Post on 30-Jul-2020
Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisisVervolgmeting effecten van de coronacrisis op mobiliteitsgedrag en mobiliteitsbeleving
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | KiMMathijs de Haas, Marije Hamersma en Roel Faber
Foto: ANP/Hollandse Hoogte
Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisisVervolgmeting effecten van de coronacrisis op mobiliteitsgedrag en mobiliteitsbeleving
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 2
In 2018 was dit aandeel volgens het Continu Vakantie Onderzoek (CVO) ongeveer 42%;
• Van de mensen met vakantieplannen naar het buitenland verwacht ongeveer 64% met de auto te gaan en 28% met het vliegtuig. In 2018 was het aandeel auto voor bestemmingen in het buitenland volgens het CVO 53% en het aandeel vliegtuig 37%.
Werk en onderwijs
• Er is sprake van een kleine afname in het aantal thuiswerkers sinds het begin van de coronacrisis. Momenteel werkt ongeveer 48% van de werkenden (deels) thuis, dit was aan het begin van de coronacrisis 54%;
• De ervaringen met thuiswerken en op afstand vergaderen zijn nog steeds overwegend positief. Wel ervaart een deel van de thuiswerkers ook negatieve effecten van thuiswerken zoals een slechtere werk-privé balans (36%) en fysieke (17%) en psychische (10%) klachten;
• Meer dan 60% van de thuiswerkers verwacht de komende maanden vaker thuis te werken dan vóór de coronacrisis. Het aandeel thuiswerkers dat verwacht ook na de coronacrisis vaker te gaan thuiswerken is toegenomen van ongeveer 25% naar 45%;
• Dit vaker thuiswerken verwacht men doorgaans slechts een deel van de werktijd te doen. De meeste thuiswerkers (ongeveer 60%) verwachten in de toekomst één tot twee dagen per week thuis te werken. Minder dan 10% van de thuiswerkers verwacht meer dan 25 uur per week thuis te gaan werken;
• Slechts een klein deel van de scholieren en studenten volgen weer volledig onderwijs op locatie (ongeveer 8%). Scholieren en studenten die (deels) weer naar de onderwijslocatie mochten komen, zijn hier positief over;
• Scholieren en studenten hebben nog steeds beduidend minder positieve ervaringen met onderwijs op afstand dan werkenden met thuiswerken. Ze zijn wel iets positiever geworden sinds het begin van de coronacrisis.
De coronacrisis in 2020 heeft gezorgd voor een aanzienlijke verandering in de mobiliteit. In een enquête onder ruim 2000 Nederlanders heeft het KiM de eerste effecten omstreeks eind maart en begin april onderzocht. In deze brochure beschrijft het KiM de effecten van de coronacrisis op mobiliteitsgedrag en mobiliteitsbeleving eind juni en begin juli aan de hand van een tweede enquête onder dezelfde groep Nederlanders. We geven antwoord op vragen over de invloed van de coronacrisis op de mobiliteit nu en over veranderingen ten opzichte van de mobiliteit vóór de crisis. Ook laten we zien of Nederlanders verwachten dat het verplaatsingsgedrag na de crisis zal veranderen. Bij verwachtingen voor de toekomst benadrukken we dat het gaat om verwachtingen van mensen zelf. De toekomst moet uitwijzen in hoeverre deze verwachtingen werkelijkheid worden. De belangrijkste bevindingen zijn:
Activiteiten buitenshuis
• Nederlanders van alle leeftijden ondernemen nog steeds minder activiteiten buitenshuis dan vóór de coronacrisis. Ten opzichte van het begin van de coronacrisis is wel weer een toename in activiteiten te zien, maar vooral ouderen ondernemen nog minder activiteiten. Qua verandering in activiteiten zijn er geen sterke regionale verschillen zichtbaar;
• Het grootste deel van de mensen die nu minder activiteiten buitenshuis onderneemt verwacht dit niet vol te houden na de coronacrisis. De groep die verwacht dit wel vol te houden is wel gegroeid (van minder dan 10% voor alle activiteiten aan het begin van de coronacrisis naar momenteel 8% tot 30% afhankelijk van de activiteit);
• De tevredenheid over de mogelijkheden voor sociale contacten is verbeterd ten opzichte van die aan het begin van de coronacrisis;
• Ongeveer één op de vijf Nederlanders heeft vakantieplannen geannuleerd in verband met corona. Bijna 60% van de geplande (zomer)vakanties zijn dit jaar in Nederland.
Highlights
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 3
Reisgedrag • We gaan weer meer naar buiten dan aan het begin van de
coronacrisis. Ongeveer een derde van de mensen gaat momenteel op een gemiddelde dag niet naar buiten. Vóór de coronacrisis was dit 20% en aan het begin van de corona- crisis ongeveer 50%;
• Het aantal verplaatsingen en de totale afgelegde afstand zijn weer toegenomen sinds het begin van de coronacrisis, maar liggen nog steeds lager dan voorheen. Momenteel worden er 29% minder reizen gemaakt dan vóór de coronacrisis, waarbij 37% minder afstand wordt afgelegd. Het aandeel fiets ligt hoger dan voor de coronacrisis, dit komt onder andere door een stijging in e-fietsgebruik;
• Nog steeds beoordelen mensen het openbaar vervoer veel negatiever in vergelijking met de situatie vóór de coronacrisis; de meeste mensen (84%) maken op dit moment (nog) liever gebruik van individueel vervoer;
• Van de reizigers die nu minder met de trein reizen gebruikt 46% vaker de auto en 14% vaker de fiets ter vervanging van de treinreis. Voor BTM gebruikt 41% vaker de auto, 37% vaker de fiets, 5% vaker de brommer/scooter en loopt 17% vaker ter vervanging van de reis;
• Ook nadat de coronamaatregelen zijn opgeheven verwacht een deel van de mensen nog gebruik te maken van een alternatieve vervoerwijze. Van de mensen die nu vaker de fiets gebruiken ter vervanging van het OV, verwacht 52% dit na de coronacrisis ook nog vaker te doen. Voor de brommer betreft dit 47%, de auto 34% en voor lopen 40%;
• Aan het begin van de coronacrisis verwachtte ongeveer 80% van de mensen na de coronacrisis weer gebruik te gaan maken van dezelfde vervoerwijzen als vóór de coronacrisis. Ongeveer 20% verwachtte meer te gaan fietsen en lopen. Momenteel verwacht ongeveer 28% minder gebruik te gaan maken van het OV na de coronacrisis dan zij vóór de coronacrisis deden, tegenover 8% die een toename verwacht. 26% denkt vaker te gaan fietsen en 23% denkt vaker te gaan lopen, terwijl respectievelijk slechts 4% en 3% verwachten dit minder vaak te gaan doen. Ook voor de auto verwacht 14% een toename tegenover 7% die een afname verwacht;
• Steeds meer mensen verwachten minder te zullen gaan vliegen. Momenteel verwacht 38% van de mensen met vliegervaring in na de coronacrisis minder te gaan vliegen. Dit aandeel lag op 20% aan het begin van de coronacrisis.
Beleefde impact corona
• Het aandeel mensen met angst voor besmetting is sinds het begin van de coronacrisis gedaald van 35% naar ongeveer 20%. Onder ouderen ligt het aandeel mensen met angst voor besmetting met 36% nog steeds hoger dan gemiddeld, maar ook hier is sprake van een daling;
• De meeste Nederlanders (ca. 83%) verwachten een lange-termijneffect van de coronacrisis op de maatschappij. Dit ligt iets lager dan aan het begin van de coronacrisis (ca. 89%).
