Object pronouns

Post on 23-Dec-2014

2.448 views 2 download

description

 

Transcript of Object pronouns

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

@fish3chips

‘Fish en Chips’ www.gijspalsrok.blogspot.com

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

He likes her.

Her is een object pronouns. Ze dient als het doel van het werkwoord. In

dit geval wordt er iemand leuk gevonden; her.

ADVANCED

They see me. (me = direct object)

They gave me a gift. (me = indirect object)

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Zoek de object pronouns:

Me and my friends met at the mall yesterday. My friend Eli and I saw

them from a distance. They didn’t see us. So Eli waved to my friend

Jessy. He likes her a lot. I don’t know if Jessy likes him. I think they

could be a great couple. Hopefully one day I will marry them. Of course,

they first have to ask me.

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Zoek de object pronouns:

Me and my friends met at the mall yesterday. My friend Eli and I saw

them from a distance. They didn’t see us. So Eli waved to my friend

Jessy. He likes her a lot. I don’t know if Jessy likes him. I think they

could be a great couple. Hopefully one day I will marry them. Of course,

they first have to ask me.

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Personal Pronouns Object Pronouns

I (ik) me (mij/me)

you (jij) you (jou/je)

he (hij) him (hem)

she (zij) her (haar)

it (het) it (het)

we (wij) us (ons)

they (zij) them (hen)

you (jullie) you (jullie)

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Exercise: vul de missende in

Personal Pronouns Object Pronouns

I (ik)

you (jou/je)

he (hij)

it (het)

us (ons)

they (zij)

you (jullie) you (jullie)

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Personal Pronouns Object Pronouns

I (ik) me (mij/me)

you (jij) you (jou/je)

he (hij) him (hem)

she (zij) her (haar)

it (het) it (het)

we (wij) us (ons)

they (zij) them (hen)

you (jullie) you (jullie)

Exercise: vul de missende in

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Waarom gebruik je een object pronoun?

..als doel van het werkwoord.

Hij lachte naar …haar.

Wij zagen …hun.

Ik legde het uit aan …hem.

Zij miste …ons.

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Waarom gebruik je een object pronoun?

..als doel van het werkwoord.

Hij lachte naar …haar. He smiled to her.

Wij zagen …hun. We saw them.

Ik legde het uit aan …hem. I explained it to him.

Zij miste …ons. They missed us.

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Oefening: maak de volgende zinnen af.

1. He hates ……… (I).

2. She never told ……… (he) that she loved him.

3. I will call ……… (you) when I’m finished working.

4. They join ……… (we) this afternoon for a trip to the Zoo.

5. My grandfather met my grandmother in 1926. He still loves ……… (she).

6. I have great neighbours, we really like ……… (they).

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

Oefening: maak de volgende zinnen af.

1. He hates me (I).

2. She never told him (he) that she loved him.

3. I will call you (you) when I’m finished working.

4. They join us (we) this afternoon for a trip to the Zoo.

5. My grandfather met my grandmother in 1926. He still loves her (she).

6. I have great neighbours, we really like them (they).

object pronouns persoonlijke voornaamwoorden voor lijdend/meewerkend voorwerp

@fish3chips

‘Fish en Chips’ www.gijspalsrok.blogspot.com