijen) de risicosituatie in de gemeente wil beheersen (wijze van handhaving, toestand repressie-apparaat, gemeentelijke organisatie, etc.) Het beleid dient uiteindelijk door de gemeenteraad te worden vastgesteld.
• Presentatie milieu-veiligheidsbeleid (intern en extern) Beleid kan alleen worden gedragen en uitgevoerd als alle interne en externe betrokkenen zijn geïnformeerd over aanleiding en inhoud (uitgangspunten, ambities, uitvoering).
• Aanpassing handhavingsregime (Milieu, RO, bouw en gebruik) Op basis van een indeling van het inrichtingenbestand van de gemeente naar relevantie vanuit de milieu-veiligheidsoptiek zijn eventueel de bezoekfrequenties aan bedrijven aan te passen en/of bedrijfsspecifieke handhavingsplannen aan te passen.
• Opstellen en aanpassen werkinstructies/procedures Voor die afdelingen die taken uitvoeren in verband met milieu-veiligheid moeten de werkwijze, samenwerking en afstemming helder zijn. Milieu-veiligheidstaken en informatie-uitwisseling worden vastgelegd in werkinstructies en procedures.
Naast deze bovenvermelde punten kunnen er incidentele activiteiten nodig zijn, die het gevolg zijn van de specifieke situatie dan wel ambities per gemeente. Hieronder valt bijvoorbeeld het proactief aanpassen van bestemmingsplannen om uitvoering te geven aan het milieu-veiligheidsbeleid en om toekomstige knel- en aandachtspunten te voorkomen. Deze acties dienen aan de bovenstaande lijst te worden toegevoegd. Structurele milieu-veiligheidstaken De volgende structurele milieu-veiligheidstaken zijn aan de orde. De taken worden direct gepresenteerd in de context van de structurele gemeentelijke taken.
• Evalueren en aanpassen uitvoeringsprogramma en beleid Elk jaar worden de doelstellingen beoordeeld op status en voortgang. Mede op basis daarvan wordt het uitvoeringsprogramma aangepast, met een normaliter wat lagere frequentie dient ook het beleid herzien te worden.
• Communicatie over risico’s Vanuit wettelijke voorschriften en beleidsambities wordt gecommuniceerd met burgers en bedrijven (eventueel alleen in het invloedsgebied) over de aanwezige risico’s, de getroffen maatregelen en de acties die van hen worden verwacht bij een calamiteit (hoe worden ze gewaarschuwd, welke actie is nodig vluchten/ schuilen, welke vluchtweg moet worden genomen, etcetera). Met andere woorden: bieden van een handelingsperspectief en bevorderen zelfredzaamheid.
• Kennisvergaring en kennisoverdracht t.b.v. milieu-veiligheidstaken Structureel werken aan een goed milieu-veiligheidskennisniveau van betrokken afdelingen alsmede elkaar op structurele basis informeren over taakgerichte milieu-veiligheidsinformatie.
• Toepassen milieu-veiligheidsbeleid bij RO procedures In geval van o.a. vrijstellingen, bestemmingsplannen, bouwvergunningen (controleren in hoeverre een splitsing moet worden aangebracht tussen RO en bouwprocedures (o.a. binnenplanse vrijstellingen) toetsen aan uitgangspunten en ambities EV-beleid). Toepassing verantwoordingsplicht groepsrisico. Opnemen milieu-veiligheidsparagraaf in bestemmingsplannen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel D: de nota in de praktijk 25
• Toepassen milieu veiligheidsbeleid bij milieuvergunningen In geval van o.a. oprichting-, verander- en revisievergunningen toetsen aan uitgangspunten en ambities milieu-veiligheidsbeleid. Toepassing verantwoordingsplicht groepsrisico.
• Toepassing milieu-veiligheidsbeleid in kader rampenbestrijding Door het opstellen en actueel houden van adequate rampbestrijdingsplannen, aanvalsplannen,
bereikbaarheidkaarten en een rampenplan kunnen hulpverleningsdiensten en gemeentelijke diensten zich optimaal voorbereiden op de inzet bij een calamiteit. De bij een calamiteit te verwachten effecten en benodigde inzet kunnen worden bepaald op basis van de uitgangspunten die zijn gehanteerd in het milieu-veiligheidsbeleidsplan. Uitrustingsniveau repressie dient afdoende te zijn. Ook het verlenen van gebruiksvergunningen is een ‘preventief instrument’.
• Controle bij milieu-veiligheidsrelevante inrichtingen Er vindt een periodieke (frequenties vaststellen) controle plaats waarbij o.a. wordt gecontroleerd
op de uitgangspunten die de milieu-veiligheidscontouren bepalen en de mate van naleefgedrag door de inrichting. Indien een beoordeling van het inrichtingenbestand heeft geleid tot een aangepast handhavingsregime met betrekking tot milieu-veiligheidsrelevante inrichtingen, dient dit regime te worden ingevoerd en structureel te worden opgevolgd.
• Controle bij milieu-veiligheidsrelevante (beperkt) kwetsbare objecten Er vindt minimaal een periodieke (frequenties vaststellen) controle plaats waarbij wordt
gecontroleerd op het feitelijke gebruik van het object en de gevolgen voor de status van het object. Eventuele veranderingen registreren.
Naast deze bovenvermelde punten kunnen er structurele activiteiten nodig zijn, die het gevolg zijn
van de specifieke situatie dan wel ambities per gemeente. Deze dienen aan de bovenstaande lijst te worden toegevoerd.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risicoinventarisatie
1 Inleiding
1.1 Opzet van de nota
De nota milieu-veiligheid bestaat uit vier delen, zie figuur 1.1. In deel C wordt een beschrijving
gegeven van de huidige situatie, het risicoprofiel van de gemeente Apeldoorn, het ruimtelijke
ontwikkelingsperspectief en de organisatie van de uitvoering van de milieu-veiligheidstaken.
Deel A van de nota milieu-veiligheid is het hoofddocument en bevat een korte beschrijving van de
huidige situatie (samenvatting uit deel C), de ambities voor milieu-veiligheid (samenvatting uit deel D)
en de belangrijkste acties (samenvatting uit deel D). De relevante onderdelen uit dit deel C zijn in deel
A overgenomen en hebben richting gegeven aan de ambities.
In deel B wordt uitleg gegeven over de begrippen die in het kader van milieu-veiligheid worden
gebruikt. Ten slotte zijn in deel D de ambities voor milieu-veiligheid en de planologische kaders
beschreven.
Figuur 1.1: Indeling nota milieu-veiligheid
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel A: De visie
Deel B: Wat is externe veiligheid?
Deel C: Risico-inventarisatie
Deel D: De nota in de praktijk Richtlijnen voor de organisatie
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 1
1.2 De nota milieu-veiligheid
Bij milieu-veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan
en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle
inrichtingen als langs transportassen en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen
worden vervoerd.
Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting
van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt.
Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar
en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.
Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden
dienen continu afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en de kosten. Hierbij
gaat het ondermeer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en
rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende
taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader
noodzakelijk, waarin het milieu-veiligheidsbeleid voorziet.
1.3 Opzet deel C
Voor het formuleren van passende gebiedsgerichte externe veiligheidsuitgangspunten en -ambities is
het een voorwaarde om inzicht te hebben in de huidige situatie ten aanzien van:
• Aanwezige risicobronnen – welke risicovolle inrichtingen, transportassen en buisleidingen
bevinden zich op het grondgebied van de gemeente en met welke risicocontouren,
invloedsgebieden dan wel effectafstanden wordt daarbij gerekend? Wat is de relatie tot (beperkt)
kwetsbare objecten? Dit wordt behandeld in de hoofdstuk 2. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving
van de binnen de gemeente Apeldoorn aanwezige risicobronnen en een toetsing van deze
bronnen aan de vigerende normen.
• Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief – wat is de huidige ligging van diverse gebieden in de
gemeente (wonen, werken, recreëren, etcetera) en wat zijn de toekomstige ruimtelijke
ontwikkelingen voor deze gebieden? Zijn er milieu-veiligheidsknelpunten dan wel
aandachtspunten vanuit deze ontwikkelingen in bijvoorbeeld grensgebieden tussen wonen en
werken of in ongewenste bestemmingen in afzonderlijke gebieden? Dit wordt in hoofdstuk 3
behandeld.
• Gebiedstyperingen – op basis van de beschrijving en ligging van de risicobronnen,
bedrijventerreinen, woongebieden, etc. is vanuit het perspectief van milieu-veiligheid een indeling
te maken in gebieden waarvoor het wenselijk is om een verschillend veiligheidsniveau na te
streven. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van gebiedstyperingen in de
VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering 2009. Dit is vooral in het belang van een goede
aansluiting met het ruimtelijk beleid (de bestemmingsplannen en sinds 2010 de
Omgevingsvergunning). Dit wordt in hoofdstuk 3 behandeld.
• Milieu-veiligheid taakuitvoering en werkprocessen – hoe is het gesteld met het huidige
kennisniveau, de uitvoering en borging van milieu-veiligheidstaken, alsmede de interne en externe
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 2
afstemming en samenwerking door en tussen de verschillende gemeentelijke afdelingen? Dit komt
in hoofdstuk 4 aan de orde.
1.4 Integrale afweging
In de nota milieu-veiligheid worden vier domeinen toegepast waardoor een integrale afweging
mogelijk is. Het gaat daarbij om de domeinen ‘risicobronnen’, ‘fysieke omgeving’, ‘beheersbaarheid’
(hulpverlening, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid, risicocommunicatie) en 'organisatie'.
Milieu-veiligheid krijgt goed inhoud als genoemde domeinen goed op elkaar zijn afgestemd.
Figuur 1.2: De integrale afweging van milieu-veiligheid
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 3
2 Risicobronnen gemeente Apeldoorn
2.1 Algemene uitgangspunten inventarisatie/analyses
Binnen de gemeente Apeldoorn heeft een inventarisatie plaatsgevonden van risicovolle inrichtingen
die zijn aangewezen in het Registratiebesluit. Daarbij is speciale aandacht geschonken aan de
inrichtingen die zijn aangewezen door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (in de rest van dit deel
Bevi-inrichtingen genoemd). Onderstaand worden deze risicobronnen voor de gemeente Apeldoorn
beschreven. In bijlage 1 zijn in een tabel de detailgegevens per risicobron opgenomen. De situering
van de risicobronnen is terug te vinden op www.risicokaart.nl. Doordat ook vervoer van gevaarlijke
stoffen plaatsvindt over weg, spoor en door buisleidingen kunnen ook deze transportassen ook gezien
worden als (lijn)bronnen met risico's.
Voor de inventarisatie van stationaire risicobronnen is in eerste instantie gebruik gemaakt van de
provinciale risicokaart. Vervolgens is gebruik gemaakt van de gemeentelijke database ter verificatie
van de gegevens. De volgende categorieën uit de databases zijn geanalyseerd:
� Bevi inrichtingen (zoals BRZO1, ammoniakkoelinstallaties, LPG-tankstations, opslagen voor
gevaarlijke stoffen, propaantanks met een inhoud > 13.000 liter);
� Vuurwerkbedrijven met een opslagcapaciteit > 10.000 kg vuurwerk;
� Propaantanks met een inhoud > 3.000 liter en kleinen dan 13.000 liter;
� Munitieopslagen (defensie inrichtingen);
� Opslag munitie civiel gebruik.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen heeft betrekking op een aantal nader omschreven
inrichtingen zoals op BRZO-bedrijven, LPG-tankstations, bedrijven met een ammoniak koelinstallatie >
1.500 kg ammoniak, bedrijven met een opslag voor gevaarlijke stoffen van meer dan 10.000 kg
(zogenaamde PGS 15 bedrijven). Door middel van een ministeriële aanwijzing kunnen in de toekomst
ook andere categorieën van bedrijven onder de werkingssfeer van het Bevi gebracht worden.
Deze categorieën bedrijven zullen zich waarschijnlijk bevinden tussen de risicokaartbedrijven2.
2.2 Stationaire bronnen en inrichtingen
2.2.1 Risicobronnen
De gemeente Apeldoorn kent voor wat betreft het Bevi 26 risicobronnen. Het betreft de volgende
categorieën:
• 1 BRZO bedrijf;
• 2 inrichtingen met een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van meer dan 1.500 kg ammoniak;
• 5 inrichtingen met een opslag van meer dan 10.000 kg gevaarlijke stoffen in één ruimte;
• 17 LPG-tankstations;
• 1 propaantank met een inhoud van meer dan 13 m3.
1 BRZO bedrijven zijn bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen.
Het BRZO stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Dergelijke bedrijven dienen onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem beschikken.
2 Risicokaartbedrijven zijn bedrijven die zijn aangewezen op basis van de Regeling provinciale risicokaart. Hierin staat een lijst
met categorieën van bedrijven die in principe een externe veiligheidsrisico zouden kunnen veroorzaken. Voor elke categorie is een drempel opgenomen, bijvoorbeeld een minimale aanwezigheid van een hoeveelheid van een bepaalde gevaarlijke stof, die bepaalt of een bedrijf wel of niet risicovol is. Deze bedrijven dienen opgenomen te worden in een landelijk register, het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS).
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 4
Het merendeel van de risicobedrijven bevindt zich verspreid over het grondgebied van de gemeente
en is dus niet specifiek te herleiden tot één of meer industriegebieden. In Apeldoorn is geen
spoorwegemplacement met relevante milieu-veiligheidsaspecten. Het Station Apeldoorn is een
doorgaand spoor, er wordt niet gerangeerd met (gevaarlijke) goederen.
Bij de risicobronnen die vermeld zijn als risicokaartbedrijf gaat het naast de Bevi bedrijven bij de
gemeente Apeldoorn om de volgende objecten:
• 40 propaantanks met een inhoud van meer dan 3 m3, maar kleiner dan 13 m
3;
• 8 gasdrukmeet- en regelstations;
• 2 bedrijven met een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van minder dan 1.500 kg ammoniak;
• 2 bedrijven met een opslag van meer dan 10 ton aan gevaarlijke stoffen;
• 2 munitieopslagen;
• 1 vuurwerkopslag- en verkooppunt met meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
• 1 opslag van gasflessen met een totale inhoud van meer dan 10.000 liter;
• 1 opslag van brandbare stoffen op een oppervlakte van meer dan 1.000m2.
In figuur 2.1 wordt globaal de ligging van de diverse risicobedrijven in de gemeente Apeldoorn
weergegeven. In bijlage 1 wordt een overzicht gegeven van de risicobronnen in de gemeente
Apeldoorn.
Figuur 2.1 Overzicht risicobronnen (bron provinciale risicokaart).