Highlights
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 4
Door een groot deel van de vragen uit de eerdere meting te herhalen is onderzocht hoe deze verschillende aspecten in de afgelopen maanden zijn veranderd.Ten tijde van de dataverzameling waren veel van de door de overheid ingestelde maatregelen om verspreiding van het nieuwe coronavirus (COVID-19) te beperken reeds versoepeld. Scholen, horeca en contactberoepen (kapper, fysiotherapie etc.) zijn weer open en (kleinschalige) evenementen mogen weer worden gehouden, maar nog steeds geldt dat iedereen 1,5m afstand dient te houden. Het advies om thuis te werken is ook nog steeds van kracht. We hebben deelnemers expliciet gevraagd naar hun gedrag op dit moment. Daarnaast hebben we deelnemers in sommige gevallen gevraagd om dit gedrag te vergelijken met het gedrag voordat de coronacrisis effect had op de persoonlijke situatie (retrospectieve vragen). Ook hebben we bij enkele onderdelen gevraagd naar de verwachting voor zowel de nabije toekomst als er nog maatregelen van kracht zijn, als voor de toekomst na het opheffen van alle maatregelen. De respons bedroeg 2051 ingevulde dagboekjes en 2252 ingevulde vragenlijsten, een netto respons van respectievelijk 81% en 88%.
Inhoud van deze brochure
In deze brochure worden de belangrijkste inzichten uit het onderzoek gepresenteerd. Dit wordt gedaan met behulp van beschrijvende analyses. Hier en daar wordt een uitsplitsing gemaakt naar relevante achtergrond kenmerken zoals leeftijd of regio. Soms wordt de huidige situatie vergeleken met de situatie voorafgaand aan de coronacrisis. Dit doen we deels aan de hand van retrospectieve vragen uit de vragenlijst. Daarnaast worden hier en daar ook gegevens van het najaar 2019 gebruikt om een vergelijking te maken (de vorige meting onder het panel waarbij dezelfde respondenten hebben deelgenomen).
Aanleiding en doel
Het COVID-19 virus heeft wereldwijd en ook in Nederland effecten op ons dagelijks leven en op onze mobiliteit. Medio maart 2020 werden in Nederland maatregelen getroffen om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Inmiddels is een groot deel van de maatregelen opgeheven of versoepeld en wordt het weer drukker op straat. Eind maart heeft het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) een eerste meting uitgevoerd met het Mobiliteitspanel Nederland (MPN) om veranderingen in mobiliteit te relateren aan persoonlijke kenmerken, veranderingen in activiteiten buitenshuis en veranderingen in werksituatie. Ook zijn verwachtingen voor de toekomst onderzocht. Met een nieuwe meting onder dezelfde respondenten heeft het KiM eind juni en begin juli opnieuw onderzocht hoe de mobiliteit van mensen eruitziet en in hoeverre verwachtingen voor de toekomst zijn veranderd.
Aanpak
Het onderzoek is uitgevoerd onder een representatieve steekproef van ruim 2000 panelleden van het Mobiliteitspanel Nederland (MPN). Het MPN bestaat uit een representatieve groep Nederlanders die gedurende meerdere jaren over hun reisgedrag worden bevraagd. Voor dit onderzoek zijn alle panelleden uitgenodigd die ook aan de eerdere meting eind maart/begin april hebben deelgenomen. Dit maakt het mogelijk het reisgedrag in de huidige periode te vergelijken met het reisgedrag van dezelfde groep Nederlanders zowel aan het begin van de coronacrisis als voordat er sprake was van een coronacrisis. Aan de panelleden is gevraagd in de periode van 22 juni tot en met 4 juli 2020 een ‘reisdagboekje’ voor drie achtereenvolgende dagen in te vullen, aangevuld met een persoonlijke vragenlijst. De vragenlijst is gericht op het in kaart brengen van de oorzaken van opgetreden gedragsveranderingen, hieraan gerelateerde belevingsaspecten en verwachtingen voor de toekomst.
Aanleiding, doel en aanpak
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 5
Verondersteld wordt dat veel van de veranderingen in het gedrag tussen beide tijdsperiodes een gevolg zijn van de coronacrisis. Wel moet opgemerkt worden dat er andere oorzaken ten grond-slag kunnen liggen aan verschillen tussen beide periodes (weer, levensgebeurtenissen, niet-weersgebonden seizoenseffecten, etc.) Daar is (nog) niet expliciet voor gecorrigeerd.
Leeswijzer
We bespreken de inzichten aan de hand van een viertal thema’s. Eerst schetsen we een beeld van de veranderingen in het activiteitenpatroon, waarna wordt ingezoomd op werk en onderwijs. Vervolgens worden de veranderingen in het reisgedrag besproken. De brochure eindigt met een beeld van de beleefde impact van de coronacrisis.
Aanleiding, doel en aanpak
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 6
Inhoud
Activiteiten buitenshuis
Werk en onderwijs
Beleefde impact corona Reisgedrag
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 7
Aantal activiteiten buitenshuis nog steeds lager dan vóór de coronacrisis
• Het ondernemen van activiteiten buitenshuis is nog niet terug op het niveau van vóór de coronacrisis (september 2019). Wel ondernemen mensen weer meer activiteiten dan aan het begin van de coronacrisis (maart/april);
• Momenteel doet ongeveer 11% van de respondenten 4 of meer keer per week boodschappen (Figuur 1). Dit percentage lag in maart/april rond de 8%. Vóór de coronacrisis deed 15% van de respondenten 4 of meer keer per week boodschappen;
Activiteiten buitenshuis
6 of 7 dagen per week 4 of 5 dagen per week 1 tot 3 dagen per week Minder dan 1 keer per week Niet
0
10
20
30
40
50
60
70
80%
Vrijwilligerswerk/mantelzorg
Bij iemand op bezoek
gaan
SportenHorecabezoeken
WinkelenDagelijksboodschappen
doen
Figuur 1: Frequentie activiteiten buitenshuis (juni/juli)
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 8
• Voor boodschappen doen, sporten en vrijwilligerswerk/mantel- zorg zit ongeveer de helft van de respondenten weer op de frequentie van vóór de coronacrisis (Figuur 2). De andere helft verricht deze activiteiten nog steeds minder. Voor winkelen, bij mensen op bezoek gaan en horeca bezoeken geldt dat dit nog steeds aanzienlijk minder gedaan wordt dan voor de coronacrisis. Wel geldt voor alle activiteiten dat ten opzichte van het begin van de coronacrisis de gemiddelde frequentie weer is toegenomen.
Ouderen ondernemen nog duidelijk minder activiteiten
• Vooral ouderen ondernemen nog steeds aanzienlijk minder activiteiten (Figuur 3). De verschillen naar leeftijd zijn gelijk aan het patroon aan het begin van de coronacrisis;
• Ouderen doen vooral (nog) duidelijk minder boodschappen buitenshuis en minder vrijwilligerswerk/mantelzorg ten opzichte van vóór de coronacrisis;
• Voor horeca bezoeken, bij mensen op bezoek gaan en winkelen valt ook op dat ouderen hier vaker dan jongeren minder activiteiten rapporteren dan vóór de coronacrisis, maar hier zijn de verschillen minder groot;
• Voor sporten geldt dat zowel jongeren als ouderen dit nog steeds aanzienlijk minder doen dan vóór de coronacrisis.
