Post on 13-Jul-2015
Voorganger: Dhr. Lowijs
Organist: Mw. Schaper
Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere.
Lied voor de dienstGezang 434
1
Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere.
Laat ons naar hartelust zingen en blij musiceren.
Komt allen saam,
psalmzingt de heilige naam,
looft al wat ademt de Here.
2
Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven;
heeft u in 't licht als op adelaarsvleuglen geheven.
Hij die u leidt,
zodat uw hart zich verblijdt,
Hij heeft zijn woord u gegeven.
3
Lof zij de Heer die uw lichaam zo schoon heeft geweven,
dagelijks heeft Hij u kracht en gezondheid gegeven.
Hij heeft u lief,
die tot zijn kind u verhief,
ja, Hij beschikt u ten leven.
4
Lof zij de Heer die uw huis en uw haard heeft gezegend,
lof zij de hemelse liefde die over ons regent.
Denk elke dag
aan wat zijn almacht vermag,
die u met liefde bejegent.
5
Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen,
christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust,
Hij is uw licht en uw lust.
Alles wat ademt zegt: Amen.
Voorganger: Dhr. Lowijs
Organist: Mw. Schaper
Laat ons nu vrolijk zingen!
Gezang 20: 1 en 2
1
Laat ons nu vrolijk zingen!
Komt, heft uw liedren aan
voor Hem, wie alle dingen
altijd ten dienste staan.
Ik wil de Heer daarboven
lofprijzen hier op aard,
ja, Hem van harte loven,
die veilig mij bewaart.
2
Hoe goed is 't hun die bouwen
op Isrels vaste rots,
hun die zich toevertrouwen
de trouwe handen Gods.
Zij hebben 't heil verkregen,
de allerschoonste schat;
God leidt hen op zijn wegen,
hun voet wordt moe noch mat.
Stil gebed, Votum en groet
Ere zij de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
als in de beginne,
nu en immer
en van eeuwigheid tot eeuwigheid.
Amen
Gods goedheid houdt ons staande
Psalm 107: 1 en 15
1
Gods goedheid houdt ons staande
zolang de wereld staat!
Houdt dan de lofzang gaande
voor God die leven laat.
Al wie, door Hem bevrijd
uit ongastvrije streken,
naar huis werd heengeleid,
zal van zijn liefde spreken.
15
Laat ons nu voor den HERE
zijn goedertierenheid
toezingen en vereren
de God die ons bevrijdt.
Want wie zijn hulp verlangt,
Hem aanroept in gebeden,
verlost Hij uit de angst
en leidt Hij tot den vrede.
Gebed
Genesis 37: 1-28
Schriftlezing (VERTALING)
Jozef verkocht en naar Egypte gebracht 37 1 Jakob vestigde zich in Kanaän, het land
waar ook zijn vader gewoond had. 2 Dit is de geschiedenis van Jakob en zijn nakomelingen.
Jozef, die inmiddels zeventien jaar was, weidde gewoonlijk samen met zijn broers de schapen en geiten; hij hielp de zonen van zijn vaders vrouwen Bilha en Zilpa, en alle praatjes die over zijn broers de ronde deden vertelde hij aan hun vader door.
3 Omdat Israël al oud was toen Jozef werd geboren, hield hij meer van Jozef dan van zijn andere zonen, en hij had een prachtig bovenkleed voor hem laten maken in allerlei kleuren. 4 De broers zagen wel dat hun vader het meest van Jozef hield. Daarom konden ze Jozef niet uitstaan en kon er geen vriendelijk woord voor hem af.
5 Op een keer had Jozef een droom. Toen hij die aan zijn broers vertelde, kregen ze een nog grotere hekel aan hem. 6 ‘Moeten jullie nu eens horen wat ik heb gedroomd,’ zei hij. 7 ‘We waren op het land schoven aan het binden, en toen kwam mijn schoof overeind en bleef rechtop staan. En jullie schoven gingen om die van mij heen staan en bogen daarvoor.’