Bij de risicobronnen die vermeld zijn als risicokaartbedrijf (en niet onder het Bevi vallen) gaat het
veelal om niet-vergunningsplichtige objecten die geen contour hebben voor het plaatsgebonden risico
die tot buiten de inrichtingsgrens reikt. Bij gasdrukmeet- en regelstations en propaantanks met een
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 5
inhoud kleiner dan 13 m3 kan wel sprake zijn van een risicocontour (afstandseis) tot buiten de
inrichtingsgrens. De houder van deze objecten is gehouden aan de bepalingen zoals opgenomen in
het Activiteitenbesluit. Dit houdt in dat afstand gehouden moet worden tot bestaande (beperkt)
kwetsbare objecten. Uiteraard zal het bevoegd gezag in het kader van een goede ruimtelijke ordening
in ruimtelijke plannen altijd rekening moeten houden met deze risicocontouren c.q. afstandseisen,
maar dat is niet verplicht gesteld op basis van het Bevi.
2.2.2 Toetsing plaatsgebonden risico
Knelpunten plaatsgebonden risico feitelijke situatie
Binnen de 10-6
contouren van de risicobedrijven zijn geen kwetsbare objecten gelegen.
Knelpunten plaatsgebonden risico geprojecteerde situatie
Een aantal bestemmingsplannen van Apeldoorn biedt de mogelijkheid om kwetsbare bestemmingen
waaronder woningen dan wel grote kantoorpanden met een oppervlak van > 1.500 m2 te ontwikkelen
binnen de contour van het plaatsgebonden risico. Dit is in strijd met de minimale wettelijke verplichting
en levert dus momenteel een knelpunt. Dit is bij de volgende situaties van toepassing:
� LPG-tankstation Wieringa Europalaan 154 te Apeldoorn;
� LPG-tankstation Shell Kanaal Noord 360 te Apeldoorn.
Voorzien wordt dat op korte termijn de risicoafstanden voor LPG-tankstations zullen worden
aangepast. In 2005 heeft Vrom een convenant afgesloten met de branchevereniging LPG autogas
(VVG). Hierin is afgesproken dat vóór 31 december 2010 maatregelen zijn geïmplementeerd om de
risico’s van het beleveren van LPG-tankstations met een LPG-tankwagen te reduceren. Het ging
hierbij om een tweetal maatregelen:
- gebruik van een verbeterde losslang;
- gebruik van een hittewerende coating op de LPG-tankwagen.
De verbeterde losslang is inmiddels geïmplementeerd. Het gebruik van de hittewerende coating is
getest en akkoord bevonden. Op het moment dat de afgesproken maatregelen zijn geïmplementeerd
en de wet- en regelgeving is aangepast gelden er kleinere risicoafstanden. De bestemmingsplannen
van gemeente Apeldoorn staan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe binnen de nieuwe
risicocontouren. Aanpassen van de huidige bestemmingsplannen wordt derhalve niet zinvol geacht.
2.2.3 Toetsing groepsrisico
Aandachtspunten groepsrisico feitelijke situatie
Ten aanzien van het groepsrisico doen zich 2 aandachtspunten voor.
Binnen de gemeente Apeldoorn bestaan 2 geprojecteerde situaties waar het mogelijk is om op basis van de vigerende bouwmogelijkheden kwetsbare objecten te realiseren binnen een plaatsgebonden risicocontour. Deze (geprojecteerde) knelpunten zijn opgelost op het moment dat de afgesproken maatregelen uit het convenant LPG-autogas zijn gecodificeerd in de wet- en regelgeving.
Binnen de gemeente Apeldoorn bestaan géén knelpunten waarbij binnen de contour van het plaatsgebonden risico (PR) een kwetsbaar object is gelegen.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 6
Het gaat hier om situaties waarbij de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden of
waarbij de oriëntatiewaarde wordt benaderd op het moment dat zich binnen het invloedsgebied van de
risicobronnen nieuwbouw wordt gerealiseerd. Er ligt daarbij een zware verantwoordelijkheid bij de
gemeente in het kader van de verantwoording van het groepsrisico. Het gaat om de volgende
inrichtingen:
� LPG-tankstation van Kampen Methusalemlaan 59 te Ugchelen;
� LPG-tankstation de Witte Ugchelseweg 201 te Ugchelen.
Beide situaties zijn op dit moment beheersbaar gemaakt door de doorzet van LPG te beperken en
venstertijden op te leggen waarbinnen LPG mag worden gelost.
Aandachtspunten groepsrisico geprojecteerde situatie
Daarnaast doen zich bij 6 inrichtingen groepsrisico-aandachtspunten voor ten aanzien van de
geprojecteerde situatie. In dergelijke gevallen bestaan er op grond van geldende
bestemmingsplannen bouwmogelijkheden binnen het invloedsgebied voor nieuwe woningen of
objecten waar hoge personendichtheden kunnen voorkomen, zoals kantoorgebouwen.
Het gaat om de volgende inrichtingen:
� LPG-tankstation de Witte Ugchelseweg 201 te Ugchelen;
� LPG-tankstation Wierenga Europaweg 154;
� LPG-tankstation Shell Lange Amerikaweg 66;
� LPG-tankstation Shell Kanaal Noord 360.3
� LPG-tankstation Shell Laan van de Mensenrechten 555;
� LPG-tankstation Shell Zutphensestraat 74.
Al deze situaties hebben betrekking op LPG-tankstations. Door het toepassen van een hittewerende
coating op de LPG-tankwagen, zoals afgesproken in het convenant LPG-autogas, die op korte termijn
wettelijk verplicht zullen worden gesteld, zal voor al deze situaties gelden dat de aandachtspunten ten
aanzien van de hoogte van het groepsrisico zullen worden weggenomen.
2.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Binnen de gemeente Apeldoorn kan doorgaand transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden over de volgende provinciale wegen en Rijkswegen te weten:
�
3 Nabij dit tankstation is een kinderdagverblijf gelegen met maximaal 60 kleine kinderen. Door de aanwezigheid van een
dergelijk grote groep kinderen wordt de veiligheidssituatie rond dit tankstation door de gemeente in samenspraak met de
hulpdiensten als onverantwoord bevonden. Met Shell zijn reeds afspraken gemaakt dat binnen afzienbare tijd (2011)
venstertijden zullen worden opgelegd, waarmee dit knelpunt wordt opgelost.
Binnen de gemeente Apeldoorn bevinden zich 7 LPG-tankstations waar ten aanzien van de personendichtheid in het invloedsgebied in de huidige en/of geprojecteerde situatie een aandachtspunt bestaat. Deze aandachtspunten zijn opgelost wanneer:
1. de afgesproken maatregelen uit het convenant LPG-autogas gecodificeerd zijn in de wet- en regelgeving;
2. de venstertijden voor het lossen van LPG bij het LPG-tankstation Kanaal Noord 360 in werking treden.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 7
• N302 - Harderwijkerweg;
• N304 - Europaweg;
• N310 - Elspeterweg;
• N344 - Deventerstraat/Amersfoortseweg;
• N345 - Zutphensestraat;
• N786 - Beekbergerweg/Loenseweg;
• N788 - Arnhemseweg;
• N789 - Hoofdweg;
• N793 - Oostveluweweg;
• Rijksweg A1 en de A50. De gemeente Apeldoorn kent geen routering voor het transport van gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen mogen in Apeldoorn in principe ook over andere wegen worden vervoerd, echter alleen voor de lokale bevoorrading van bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen. In het geval het gaat om bebouwde omgeving verbiedt de regelgeving inzake het transport van gevaarlijke stoffen het om gevaarlijke stoffen door de bebouwde kom te vervoeren indien er een alternatieve route voorhanden is die niet door de bebouwde omgeving voert. Bedrijven die structureel transport van gevaarlijke stoffen in tankwagens nodig hebben voor de bedrijfsvoering zijn:
� tankstations; � MSD/Organon, Vlijtseweg
4;
� Loparex, Laan van Westenenk; � Breustedt, Curaçao.
De risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg binnen Apeldoorn zijn geïnventariseerd en vertaald in de consequenties voor de ruimtelijke planvorming. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in de notitie ‘Uitvoeringsnotitie Verantwoording Groepsrisico’, (december 2009, project 24432). Deze notitie is bij besluit van 23 april 2010 door de raad vastgesteld. Onderstaande tabel is afkomstig uit de uitvoeringsnotitie en geeft inzicht in de risico’s van het transport van gevaarlijke stoffen over de wegen binnen Apeldoorn.
Risicobron
Plaatsgebonden
risico
PR 10-6
Plasbrand
Aandachts
Gebied (PAG)
Verantwoording
Groepsrisico Opmerking
Weg: Rijkswegen
A1
Veiligheidszone : 15 m,
wegvak G2 A1: Knp
Beekbergen - afrit 23
(Deventer)
30 meter Binnen 200 meter
verantwoording Bijna altijd maatwerk
A50
Veiligheidszone : 11 m,
wegvak G4 A50: Knp
Beekbergen - Knp
Waterberg
30 meter Binnen 200 meter
verantwoording Bijna altijd maatwerk
4 De activiteiten van MSD/Organon aan de Vlijtseweg zullen medio 2011 worden beëindigd.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 8
Weg: Binnen en buiten de bebouwde kom
• Europaweg vanaf
de A1 tot de
Jachtlaan
• Zutphensestraat tot Ring
• Kayersdijk
• Kanaal Noord/ Oost Veluweweg
Niet aanwezig Nee
Binnen 200 meter
verantwoording;
Personendichtheid beneden
140 pers/ha en geen
bebouwing binnen 10 meter
dan geen overschrijding
oriëntatiewaarde
Toegangswegen naar centrum
waarover relatief intensief
transport plaatsvindt
Overige wegen
(inclusief N-wegen of
provinciale wegen)
Niet aanwezig Nee
Geen verantwoording
groepsrisico
noodzakelijk.
Transporthoeveelheden laag,
uitsluitend toelevering
bedrijven
Binnen de gemeente Apeldoorn bevinden zich geen wegen met een PR 10
-6 contour buiten de
rijbanen. De oriëntatiewaarde(n) voor het groepsrisico wordt nergens overschreden en is nergens binnen de gemeente een mogelijk knelpunt (maximaal 0,3 * oriëntatiewaarde). De Uitvoeringsnotitie Verantwoording Groepsrisico maakt het voor de afdeling Milieu van de dienst Openbare Werken mogelijk om voor veel planlocaties een verkorte procedure te hanteren in de verantwoording van het groepsrisico. De notitie biedt voor veel planlocaties een onderbouwing voor een dergelijke verkorte procedure. Separaat rekenkundig onderzoek per planlocatie is hiermee niet langer noodzakelijk alsmede een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico. Voor planlocaties langs de 4 uitvalsroutes naar de rijkswegen toe blijft een volledige procedure voor het maken van een groepsrisicoverantwoording noodzakelijk. Dit in verband met de aard van de gevaarlijke stoffen en de transportintensiteit over deze trajecten.
Voor gemeente Apeldoorn geldt dat een eventueel Plasbrandaandachtsgebied niet zal leiden tot een
probleemsituatie. Slechts ter plaatse van de onderdoorgang onder de A1 bij de Hoenderloseweg
bevindt zich een bestaande woning binnen de 30 meter vanaf de A1. Er bevinden zich geen nieuwe
bouwmogelijkheden binnen een zone van 30 meter vanaf de A1 en de A50.
2.4 Vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor
Om een beeld te krijgen van de situatie in Apeldoorn voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke
stoffen over het spoor volgen hier wat cijfers. Achtereenvolgens zijn de gerealiseerde transporten over
de jaren 2005 – 2009 de geactualiseerde prognosecijfers van ProRail voor 2020 (concept, afgegeven
in 2007) en de transportcijfers zoals die in het basisnet zullen worden vastgesteld in tabel 2
weergegeven. Het betreft hier het doorgaande spoor Deventer-Apeldoorn-Amersfoort. Op het traject
Apeldoorn-Zutphen alsmede de VAM spoorlijn Apeldoorn-Beekbergen-Lieren vindt geen transport van
gevaarlijke stoffen plaats.
De provinciale- en rijkswegen binnen de gemeente Apeldoorn hebben geen PR- contour; er zijn geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde of mogelijke toekomstige knelpunten rond de rijks- en provinciale wegen.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 9
Tabel 2: Transportgegevens gevaarlijke stoffen doorgaande spoor Deventer- Apeldoorn-Amersfoort
(aantallen in wagons weergegeven)
Realisatiecijfers Basisnet*
Prognose**
Stofcategorie Voorbeeldstof 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2020
A (brandbaar gas) LPG 550 1200 1800 1900 300 10 2060
B2 (giftig gas) Ammoniak 0 50 40 0 0 0 0
B3 (zeer giftig gas) Chloor 750 250 38 50 50 0 200
C3 (zeer brandbare
vloeistof)
Benzine 550 1250 900 50 150 350 300
D3 (giftige vloeistof) Acrylnitril 200 800 900 0 0 0 0
D4 (zeer giftige
vloeistof)
Fluorwaterstof 100 100 100 20 40 0 0
* cijfers zoals vastgesteld op 8 juli 2010. ** concept prognosecijfers opgesteld in 2007 door Prorail.
De gerealiseerde transporten over de periode 2005 – 2009 laten een piek zien in het transport van
LPG in de jaren 2006 tot en met 2008 met daarna een scherpe daling. Dit heeft te maken met de in-
gebruikname van de Betuwelijn. Momenteel zijn de afspraken zo gemaakt dat in het basisnet vrijwel al
het vervoer van gevaarlijke stoffen door Apeldoorn zal komen te vervallen. Echter, duidelijk is dat de
combinatie van een wagon met brandbare vloeistof en een LPG-wagon naast elkaar niet meer zal
plaatsvinden. Dit brengt met zich mee dat het scenario van een BLEVE (vuurbal; hetgeen plaats vond
in Viareggio in Italië in 2009) sterk wordt beperkt (BLEVE vrij rijden). De chloortransporten zullen
slechts nog incidenteel plaatsvinden.
Incidenteel chloortransport
In 2002 sloten de Nederlandse rijksoverheid en chloorproducent Akzo Nobel een overeenkomst ter
beëindiging van grootschalige chloortransporten door Nederland in 2006. Deze overeenkomst is
uniek: geen enkel ander land ter wereld heeft het chloortransport uitgebannen. De rijksoverheid en
Akzo Nobel zijn in het ‘Convenant Akzo Chloortransport’ overeengekomen dat het incidenteel
transport van chloor nog wel plaats kan vinden met inachtneming van het chloorregime.
De rijksoverheid staat incidenteel chloortransport per spoor toe tot 10.000 ton op jaarbasis.
Het incidenteel transport van chloor per spoor vindt plaats om voorziene (groot onderhoud van de
bedrijven van Akzo Nobel in het Botlekgebied) en onvoorziene vermindering en uitval van de lokale
productie op te vangen.
Door de incidentele aard van het transport, het beperkte aantal transporten en de getroffen
veiligheidsmaatregelen tijdens het transport vormt een calamiteit met chloortransport geen
maatgevend scenario bij de beoordeling van de externe veiligheidsrisico’s van transport van
gevaarlijke stoffen per spoor. De kans op een calamiteit met chloortransport is nihil, daarmee is niet
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 10
gezegd dat een calamiteit met chloortransport voor de gemeente een rampscenario is dat in het kader
van de rampbestrijding geen aandacht heeft. Op het moment dat zich een incident op het spoor met
een chloor-ketelwagen voordoet is het namelijk wel zeer waarschijnlijk dat zich een calamiteit
voordoet met een grote impact. In het regionaal risicoprofiel komt het scenario daarom ook duidelijk
naar voren.