Figuur 2: Verandering activiteiten buitenshuis sinds coronacrisis
Figuur 3: Verandering activiteiten naar leeftijd (juni/juli)
Activiteiten buitenshuis
%0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juli
Horeca bezoeken
Juni/juli
Maart/april
Vrijwilligerswerk/mantelzorg
Juni/juli
Maart/april
Op bezoek gaan
Juni/juli
Maart/april
Sporten
Juni/juli
Maart/april
Winkelen
Juni/juli
Maart/april
Boodschappen doen
Vaker Even vaak Minder vaak
%0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Vrijwilligerswerk/mantelzorg
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Op bezoek gaan
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Sporten
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Horeca bezoeken
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Winkelen
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
Boodschappen doen
Vaker Even vaak Minder vaak
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 9
Tevredenheid over mogelijkheden voor contacten verbeterd ten opzichte van begin coronacrisis
• Ten opzichte van het begin van de coronacrisis vinden mensen het nu minder prettig om op alternatieve manieren (digitaal, telefonisch) sociaal contact te hebben (Figuur 5);
• Digitale alternatieven voor sociale contacten worden door het grootste deel van de Nederlanders niet als volwaardige vervanging van fysiek contact gezien. Dit beeld is vrijwel niet veranderd sinds het begin van de coronacrisis (Figuur 5);
Geen duidelijk regionaal patroon wat betreft verandering in activiteiten
• Qua verandering in activiteiten zijn er geen sterke regionale verschillen zichtbaar. Dit geldt zowel voor de periode maart/april als voor de periode juni/juli;
• In het noorden en het westen wordt nog iets minder vaak boodschappen gedaan dan vóór de coronacrisis in vergelijking met de andere regio’s (Figuur 4). Voor horeca bezoeken, sporten en winkelen bestaat er vrijwel geen verschil tussen de regio’s;
• Voor op bezoek gaan geldt dat de frequentie hiervan in het noorden iets minder is afgenomen ten opzichte van vóór de coronacrisis in vergelijking met andere regio’s. Voor vrijwilligerswerk/mantelzorg geldt echter het omgekeerde patroon: dit blijken respondenten uit het noorden in vergelijking met andere regio’s juist nog minder frequent te doen dan vóór de coronacrisis.
Activiteiten buitenshuis
Figuur 4: Verandering boodschappen doen naar regio (juni/juli)
Figuur 5: Oordeel op stellingen rond sociale contacten
%0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Noord
Oost
Zuid
West
Juni/juli
Noord
Oost
Zuid
West
Maart/april
Vaker Even vaak Minder vaak
Ik ervaar momenteelvoldoende mogelijkheden om
sociale contacten te hebben
Ik ervaar het momenteelals prettig om buitenshuis
sociale contacten te hebben
Ik ervaar het als prettig ommomenteel op een andere manier
(digitaal, telefonisch, etc)sociale contacten te hebben
Digitale/telefonische oplossingenom sociaal contact te hebben zijn
voor mij een volwaardige vervangingvoor fysiek samen afspreken
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Mee eens Zeer mee eens
%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 10
• Het aandeel mensen dat buitenshuis contact als prettig ervaart is ook sterk toegenomen sinds het begin van de coronacrisis (van ongeveer 26% naar 62%); het merendeel van de respondenten ervaart dit nu als prettig. Ouderen vinden buitenshuis contact nog iets minder prettig dan jongeren, maar het verschil tussen de leeftijdsgroepen is beperkt (Figuur 7).
• Het aandeel Nederlanders dat voldoende mogelijkheden voor sociale contacten ervaart is ten opzichte van het begin van de coronacrisis gestegen van 40% naar 52% (Figuur 5). Hier is geen duidelijk verschil naar gezinssituatie waarneembaar, al zijn gezinnen met jongere kinderen hierover het meest positief (Figuur 6);
Activiteiten buitenshuis
Figuur 7: Oordeel op stelling ‘Ik ervaar het momenteel als prettig om buitenshuis sociale contacten te hebben’ naar leeftijd
Figuur 6: Oordeel op stelling ‘Ik ervaar momenteel voldoende mogelijkheden om sociale contacten te hebben’ naar gezinssituatie
< 25 jaar
25-44 jaar
45-64 jaar
65 jaaren ouder
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Mee eens Zeer mee eens
%
Alleenstaand
Volwassenhuishouden
Huishouden metleeftijd jongste kind
< = 12 jaar
Huishouden metleeftijd jongste kind
13 t/m 17 jaar
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Mee eens Zeer mee eens
%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 11
Ongeveer één op de vijf Nederlanders heeft vakantieplannen geannuleerd in verband met corona
• Begin juli heeft ongeveer een derde van de Nederlanders nog geen plannen voor een (eerstvolgende) vakantie (Figuur 9);
• Ongeveer 20% van de Nederlanders geeft aan plannen te hebben geannuleerd in verband met corona. Een ongeveer even zo grote groep laat de vakantie volgens plan doorgaan. Ongeveer 6% heeft hierover nog geen beslissing genomen;
• Zo’n 15% heeft besloten in een ander land (buitenland of Nederland) op vakantie te gaan dan vóór corona was gepland.
Grootste deel mensen verwacht nog steeds terug te gaan naar ‘oude’ gedrag
• Net als aan het begin van de coronacrisis verwacht het grootste deel van de mensen dat op dit moment minder activiteiten onderneemt dit gedrag niet vol te houden na de coronacrisis (Figuur 8);
• De groep mensen die verwacht ook na de coronacrisis minder vaak activiteiten buitenshuis te ondernemen is wel toegenomen sinds het begin van de coronacrisis. Dit geldt voor alle activiteiten, maar vooral voor boodschappen doen en winkelen.
Activiteiten buitenshuis
Figuur 8: Oordeel op stelling ‘Ik verwacht ook na de situatie met corona minder activiteiten buitenshuis te verrichten ten opzichte van de situatie vóór corona’
%0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juliHoreca bezoeken
Juni/juli
Maart/aprilVrijwilligerswerk/mantelzorg
Juni/juli
Maart/april
Op bezoek gaan
Juni/juli
Maart/aprilSporten
Juni/juli
Maart/aprilWinkelen
Juni/juli
Maart/aprilBoodschappen doen
Zeer mee eensMee eens
Mee oneensZeer mee oneens
Niet oneens/niet eens
Figuur 9: Plannen eerstvolgende vakantie
Zeer mee eensMee eens%
0 5 10 15 20 25 30 35
Ik verwacht volgens het plan dat al vóór decoronacrisis was gemaakt op vakantie te gaan
Vóór de coronacrisis was gepland naar het buitenlandte gaan, maar nu ga ik binnen Nederland op vakantie
De vakantie gaat naar een ander (buiten)landdan vóór de coronacrisis was gepland
Er is nog geen beslissing genomen of de plannen vanvóór de coronacrisis doorgaan of worden gewijzigd
Er waren vóór de coronacrisis nog geenplannen, maar ondertussen zijn die er wel
Er zijn (nog) geen plannenvoor vakantie
De plannen gaan niet door inverband met de coronacrisis
De plannen gaan om anderereden(en) niet door
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 12
• 77% van de mensen verwacht met de auto op vakantie te gaan en 12% met het vliegtuig (Figuur 11). Van de mensen met een vakantiebestemming in Nederland verwacht ongeveer 88% met de auto te gaan. Voor bestemmingen buiten Nederland verwacht ongeveer 64% met de auto te gaan en 28% met het vliegtuig. Volgens het CVO gingen in 2018 reizen in de eerdergenoemde periode binnen Nederland in 89% van de gevallen met de auto. Voor bestemmingen in het buitenland ging 53% met de auto en 37% met het vliegtuig.