8 Zijn broers zeiden: ‘Dacht je soms koning over ons te worden? Wil je over ons heersen?’ Vanwege dat gepraat over zijn dromen gingen ze hem hoe langer hoe meer haten. 9 Opnieuw kreeg hij een droom die hij aan zijn broers vertelde. ‘Ik heb alweer een droom gehad,’ zei hij. ‘Nu bogen de zon, de maan en elf sterren zich voor mij neer.’
10 Toen hij dit aan zijn vader en zijn broers vertelde, wees zijn vader hem terecht: ‘Zeg, wat is dat voor een droom! Moeten ik, je moeder en je broers ons soms voor jou komen neerbuigen?’ 11 De broers konden Jozef wel vermoorden, maar zijn vader bleef nadenken over wat er gebeurd was.
12 Toen Jozefs broers er eens op uit getrokken waren om de kudden van hun vader bij Sichem te laten grazen,
13 zei Israël tegen Jozef: ‘Zoals je weet zijn je broers het vee aan het weiden bij Sichem. Ga jij eens naar hen toe.’ ‘Goed,’ zei Jozef, 14 en Jakob vervolgde: ‘Ga kijken hoe je broers het maken en hoe het met het vee staat, en breng mij dan verslag uit.’ Zo stuurde Jakob hem vanuit de Hebronvallei naar Sichem.
15 Toen Jozef daar in het veld ronddwaalde, kwam hij iemand tegen die hem vroeg wie hij zocht. 16 ‘Ik ben op zoek naar mijn broers,’ antwoordde hij. ‘Kunt u me zeggen waar zij het vee aan het weiden zijn?’ 17 ‘Ze zijn hier niet meer,’ zei de ander, ‘ik hoorde hen zeggen dat ze naar Dotan wilden.’ Jozef ging zijn broers achterna en trof hen in Dotan aan.
18 Zijn broers zagen hem al van ver, en nog voordat hij hen had bereikt, hadden ze een plan beraamd om hem te doden. 19 ‘Kijk daar eens,’ zeiden ze tegen elkaar, ‘daar komt die meesterdromer aan. 20 Dit is onze kans! Laten we hem vermoorden en hem ergens in een put gooien. We zeggen gewoon dat hij door een roofdier is verslonden. Dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’
21 Toen Ruben dat hoorde, wilde hij proberen Jozef te redden. ‘Nee, laten we hem niet om het leven brengen,’ zei hij. 22 ‘Er mag geen bloed vloeien! Gooi hem in die put hier, in deze verlaten streek, maar breng hem niet om.’ Zo wilde hij Jozef uit hun handen redden en hem ongedeerd naar zijn vader terug laten gaan.
23 Zodra Jozef bij zijn broers was gekomen, trokken ze hem zijn bovenkleed uit, dat mooie veelkleurige gewaad, 24 en gooiden hem in de put; de put was leeg, er stond geen water in. 25 Daarna gingen ze zitten eten.
Opeens zagen ze een karavaan naderen. Het waren Ismaëlieten die uit de richting van Gilead kwamen en op weg waren naar Egypte. De kamelen waren beladen met gom, balsem en cistushars.
26 Toen zei Juda tegen zijn broers: ‘Wat hebben we eraan om onze broer te vermoorden? Dan moeten we ook de sporen weer zien uit te wissen. 27 Laten we hem aan die Ismaëlietenverkopen in plaats van hem om te brengen; hij is tenslotte onze broer, ons eigen vlees en bloed.’ De anderen stemden hiermee in.
28 Toen er Midjanitische kooplieden uit de karavaan voorbijkwamen, trokken de broers Jozef uit de put en verkochten hem voor twintig sjekel, en die Ismaëlieten namen Jozef mee naar Egypte.