Voor de prognosecijfers uit 2007 voor 2020 was ProRail uitgegaan van realisatie van de tweede
Maasvlakte, toegenomen marktverwachtingen, toegenomen flexibiliteit in herkomst en bestemming en
transitoverkeer. Onderhandelingen met de (toenmalige) minister van V&W hebben ertoe geleid dat de
afwikkeling van deze transportstromen zich meer concentreert op de Betuwelijn.
Het ministerie van I&M heeft vooralsnog aangegeven dat bij het bepalen van de transportrisico’s
uitgegaan moet worden van de prognosecijfers van ProRail. Echter gezien de grote verschillen tussen
de prognosecijfers van 2007 en de Basisnetcijfers is het niet reëel om de ruimtelijke plannen geheel
anders in te gaan richten. In de verantwoording van het groepsrisico is ruimte om reële toekomstige
maatregelen (vaststellen van het Basisnet) mee te nemen in de afwegingen voor het toepassen van
maatregelen. Concreet houdt dit in dat voor gemeente Apeldoorn de milieu-veiligheidsrisico’s rond het
spoor grotendeels komen te vervallen. Het is daarom niet nodig risicoreducerende maatregelen te
nemen voor nieuwe objecten rond het spoor.
De transportrisico’s van het spoor zijn doorgerekend en vastgelegd in de rapportage ‘Rapportage onderzoek Externe Veiligheid, Transport gevaarlijke stoffen door spoorzone Apeldoorn’ (november 2010). Uit deze rapportage komt naar voren dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risico 10
-6
per jaar langs de spoorzone. Daarnaast komt naar voren dat gerekend met de prognose cijfers van ProRail voor het jaar 2020 langs de gehele spoorzone sprake is van een sterke overschrijding van de oriëntatiewaarde. Bij het toepassen van de maatregel BLEVE-vrij rijden zal er geen sprake meer zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. De maatregel BLEVE-vrij rijden kan inmiddels gezien worden als zekere maatregel na het inwerkingtreden van het Basisnet spoor. Wanneer ook nog het aantal transporten sterk wordt gereduceerd zal transportrisico door gevaarlijke stoffen zeer beperkt zijn en geen belemmering meer opleveren voor ontwikkelingen langs het spoor. Het groepsrisico blijft in de gehele spoorzone onder 0,1 maal de oriëntatiewaarde.
2.5 Buisleidingen
Hogedruk aardgastransportleidingen
Binnen de gemeente bevindt zich een aantal hogedruk aardgastransportleidingen. Deze leidingen
lopen voornamelijk door het buitengebied. Daarnaast loopt er een defensieleiding voor transport van
brandbare vloeistof K1, K2, K3 door het grondgebied langs de zuidoostgrens van de gemeente.
De ligging van de buisleidingen binnen de gemeente Apeldoorn is hieronder in figuur 2.2 met rode
stippellijn weergegeven.
De milieu-veiligheidsrisico’s langs de spoorzone in Apeldoorn zijn op basis van de prognosecijfers van ProRail voor 2020 aanzienlijk. Echter wanneer het Basisnet spoor in de huidige vorm wordt vastgesteld is er geen sprake meer van een milieu-veiligheidsrisico.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 11
Figuur 2.2 buisleidingen binnen gemeente Apeldoorn
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen (bij bestaande leidingen) is PR 10-6
de grenswaarde.
De gemeente is verantwoordelijk voor overeenstemming met exploitant indien zij wil bouwen binnen
PR 10-6
. Bestaande afspraken en regelingen blijven wel gelden. Er dient een verantwoording van het
groepsrisico (GR) plaats te vinden, indien ontwikkelingen worden gepland binnen het invloedsgebied
van de buisleiding.
Op basis van de ligging van de aardgastransportleidingen is vastgesteld dat zich binnen de gemeente
Apeldoorn met betrekking tot het plaatsgebonden risico geen sprake is van een PR 10-6
per jaar.
Er doen zich derhalve geen knelpunten voor. Ook voor wat betreft het groepsrisico doen zich binnen
Apeldoorn geen situaties voor waarbij de oriëntatiewaarde wordt benaderd of wordt overschreden.
Defensiebuisleiding
De gegevens van de defensieleiding zijn op gevraagd bij de beheerder van de buisleiding; i.c. het
ministerie van Defensie. De gegevens zijn in onderstaande tabel weergegeven. Hieruit blijkt dat aan
weerszijden de defensieleiding een contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen van 12 meter.
Onderdeel Gegevens
Medium Jetfuel en Diesel
Diameter (mm) 219,1
Max. werkdruk, MAOP (bar) 80
Minimale aanlegdiepte 60 cm
Plaatsgebonden risico 10-6
per jaar 12 meter
Invloedsgebied Ca. 30 meter
Belemmerende strook 5 meter
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 12
Onderstaand figuur 2.3 geeft de defensiepijpleiding weer door het dorp Loenen. In rood zijn woningen
weergegeven die gelegen zijn binnen de 10-6
contour van de buisleiding. Hieruit volgt dat binnen de
plaatsgebonden risico contour meerdere kwetsbare objecten zijn gelegen. Derhalve doet zich hier een
knelpunt voor.
Figuur 2.3 Plaatsgebonden risicocontour defensiepijpleiding
Toelichting knelpunt defensiebuisleiding
Tot april 2010 was op de provinciale risicokaart door het ministerie van Defensie aangegeven dat door
de defensiepijpleiding louter K2 en K3 producten werden getransporteerd. Het transport van deze
stoffen leidt niet tot een contour voor het plaatsgebonden risico. Afzonderlijk van de contour voor het
plaatsgebonden risico dient rekening gehouden worden met een zakelijke rechtstrook van 5 meter in
verband met de veiligheid en bereikbaarheid van de buisleiding. Met deze zakelijke rechtstrook wordt
in de ruimtelijke planvorming rekening gehouden.
Het ministerie van Defensie heeft de gemeente Apeldoorn niet actief op de hoogte gesteld van de
gewijzigde situatie. Derhalve is tot voor kort de gewijzigde situatie niet opgemerkt door de gemeente
Apeldoorn.
Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient de exploitant van de buisleiding voor 1
januari 2014 bestaande knelpunten oplossen. Inmiddels heeft de gemeente Apeldoorn de Defensie
Pijpleiding Organisatie (DPO) verzocht het knelpunt op te lossen. DPO heeft in haar reactie
aangegeven zich bewust te zijn van dit knelpunt en zal in samenspraak met het ministerie van
Infrastructuur en Milieu komen met een voorstel.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 13
Aangetekend dient te worden dat in de praktijk geen of sporadisch gebruik wordt gemaakt van de
defensiebuisleiding voor het transport van vloeibare brandstoffen. Het gaat hier om de strikt juridische
mogelijkheid gebruik te kunnen maken van de buisleiding indien zich de omstandigheid voordoet dat
dit noodzakelijk mocht zijn.
2.6 Algemene conclusies
De gemeente Apeldoorn kan getypeerd worden als een relatief veilige gemeente met weinig
risicobronnen die een groot risico met zich meebrengen voor burgers of waarbij het waarschijnlijk is
dat een calamiteit zal leiden tot een grote mate van maatschappelijke ontwrichting.
Uit de voorgaande risicobeschouwing valt op te maken dat er een aantal, veelal juridische, knel- en
aandachtspunten bestaan, die opgelost dienen te worden.
De risicobeschouwing van de risicobronnen binnen gemeente Apeldoorn leidt tot de volgende
conclusies:
Plaatsgebonden risico
• Binnen de gemeente Apeldoorn bestaat één knelpunt waarbij binnen de contour van het
plaatsgebonden risico (PR) een kwetsbare objecten zijn gelegen. Het betreft hier de
defensiepijpleiding in het dorp Loenen. Het ministerie van Defensie dient dit knelpunt voor
1 januari 2014 op te lossen.
• Ten aanzien van het plaatsgebonden risico doen zich verder binnen de gemeente Apeldoorn
geen knelpunten voor.
• In de geprojecteerde situatie bestaan binnen de gemeente Apeldoorn enkele knelpunten,
waarbij vigerende bouwmogelijkheden het mogelijk maken kwetsbare objecten te realiseren
binnen de contouren van het plaatsgebonden risico (PR). Deze knelpunten zijn opgelost
wanneer de afgesproken maatregelen uit het convenant LPG-autogas gecodificeerd zijn in de
wet- en regelgeving.
Groepsrisico
• Binnen de gemeente Apeldoorn bevinden zich 7 LPG-tankstations waar ten aanzien van de
personendichtheid in het invloedsgebied in de huidige en/of geprojecteerde situatie een
aandachtspunt bestaat. Apeldoorn heeft met betrekking tot inrichtingen enkele
aandachtspunten ten aanzien van de personendichtheid in het invloedsgebied in de huidige
situatie en in de geprojecteerde situatie. Deze aandachtspunten zijn opgelost wanneer:
1. de afgesproken maatregelen uit het convenant LPG-autogas gecodificeerd zijn in de wet-
en regelgeving zijn geïmplementeerd;
2. wanneer de venstertijden voor het lossen van LPG bij het LPG-tankstation Kanaal Noord
360 in werking zijn getreden.
• De provinciale- en rijkswegen laten geen overschrijdingen van de oriëntatiewaarde zien.
Evenmin zijn er mogelijke toekomstige knelpunten rond de rijks- en provinciale wegen te
verwachten.
• De milieu-veiligheidsrisico’s langs de spoorzone in Apeldoorn zijn op basis van de
In de gemeente Apeldoorn bestaan geen knelpunten ten aanzien van de hogedrukaardgastransportleidingen. Met betrekking tot de defensiepijpleiding bestaat er een knelpunt in het dorp Loenen. Het ministerie van Defensie heeft de wettelijke taak om op basis van het Bevb voor 1 januari 2014 dit knelpunt op te lossen.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 14
prognosecijfers van ProRail voor 2020 aanzienlijk. Echter wanneer het Basisnet spoor in de
huidige vorm wordt vastgesteld is er geen sprake meer van een milieu-veiligheidsrisico.
• In de gemeente Apeldoorn doen zich geen aandachtspunten voor ten aanzien van de
transportleidingen.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 15
3 Ruimtelijk ontwikkelingsperspectief
3.1 Algemeen
Voor de inventarisatie van de verschillende functies binnen de gemeente is gebruik gemaakt van
vastgestelde bestaande bestemmingsplannen, het Structuurplan Stedelijke Gebied – ruimtelijke
ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 - (april 2000), Structuurschets Kanaalzone (januari 2006) en de
regionale structuurvisie Stedendriehoek 2030 (mei 2007). Voor een aantal grote dorpen zijn
momenteel dorpsvisies in ontwikkeling of reeds vastgesteld. Daar waar mogelijk is hiervan gebruik
gemaakt.
De gemeente Apeldoorn is opgedeeld in 6 stadsdelen:
1. noordwest,
2. zuidwest,
3. noordoost,
4. zuidoost,
5. de binnenstad,
6. de tien dorpen rondom Apeldoorn vormen één stadsdeel.
Het totale oppervlak van de gemeente bedraagt ruim 341.140 hectare en de gemeente telt circa
155.500 inwoners.
Binnen de gemeente Apeldoorn bevinden zich circa 3.200 bedrijven waarvan een groot deel is
gevestigd op de bedrijventerreinen. Deze bedrijventerreinen bevinden zich in de stad Apeldoorn:
Stadhoudersmolen, Apeldoorn Noord 1, De Vlijt, Kayersmolen, Kuipersveld, Molenmakershoek,
Malkenschoten, Ecofactorij (Apeldoorn Oost), Brouwersmolen en Kieveen.
Daarnaast zijn de bedrijventerreinen Apeldoorn Noord 2, uitbreiding Stadhoudersmolen en het
Regionaal Bedrijventerrein Apeldoorn Zuid in ontwikkeling. De bedrijvigheid kenmerkt zich door een
grote diversiteit in soort en omvang.
3.2 Ruimtelijke ontwikkelingsvisie
De gemeente Apeldoorn heeft voor het stedelijk gebied (de eerste vijf stadsdelen) een ruimtelijke
ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 opgesteld (vastgesteld februari 2002). Voor de 6 grootste dorpen
te weten Beekbergen/Lieren, Hoenderloo, Klarenbeek, Uddel, Loenen en Ugchelen worden c.q. zijn
dorpsvisies opgesteld. Voor de overige kleine dorpen (Beemte Broekland, Hoog Soeren,
Oosterhuizen, Radio Kootwijk en Wenum Wiesel) zijn en worden geen dorpsvisies ontwikkeld. Voor
Hoog Soeren is er wel recentelijk een bestemmingsplan beschermd dorpsgezicht vastgesteld. Wel is
het voor deze kleine dorpen door nieuw provinciaal beleid mogelijk geworden op kleinere schaal
maximaal 25 woningen toe te voegen in of aan de rand van het dorp.
Voor de ontwikkeling van de gemeente gelden onder andere de volgende uitgangspunten:
• Versterking van de ruimtelijke hoofdstructuur.
• De verhouding tussen de verschillende vervoerswijzen wordt beïnvloed ten gunste van het
openbaar vervoer en de fiets.
• Duurzame ontwikkeling van de stad. Hierbij is op het schaalniveau van de stad en haar omgeving
een goede locatiekeuze voor de verschillende functies belangrijk voor een duurzaam ontwerp.
• In de ruimtelijke hoofdstructuur, het centrum, de Zuidwestpoort, de ‘parklane’ en de kanaalzone
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 16
zullen meer compacte woonmilieus en stedelijke programma’s voor werk een plek vinden.
• Voor de ‘nabije’ stad, de wijken, zullen de toevoegingen veel ruimer van opzet zijn waarbij het
karakter van de bestaande wijken wordt gerespecteerd. Herstructurering kan hier aan de orde zijn,
waarbij steeds de vraag zal zijn welke toevoegingen noodzakelijk zijn om de toekomstwaarde van
de wijk te vergroten.
• Apeldoorn kiest voor groei voor de eigen bevolking maar ook voor de regio. De ruimte voor wonen
dient zoveel mogelijk gevonden te worden in en aan de bestaande stad (inbreiding /
herstructurering en deels uitbreiding). Hierbij wordt gestreefd naar een maximum van 170.000
inwoners.
• Apeldoorn heeft een open economie waarbij de speerpunten zijn; informatie- en
communicatietechnologie, milieutechnologie, dienstverlening en zorg. Voor zover het
kantoor(achtige) werkgelegenheid betreft dient deze geconcentreerd te worden in de binnenstad
en in de Zuidwesthoek van Apeldoorn. De bedrijventerreinen vinden een plek in de nabijheid van
de snelwegen. Slechts voor enkele functies wordt ruimte gezocht buiten de snelwegen.