Bijna 60% van de geplande (zomer)vakanties in Nederland
• Van de Nederlanders met vakantieplannen blijft ongeveer 57% in Nederland. Ongeveer 40% kiest voor een vakantie in Europa; zo’n 3% gaat buiten Europa op vakantie (Figuur 10). In 2018 had volgens het Continu Vakantie Onderzoek (CVO) 42% van de reizen voor privé-reden in de periode juli, augustus en september een Nederlandse bestemming, 52% een bestemming in Europa en 6% buiten Europa;
Activiteiten buitenshuis
Figuur 10: Bestemming eerstvolgende vakantie
Figuur 11: Vervoermiddel eerstvolgende vakantie
Bestemming in NederlandBestemming buiten Nederland in Europa (inclusief Turkije)Bestemming buiten Europa
57%
40%
3%
Bestemming eerstvolgende vakantie
Auto Vliegtuig Camper Motor TreinBus/Touringcar Boot Fiets Overig
12%
77%
2%
2%
1%2%1%1%
0%
10%
Vervoermiddel eerstvolgende vakantie
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 13
Kleine afname in aantal thuiswerkers sinds begin coronacrisis
• Het aantal thuiswerkers is iets afgenomen sinds het begin van de coronacrisis. Iets minder dan de helft van de werkenden werkt nu minimaal 1 uur per week thuis. Vóór de coronacrisis was dit ongeveer een derde (Figuur 13);
• Het aantal mensen dat meer thuiswerkt dan vóór de coronacrisis is ook iets afgenomen. Nog steeds werkt iets meer dan 35% van de mensen vaker thuis dan vóór de coronacrisis (Figuur 13). Dit is ook terug te zien in het aandeel gewerkte uren dat thuis wordt gewerkt (Figuur 14);
• Het aandeel mensen dat vaker op afstand vergadert is nagenoeg gelijk aan het aandeel aan het begin van de corona- crisis (Figuur 13).
Meer mensen weer aan het werk
• In juni/juli geven beduidend minder mensen aan dat zij minder werken of zelfs geheel zijn gestopt met werken dan aan het begin van de coronacrisis (Figuur 12). Zo’n 8% van de werkenden is weer aan het werk, na in maart/april tijdelijk te zijn gestopt;
• Ook werktijden en werkdagen zijn voor een groter deel van de mensen weer terug naar de tijden en dagen van vóór de coronacrisis;
• Er lijkt wel een zeer kleine toename te zijn van het aantal mensen dat zijn/haar baan is kwijtgeraakt of failliet is gegaan. Deze toename kan ook aan de steekproefonzekerheid liggen.
Werk en onderwijs
Figuur 12: Verandering werksituatie (ten opzichte van situatie vóór de coronacrisis)
Figuur 13: Verandering op afstand werken
0 10 20 30 40 50 60
Geen van deze
Mijn werktijden/werkdagen
zijn veranderd
Ik ben meer gaan werken
Ik ben minder gaan werken
Ik ben tijdelijkgestopt met werken
Ik ben mijn baankwijtgeraakt/ik ben
failliet gegaan
%Maart/april Juni/juli
Verandering werksituatie
Voorheen Maart/april Juni/juli%
0 10 20 30 40 50 60
Vaker op afstand vergaderen
Meer thuiswerken
Werkt thuis
Verandering op afstand werken
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 14
Thuiswerkers zijn nog steeds overwegend positief, maar ook negatieve aspecten
• Net als aan het begin van de coronacrisis zijn thuiswerkers overwegend positief over thuiswerken. Meer thuiswerkers zijn nu van mening dat het thuiswerken hen gemakkelijk afgaat dan aan het begin van de coronacrisis (eerst 61%, nu 71%) (Figuur 15);
• Er zijn ook minder positieve aspecten van thuiswerken. Mensen missen hun collega’s (51%) en geven minder vaak aan goed contact te hebben met collega’s dan aan het begin van de coronacrisis (toen 52%, nu 44%). Daarnaast geven veel mensen aan het lastig te vinden om de werk-prive balans te bewaren;
• Iets minder dan 20% van de thuiswerkers geeft aan fysieke klachten te hebben door het thuiswerken. Het aantal thuis-werkers dat aangeeft psychische klachten te hebben door thuiswerken is minder groot (8%).
Werk en onderwijs
0
10
20
30
40
50
60
70
75-100%50-75% 25-50%Tot 25%0%
Aandeel werkuren op afstand%
Maart/aprilVoorheen Juni/juli
Figuur 14: Aandeel werkuren thuiswerken Figuur 15: Ervaringen en verwachtingen thuiswerken1
1 Niet alle stellingen zijn uitgevraagd in de meting eind maart/begin april
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Mee eens Zeer mee eens%
Ik verwacht ook in de toekomst nacorona vaker thuis te gaan werken Juni/juli
Maart/april
Ik verwacht ook de komendemaanden (als er nog
coronamaatregelen zijn)vaker thuis te werken
Juni/juli
Maart/april
Fysieke klachtendoor thuiswerken Juni/juli
Maart/april
Psychische klachtendoor thuiswerken Juni/juli
Maart/april
Ik mis mijn collega'sJuni/juli
Maart/april
Lastiger om werk-privebalans te bewaren Juni/juli
Maart/april
Goede ondersteuningvan werkgever Juni/juli
Maart/april
Goed contactmet collega's Juni/juli
Maart/april
Goede digitale faciliteitenom thuis te werken Juni/juli
Maart/april
Goede werkplekom thuis te werken Juni/juli
Maart/april
Bij thuiswerken voel ikmij flexibeler Juni/juli
Maart/april
Mijn werk leent zichgoed voor thuiswerken Juni/juli
Maart/april
Ik voel me voldoende productieftijdens het thuiswerken Juni/juli
Maart/april
Thuiswerken gaat megemakkelijk af Juni/juli
Maart/april
Positieve ervaringenthuiswerken Juni/juli
Maart/april
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 15
Positievere ervaringen met vergaderen op afstand
• In vergelijking met het begin van de coronacrisis zijn mensen nog iets positiever geworden over vergaderen op afstand (Figuur 17);
• Er is vooral een toename te zien in het aandeel mensen dat vergaderen op afstand net zo productief vindt als fysiek overleg (eerst 43%, nu 55%) en dat vergaderen op afstand geschikt vindt voor de meeste afspraken (eerst 54%, nu 67%);
• Een zeer ruime meerderheid (ongeveer 80%) verwacht vaker op afstand te blijven vergaderen zolang er nog corona-maatregelen zijn;
• Het aandeel dat verwacht na de coronacrisis ook vaker op afstand te vergaderen is toegenomen sinds het begin van de coronacrisis, van ongeveer 36% naar ongeveer 60%.
Meer mensen verwachten in de toekomst vaker thuis te werken
• De meerderheid van de thuiswerkers (ongeveer 62%) verwacht in de komende maanden met coronamaatregelen ook nog vaker thuis te werken (Figuur 15);
• Het aandeel thuiswerkers dat verwacht ook in de toekomst na de coronacrisis vaker te gaan thuiswerken is gestegen sinds de vorige meting van ongeveer 25% naar 45%;
• De meeste thuiswerkers (ongeveer 60%) verwachten in de toekomst één tot twee dagen per week thuis te werken. Minder dan 10% van de thuiswerkers verwacht meer dan 25 uur per week thuis te gaan werken (Figuur 16).