Prijs de Heer met blijde galmen
ELB 37: 1,3 en 4
1
Prijs den HEER' met blijde galmen;
Gij, mijn ziel, hebt rijke stof;
'k Zal, zo lang ik leef, mijn psalmen
Vrolijk wijden aan Zijn lof:
'k Zal, zo lang ik 't licht geniet,
Hem verhogen in mijn lied.
Hem verhogen in mijn lied.
3
Zalig hij, die in dit leven,
Jakobs God ter hulpe heeft;
Hij, die door den nood gedreven,
Zich tot Hem om troost begeeft;
Die zijn hoop, in 't hachlijkst lot,
Vestigt op den HEER', zijn God.
Vestigt op den HEER', zijn God.
4
't Is de HEER', Wiens alvermogen
't Groot heelal heeft voortgebracht;
Die genadig, uit den hogen
Ziet, wie op Zijn bijstand wacht,
En aan elk, die Hem verbeidt,
Trouwe houdt in eeuwigheid.
Trouwe houdt in eeuwigheid.
Verkondiging
Wie van zich afziet naar God toe
Gezang 380: 4,5,6 en 7
4
Wie van zich afziet naar God toe,
loopt in het licht en wordt niet moe.
Het schijnsel van de hemel gaat
over de dag van vroeg tot laat.
5
Houd dan de hemel in het oog,
maar hef uw hart niet al te hoog;
op aarde hier, op aarde thans
ziet gij een bovenaardse glans.
6
De kalme gang, de kleine taak,
zijn ruim genoeg voor Godes zaak.
Onszelf verliezen in 't gebod
brengt daaglijks nader ons tot God.
7
Maak in uw liefd' ons, Heer, bereid
voor licht en vreed' in eeuwigheid!
En dat ons leven iedre dag
als ons gebed U loven mag.
Geloofsbelijdenis
Alles wat adem heeft love de Here
Gezang 21: 1 en 6
1
Alles wat adem heeft love de Here,
zinge de lof van Isrels God!
Zolang ik hier in het licht mag verkeren,
roem ik zijn liefde en prijs mijn lot.
Die lijf en ziel geschapen heeft
worde geloofd door al wat leeft.
Halleluja! Halleluja!
6
Vreemdeling, die hier op aard moet gedogen,
dat u de haat der mensen treft,
Hij richt u op, als gij neer zijt gebogen
en Hij buigt neer wie zich verheft.
Zijt gij in rouw, God is uw licht;
Hij schenkt, o blinde, u 't gezicht.
Halleluja! Halleluja!
Dankgebed
Collecte
1e voor Christenen voor Israël2e voor de eigen gemeente
De Heer is mijn licht
ELB 181: 1,3 en 5
1
De Heer is mijn licht en zijn liefde is mijn steun.
Zijn eeuwige armen waar 'k veilig op leun.
Hij trok m' uit het duister,
zi jn bloed kocht mij vrij.
Mijn ziel rust in Jezus, mijn Redder is Hij.
Mijn Redder is Hij, mijn Redder is Hij,
Mijn ziel rust in Jezus, mijn Redder is Hij.
3
Komt twijfel en vrees,
'k weet de Heer is aan mijn zij,
en nadert de vijand, nog nader is Hij.
Hij is mij tot burcht en tot schuilplaats t'allen tijd
Bij Jezus ben 'k veilig in 't felst van de strijd.
In 't felst van de strijd, in 't felst van de strijd,
bij Jezus ben 'k veilig in 't felst van de strijd
5
De mensheid wordt steeds meer
in vrees en angst gehuld,
't profetische Woord wordt steeds trouwer vervuld.
Maar wat ook gaat wank'len,
mijn Jezus wankelt niet,
de Rots aller eeuwen, mijn kracht en mijn lied.
Mijn kracht en mijn lied, mijn kracht en mijn lied,
de Rots aller eeuwen, mijn kracht en mijn lied.
Zegen
Aansluitend Gezang 456:3
3
Amen, amen, amen!
Dat wij niet beschamen
Jezus Christus onze Heer,
amen, God, uw naam ter eer!
Prettige week!