• De ruimte van Apeldoorn moet zo ingericht worden dat er een balans wordt gevonden tussen
intensivering in het centrum en in knopen langs de vervoersassen en verdunning op andere
plekken om de verwevenheid van stad en landschap vorm te geven.
• Binnen de kleinere dorpen is uitbreiding mogelijk van woningen met een maximum van 25.
• Binnen de grotere dorpen ligt de nadruk op inbreiding of uitbreiding van de functie wonen.
Het ruimtelijke ontwikkelingsperspectief (woonwijken en bedrijventerreinen) is opgenomen in deel D.
3.3 Regio Stedendriehoek
Voor de regio Stedendriehoek waar Apeldoorn onderdeel van uitmaakt is de Regionale Structuurvisie
Stedendriehoek 2030 van toepassing. Hierin wordt een gemeenschappelijke en inspirerende visie
verwoord op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor het bundelinggebied van de
Stedendriehoek. Deze visie wordt in vijf thema’s weergegeven, waarbij de belangrijkste pijlers zijn:
• uitbreiding wonen met name middels inbreiding en herstructurering;
• het ontwikkelen van een regionaal bedrijventerrein;
• intensief en meervoudig ruimtegebruik op bestaande bedrijventerreinen.
Er zijn geen problemen wat betreft milieu-veiligheid te verwachten naar aanleiding van de te
verwachten ruimtelijke ontwikkelingen indien voldoende rekening wordt gehouden met de
milieu-veiligheidsproblematiek. Hoofdstuk 4 laat zien hoe de gemeente wil omgaan met
milieu-veiligheid in verschillende situaties.
3.4 Conclusie ruimtelijke ontwikkelingen
Binnen de gemeente Apeldoorn zijn geen problemen wat betreft externe veiligheid te verwachten naar
aanleiding van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In deel D van de beleidsvisie is uitgewerkt hoe
de gemeente omgaat met milieu-veiligheid in verschillende situaties.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 17
4 Taakuitvoering, afstemming en samenwerking
4.1 Algemeen
De milieu-veiligheidstaken ter voorkoming of beheersing van risico's die ontstaan bij het gebruik, de
opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen worden
bepaald door wat de wet en de ‘wens’ (beleid) voorschrijven. In deel D bijlage 1 is een overzicht
gegeven van de wettelijke en gewenste milieu-veiligheidstaken.
Voorgeschreven milieu-veiligheidstaken moeten door de gemeente effectief (de juiste taken doen) en
efficiënt (de juiste taken goed doen) worden uitgevoerd.
Hieronder zijn de externe veiligheidstaken weergegeven die door de gemeente uitgevoerd en geborgd
dienen te worden.
• Het vaststellen van een beleidsvisie externe veiligheid.
• Milieu deel van de Wabo-vergunningverlening aan risicobedrijven.
• Toezicht en handhaving van risicobedrijven.
• Externe veiligheid bij ruimtelijke planvorming.
• Het beheer van Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS).
• Het beheer van het Informatiesysteem Overige Ramptypen (ISOR).
• Structureel risicocommunicatiebeleid voeren.
4.2 Borging werkprocessen
Om zicht te krijgen op de stand van zaken rondom borging van de milieu-veiligheidstaken in de
gemeentelijke werkprocessen, de eventuele tekortkomingen en de aanpak daarvan, heeft het
projectbureau externe veiligheid van de regio Stedendriehoek in 2009 een project opgestart.
Dit project is beschreven in het projectplan “Borging EV-taken regio Stedendriehoek, versie 1, 1
februari 2009”.
Inmiddels is de inventarisatiefase afgerond. Onderzocht is welke werkprocessen en werkinstructies
die een milieu-veiligheid relevantie hebben aanwezig zijn. Hierbij is aandacht besteed aan de
werkprocessen binnen de volgende aandachtsgebieden:
• vergunningverlening (milieu en bouwen) aan risicovolle bedrijven,
• handhaving van risicovolle bedrijven,
• het opnemen van milieu-veiligheid in ruimtelijke plannen,
• risicocommunicatie,
• beheer RRGS en ISOR.
Uit het onderzoek (de interviews en het documentatieonderzoek) is gebleken dat bij de gemeente Apeldoorn over het algemeen kan worden gesteld dat voor de uitvoering van deze werkzaamheden de te hanteren werkwijzen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voldoende zijn beschreven en vastgelegd. Echter nog niet op alle terreinen zijn de taken op een voldoende hoog niveau geborgd in de bestaande werkprocessen.
Vanwege de huidige samenwerkingsstructuur met het projectbureau externe veiligheid van de regio
Stedendriehoek kan worden gesteld dat het kennisniveau op het gebied van milieu-veiligheid op een
voldoende hoog niveau is.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 18
In het vervolg van het lopende project zullen de werkprocessen worden opgepakt. De nadere
uitwerking hiervan is terug te vinden in deel D van deze beleidsvisie.
4.3 Conclusie
Over het algemeen is de uitvoering van de milieu-veiligheidstaken de afstemming met relevante partners en de daarbij horende samenwerking op een voldoende hoog niveau. Er dient echter nog wel aandacht besteed te worden aan de borging van de taken in de bestaande werkprocessen.
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 19
Bijlage 1: Overzicht risicobronnen in gemeente Apeldoorn
STATIONAIRE BRONNEN
naam bedrijf adres plaats LPGdoorzet opslag gevaarlijke stoffen Plaatsgebonden r
m3/jaar hoeveelheid Vul Frequentie ruimte bescherminsniveau type gev. Stof PR straal risicobron
Invloedsgebied groeps-risico
Ammoniak koelinstallaties Machinekamer Leidingen
ESA Saba 9 Apeldoorn Machinekamer Toxisch 60 55 nvt
Ammoniakkoelinstall Grootte 5,650 kg
Type 2 nvt
Ekro B.V. Laan van Malkenschoten 100 Apeldoorn Machinekamer Toxisch nvt nvt
Ammoniakkoelinstall Grootte 7,900 kg
INPANDIG nvt
BRZO-bedrijven
MSD/Organon Vlijtseweg 130 Apeldoorn BRZO nvt Toxisch nvt 70
PGS15 opslagen
Berendsen Textiel Service B.V. Nagelpoelweg 42 Apeldoorn 73 ton nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch 20 90
Holland Colours Halvemaanweg 1 Apeldoorn 90 ton nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch 90
nvt
20
Ter Hoeven Molenmakershoek 28 Apeldoorn 165 ton totaal nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch nvt ca. 280
Robertus Deventerstraat 562 Apeldoorn 75 ton nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch 20
Interlogica BV Ecofactorij 20 Apeldoorn 150 ton nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch 35 300
Provinciaal
PPG Industries Netherlands B.V. Lage Brink 23 Apeldoorn 84 ton nvt PGS 15 opslag 1 Toxisch 20 nvt
LPG-Stations Vulpunt * Tank Afleverzuil
BP Tankstation Assies Dorpstraat 193 Lieren <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
BP de Hucht Rijksweg A1 Ugchelen < 1000 40000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Tankstation Ugchelen de Witte Ugchelseweg 201 Ugchelen <500 20000 35 terp nvt LPG nvt 25 25 15 150
Autobedrijf Dijkgraaf BV Elspeterweg 32-34 Uddel <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 25 25 15 150
Shell Kanaal Noord 360 Apeldoorn <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Shell Laan van de Mensenrechten 555 Apeldoorn <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Shell Lange Amerikaweg 66 Apeldoorn > 1500 50000 140 ondergronds nvt LPG nvt 47
Shell Zutphensestraat 74 Apeldoorn <1000 40000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Esso Raap Snack en Shop Zwolseweg 364 Wenum Wiesel <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Roetert Voorsterweg 147 Loenen <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 25 25 15 150
Shell Europaweg 250 Apeldoorn >1000 30000 105 ondergronds nvt LPG nvt 40 25 15 150
Shell de Somp Rijksweg A50 2018 Klarenbeek <1000 30000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Shell Lucasgat Rijksweg A1 Apeldoorn <1000 40000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Texaco de Brink Rijksweg A50 2021 Klarenbeek <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Van Dijk Meervelderweg 143 Uddel <1000 18000 70 bovengronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Van Kampen Methusalemlaan 59 Ugchelen <1000 20000 70 ondergronds nvt LPG nvt 35 25 15 150
Wierenga Europaweg 154 Apeldoorn > 1000 20000 105 ondergronds nvt LPG nvt 40 25 15 150
Propaanopslag > 13.000 liter
Het Lierderholt Spoekweg 49 Beekbergen 40.000 liter 10 bovengronds nvt Propaan 35 300
Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Apeldoorn deel C: risico-inventarisatie 20
Vuurwerk
Jan van de Kamp Tullekensmolenweg 94 Lieren 19500 kg nvt nvt vuurwerk Voor contour zie tekening nr 23108
DYNAMISCHE BRONNEN
Relevante wegen vervoer GS
N304 (Europaweg) nvt 200
Kayersdijk nvt 200
N345 (Zutphensestraat) nvt 200
N793 (Oostveluweweg) nvt 200
A1 15 200
A50 11 200
Spoor
Amersfoort-Deventer 0 200
Buisleidingen
Aardgastransportleidingen HD Gasunie
0 (5 meter zakelijk recht) max. 170
Defensieleiding 12 30
* In geprojecteerde situatie 45 meter
- rood = niet meer aanwezig. Vergunning nog niet ingetrokken.
- In dit overzicht zijn de niet Bevi bedrijven die wel op de risicokaart staan niet opgenomen.
1 Inleiding
1.1 Opzet van de nota
De nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn bestaat uit vier delen, zie figuur 1.1. In deel B wordt
uitleg gegeven over de begrippen die in het kader van milieu-veiligheid worden gebruikt. Daarnaast
worden de belangrijke beleidskaders behandeld.
Deel A van de nota milieu-veiligheid is het hoofddocument en bevat een korte beschrijving van de
huidige situatie (samenvatting uit deel C), de ambities voor milieu-veiligheid (samenvatting uit deel D)
en de belangrijkste acties (samenvatting uit deel D). De relevante onderdelen uit dit deel B zijn ook in
deel A overgenomen en hebben richting gegeven aan deze ambities.
In deel C is een beschrijving gegeven van het risicoprofiel van de gemeente Apeldoorn, het ruimtelijke
ontwikkelingsperspectief en de organisatie van de uitvoering van de milieu-veiligheidstaken.
Ten slotte zijn in deel D de ambities voor milieu-veiligheid beschreven.
.
Figuur 1.1 Indeling nota milieu-veiligheid
Nota milieu-veiligheid Gemeente Apeldoorn
Deel A: De visie
Deel B: Wat is milieu-veiligheid?
Deel C: Risico-inventarisatie
Deel D: De nota in de praktijk Richtlijnen voor de organisatie
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 1
1.2 De nota milieu-veiligheid
Bij milieu-veiligheid gaat het om de risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan
en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico’s doen zich zowel voor rondom risicovolle
inrichtingen als langs transportassen en buisleidingen waarover c.q. waardoor gevaarlijke stoffen
worden vervoerd.
Door te investeren in veiligheidsmaatregelen, het aantal risicobronnen te beperken en de inrichting
van de omgeving van risicobronnen aan te passen, wordt de veiligheid zo optimaal mogelijk gemaakt.
Het volledig wegnemen van alle veiligheidsrisico’s is echter niet betaalbaar, niet praktisch uitvoerbaar
en botst met het optimaal benutten van de beschikbare ruimte.
Binnen de diverse taakgebieden van de landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke overheden
dienen continu afwegingen te worden gemaakt tussen veiligheid, haalbaarheid en de kosten. Hierbij
gaat het ondermeer om taken op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer, milieu en
rampenbestrijding. De onderlinge samenhang van de gemaakte afwegingen van verschillende
taakvelden is hierbij van cruciaal belang. Hiertoe is een overkoepelend en samenhangend kader
noodzakelijk, waarin het milieu-veiligheidsbeleid voorziet.
1.3 Integrale afweging
In de nota milieu-veiligheid worden vier domeinen toegepast waardoor een integrale afweging
mogelijk is. Het gaat daarbij om de domeinen ‘risicobronnen’, ‘fysieke omgeving’, ‘beheersbaarheid’
(hulpverlening, bestrijdbaarheid, zelfredzaamheid, risicocommunicatie) en 'organisatie'.
Milieu-veiligheid krijgt goed inhoud als genoemde domeinen goed op elkaar zijn afgestemd.
Figuur 1.2: De integrale afweging van milieu-veiligheid
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 2
2 Belangrijke begrippen
2.1 Algemeen
Het beleid voor milieu-veiligheid voor inrichtingen was voorheen vastgelegd in verschillende nota’s,
richtlijnen, besluiten en circulaires die gebaseerd zijn op de notitie ‘Omgaan met risico’s’. Deze notitie
maakt deel uit van het eerste nationaal milieubeleidsplan (NMP1, 1989). Dit beleid was echter nog niet
wettelijk verankerd. De informatievoorziening rondom dit onderwerp was versnipperd en de
doorwerking van risiconormen op het gebied van de ruimtelijke ordening bleek gebrekkig. De vuurwerkramp in Enschede gaf een nieuwe impuls aan het streven naar de wettelijke verankering
van (onderdelen van) de normen op het gebied van milieu-veiligheid. Het nationale milieubeleidsplan
4 (NMP-4) dat na deze ramp is opgesteld, voorziet niet alleen in aanscherping en uitwerking van
beleid voor inrichtingen, maar ook voor het transport van gevaarlijke stoffen. Doel hiervan is een
betere handhaving te garanderen en zo mogelijk te voorzien in een wettelijke grondslag voor het
omgaan met risico’s bij inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Bij het laatste gaat het om
bronmaatregelen en het inrichten van Nederland.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna te noemen het Bevi) is het eerste besluit geweest
waarin de risiconormen wettelijk zijn verankerd. Dit Besluit is op 27 oktober 2004 van kracht
geworden. Omdat het Bevi ook model heeft gestaan voor de regulering van de milieu-veiligheidrisico’s
vanwege het transport van gevaarlijke stoffen zullen in dit hoofdstuk eerst de risicobegrippen zoals
deze in het Bevi worden gehanteerd aan de orde komen. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 de wet- en
regelgeving op het gebied van milieu-veiligheid worden behandeld. In hoofdstuk 4 worden de voor
milieu-veiligheid belangrijke beleidskaders behandeld. Tot slot zal in hoofdstuk 5 kort worden
aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan het gemeentelijk milieu-veiligheidsbeleid.
2.2 Risicobronnen
De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft
hierbij:
• bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen. In het Bevi (zie
paragraaf 3.1) is vastgelegd welke bedrijven als risicobron moeten worden aangemerkt.
Daarnaast worden in de praktijk ook de drempelwaardelijst bedrijven die in het kader van de
Regeling provinciale risicokaart (zie paragraaf 3.4.2) zijn aangewezen als risicobron aangemerkt.
• routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. In de
circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (zie paragraaf 3.2.1) is vastgelegd in welke
gevallen een transportas als risicobron moet worden aangemerkt. Voor pijpleidingen is dit
vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (zie paragraaf 3.3).
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 3
2.3 Risicocontouren en -gebieden
De huidige milieu-veiligheid wet- en regelgeving is gebaseerd op (risico)contouren en risicogebieden.
Figuur 2.1: Schematische weergave risicocontouren en –gebieden rondom bijvoorbeeld een LPG-tankstation
Deze contouren zijn onder te verdelen in drie categorieën:
• De plaatsgebonden risicocontour, waarbinnen strikte ruimtelijke en beperkingen gelden. Zie verder
paragraaf 2.6. • Het invloedsgebied waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen door de gemeente 'verantwoord' moeten
worden. Het invloedsgebied voor het groepsrisco bij bedrijven is het gebied tot de
1%-letaliteitsgrens,.Deze 1%-letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of
transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te
overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Tenzij er een wettelijk vastgestelde
rekenafstand bestaat, zoals bij LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150
meter is gesteld.
• Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten
kunnen optreden wanneer een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De in de
milieu-veiligheid regelgeving genoemde invloedsgebieden hebben dezelfde omvang (1%-
letaliteitsgrens) als het effectgebied. Tenzij in de uitvoeringsbesluiten het invloedsgebied voor een
specifieke stof of activiteit anders is gedefinieerd, zoals bij LPG-tankstations, waarbij het
invloedsgebied kleiner is dan het effectgebied.
Plaatsgebonden risicocontour Invloedsgebied Effectgebied
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 4
2.4 Rampscenario’s
Er zijn vele factoren die kunnen leiden tot een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Indien een ongeval
plaatsvindt, is het weer van andere factoren afhankelijk in hoeverre dit ongeval verder escaleert.
Bij het analyseren van mogelijke ongevallen maakt men gebruik van scenario's. Er zijn drie
rampscenario's met gevaarlijke stoffen:
1. brandbaar
2. explosief
3. toxisch.
Zowel aan de bron als in de omgeving kunnen maatregelen worden genomen. Bij een verantwoording
van het groepsrisico moet met deze scenario's rekening worden gehouden. Het rampscenario
"brandbaar" kan een gebied van enkele tientallen meters van de bron betreffen. Het rampscenario
"explosief" betreft enkele honderden meters vanaf de bron. Voor beide scenario’s moeten eventuele
maatregelen aan de bron en in de omgeving op maat in de verantwoording meegenomen worden.
Voorbeelden van bronmaatregelen zijn: het terugbrengen van de opgeslagen hoeveelheden
brandbare stoffen, het wegnemen van ontstekingsbronnen, het realiseren van brandwerende
compartimenten en automatische brandbestrijdingssystemen.
Het rampscenario "toxisch" betreft gebieden tot soms kilometers vanaf de bron. Eventuele
maatregelen aan de bron zijn daarom erg belangrijk en worden altijd bekeken. Voorbeelden van
effectieve bronmaatregelen bij dit rampscenario zijn: het scheiden van brandbare en toxische stoffen,
het terugbrengen van de opgeslagen hoeveelheid en het verkleinen van insluitsystemen.
Voorbeelden van maatregelen in de omgeving zijn:
• het beperken van het aantal mensen binnen een invloedsgebied;
• het uitsluiten van objecten waarin verminderd zelfredzamen verblijven;
• een goede ontsluiting en bereikbaarheid van het effectgebied;
• afsluitbare ramen en ventilatiesystemen, brandwerende gevels bij de ontvanger en dergelijke.
2.5 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
In het Bevi wordt voor wat betreft de toetsing van de rsiconormen onderscheid gemaakt tussen
kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Onder kwetsbare objecten wordt verstaan:
a. woningen, niet zijnde woningen die benoemd zijn als beperkt kwetsbaar object;
b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van
minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: ziekenhuizen, bejaardenhuizen en
verpleeghuizen, scholen of gebouwen of gedeelten daarvan bestemd voor dagopvang van
minderjarigen;
c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag
aanwezig zijn, zoals: kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500
m² per object, of complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk
bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak
van meer dan 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt,
hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen
gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 5
Onder beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan:
a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per
hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
b. kantoorgebouwen, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
c. hotels en restaurants, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
d. winkels, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij geen
kwetsbaar object zijn;
g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde
van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat
daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval,
voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een
gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke
stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat
ongeval.
In paragraaf 2.6 wordt behandeld welke status kwetsbare- en beperkt kwetsbare objecten bij de
toetsing aan de milieu-veiligheidsnormen hebben.
2.6 Plaatsgebonden en groepsrisico
De mate van risico is afhankelijk van twee aspecten, namelijk de kans op en het mogelijke effect van
een ongeval.
RISICO = KANS x EFFECT
Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij bijvoorbeeld in een
opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Aan de hand van ervaringscijfers en modellen
is het mogelijk om een dergelijke kans te berekenen. Onder de effecten verstaan we binnen de
milieu-veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld
het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld
aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden
kunnen vallen wordt in de risiconorm niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de
hulpdiensten (bijvoorbeeld brandweer, ambulancediensten, etc.) wel erg relevant. In Nederland
worden twee maten gehanteerd voor het risico, namelijk het plaatsgebonden risico en het
groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR)
Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een (denkbeeldig) persoon overlijdt
als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en
onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden
risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.
Plaatsen met een gelijk risico kunnen door zogenaamde risicocontouren op een kaart worden
weergegeven (zie hieronder). Dit kan worden vergeleken met bijvoorbeeld het weergeven van
geluidcontouren of hoogtelijnen. Het PR leent zich daarmee goed voor het vaststellen van een
veiligheidszone tussen een risicobron (inrichting of transportas) en kwetsbare bestemmingen, zoals
woonwijken. In de onderstaande figuur 2.2 betekent een plaatsgebonden risicocontour van 1* 10-6
/jr,
ofwel een PR 10-6
contour, dat een persoon die zich onafgebroken, onbeschermd op die bepaalde
plaats bevindt een kans heeft van één miljoenste per jaar om te overlijden door een ongeval met
gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bij een PR 10-8
is dat een kans van een honderdmiljoenste, etc.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 6
Figuur 2.2: Voorbeeld ligging (berekende) plaatsgebonden risicocontouren
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk aanwezige) groep van 10, 100 of 1000
personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico
wordt weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans
op overlijden op de verticale as.
Figuur 2.3: Voorbeeld grafiek waarin het groepsrisico is uitgezet (zg. F-N-curve)
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 7
2.7 Landelijke normen voor risico
Vanuit het besef dat er altijd veiligheidsrisico’s zullen bestaan, maar dat er wel een norm gesteld moet
worden voor de grootte van de risico’s, heeft de Rijksoverheid grens-, richt- en oriëntatiewaarden
gesteld. De normen voor de toegestane risico’s als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen zijn
vastgelegd in landelijke wet- en regelgeving1.
Plaatsgebonden risico (PR)
De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object.
Hierbij wordt in wet- en regelgeving onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt
kwetsbare objecten. De norm voor kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen en dergelijke) is
een grenswaarde (hieraan moet worden voldaan). Gemeenten moeten deze norm bij
vergunningverlening aan risicobronnen en bij ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt daarvan in acht
nemen.
De norm voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen) is
een richtwaarde (hieraan moet zoveel mogelijk worden voldaan). Bij afwijken dient dit goed
gemotiveerd te worden. Gemeenten moeten bij vergunningverlening aan risicobronnen en bij
ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt daarvan rekening houden met deze richtwaarde.
Grenswaarde en richtwaarde
De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10-6
per jaar.
De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10-6
per jaar.
Dus: de kans dat een (denkbeeldig) persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de
plek waarvoor het risico is uitgerekend) dodelijk verongelukt door een bedrijfs- of transportongeval, mag niet
groter zijn dan eens in de miljoen jaar (dat is 10-6
per jaar).
In figuur 2.4 worden deze risicotermen en normen nog eens gevisualiseerd
Figuur 2.4: visualisatie PR-contouren en invloedsgebied
1 Zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Circulaire
RisicoNormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (dit is de voorloper van het in concept uitgegeven Besluit transportroutes externe veiligheid, zie bijlage 2).
= Risicobron = Plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 -contour = invloedsgebied 1%-lethaliteit
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 8
Groepsrisico (GR)
Voor het groepsrisico geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze
verantwoordingsplicht moeten zowel kwalitatieve als kwantitatieve elementen worden beschouwd.
Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze
oriëntatiewaarde kan door het bevoegd gezag als ijkpunt worden gebruikt, maar is geen harde norm.
Ten aanzien van risicovolle inrichtingen is elke verandering van het groepsrisico, ook al bevindt het
risico zich boven of onder de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Ten aanzien
van transportassen en buisleidingen is elke toename van het groepsrisico, ook al is het risico lager
dan de oriëntatiewaarde, gebonden aan een verantwoordingsplicht. Figuur 2.5 laat de onderdelen zien
die de verantwoording van het groepsrisico wettelijk dient te bevatten. Voor een gedetailleerde
toelichting van deze onderdelen wordt verwezen naar de Handreiking verantwoordingsplicht
groepsrisico
(VROM, december 2007).
Wettelijke onderdelen van de verantwoordingsplicht
Onderdeel 1 2
1 Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken inrichting:
• functie-indeling
• gemiddelde personendichtheid (totaal en per functie/locatie)
• Verblijfsduurcorrecties
• verschil tussen bestaande en nieuwe situatie
V V
2 De omvang van het groepsrisico:
• de omvang voor het van kracht worden van het besluit
• de omvang na het van kracht worden van het besluit
• de verandering van het groepsrisico ten gevolge van het besluit
• de ligging van de groepsrisicocurve ten opzichte van de oriëntatiewaarde
V V
3 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) V V
4 De mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in het ruimtelijke besluit V
5 De mogelijkheden tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval:
• pro-actie
• preventie
• preparatie
• repressie/zelfredzaamheid
V V
6 De mogelijkheden van personen die zich in het invloedsgebied van de inrichting
bevinden om zichzelf in veiligheid te brengen. V V
7 De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met
een lager groepsrisico. V
8 De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het
groepsrisico in de nabije toekomst. V V
9 De voorschriften die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden in geval van
het afgeven van een oprichtingsvergunning, in geval deze verhogend werkt op het
groepsrisico van het betrokken gebied.
V V
1 = omgevingsvergunning voor het oprichten van een inrichting overeenkomstig art 2.1. eerste lid sub e
van de WABO
2 = Vaststelling van een bestemmingsplan of verlening daarvan conform Wro
Figuur 2.5 Verplichte onderdelen verantwoording GR (bron: Handreiking VGR)
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 9
Oriëntatiewaarde voor stationaire inrichtingen (risicobedrijven)
De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-5
per jaar.
De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-7
per jaar.
De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-9
per jaar.
Dus: Hoe groter de potentiële omvang van de ramp hoe strenger de oriëntatiewaarde. Immers, een ongeval met
100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met tien dodelijke slachtoffers. Dit is
naar normering vertaald door aan de kans op een ramp met 100 doden een oriëntatiewaarde te stellen die een
factor honderd lager ligt dan voor een ramp met tien doden. Dus voor 10 dodelijke slachtoffers is de
oriëntatiewaarde eens in de honderdduizend jaar (10-5
), voor 100 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde
eens in de tien miljoen jaar (10-7
) en voor 1000 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de
miljard jaar (10-9
).
Oriëntatiewaarde voor transport
De kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-4
per jaar per kilometer
transportroute.
De kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-6
per jaar per kilometer
transportroute.
De kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers is ten hoogste 10-8
per jaar per kilometer
transportroute.
Dus voor 10 dodelijke slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de tienduizend jaar (10-4
), voor 100 dodelijke
slachtoffers is de oriëntatiewaarde eens in de miljoen jaar (10-6
) en voor 1.000 dodelijke slachtoffers is de
oriëntatiewaarde eens in de honderd miljoen jaar (10-8
).
Figuur 2.6: Visualisatie van de PR-contouren en de FN-curve voor groepsrisico (voor transport)
In figuur 2.6 zijn twee oriëntatiewaarden opgenomen. De waarde voor inrichtingen en de waarde
voor transportrisico. De oriëntatiewaarde voor transportrisico lijkt ruimer. De oriëntatiewaarden
zijn echter niet zonder meer vergelijkbaar, omdat bij het transport het risico per strekkende kilometer
wordt getoetst, terwijl bij een inrichting het risico per inrichting wordt beschouwd (ongeacht overigens
de grootte van de inrichting). Voor toetsing aan de oriëntatiewaarde moet bij transport het groepsrisico
berekend worden voor het kilometer baanvlak dat het hoogste groepsrisico oplevert.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 10
2.8 Beoordeling effecten
Zoals hiervoor is aangegeven wordt in de risiconormering alleen gekeken naar het directe aantal
dodelijke slachtoffers. Daarnaast kan een calamiteit echter ook zeer veel gewonden en zieken tot
gevolg hebben. Daarom is het van belang om naast aandacht voor de risico’s op dodelijke slachtoffers
ook de mogelijke overige effecten te beschouwen, zodat ook de mogelijkheden voor beperking,
beheersing en bestrijding van deze effecten aan bod komen.
Effectbenadering2
Effectbenadering heeft ten doel om de als gevolg van een calamiteit te verwachten effecten in kaart te
brengen en zodanig maatregelen te treffen dat deze effecten beter beheersbaar en bestrijdbaar zijn
door de hulpdiensten. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de
hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het
algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers,
aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden
wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de
nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers.
2.9 Kanttekeningen bij de normen voor risico’s
Het gevoel van veiligheid omvat meer dan het berekende risico. Ook andere elementen spelen een
rol, zoals de mate van bekendheid met het risico, de mate van invloed die iemand zelf kan uitoefenen
(beheersbaarheid), de vrijwilligheid van blootstelling, het vertrouwen in de informatiebron, media-
aandacht en de waarneembaarheid en omvang van het ongeval. Maar ook persoonlijke factoren zoals
gevoeligheid en angsten zijn van invloed op het te ervaren risico. Daarnaast veranderen het gevoel
van veiligheid en de opvattingen over risico’s in de tijd als gevolg van technologische, economische en
culturele ontwikkeling in een samenleving (bron: MilieuBalans, 2001).
Risicobeleving gaat om hoe mensen zélf bepaalde risico’s beleven. De normen voor risico’s sluiten
dan ook lang niet altijd aan bij de wijze waarop burgers risico’s beleven. Zo is de kans op een dodelijk
verkeersongeluk voor de gemiddelde burger veel groter dan de kans om slachtoffer te worden van
ramp met gevaarlijke stoffen. Toch achten veel burgers de risico’s van het verkeer acceptabeler.
Bovendien zijn veel risico's niet of nauwelijks te berekenen omdat er onvoldoende ervaringsgegevens
beschikbaar zijn.