Na coronaJuni/juliMaart/aprilVoorheen
Aantal uren thuisgewerkt en verwachtingen van thuiswerkers%
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
33+ uur25-32 uur17-24 uur9-16 uur1-8 uur0 uur
Figuur 16: Verdelingen en verwachtingen aantal uur thuiswerken (enkel respondenten die momenteel thuiswerken of aangeven vaker thuis te werken)
Figuur 17: Ervaring met vaker op afstand vergaderen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Mee eens Zeer mee eens%
Ik verwacht in de toekomst (als ergeen coronamaatregelen meer zijn) ook vaker op afstand te vergaderen Juni/juli
Maart/april
Ik verwacht ook de komende maanden (als er nog coronamaatregelen zijn)
vaker op afstand te vergaderen Juni/juli
Maart/april
Vergaderen op afstand is met name geschikt om te overleggen
met directe collega's Juni/juli
Maart/april
Vergaderen op afstand is voor de meeste afspraken geschikt Juni/juli
Maart/april
Vergaderingen op afstandzijn net zo productief als
fysiek overleg Juni/juli
Maart/april
Ik heb positieve ervaringen met vergaderen op afstand Juni/juli
Maart/april
Werk en onderwijs
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 16
Grote verschillen in verandering werksituatie tussen sectoren
• Er zijn grote verschillen zichtbaar in de veranderingen in de werksituatie tussen sectoren (Figuur 19);
• Vooral in de sectoren Gezondheidszorg en (Detail)handel is het aantal gewerkte uren relatief vaak veranderd in vergelijking met vóór de coronacrisis. In de sector Industrie en productie is het aantal werkuren veel stabieler;
• Vooral in de sector Onderwijs en Wetenschap zijn meer mensen in vergelijking met het begin van de coronacrisis weer aan het werk op hun werktijden en werkdagen van vóór de coronacrisis.
Mondkapjes geen populaire maatregel op het werk
• De meeste werknemers (ongeveer 68%) geven aan het vervelend te vinden indien zij mondkapjes zouden moeten dragen op de werklocatie (Figuur 18);
• Iets minder dan de helft (ongeveer 47%) van de werknemers zou het vervelend vinden als zij verplicht op andere tijden moeten werken of als zij maar een beperkt aantal dagen of helemaal niet naar de werklocatie zouden mogen;
• Een kleiner deel van de werkenden (ongeveer 28%) geeft aan het vervelend te vinden als zij van de werkgever het OV zouden moeten mijden. Onder werknemers die voorheen met het OV naar het werk reisden ligt dit aandeel hoger (op ongeveer 54%).
Werk en onderwijs
0 10 20 30 40 50 60 70 80
...het OV voorwoon-werkverkeer
moeten mijden
...op mijn werklocatie eenmondkapje moeten dragen
...verplicht word om opandere tijden te werken
...maar een beperkt aantaldagen of helemaal niet naar
mijn werklocatie mag
Mee eens Zeer mee eens%
Figuur 18: Ik zou het vervelend vinden als ik van mijn werkgever...
Figuur 19: Veranderingen werksituatie (ten opzichte van situatie vóór de coronacrisis) naar sector (juni/juli)
0 5 10 15 20 25 30
Mijn werktijden/werkdagen
zijn veranderd
Ik werk meer
Ik werk minder
Ik ben tijdelijk gestopt met
werken
Ik ben mijn baan kwijt/ik ben
failiet gegaan
Automatisering en ICTGezondheidszorg (Detail) handelOnderwijs en wetenschap Industrie en productie Andere sector
%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 17
Verwachtingen thuiswerken in de toekomst verschillend tussen sectoren
• In alle sectoren verwacht het merendeel van de huidige thuiswerkers ook de komende maanden vaker thuis te werken dan zij vóór de coronacrisis deden. In de sector Automatisering en ICT ligt het aandeel hoger dan in de andere sectoren (Figuur 21);
• Ook is er een duidelijk verschil naar sectoren wat betreft de verwachting om ook na de coronacrisis vaker thuis te blijven werken. In de sector Automatisering en ICT verwacht meer dan 65% dit vaker te blijven doen, terwijl dit aandeel in de sector Onderwijs en wetenschap lager ligt op ongeveer 32%.
Automatisering en ICT koploper thuiswerken
• In de sector Automatisering en ICT wordt het meeste thuisgewerkt. Meer dan 80% van de werknemers in deze sector werkt nu meer thuis dan vóór de coronacrisis (Figuur 20). Dit zijn er ongeveer evenveel als aan het begin van de coronacrisis;
• Ook in de sector Onderwijs en Wetenschap wordt in vergelijking met andere sectoren veel thuisgewerkt. Het aandeel thuiswerkers in deze sector is wel sterker gedaald sinds het begin van de coronacrisis dan in andere sectoren;
• In de sector (Detail)handel wordt juist relatief weinig méér thuisgewerkt en op afstand vergaderd in vergelijking met vóór de coronacrisis.
Figuur 20: Veranderingen op afstand werken naar sector (juni/juli) Figuur 21: Ervaringen en verwachtingen thuiswerken naar sector (juni/juli)Veranderingen in op afstand werken naar sector
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Meer op afstand vergaderen
Meer thuiswerken
Automatisering en ICTGezondheidszorg (Detail) handelOnderwijs en wetenschap Industrie en productie Andere sector
Zeer mee eensMee eens%
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Onderwijs en wetenschap
Automatisering en ICT
(Detail) handel
Gezondheidszorg
Onderwijs en wetenschap
Automatisering en ICT
(Detail) handel
Gezondheidszorg
Onderwijs en wetenschap
Automatisering en ICT
(Detail) handel
Gezondheidszorg
Ervaringen en verwachtingen thuiswerken naar sector
Positieve ervaringen
Ik verwacht ook in de toekomst na corona vaker thuis te gaan werken
Ik verwacht ook de komende maanden vaker thuis te werken
Werk en onderwijs
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 18
Nog veel onderwijs op afstand
• Slechts een klein deel van de scholieren en studenten (ongeveer 8%) volgt momenteel volledig onderwijs op locatie. Een groter deel (ongeveer 47%) volgt nog volledig onderwijs op afstand (Figuur 22);
• Dit is vooral het geval voor studenten (ouder dan 18). Een ruime meerderheid van hen volgt onderwijs volledig op afstand (ongeveer 66%) (Figuur 23);
• Scholieren konden al wat vaker naar de locatie, hoewel in de meeste gevallen niet voltijds.
Studenten en scholieren blij om weer naar de onderwijslocatie te kunnen
• De studenten en scholieren die weer op locatie onderwijs volgen zijn daar positief over (Figuur 24);
• Een ruime meerderheid is blij medestudenten weer fysiek te treffen (ongeveer 80%) en vindt het prettig om weer naar de onderwijslocatie te kunnen (ongeveer 79%);
• De meeste studenten en scholieren die weer op locatie onder- wijs volgen vinden dat de onderwijslocatie goede maatregelen heeft getroffen om verspreiding van het corona virus tegen te gaan (ongeveer 76%). Ongeveer 6% is bang om op de onderwijslocatie besmet te worden met corona.
Volledig op afstand
Ik volg geen onderwijs meerDeels op afstand, deels op locatie
Volledig op locatie
15%
47%
8%
De locatie waar men onderwijs volgt
30%
Figuur 22: De locatie waar men onderwijs volgt (juni/juli)
Figuur 23: De locatie waar men onderwijs volgt, uitgesplitst naar leeftijd (juni/juli)
0
10
20
30
40
50
60
70
Ik volg geen onderwijs meer
Volledig op afstand
Deels op afstand, deels op locatie
Volledig op locatie
De locatie waar men onderwijs volgt, uitgesplitst naar leeftijd
Ouder dan 1818 en jonger
%
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90
Ik vind het prettig omweer naar de onderwijs
locatie te kunnen
Mijn onderwijslocatie heeftgoede maatregelen getroffen
om verspreiding te voorkomen
Ik ben bang op deonderwijslocatie besmet
te worden met corona
Ik ben blij dat ikmedestudenten weer
fysiek tref
Mee eens Zeer mee eens%
Figuur 24: Ervaringen met onderwijs op locatie (juni/juli)
Werk en onderwijs
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 19
Studenten iets minder negatief over onderwijs op afstand
• Studenten en scholieren zijn, net als aan het begin van de coronacrisis, opvallend minder positief over het volgen van onderwijs op afstand dan werkenden zijn over het werken op afstand (Figuur 25);
• Ze zijn wel iets positiever geworden sinds het begin van de coronacrisis. Er is vooral een toename van het aandeel studenten/scholieren dat het thuis onderwijs volgen als prettig ervaart (van ongeveer 30% naar 38%);
• Daarnaast is het aandeel studenten/scholieren dat aangeeft goede digitale faciliteiten te hebben gestegen (van ongeveer 85% naar 89%);
• In een situatie met coronamaatregelen verwacht een ruime meerderheid (ongeveer 60%) van de studenten/scholieren nog veel thuis onderwijs te gaan volgen;
• Opvallend is de relatief grote toename van het aandeel studenten/scholieren dat verwacht na de coronacrisis meer thuis onderwijs te gaan volgen (van ongeveer 11% naar 27%).
Meerderheid van studenten voelt zich niet voldoende gehoord
• Minder dan de helft van de scholieren en studenten (ongeveer 36%) denkt dat er voldoende naar hen wordt geluisterd bij het nadenken over coronamaatregelen (Figuur 26);
• De relatief negatieve ervaringen met onderwijs volgen op afstand zijn terug te zien in het aandeel scholieren/ studenten dat liever onderwijs vanuit huis volgt. Slechts iets meer dan een kwart van deze groep (ongeveer 29%) geeft aan liever thuis onderwijs te volgen zolang er nog coronamaatregelen zijn.
Figuur 25: Ervaringen met onderwijs op afstand
Figuur 26: Mening studenten over coronamaatregelen rond school/studie (juni/juli)
Ik ervaar het thuis onderwijs volgen als prettig
Ik kan mij thuis goed concentreren op mijn studie/schoolwerk
Ik heb een goede werkplek om thuis onderwijs te volgen
Ik heb goede digitale faciliteiten om thuis onderwijs te volgen
Ik krijg voldoende hulp om thuis onderwijs te volgen
Ik verwacht de komende tijd (met coronamaatregelen) ook nog
veel thuis onderwijs te volgen
Ik verwacht in de toekomst (na coronamaatregelen) ook meer
thuis onderwijs te volgen
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Juni/juli
Maart/april
Mee eens Zeer mee eens
%
0 5 10 15 20 25 30 35 40
Zolang er nog coronamaatregelenzijn volg ik liever onderwijs vanuit huis
In het nadenken over corona-maatregelen rond school/studie wordtvoldoende naar studenten geluisterd
Mee eens Zeer mee eens%
Mening studenten over coronamaatregelen rond school/studie
Werk en onderwijs
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 20
• Sinds het begin van de coronacrisis is de afgelegde afstand sterker gestegen dan het aantal verplaatsingen (+90%). Dit houdt in dat we gemiddeld gezien weer langere verplaatsingen maken (Figuur 30). De afgelegde afstand per drie dagen ligt nog wel lager dan vóór de coronacrisis (94 km tegenover 59 km, Figuur 29);
Mensen gaan nog steeds minder naar buiten
• Op een willekeurige dag gaat op dit moment ongeveer een derde van de mensen niet naar buiten. Voorheen was dit ongeveer 20% en in het begin van de coronacrisis 50% (Figuur 27);
Mobiliteit neemt weer toe, maar nog steeds afname in aantal verplaatsingen en afgelegde afstand
• Het gemiddelde aantal verplaatsingen ligt nog steeds lager dan voorheen (-29%), met een daling van 8,1 verplaatsingen per drie dagen, naar 5,7 verplaatsingen per drie dagen (Figuur 28). Ten opzichte van het begin van de coronacrisis worden er echter fors meer verplaatsingen gemaakt (+57%). De elektrische fiets wordt momenteel vaker gebruikt dan vóór de coronacrisis. Daarnaast is de afname van het aantal verplaatsingen het minst sterk bij lopen als vervoerwijze;
Reisgedrag
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Juni/juliMaart/aprilVoorheen
Wel of niet naar buiten geweest%
Persoon is weggeweest Persoon is niet weggeweest
Figuur 27: Wel of niet naar buiten geweest
Figuur 28: Gemiddeld aantal verplaatsingen per drie dagen
Figuur 29: Gemiddeld afgelegde afstand in drie dagen
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Verplaatsingen
Juni/juliMaart/aprilVoorheen
Gemiddeld aantal verplaatsingen per drie dagen
0
20
40
60
80
100
Juni/juliMaart/aprilVoorheen
km
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 21
Nog steeds minder verplaatsingen voor alle motieven behalve voor toeren/wandelen
• Voor alle motieven, behalve voor ‘toeren, wandelen’, is nog steeds sprake van een afname in aantal verplaatsingen in vergelijking met vóór de coronacrisis. In vergelijking met het begin van de coronacrisis is het aantal verplaatsingen wel weer toegenomen voor alle motieven. Ondanks dat het aantal verplaatsingen voor ‘toeren, wandelen’ hoger ligt dan vóór de coronacrisis, is dit aantal wel gedaald sinds het begin van de coronacrisis (Figuur 32);
• In vergelijking met vóór de coronacrisis is er voor de motieven ‘onderwijs’ (-73%) en ‘sociaalrecreatief overig’ (-53%) sprake van de sterkste afname in aantal verplaatsingen.
• Hoewel met de meeste vervoerwijzen een kleinere afstand wordt afgelegd is er bij de elektrische fiets en lopen sprake van een toename in afgelegde afstand per persoon ten opzichte van vóór de coronacrisis. Voor de reguliere fiets ligt de afgelegde afstand weer op hetzelfde niveau als vóór de coronacrisis.2
• Net als aan het begin van de coronacrisis is de afname in gebruik het grootst bij het openbaar vervoer en de auto als passagier. Het aandeel fiets is toegenomen en ligt hoger dan vóór de coronacrisis2 (Figuur 31);
• Het aandeel lopen is weer afgenomen ten opzichte van het begin van de coronacrisis, dit komt omdat het gebruik van andere vervoerwijzen relatief sterker is toegenomen. Het aandeel ligt wel nog steeds hoger dan vóór de coronacrisis;
• Er wordt momenteel gemiddeld over een langere afstand gefietst (van 3,4 naar 4,1 km) en gelopen (van 1,2 naar 1,8 km) dan vóór de coronacrisis. Ten opzichte van het begin van de coronacrisis is er wel sprake van een afname. Toen lagen de gemiddelde fietsafstand en loopafstand op respectievelijk 4,4 en 2,3 km.