Activiteit
Kans op overlijden per jaar
Getroffen door neerstortend vliegtuig 1 op de 10 miljoen
Verdrinking door dijkdoorbraak 1 op de 10 miljoen
Sterven door een bijensteek 1 op de 5,5 miljoen
Door de bliksem getroffen worden 1 op de 10 miljoen
Milieu veiligheid 1 op de 1 miljoen (10-6)
Vliegen 1 op de 814.000
Werk in een gemiddeld bedrijf 1 op de 77.000
Lopen in het verkeer 1 op de 54.000
Fietsen 1 op de 26.000
Werk in landbouw en visserij 1 op de 14.000
Autorijden 1 op de 5.700
Brommer rijden 1 op de 5.000
Sigaret roken 1 op de 200 Figuur 2.7: De kans op overlijden bij diverse 'risicovolle' activiteiten
2 Met de term ‘effect’ wordt bij PR en GR specifiek gezondheidseffecten voor mensen bedoeld. Bij de effectbenadering kan
mogelijk een bredere definitie worden gebruikt. Zie voor effectbenadering ook paragraaf 3.11 van deel D van deze nota.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 11
3 Het wettelijke kader milieu-veiligheid
3.1 Regelgeving stationaire bronnen
3.1.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het
bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het Besluit risico’s zware
ongevallen (BRZO) vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen) en
ammoniakkoelinstallaties. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor
het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen
en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden.
3.1.2 Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico
en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals
LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, PGS 15 opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden
opgenomen. Voor andere bedrijfscategorieën (BRZO, propaantanks, sommige PGS 15
opslagplaatsen) moeten de risico’s worden berekend met een voorgeschreven rekenprogramma
(Safeti).
3.2 Regelgeving transport (weg en spoor)
3.2.1 Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor transportassen heeft het rijk specifiek op milieu-veiligheid gerichte beleidskaders opgesteld.
De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, december 2009) richt zich op
transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en rail. De circulaire kent een regime dat analoog is
aan dat van Bevi. Er is een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) ingesteld en een
verantwoordingsplicht voor groepsrisico (GR).
De norm voor het PR heeft voor het transport van gevaarlijke stoffen (nog) geen wettelijke status,
maar wordt wel uit oogpunt van een ‘’goede ruimtelijke ordening’’ als beleidsuitgangspunt landelijk
gehanteerd bij de beoordeling van nieuwe planologische ontwikkelingen. De norm voor het PR is
genoemd in de RNVGS.
De verwachting is dat het PR ook voor transport gevaarlijke stoffen in de toekomst wettelijk in een
Algemene Maatregel van Bestuur wordt vastgelegd. Op dit moment is er een concept Besluit
transportroutes externe veiligheid (Btev) gepubliceerd door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Echter totdat dit Besluit in werking treedt (naar verwachting 2012) zal de circulaire Risico Normering
Vervoer Gevaarlijke Stoffen van kracht blijven.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 12
3.2.2 Basisnet Vervoer Gevaarlijke Stoffen
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is momenteel bezig met het ontwikkelen van een basisnet
transport gevaarlijke stoffen voor de modaliteiten weg, spoor en water. In dit basisnet zijn vervoer,
ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid tegen elkaar afgewogen. Transportassen worden ingedeeld in
verschillende categorieën waarbij beperkingen gelden ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke
stoffen en/of ten aanzien van de ontwikkeling van ruimtelijke plannen in de nabijheid van deze
transportas.
Het doel van het basisnet is de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke
ontwikkelingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen van
gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening. In feite is het
Basisnet daarmee gericht op veilig bouwen en vervoeren en zal onderdeel uitmaken van het Btev.
Nevendoelen van het basisnet zijn het creëren van duidelijkheid over waar welk vervoer van
gevaarlijke stoffen plaatsvindt en wat de consequenties hiervan zijn voor burgers, bestuurders,
bedrijfsleven en hulpverlenings- en rampenbestrijdingsorganisaties.
Het basisnet weg heeft betrekking op alle rijksinfrastructuur en eventuele relevante verbindingen van
het onderliggend wegennet. De basisnetten water en spoor hebben betrekking op alle vaar- en
hoofdspoorwegen omdat de Minister van Verkeer en Waterstaat het enige bevoegd gezag is om
hierop routes aan te wijzen.
De risicobenadering heeft zowel betrekking op het PR als het GR. De verantwoordingsplicht zal, net
als bij het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen, wettelijk worden vastgelegd. Het GR wordt
betrokken bij afwegingen rondom het basisnet.
Basisnet Weg
Het Basisnet Weg gaat alleen over het hoofdwegennet (rijkswegen en enkele daarmee verbonden
wegen). De provincies zullen voor hun ‘eigen’ wegennet bekijken of er een provinciaal basisnet nodig
is. In principe mag over de provinciale wegen transport van gevaarlijke stoffen voorkomen.
Gemeenten hebben het instrument van routering en ontheffingen om op gemeentelijke wegen
risicoproblemen te voorkomen.
Nieuwbouw van kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone (PR 10-6
contour) zal niet meer
mogelijk zijn. De veiligheidszones van wegen waarbij dit van toepassing (bv het traject Arnhem-
Deventer over de A50 en de A1) zijn door het Rijk vastgesteld.
Om met de effecten van een plasbrand (het in brand raken van een uit een tank gelekte zeer
brandbare vloeistof) rekening te houden, zijn ook langs de meeste hoofdwegen
plasbrandaandachtsgebieden (PAG) gedefinieerd. Dit zijn gebieden tussen de PR 10-6
contour en 30
m, waarbij in RO-plannen rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand.
Indien gemeenten hier willen bouwen moeten zij deze keuze verantwoorden. Het Basisnet Weg is
vastgesteld en zal volgens de huidige planning in 2012 formeel in de wet (het Btev) zijn opgenomen.
Basisnet Spoor
De voormalige ministers Eurlings (V&W) en Huizinga (VROM) hebben op 8 juli 2010 overleg gehad
met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, gemeenten en provincies. Uit dit overleg is gebleken
dat door het veilig samenstellen van treinen die LPG vervoeren, maatregelen aan de infrastructuur te
treffen en door meer gebruik te maken van de Betuweroute, het vervoer van gevaarlijke stoffen over
het spoor kan blijven groeien. Tegelijkertijd zouden de bouwplannen die gemeenten hebben in
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 13
spoorgebieden kunnen worden uitgevoerd. De veiligheid van bewoners rond het spoor wordt hiermee
vergroot en naar de toekomst toe geborgd. Het basisnet spoor - met voor elk spoortraject een
risicoplafond voor gevaarlijke stoffen – is daarmee een feit. De voormalige minister Eurlings heeft,
mede namens zijn toenmalige collega’s van VROM, van EZ en van BZK, de Tweede Kamer hiervan
op de hoogte gebracht.
In het kader van het basisnet spoor zullen de volgende maatregelen worden getroffen:
1. Maximaal gebruik Betuweroute: enkele routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn in het
basisnet aangepast. De Betuweroute wordt voor veel bestemmingen verplicht. Dat geldt voor
treinen tussen de Rotterdamse haven en Noord-Oost Europa en Oost- en Zuid-Europa.
Goederenvervoer tussen Rotterdam en de chemische fabrieken op Chemelot bij Sittard-Geleen
blijft via de Drechtsteden en de Brabantroute lopen.
2. Samenstelling treinen: met de verladers en de goederenvervoerders zijn afspraken gemaakt over
de samenstelling van de treinen. Wagons met brandbaar gas worden zoveel mogelijk gescheiden
vervoerd van wagons met zeer brandbare vloeistof (‘warme-BLEVE-vrij’ samengestelde treinen).
Het vervoer wordt hiermee een stuk veiliger. Om met het vervoer binnen de risicoruimte te blijven
zijn afspraken gemaakt bij het aanvragen van treinpaden en het aanleveren van wagenlijsten.
Hierdoor is tijdige bijsturing mogelijk. Periodiek worden rapportages over monitoring en handhaving
opgesteld.
3. Veiligheidsmaatregelen rond het spoor: het Rijk treft veiligheidsmaatregelen op de spoorlijnen
waarover veel gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Er worden circa 350 seinen extra beveiligd met
ATB-Vv voor een bedrag van 18 miljoen euro. Die seinen liggen voornamelijk in stationsgebieden.
De ATB-Vv-installatie zorgt ervoor dat automatisch wordt ingegrepen als een trein door een rood
sein rijdt, ook bij een rijsnelheid van minder dan 40 km/uur. Verder wordt 6 miljoen euro
geïnvesteerd in apparatuur die signaleert als de as van een passerende trein warmloopt. Door
deze maatregelen wordt de kans op botsingen en ontsporingen tot het minimum beperkt. Het
basisnet spoor lost alle knelpunten op. Kwetsbare objecten die binnen de veiligheidszone van
basisnet spoor liggen, worden gesaneerd. De huidige eigenaar/gebruiker kan zelf bepalen wanneer
hij de woning wil verlaten. In de saneringsregeling is voor spoor 10 miljoen euro gereserveerd.
Het basisnet spoor zal bestaan uit een kaart met veiligheidszones langs de spoortrajecten, waar geen
kwetsbare objecten mogen worden gebouwd en een kaart met plasbrandaandachtsgebieden (van 30
meter) langs de spoortrajecten. Tevens zal het ontwerp een tabel bevatten met veiligheidszones in
meters en referentiecijfers waarmee groepsrisicoberekeningen moeten worden gemaakt.
Het basisnet spoor is gebaseerd op de vervoersprognoses voor de toename van het vervoer van
gevaarlijke stoffen die ProRail in 2007 heeft gemaakt voor rond het jaar 2020. In het basisnet is ook
rekening gehouden met alle (nu bekende) bouwplannen rond het spoor. Volgens de huidige planning
zal het basisnet spoor in 2012 formeel in de wet (het Btev) zijn opgenomen.
Voor het groepsrisico geeft het basisnet vooralsnog geen eenduidig antwoord op de vraag of een
ontwikkeling wel of niet mogelijk is. Hiervoor is nog steeds per geval een groepsrisicoberekening
noodzakelijk.
Totdat het basisnet spoor van kracht is geldt: wie bouwplannen wil ontwikkelen binnen een straal van
200 meter van het spoor, moet de milieu-veiligheid daarvan toetsen aan de Circulaire Risiconormering
Vervoer Gevaarlijke Stoffen (2004). De opdrachtgever van het bouwproject moet hierbij gebruikmaken
van de prognosecijfers voor het jaar 2020 van het vervoer van gevaarlijke stoffen langs de locatie
waar zal worden gebouwd.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 14
3.3 Regelgeving transport (buisleidingen)
3.3.1 Besluit externe veiligheid buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Op grond
van dit besluit dienen plaatsgebonden risico en groepsrisico te worden berekend. Plaatsgebonden
risico (PR) 10-6
wordt als grenswaarde voor kwetsbare bestemmingen aangehouden. Daarnaast dient
een verantwoording van het groepsrisico (GR) plaats te vinden. Het GR moet worden verantwoord
binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Voor brandbare vloeistoffen reikt dat tot net buiten de
10-6
contour, voor leidingen met aardgas moet dat per geval berekend worden. Daarnaast moet in elk
bestemmingsplan ruimte worden gereserveerd voor onderhoud aan de leiding door een
belemmerende strook van minimaal 5 meter aan weerszijden van de leiding met een bouwverbod en
een aanlegvergunningenstelsel.
Knelpunten bij bestaande situaties (woningen binnen PR 10-6
bestaande leiding) zijn de
verantwoordelijkheid van de leidingbeheerder, tenzij de gemeente geen rekening heeft gehouden met
de circulaire. PR-knelpunten moeten binnen drie jaar door de buisleidingexploitant worden gesaneerd.
De gemeente bekostigt de sanering van knelpunten die zijn ontstaan doordat zij de afstandeisen uit de
oude circulaires niet in acht heeft genomen. Bij het opstellen en actualiseren van
bestemmingsplannen mag worden geanticipeerd op de sanering van knelpunten binnen 3 jaar.
Bestemmingplannen die niet voldoen aan het besluit moeten binnen 5 jaar worden geactualiseerd
door de gemeente, met medewerking van leidingexploitant.
Bij aanleg of vervanging van een buisleiding voert de exploitant deze zodanig uit dat het
plaatsgebonden risico van de buisleiding op een afstand van vijf meter gemeten vanuit het hart van de
buisleiding niet hoger is dan 10-6
per jaar. Verder moeten alle wijzigingen passen binnen het
bestemmingsplan en de leidingexploitant geeft deze wijzigingen ook door aan het Risicoregister
Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Daarnaast bevat het besluit een zorgplichtbepaling ter voorkoming van
ongewone voorvallen en moet de exploitant een veiligheidsbeheersysteem invoeren.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkeling (bij bestaande leiding) is PR 10-6
de grenswaarde. De gemeente is
verantwoordelijk voor overeenstemming met exploitant indien zij wil bouwen binnen PR 10-6
.
3.3.2 Regeling externe veiligheid buisleidingen
Op 1 januari 2011 is tevens de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) in werking getreden.
In de regeling is vermeld op welke buisleidingen het Bevb van toepassing is. Daarnaast worden hierin
de verschillende rekenmethoden voor buisleidingen voorgeschreven. Tevens zijn hierin enkele
uitzonderingsbepalingen opgenomen. Zo mag voor buisleidingen voor aardgas met een druk tussen
1600 en 4000 kPa het plaatsgebonden risico op een afstand van 4 meter, gemeten uit het hart van de
buisleiding, niet hoger dan 10-6
per jaar zijn, en dient de belemmeringenstrook ten minste vier meter
aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van die buisleiding te bedragen.
3.4 Regelgeving rampenbestrijding
3.4.1 Wet veiligheidsregio’s
De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is op 1 oktober 2010 in werking getreden. Deze nieuwe wet vervangt
de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor), de
Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (WKR) en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo).
In de wet zijn onder meer de bestuurlijke inbedding en de basisvereisten voor de organisatie van de
hulpverleningsdiensten opgenomen, welke taken het bestuur van een veiligheidsregio heeft en wat de
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 15
minimumeisen zijn voor hulpverleners als de regionale brandweer en geneeskundige diensten en het
materieel dat ze gebruiken. Kortom de wet regelt een efficiënte en kwalitatief hoogwaardige
organisatie van de brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen,
rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionaal bestuur.