Reisgedrag
0
2
4
6
8
10
12
Juni/juliMaart/aprilVoorheen
km
Figuur 30: Gemiddeld afgelegde afstand per verplaatsing Figuur 31: Aandeel vervoerwijzen in huidige situatie met corona (in verplaatsingen)Aandeel vervoerwijzen in huidige situatie met corona (in verplaatsingen)
%
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
OverigLopenFiets Bromfiets/ snorfiets
Bus/tram/ metro
TreinAuto als passagier
Auto als bestuurder
Voorheen Maart/april Juni/juli
2 Dit zou ook een weer- of seizoenseffect kunnen zijn en hoeft niet per se te maken te hebben met de coronacrisis
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 22
Nog steeds vaker een rondeverplaatsing
• Aan het begin van de coronacrisis bleek een kwart van alle verplaatsingen een rondeverplaatsing (bijv. een rondje lopen, de hond uitlaten). Momenteel is dit aandeel gehalveerd tot 12%.
• Absoluut gezien is er nog wel sprake van een stijging in het aantal rondeverplaatsingen van 30% ten opzichte van vóór de corona- crisis. Aan het begin van de coronacrisis was deze absolute stijging 65% ten opzichte van vóór de coronacrisis (Figuur 33);
• In het begin van de coronacrisis gingen mensen vooral relatief vaker een rondje wandelen/fietsen (56%). Momenteel is de hond uitlaten, net als vóór de coronacrisis, weer de belangrijkste reden voor een rondeverplaatsing (Figuur 34).
Reisgedrag
0 0,20 0,40 0,60 0,80 1,00 1,20 1,40 1,60 1,80
Verplaatsingen
2,00
Onbekend
Andermotief
Toeren,wandelen
Sociaalrecreatief
overige
Visite
Onderwijs,cursus volgen
Winkelen,boodschappen
doen
Diensten,persoonlijke
verzorging
Zakelijk bezoekin werksfeer
Van en naarhet werk
Voorheen Maart/april Juni/juli
Figuur 32: Aantal verplaatsingen per persoon per drie dagen per motief Figuur 33: Aandeel rondeverplaatsingen
0
5
10
15
20
25
30%
Juni/juliMaart/aprilVoorheen
Aandeel rondeverplaatsingen
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 23
Nog steeds negatievere beeldvorming over openbaar vervoer in coronacrisis
• Net als aan het begin van de coronacrisis denkt men anders over verschillende vervoerwijzen dan voorheen. Het beeld is sindsdien niet veel veranderd. Wel is de groep die positief is over de auto iets gegroeid en zijn mensen vaker zeer positief over de fiets (Figuur 35);
• 84% van de mensen geeft aan momenteel liever van individueel vervoer gebruik te maken dan van openbaar vervoer. Aan het begin van de coronacrisis lag dit aandeel op 87%. Onder jongeren tot 25 jaar ligt het aandeel momenteel lager (op 73%) (Figuur 36).
Reisgedrag
Figuur 34: Verdeling redenen rondeverplaatsingen voor en tijdens de situatie met corona
Voor de situatie met corona
Begin van de coronacrisis (Maart/april)
In de huidige situatie (Juni/juli)
Rondje lopen/fietsen Hond uitlaten Overig
34%
51%
15%
Voorheen
Rondje lopen/fietsen Hond uitlaten Overig
56%36%
8%
Maart/april
Rondje lopen/fietsen Hond uitlaten Overig
43%
45%
12%
Juni/juli
Figuur 35: Oordeel vervoerwijzen huidige situatie met corona
Zeer positiefPositief
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Juni/juliMaart/april
VoorheenLopen
Juni/juliMaart/april
VoorheenFiets/e-bike
Juni/juliMaart/april
VoorheenBus/tram/metro
Juni/juliMaart/april
VoorheenTrein
Juni/juliMaart/april
VoorheenAuto
%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 24
OV sinds 1 juni als minder prettig ervaren
• De meerderheid van de OV-reizigers voelde zich veilig en kon voldoende afstand houden op het station/perron en in het voertuig (Figuur 37). Reizen na 1 juni werd als minder prettig ervaren dan voor 1 juni. Ook het dragen van een mondkapje wordt door de meerderheid (ongeveer 63%) als onprettig ervaren. Wel geeft bijna 60% van de OV reizigers aan mondkapjes een goede maatregel te vinden;
Reisgedrag
Figuur 36: Oordeel stelling ‘Ik maak op dit moment liever gebruik van individueel vervoer dan van openbaar vervoer’
35%49%
3%2%2%
8%
Zeer mee oneens Mee oneens Niet oneens/niet eens
Mee eens Zeer mee eens Geen mening
Juni/juli
Zeer mee oneens Mee oneens Niet oneens/niet eens
Mee eens Zeer mee eens Geen mening
28%59%
2%3%2%
5%
Maart/april
Figuur 37: Ervaring reizen met het OV tijdens de coronacrisis
Na 1 juniVoor 1 juni
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Mondkapje is onprettig
Reis was prettig
Kon afstand houden in
voertuig
Kon afstand houden op
stations
Voelde me veilig
%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 25
Mensen verwachten ook de komende maanden minder gebruik te maken van OV
• De vaakst genoemde redenen om minder met het OV te reizen zijn het overheidsadvies enkel noodzakelijke reizen te maken3 (48%), het ondernemen van minder activiteiten (46%) en de angst voor besmetting met corona (33%) (Figuur 39);
• Van de mensen die momenteel minder gebruik maken van het OV verwacht het overgrote deel (73%) dit in de komende maanden ook minder te blijven doen. Een kleiner deel verwacht weer meer te gaan reizen in de daluren (13%) of de spits (5%) (Figuur 38).
Auto en fiets voornaamste alternatief voor openbaar vervoer
• Van de reizigers die nu minder van de trein gebruik maken geeft 46% aan nu vaker de auto en 14% vaker de fiets te gebruiken ter vervanging van de trein. 45% gebruikt geen alternatieve vervoerwijzen in plaats van de trein4 (Figuur 40);
Reisgedrag
0 10 20 30 40 50 60 70 80%
Verwacht bij minder OV gebruik
Geen van bovenstaande
Ik verwacht weer meer te gaanreizen in de daluren
Ik verwacht weer meer te gaanreizen in de spits
Ik verwacht hier nog steedsminder vaak gebruik van te maken
0 10 20 30 40 50
Geen van bovenstaande
...om andere redenen
...omdat ik meer thuis onderwijs volg
...omdat ik nu meer thuis werk
...omdat mijn werkgever mij dat adviseert
...omdat ik minder activiteiten onderneem
...vanwege het overheidsadviesalleen noodzakelijke reizen te maken
...om het OV minder te belasten
...omdat ik geen mondkapje wil dragen
...uit angst voor besmetting met corona
Ik reis minder met het OV
%Substitutie treinSubstitutie BTM
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
GeenLopenAutoScooter/brommerFiets/e-bike
Gebruik andere vervoerwijzen ter vervanging van OV%
Figuur 38: Verwachting OV gebruik in de komende maanden (enkel respondenten die momenteel minder vaak gebruik maken van OV) (juni/juli)
Figuur 39: Redenen om minder met het OV te reizen (juni/juli)
Figuur 40: Gebruik andere vervoerwijzen ter vervanging van OV (juni/juli)
3 Vanaf 1 juli 2020 mag het OV ook weer worden gebruikt voor niet-noodzakelijke reizen4 Respondenten konden aangeven meerdere alternatieve vervoerwijzen te gebruiken voor het OV. Daardoor tellen de percentages niet op tot 100%
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 26
• Voor BTM reizigers is de fiets een populairder alternatief dan bij de trein, dit hangt vermoedelijk samen met het feit dat BTM verplaatsingen over het algemeen korter zijn dan treinverplaatsingen. Van de mensen die nu minder met BTM reizen gebruikt 37% vaker de fiets, 41% vaker de auto, 5% vaker de brommer/scooter en 17% loopt vaker ter vervanging van de BTM reis. 29% gebruikt geen alternatieve vervoerwijzen in plaats van BTM.