Risicoprofiel
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van een veiligheidsregio minimaal één keer
per vier jaar een risicoprofiel opstellen. Het risicoprofiel bestaat uit een risico-inventarisatie en de
analyse daarvan. De risico-inventarisatie omvat het overzicht van de risicovolle situaties en de soorten
branden, rampen of crises die zich in de regio kunnen voordoen. In de risicoanalyse worden de
gegevens uit de risico-inventarisatie nader beschouwd, vergeleken en geïnterpreteerd in termen van
waarschijnlijkheid en maatschappelijke impact van mogelijke rampen en crises. Op basis van de
informatie die hieruit voortkomt, formuleert het bestuur van de veiligheidsregio zijn ambities ten
aanzien van het niveau van de gewenste of benodigde voorbereiding, organisatie en prestaties van de
rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. Op basis van het vastgestelde regionale
risicoprofiel wordt bekeken met welke partners afspraken zullen worden gemaakt over hun rol en
bijdrage om die operationele prestaties te kunnen borgen. Dit geldt voor brandweer en GHOR, maar
ook zullen in het kader van multidisciplinaire taken met de gemeenten, de politie en overige partners
waaronder waterschappen, Defensie en Rijkswaterstaat afspraken moeten worden gemaakt. In het
beleidsplan worden ook de landelijke beleidsdoelstellingen die eventueel door de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn vastgesteld, doorvertaald naar de regionale situatie.
Regionaal beleidsplan
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van de veiligheidsregio één maal in de vier
jaar een beleidsplan vaststellen. Het beleidsplan komt in de plaats van het voormalige regionaal
beheersplan rampenbestrijding (RBR). Het beleidsplan heeft betrekking op alle taken van de
veiligheidsregio: beheer en beleid van de brandweer en de geneeskundige hulpverleningsorganisatie
in de regio (GHOR), de advisering aan het bevoegd gezag over risicobeleid, het beheer van de
gemeenschappelijke meldkamer en de voorbereiding van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Het beleidsplan wordt vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio. De benoemde prioriteiten
en activiteiten worden verder uitgewerkt in de jaarwerkplannen van de betrokken organisaties.
Het beleidsplan wordt minimaal één keer per vier jaar geactualiseerd.
Regionaal crisisplan
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van de veiligheidsregio één maal in de vier
jaar een crisisplan opstellen. Het crisisplan beschrijft de algemene organisatie van rampenbestrijding
en crisisbeheersing in de betreffende regio, met een beschrijving van bevoegdheden, taken en
verantwoordelijkheden en afspraken over randvoorwaarden als start en opschaling, leiding en
informatievoorziening. Uit de wijze waarop de rampenbestrijding en crisisbeheersing is georganiseerd,
blijkt onder meer hoe de basisvereisten crisisbeheersing, die in het Besluit veiligheidsregio’s zijn
vastgelegd, worden gehaald. Ook beschrijft het crisisplan de organisatie, verantwoordelijkheden, de
taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en de voorzieningen die de gemeenten
treffen ten aanzien van de rampenbestrijding, zoals de slachtofferregistratie (CRIB),
schadeafhandeling (CRAS) en voorlichting. Verder worden in het crisisplan de afspraken die gemaakt
zijn met andere bij de bestrijding van een ramp of crisis betrokken partijen, vastgelegd. Denk daarbij
aan door crisispartners uit te voeren taken en aan bijstandafspraken met andere veiligheidsregio’s.
Crisisplannen moeten afgestemd worden op de crisisplannen van aangrenzende veiligheidsregio’s en
met aangrenzende landen.
Rampbestrijdingsplan (RBS)
In een rampbestrijdingsplan worden de te nemen maatregelen en coördinerende afspraken
weergegeven, specifiek gericht op (de omgeving van) een bepaald risico-object. Het maken van
rampbestrijdingsplannen wordt in het Besluit veiligheidsregio’s alleen nog verplicht gesteld voor
bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (1999), voor vliegvelden en
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 16
afvalvoorzieningen categorie A. Nederland is dit verplicht op grond van internationale richtlijnen
(respectievelijk de Seveso-richtlijn en luchtvaartrichtlijnen). Verder wordt de beslissing over het wel of
niet opstellen van een rampbestrijdingsplan voor een in de regio aanwezig risico-object overgelaten
aan het bestuur van de veiligheidsregio. Het bestuur van de veiligheidsregio moet het
rampbestrijdingsplan één maal in de drie jaar oefenen waarbij het rampbestrijdingsplan op juistheid,
volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. Daarnaast moet zij éénmaal in de drie jaar het plan
evalueren en nagaan of het plan moet worden herzien of bijgewerkt.
3.4.2 Regeling provinciale risicokaart
Provincies maken en beheren de risicokaarten. Dit is wettelijk verankerd in de Wet veiligheidsregio’s.
In de Regeling provinciale risicokaart is beschreven welke kwetsbare objecten en risicovolle situaties
op de risicokaart moeten worden getoond. Ook zijn regels opgenomen voor de productie, het beheer
en de vormgeving van de risicokaart, zodat de risicokaarten van alle provincies een uniform uiterlijk
hebben en hetzelfde werken. De gegevens dienen actueel te worden gehouden.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 17
4 Bestaande beleidskaders voor milieu-veiligheid
4.1 Provinciale beleidsvisie externe veiligheid
In juli 2008 heeft de provincie de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gelderland vastgesteld. In de
beleidsvisie staan de keuzes van de provincie op het gebied van milieu-veiligheid voor de periode
2008-2012. Het gaat daarbij om de ambities die de provincie heeft bij het verantwoord vervoer van
gevaarlijke stoffen en verantwoorde ruimte voor risicovolle inrichtingen. Daarbij gaat de visie ook in
op de taakopvatting van de provincie. Om de genoemde ambities te realiseren voert de provincie
projecten uit die in de beleidsvisie staan.
Ten aanzien van risicovolle inrichtingen heeft de provincie een rol als vergunningverlener op grond
van de Wet milieubeheer en een rol op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De provincie heeft niet
langer een goedkeuringsbevoegdheid voor gemeentelijke bestemmingsplannen, maar krijgt de
beschikking over een aantal nieuwe proactieve, reactieve en ontwikkelingsgerichte instrumenten.
Met betrekking tot vervoer van gevaarlijke stoffen is er weinig specifieke wetgeving in relatie tot de
(provinciale) overheid. Bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt, vanwege het bovenlokale
karakter, door gemeenten van de provincie verwacht dat zij initieert, coördineert en partijen
samenbrengt.
De provincie wil dat in 2010 de veiligheidsnormen door bedrijfsactiviteiten met - en het transport van -
gevaarlijke stoffen niet worden overschreden (basiskwaliteit) en dat het plaatsgebonden risico (PR) bij
kwetsbare objecten niet hoger is dan PR = 10-6
.
Met betrekking tot de verantwoording van het groepsrisico heeft de provincie in juli 2008 de
beleidsregel groepsrisico externe veiligheid Gelderland vastgesteld. Deze beleidsregel is van
toepassing op besluiten over vergunningen op grond van de Wet milieubeheer ten aanzien van
inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is en op besluiten op
grond van de Wet op de ruimtelijke ordening waarbij kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten in het
invloedsgebied van een risicobron liggen, een en ander voor zover gedeputeerde staten bevoegd
gezag zijn. In de beleidsregel is vastgelegd hoe de provincie omgaat met de verantwoording van het
groepsrisico.
4.2 Gemeentelijk beleid milieu-veiligheid
Apeldoorn heeft in 2008 de “Beleidsvisie Externe Veiligheid Apeldoorn, Kaders voor externe veiligheid
in milieuvergunning en bestemmingsplan” vastgesteld. Hierin zijn de verschillende risicobronnen en de
EV-ambities van de gemeente benoemd. De nu voorliggende beleidsvisie is het vervolg op
voornoemde beleidsvisie.
4.3 Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
Voor de regio Stedendriehoek waar de gemeente Apeldoorn onderdeel van uitmaakt is de Regionale
Structuurvisie Stedendriehoek 2030 van toepassing. Hierin wordt een gemeenschappelijke en
inspirerende visie verwoord op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor het bundelinggebied van
de Stedendriehoek. Zie deel C van de beleidsvisie voor de toetsing van de Regionale Structuurvisie.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 18
4.4 Ruimtelijke ontwikkelingsvisie gemeente Apeldoorn
Naast de regionale visie heeft de gemeente Apeldoorn voor het stedelijk gebied (de eerste vijf
stadsdelen) een ruimtelijke ontwikkelingsvisie Apeldoorn 2020 opgesteld (vastgesteld februari 2002).
In 2012 wordt naar verwachting een nieuwe Structuurvisie voor het gehele grondgebied van
Apeldoorn vastgesteld. Voor de 6 grootste dorpen te weten Beekbergen/Lieren, Hoenderloo,
Klarenbeek, Uddel, Loenen en Ugchelen worden c.q. zijn dorpsvisies opgesteld. Voor de overige
kleine dorpen (Beemte Broekland, Hoog Soeren, Oosterhuizen, Radio Kootwijk en Wenum Wiesel)
zijn en worden geen dorpsvisies ontwikkeld. Voor Hoog Soeren is er wel recentelijk een
bestemmingsplan beschermd dorpsgezicht vastgesteld. Zie deel C van de beleidsvisie voor de
toetsing van de Ruimtelijke ontwikkelingsvisie.
Paars: bedrijventerrein, Groen: landelijk gebied, Oranje: woonwijk/gemengd gebied
Figuur 4.1: Gebiedsindeling gemeente Apeldoorn
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 19
NAZORGAlles wat nodig is om zo snel Mogelijk terug te keren in de
‘normale’ verhoudingen
PREVENTIEHet voorkomen van directe
oorzaken van zware ongevallenen het beperken van de gevolgen
hiervan
PREPARATIEDe daadwerkelijke voorbereiding opde bestrijding van de gevolgen van
mogelijke zware ongevallen
PRO-ACTIEHet structureel voorkomen van situaties met onaanvaardbaar hoge risico’s in de omgeving
van activiteiten met gevaarlijke stoffen
VergunningverleningHandhaving
Hulpbehoefte, rampenplan, aanvalsplan, rampenbestrijdingsplan
REPRESSIEDe bestrijding van de gevolgen van een zwaar ongeval en de verlening
van hulp in acute situaties
RISICOVOORLICHTINGFunctie sirenenet. Beschrijving
risicobronnen, aard van de risico’s, omvang van de schade,
inhoud RBP en VR
Inwerkingtredingbestrijdingsplannen
Risiconormering externe veiligheidLokaal beleid RO
5 Invulling geven aan het milieu-veiligheidsbeleid
Bij het vaststellen van het eigen gemeentelijk milieu-veiligheidsbeleid is een aantal wetten en regels
en beleidskaders van belang, deze zijn voorgaande hoofdstukken behandeld. Invulling geven aan
deze wettelijke regels voortvloeiende verplichtingen vormt een belangrijk onderdeel van het
gemeentelijke milieu-veiligheidsbeleid. Om de gemeentelijke milieu-veiligheidstaken inzichtelijk te
maken is in bijlage 1 van deel D weergegeven welke gemeentelijke incidentele en structurele taken te
onderkennen zijn en of deze al dan niet wettelijk verplicht zijn.
De gemeentelijke milieu-veiligheidstaken zijn onderdeel van de zogenaamde veiligheidsketen.
In figuur 5.1 is in de veiligheidsketen weergegeven hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding
daarop is georganiseerd en wat de relatie is met de gemeentelijke milieu-veiligheidstaken. Figuur 5.1: de veiligheidsketen
Waar wettelijke verplichtingen ophouden ontstaat een gebied waarbinnen de gemeente voor
wenselijke ontwikkelingen kan kiezen. Te denken valt hierbij aan keuzes rond de oriëntatiewaarde van
het groepsrisico en rond richtwaarden voor het plaatsgebonden risico bij beperkt kwetsbare objecten.
Bij deze keuzes is de gemeente gehouden tot degelijke motiveringen en communicatie aan haar
burgers. In deel D van deze beleidsvisie is verder uitgewerkt hoe de gemeente wil omgaan met
milieu-veiligheid in verschillende situaties.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 20
BIJLAGE 1: Gehanteerde begrippen en afkortingen
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 21
Gehanteerde begrippen en afkortingen Aanvalsplan
Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij
de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en
toegangen, over brandscheidingen, e.d.. In aanvalsplannen wordt meestal gebruikgemaakt van plattegronden; soms kan
worden volstaan met een eenvoudig kaartje (bereikbaarheidskaart). Op grond van de Arbowet moeten bepaalde bedrijven zelf
ook over een bedrijfsnoodplan beschikken. In sommige gevallen zijn aanvalsplannen en bedrijfsnoodplannen niet voldoende en
moet er volgens de Wet op de veiligheidsregio’s een rampbestrijdingsplan worden gemaakt. Op grond van de Arbo-wet zijn niet
alleen bedrijven maar ook de brandweer verplicht een risicoinventarisatie te maken. Voor bedrijven wordt dit gedaan in de vorm
van een calamiteitenplan (inclusief ontruimingsplan).
Beheersbaarheid
De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere
betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie,
opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele
capaciteit.
Beperkt kwetsbaar object
a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, en dienst- en
bedrijfswoningen van derden;
b. kantoorgebouwen, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
c. hotels en restaurants, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
d. winkels, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
e. sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
f. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn;
h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd
per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de
mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met
vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen
vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Bestaande situaties
Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI:
• geldende Wm-vergunning;
• vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten is toegelaten;
• aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
(Zie ook nieuwe situaties)
Bevoegd gezag
Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is
de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn.
Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een
bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van
buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels.
Bevi
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten
het bedrijfsterrein. Het verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf 1 april 2004 bij het verlenen van milieuvergunningen en
het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met milieu-veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een
bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 22
BRZO-inrichting
In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware
ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels
dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie.
De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een
preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook,
maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom
ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd.
Drempelwaardelijst bedrijven
De drempelwaardenlijst (Leidraad Risico Inventarisatie, augustus 2006) is een lijst met categorieën van bedrijven die in principe
een milieu-veiligheidsrisico zouden kunnen veroorzaken. Voor elke categorie is een drempel opgenomen, bijvoorbeeld een
minimale aanwezigheid van een hoeveelheid van een bepaalde gevaarlijke stof, die bepaalt of een bedrijf wel of niet risicovol is.
De drempelwaardenlijst wordt gebruikt om te bepalen of een bedrijf opgenomen dient te worden in een landelijk register, het
Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). De tabel maakt deel uit van de Leidraad Risico-inventarisatie, ontwikkeld in
opdracht van de ministeries van VROM en BZK en maakt deel uit van de ministeriële regeling van artikel 6a Wrzo. Met het van
kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s maakt deze regeling tegenwoordig onderdeel uit van de Wvr.
Effect
De effecten ten gevolge van:
• explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling;
• brand;
• toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen;
• calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Onder effecten verstaan we in dit milieu-veiligheidsbeleid uitsluitend dodelijke slachtoffers van een ongeval met gevaarlijke
stoffen die direct (dus niet na enige tijd) bij het zich voordoen van een calamiteit vallen. Alleen in het kader van de
effectbenadering (zie hoofdstuk 2) is het mogelijk om ook bijvoorbeeld gewonden mee te nemen in de beoordeling van de
situatie.
Effectgebied
Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig
ongeval bij de risicobron plaatsvindt. Om te bepalen hoe groot dit gebied is wordt gebruik gemaakt van de
alarmeringsgrenswaarde (schade voor mensen). De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is
het belangrijkste verschil met risicocontouren.
Explosie
Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de
belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven,
die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:
• brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG; • sommige vluchtige vloeistoffen; • patronen en andere munitie; • professioneel en consumentenvuurwerk; • sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest; • stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout.
Gevaarlijke stoffen
Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om
explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen.
Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen
die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om
afvalstoffen gaan.
Grenswaarde
Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 23
Groepsrisico (GR)
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid
in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke
afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een
groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld
Inrichting
Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder art. 8.40 van de Wet
milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is.
Invloedsgebied
Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van
het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisco bij bedrijven is het gebied tot de 1%-letaliteitsgrens, tenzij er een
vastgestelde rekenafstand bestaat, zoals bij LPG-tankstations en transportassen, waar de grens van het invloedsgebied op 150
meter is gesteld. Deze 1%-letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij
een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting.
Kans op dodelijke slachtoffers
Bij het externe veiligheidsbeleid wordt gesproken over risico’s. Hierbij gaat het om de kans dat er een ongeval gebeurt waarbij
het effect is dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het gaat hierbij om slachtoffers die direct en binnen 2 à 3 weken
overlijden ten gevolge van dat ongeval. Naast het effect dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen, kunnen er ook veel
gewonden zijn.
Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig
ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de
hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal
gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke
slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een
ongeval en de nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers.
Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour.
Kwetsbaar object
In het Bevi wordt onder kwetsbaar object verstaan:
a. woningen, niet zijnde woningen die benoemd zijn als beperkt kwetsbaar object;
b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken
of gehandicapten, zoals: ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen, scholen of gebouwen of gedeelten daarvan
bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of complexen waarin meer
dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met
een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een
supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijft van meer dan 50 personen gedurende meerdere
aaneengesloten dagen.
Nieuwe situaties
Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004):
• het oprichten van een inrichting; • het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige
gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;
• een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan); • een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of vrijstellingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van
geen bezwaar;
• besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in
bestaand stedelijk gebied. (Zie ook bestaande situaties)
Ontruimingsplan
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 24
Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in
bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die
aanwezig kunnen zijn.
Oriëntatiewaarde (OW)
Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriënterende waarde), waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd
mag afwijken. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij
een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.
Ramp
Volgens de Wet veiligheidsregio’s is een ramp een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de
gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en
waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te
nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.
Rampenbestrijding
Volgens de Wet veiligheidsregio’s betreft de rampenbestrijding het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van
de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het
voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp.
Rampbestrijdingsplan (RBS)
In een rampbestrijdingsplan worden de te nemen maatregelen en coördinerende afspraken weergegeven, specifiek gericht op
(de omgeving van) een bepaald risico-object. Het maken van rampbestrijdingsplannen wordt in het Besluit veiligheidsregio’s
alleen nog verplicht gesteld voor bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (1999), voor vliegvelden en
afvalvoorzieningen categorie A. Nederland is dit verplicht op grond van internationale richtlijnen (respectievelijk de
Seveso-richtlijn en luchtvaartrichtlijnen). Verder wordt de beslissing over het wel of niet opstellen van een rampbestrijdingsplan
voor een in de regio aanwezig risico-object overgelaten aan het bestuur van de veiligheidsregio. Het bestuur van de
veiligheidsregio moet het rampbestrijdingsplan éénmaal in de drie jaar oefenen waarbij het rampbestrijdingsplan op juistheid,
volledigheid en bruikbaarheid wordt getoetst. Daarnaast moet zij éénmaal in de drie jaar het plan evalueren en nagaan of het
plan moet worden herzien of bijgewerkt.
Regionaal beleidsplan
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van de veiligheidsregio éénmaal in de vier jaar een beleidsplan
vaststellen. Het beleidsplan komt in de plaats van het voormalige regionaal beheersplan rampenbestrijding (RBR). Het
beleidsplan heeft betrekking op alle taken van de veiligheidsregio: beheer en beleid van de brandweer en de GHOR, de
advisering aan het bevoegd gezag over risicobeleid, het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de voorbereiding
van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Het beleidsplan wordt vastgesteld door het bestuur van de veiligheidsregio.
De benoemde prioriteiten en activiteiten worden verder uitgewerkt in de jaarwerkplannen van de betrokken
organisaties. Het beleidsplan wordt minimaal één keer per vier jaar geactualiseerd.
Regionaal crisisplan
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van de veiligheidsregio éénmaal in de vier jaar een crisisplan
opstellen. Het crisisplan beschrijft de algemene organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betreffende regio,
met een beschrijving van bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden en afspraken over randvoorwaarden als start en
opschaling, leiding en informatievoorziening. Uit de wijze waarop de rampenbestrijding en crisisbeheersing is georganiseerd,
blijkt onder meer hoe de basisvereisten crisisbeheersing, die in het Besluit veiligheidsregio’s zijn vastgelegd, worden gehaald.
Ook beschrijft het crisisplan de organisatie, verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de
maatregelen en de voorzieningen die de gemeenten treffen ten aanzien van de rampenbestrijding, zoals de
slachtofferregistratie (CRIB), schadeafhandeling (CRAS) en voorlichting. Verder worden in het crisisplan de afspraken die
gemaakt zijn met andere bij de bestrijding van een ramp of crisis betrokken partijen, vastgelegd. Denk daarbij aan door
crisispartners uit te voeren taken en aan bijstandafspraken met andere veiligheidsregio’s. Crisisplannen moeten afgestemd
worden op de crisisplannen van aangrenzende veiligheidsregio’s en met aangrenzende landen.
Het regionale crisisplan heeft de functionaliteit van de voormalige gemeentelijke rampenplannen overgenomen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 25
Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS)
Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die
in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door
het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke
risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.
Richtwaarde
Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van
een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken.
Risicobron
De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij:
• bedrijven, genoemd in het Bevi, waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen en drempelwaardelijst
bedrijven;
• routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Risicocontouren
Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze
contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de
contour is het risico kleiner.
Risicokaart
Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen
oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een
dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met
gevaarlijke stoffen staan.
Risicoprofiel
Op grond van de Wet veiligheidsregio’s moet het bestuur van een veiligheidsregio minimaal één keer per vier jaar een
risicoprofiel opstellen. Het risicoprofiel bestaat uit een risicoinventarisatie en de analyse daarvan. De risicoinventarisatie omvat
het overzicht van de risicovolle situaties en de soorten branden, rampen of crises die zich in de regio kunnen voordoen. In de
risicoanalyse worden de gegevens uit de risicoinventarisatie nader beschouwd, vergeleken en geïnterpreteerd in termen van
waarschijnlijkheid en maatschappelijke impact van mogelijke rampen en crises. Op basis van de informatie die hieruit
voortkomt, formuleert het bestuur van de veiligheidsregio zijn ambities ten aanzien van het niveau van de gewenste of
benodigde voorbereiding, organisatie en prestaties van de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie. Op basis van
het vastgestelde regionale risicoprofiel wordt bekeken met welke partners afspraken zullen worden gemaakt over hun rol en
bijdrage om die operationele prestaties te kunnen borgen. Dit geldt voor brandweer en GHOR, maar ook zullen in het kader van
multidisciplinaire taken met de gemeenten, de politie en overige partners waaronder waterschappen, Defensie en
Rijkswaterstaat afspraken moeten worden gemaakt. In het beleidsplan worden ook de landelijke beleidsdoelstellingen die
eventueel door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn vastgesteld, doorvertaald naar de regionale
situatie.
Route gevaarlijke stoffen
Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder
belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.
Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover
deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare
situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente
kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen.
Transportroute
Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 26
Veiligheidsrapport (VR)
De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 1999), moeten een
veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat:
• een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd;
• gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen;
• de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen
brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:
• Preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners;
• De planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een
verminderde zelfredzaamheid;
• Infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen
en dergelijke;
• Maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;
• Mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te
controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etcetera.
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 27
BIJLAGE 2: Overzicht van belangrijke wet- en regelgeving
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 28
OVERZICHT VAN BELANGRIJKE WET- EN REGELGEVING
Tabel Relevante wet- en regelgeving
Afk. Naam Inhoud/ relevantie
Wabo Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht (6 november
2008)
Op grond van deze wet verstrekt de bevoegde overheid een
omgevingsvergunning aan bedrijven. Bevoegd gezag stelt eisen t.a.v.
milieukwaliteit. Een van de milieukwaliteiten is externe veiligheid. Deze
wet is op 1 oktober 2010 in werking getreden.
Wro Wet ruimtelijke ordening (20
oktober 2006)
Hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden, is
geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wet bepaalt de
taken van de overheid en de rechten en plichten van burgers, bedrijven
en instellingen. De Wro regelt o.a. de plaatsing van risicobronnen en
risico-ontvangers ten opzichte van elkaar. Deze wet is op 1 juli 2008 in
werking getreden.
Wvgs Wet vervoer gevaarlijke stoffen
(12 oktober 1995)
Wet in het kader van internationale vervoersvoorschriften
(ADR/ADNR/RID). Wvgs is een integrale kaderwet voor de routering
van gevaarlijke stoffen. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder
belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen
zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Deze wet is op 1
augustus 1996 in werking getreden (Stb. 297, 1996).
Seveso I/II EU-richtlijn Richtlijn van de Europese Unie. De Seveso-richtlijn is genoemd naar
het Italiaanse dorpje Seveso waar begin jaren '80 van de 20e eeuw een
chemische fabriek op hol sloeg. Dat leidde tot een Europese richtlijn om
zware ongevallen met gevaarlijke stoffen te voorkomen. De Seveso-II-
richtlijn stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote
schaal met gevaarlijke stoffen werken. Doelstelling is het voorkomen en
beperken van ongevallen met gevaarlijke stoffen. BRZO ‘99 Besluit rampen en zware
ongevallen (27 mei 1999)
Met het inwerkingtreden van het BRZO 1999 heeft Nederland het
grootste deel van de Seveso-II-richtlijn in nationale wetgeving
vastgelegd. Dit besluit heeft als doel mens en milieu te beschermen
tegen ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen door dergelijke
ongevallen zoveel mogelijk te voorkomen en bij ongevallen de gevolgen
daarvan zoveel mogelijk te beperken. Dit besluit is op 19 juli 1999
werking getreden (Stb. 305, 1999).
Wvr Wet veiligheidsregio’s (11 februari
2010)
De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is op 1 oktober 2010 in werking
getreden. Deze nieuwe wet vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet
geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor), de
Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (Wkr) en de Wet rampen
en zware ongevallen (Wrzo). In de wet zijn onder meer de bestuurlijke
inbedding en de basisvereisten voor de organisatie van de
hulpverleningsdiensten opgenomen, welke taken het bestuur van een
veiligheidsregio heeft en wat de minimumeisen zijn voor hulpverleners
als de regionale brandweer en geneeskundige diensten en het
materieel dat ze gebruiken. Kortom de wet regelt een efficiënte en
kwalitatief hoogwaardige organisatie van de brandweerzorg,
geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen,
rampenbestrijding en crisisbeheersing onder één regionaal bestuur.
Bevi Besluit externe veiligheid Het besluit legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 29
Afk. Naam Inhoud/ relevantie
inrichtingen (27 mei 2004)
vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het verplicht
gemeenten en provincies wettelijk bij het verlenen van
milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening
te houden met milieu-veiligheid. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen
op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met
gevaarlijke stoffen. Dit besluit is op 27 oktober 2004 in werking
getreden.
Revi Regeling externe veiligheid
inrichtingen (8 september 2004)
Regeling met regels voor de afstanden en berekening van het
plaatsgebonden- en groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe
veiligheid inrichtingen. Deze regeling is op 27 oktober 2004 in werking
getreden.
Rbev Registratiebesluit externe
veiligheid (28 november 2006)
In het Registratiebesluit worden overheden verplicht om risicosituaties
met gevaarlijke stoffen te melden in het Register Risicosituaties
Gevaarlijke Stoffen. In het besluit wordt exact omschreven wat in het
RRGS wordt opgenomen. Dit besluit is op 30 maart 2007 van kracht
geworden
Rprk Regeling provinciale risicokaart
(5 april 2007)
Provincies maken en beheren de risicokaarten. Dit is wettelijk verankerd
in de nieuwe Wet veiligheidsregio’s. In deze ministeriële regeling wordt
beschreven welke kwetsbare objecten en risicovolle situaties op de
risicokaart moeten worden getoond. Ook zijn regels opgenomen voor
de productie, het beheer en de vormgeving van de risicokaart, zodat de
risicokaarten van alle provincies een uniform uiterlijk hebben en
hetzelfde werken. De gegevens dienen actueel te worden gehouden.
Deze regeling is op 18 april 2007 van kracht geworden.
PGS Publicatiereeks gevaarlijke
stoffen (2005)
De Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS) vervangt de voormalige
CPR-richtlijnen. Deze worden veel gebruikt bij vergunningverlening en
algemene regels op grond van de Wet milieubeheer (8.40-AMvB's) en
bij arbeids-, transport- en brandveiligheid
C-RNVGS Circulaire Risiconormering
Vervoer Gevaarlijke stoffen
(4 augustus 2004)
Met deze circulaire maken de ministers van VenW en BZK en de
staatssecretaris van VROM hun beleid bekend over de afweging van
veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke
stoffen in relatie tot de omgeving. Het externe veiligheidsbeleid voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota
risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Met deze circulaire wordt dit
beleid verder geoperationaliseerd en verduidelijkt. Deze circulaire is in
werking getreden op 4 augustus 2004 en vervalt op 31 juli 2012. De
laatste wijziging van de circulaire is op 4 januari 2010 van kracht
geworden.
- Circulaire Zonering langs
Hogedruk, Aardgas-
Transportleidingen (1984)
Circulaire waarin VROM veiligheidsafstanden heeft vastgelegd voor
transportleidingen waarin aardgas onder hoge druk wordt
getransporteerd. Deze circulaire is met ingang van 1 januari 2011
vervangen door het Bevb.
- Circulaire 'K1K2K3 brandbare
vloeistoffen' (1991)
In deze circulaire zijn veiligheidsafstanden vastgelegd. K1-vloeistoffen
zijn licht ontvlambaar (bijvoorbeeld benzine en spiritus). K2-vloeistoffen
zijn ontvlambaar (bijvoorbeeld petroleum, terpentine en thinner). Onder
K3-vloeistoffen vallen gas- en dieselolie. Deze circulaire is met ingang
van 1 januari 2011 vervangen door het BEVB.
Bevb Besluit externe veiligheid
buisleidingen (24 juli 2010)
Besluit houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het
vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Dit besluit is op
1 januari 2011 van kracht geworden.
Btev Concept Besluit transportroutes
externe veiligheid (ambtelijk
Besluit houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van
transportroutes milieubeheer. Dit besluit treedt naar verwachting in
Nota milieu-veiligheid gemeente Apeldoorn deel B: Wat is milieu-veiligheid? 30
Afk. Naam Inhoud/ relevantie
concept d.d. november 2008) 2012 in werking. Dit besluit zal de C-RNVGS vervangen.