Groot deel verwacht ook na corona alternatieve vervoerwijze voor OV te gebruiken
• Gebruik van alternatieve vervoerwijzen in plaats van het OV bevalt overwegend goed. Het gebruik van de fiets bevalt gemiddeld gezien het beste (70%). Het gebruik van de auto bevalt beter ter vervanging van BTM (73%) dan van de trein (58%) (Figuur 41);
• Ongeveer 80% van de mensen die nu een alternatieve vervoerwijze voor het OV gebruiken verwacht ook de komende maanden nog de fiets, brommer of auto te gebruiken ter vervanging van OV. Voor lopen ligt dit met 66% iets lager;
• Ook nadat de coronamaatregelen zijn opgeheven verwacht een deel van de mensen nog gebruik te maken van een alternatieve vervoerwijze. Van de mensen die nu vaker de fiets gebruiken ter vervanging van het OV, verwacht 52% dit na de coronacrisis ook nog vaker te doen. Voor de brommer betreft dit 47%, de auto 34% en voor lopen 40%;
• Deze percentages geven enkel een indicatie van de mogelijke afname in OV gebruik en toename in gebruik van de alternatieve vervoerwijze. De exacte verandering hangt onder andere af van de frequentie van OV gebruik vóór de coronacrisis en in hoeverre men de alternatieve vervoerwijze gebruikt voor een deel van de verplaatsingen of voor alle verplaatsingen.
Reisgedrag
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
Na maatregelen ook nog
Komende maanden ook nog
Bevalt goed
Na maatregelen ook nog
Komende maanden ook nog
Bevalt goed
Na maatregelen ook nog
Komende maanden ook nog
Bevalt goed
Na maatregelen ook nog
Komende maanden ook nog
Bevalt goedFiets
Brommer/scooter
Auto
Lopen
Zeer mee eensMee eens%
Figuur 41: Ervaring en verwachting van gebruik andere vervoerwijzen ter vervanging van OV (juni/juli)
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 27
Meer mensen verwachten een verandering in gebruik vervoerwijzen
• Aan het begin van de coronacrisis dacht het overgrote deel van de mensen (ca. 80%) dat het gebruik van vervoerwijzen niet zou veranderen in de toekomst na de coronacrisis ten opzichte van de situatie vóór de coronacrisis (Figuur 42). Momenteel verwachten meer mensen verandering;
• Ongeveer 28% verwacht in de toekomst minder gebruik te maken van het OV, tegenover 8% die een toename verwacht;
• Ongeveer 26% denkt vaker te gaan fietsen en 23% vaker te gaan lopen, terwijl respectievelijk slechts 4% en 3% verwachten dit minder vaak te gaan doen;
• Ook bij de auto denkt een grotere groep hier vaker gebruik van te maken (14%) dan minder vaak gebruik van te gaan maken (7%) in de toekomst na de coronacrisis.
Reisgedrag
Figuur 42: Verwachting gebruik vervoerwijzen in de toekomst na corona in vergelijking met de situatie voor corona
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
LopenBrommer/scooter
Fiets/e-bike
Bus/tram/metro
TreinAuto
Maart/april%
Veel minder vaak Minder vaak Even vaak Vaker Veel vaker
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
LopenBrommer/scooter
Fiets/e-bike
Bus/tram/metro
TreinAuto
Juni/juli%
Veel minder vaak Minder vaak Even vaak Vaker Veel vaker
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 28
• Het aandeel mensen met vliegervaring dat verwacht na de coronacrisis minder te gaan vliegen is gegroeid van ongeveer 20% naar bijna 38% sinds het begin van de coronacrisis (Figuur 44). Dit aandeel lag aan het begin van de coronacrisis al hoger onder 65-plussers en ligt bij deze groep inmiddels op 62%.
Toename in verwachting minder te vliegen sinds begin van de coronacrisis
• Net als aan het begin van de coronacrisis is het huidige oordeel over vliegen overwegend negatief (Figuur 43). De groep die zeer negatief is, is wel kleiner geworden sinds het begin van de coronacrisis;
Reisgedrag
Zeer negatief Negatief Niet positief/niet negatief
Positief Zeer positief Geen mening
36%
31%
16%
6%
1%
10%
Maart/april
29%
30%
24%
8%
1%
8%
Juni/juli
Zeer negatief Negatief Niet positief/niet negatief
Positief Zeer positief Geen mening
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Veel vakerVakerEven vaakMinder vaakVeel minder vaak
Juni/juliMaart/april
%
Figuur 43: Oordeel over vliegtuig in huidige situatieFiguur 44: Verwachting mate van vliegen na de situatie met corona ten opzichte
van de situatie vóór corona
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid | Nieuwe inzichten mobiliteit en de coronacrisis 29
Nederlanders een negatieve impact van de coronacrisis op de persoonlijke situatie (afgenomen van 51% naar 34%). Jongeren ervaren nog steeds iets vaker een persoonlijke negatieve impact (43%) (Figuur 46);
• Nog steeds verwachten de meeste Nederlanders ook langetermijneffecten van de coronacrisis op de maatschappij, al is het aandeel gedaald van 89% naar 83% (Figuur 46).
Beleefde impact corona op persoonlijke situatie neemt af, maar is nog steeds groot
Om de veranderingen in mobiliteit te kunnen verklaren hebben wij ook gevraagd naar de beleefde impact rond corona.
• Ongeveer 20% van de mensen is momenteel bang voor besmetting met het coronavirus, dit was eind maart/begin april 35%. Voor ouderen lag dit aandeel boven de 50%, maar dit is inmiddels gedaald naar 36% (Figuur 45). Ongeveer 6% van de respondenten is naar eigen zeggen (vermoedelijk) besmet (geweest) met het virus, dit is nauwelijks veranderd sinds eind maart/begin april5;
• In vergelijking met eind maart/begin april ervaren minder
Beleefde impact corona
5 Het gaat hier om een eigen inschatting van respondenten, waardoor de betrouwbaarheid onbekend is. Daarnaast is de verwachting dat (ernstig) zieke mensen niet hebben deelgenomen aan het onderzoek, wat het cijfer kan vertekenen.
Juni/juliMaart/april
0
10
20
30
40
50
60
65 jaar en ouder45-64 jaar25-44 jaar< 25 jaar
Ik ben bang voor besmetting met het corona virus%
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
65 jaar en ouder
45-64 jaar
25-44 jaar
< 25 jaar
%
Het coronavirus zal op de lange termijn grote effecten hebben op de maatschappij
De corona-ontwikkelingen hebben een negatieve impact op mijn situatie
Zeer mee oneens Mee oneens
Niet oneens/niet eens Mee eens
Zeer mee eens Geen mening
Figuur 45: Percentage mensen dat bang is voor besmetting met het coronavirus naar leeftijd
Figuur 46: Beleefde impact corona op persoonlijke situatie en op de maatschappij (juni/juli)
Dit is een uitgave van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, juli 2020
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM)
ISBN/EAN978-90-8902-235-6 KiM-20-A15
AuteursMathijs de HaasMarije HamersmaRoel Faber
Vormgeving en opmaakVormVijf, Den Haag
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM)Postbus 209012500 EX Den HaagTelefoon: 070 456 19 65Fax: 070 456 75 76
Website: www.kimnet.nl E-mail: info@kimnet.nl Publicaties van het KiM zijn als PDF te downloaden van onze website www.kimnet.nl U kunt natuurlijk ook altijd contact opnemen met één van onze medewerkers.
Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen onder vermelding van het KiM als bron.
Colofon