Post on 18-Sep-2020
Benutten van informeel leren Aanvullende analyses bij onderzoek Leven lang leren:
perspectief vanuit het beroep
Colofon
Titel Benutten van informeel leren. Aanvullende analyses bij onderzoek Leven lang leren:
perspectief vanuit het beroep
Auteurs Karel Kans, Ingrid Christoffels, Joris Brekelmans, Rob Schipperheyn, m.m.v. Joris Cuppen
Datum Juni 2017
Projectnummer 30379/ecbo.17-255
Expertisecentrum Beroepsonderwijs
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
T 073-6872500
www.ecbo.nl
© ecbo 2017
Overname van teksten, resultaten en ideeën uit deze publicatie is vrijelijk toegestaan, mits met bronvermelding.
2 ecbo Benutten van informeel leren
Inhoudsopgave
Samenvatting ..................................................................................................... 1
1 Inleiding ............................................................................................................. 3
1.1 Aanleiding ................................................................................................... 3
1.2 Onderzoeksvraag ......................................................................................... 4
1.3 Aanpak ....................................................................................................... 4
2 Deelname aan (non-)formeel en informeel leren .............................................. 7
3 Verklaren deelname (non-)formeel leren ........................................................ 12
4 De betekenis en het verklaren van informeel leren ........................................ 13
5 Praktische betekenis van de resultaten .......................................................... 17
Geraadpleegde literatuur ................................................................................. 19
Bijlage .............................................................................................................. 21
Gebruikte afkortingen ..................................................................................... 25
Benutten van informeel leren ecbo 1
Samenvatting
In deze notitie presenteren we resultaten van enkele analyses die zijn uitgevoerd naar
aanleiding van eerder onderzoek naar het leren van werkenden in verschillende beroepen.
Hierbij staan de volgende vragen centraal:
1 Hoe ziet het patroon tussen informeel leren en (non-)formeel leren eruit in verschillende
beroepsgroepen? Deze vraag kan gezien worden in de context van een achterliggende
vraag: komt het voor dat werkenden in bepaalde beroepen een lage deelname aan
(non-)formeel leren compenseren met informeel leren?)
2 Welke factoren zijn bepalend voor de mate van (non-)formeel en informeel leren?
(Achterliggende vraag: is het behoren tot een bepaalde beroepsgroep bepalend voor de
mate van leren?)
3 Welke kenmerken van het werk zijn bepalend voor de mate van informeel leren?
Patroon (non-)formeel en informeel leren
Er bestaat een positieve correlatie tussen (non-)formeel en informeel leren. Dat betekent dat
werkenden die meer (non-)formeel leren overwegend ook meer informeel leren. Daarmee
lijkt de hypothese dat beroepsgroepen een lage score op formeel/non-formeel leren
compenseren met informeel leren niet te kloppen. Er zijn echter een paar beroepen die
daarop een uitzondering vormen:
Chauffeurs en machinisten, Arbeiders in de bouw en Managers in horeca, handel en
andere dienstverlening leren relatief weinig (benedengemiddeld) (non-formeel), maar
relatief veel informeel.
Bij financieel en administratief medewerkers is het patroon andersom: zij leren relatief
veel (non-)formeel, maar benedengemiddeld informeel.
Opleidingsniveau is een belangrijke voorspeller van de mate waarin wordt geleerd, en heeft
ook een sterke correlatie met de beroepsgroep. In onze hypothese zou de correlatie tussen
(non-)formeel en informeel leren kleiner worden als we binnen de beroepsgroepen
selecteren op opleidingsniveau. De groep waarop de analyses worden uitgevoerd wordt dan
wat betreft opleidingsniveau zo homogeen mogelijk gemaakt. We hebben geen bewijs
gevonden voor onze hypothese: de positieve correlatie tussen beide vormen van leren blijft
bestaan. Onder middelbaar opgeleiden zijn er wel twee beroepsgroepen gevonden die een
enigszins afwijkend patroon hebben: dat zijn ten eerste verkoopmedewerkers. Zij leren
bovengemiddeld informeel, maar benedengemiddeld (non-)formeel. Voor middelbaar
opgeleide financieel-administratief medewerkers geldt het omgekeerde, zij leren
benedengemiddeld informeel, maar bovengemiddeld (non-)formeel.
Voorspellers van (non-)formeel leren
Verschillende kenmerken van de werkenden kunnen de deelname aan leeractiviteiten
verklaren. Voor het (non-)formeel leren zijn onder meer geslacht (vrouw leren meer), leeftijd
(jongeren leren meer) en opleidingsniveau (hoger opgeleiden leren meer) relevant. Maar
beroepen blijven verschillen, ook als we rekening houden met de kenmerken van de
werknemers daarbinnen. Relatief weinig deelname aan cursussen, trainingen en opleidingen
is er onder managers in de horeca, detailhandel & dienstverlening, verkoopmedewerkers en
bouwvakkers. Relatief veel deelname is er onder financieel-administratief medewerkers,
financieel-administratief middenkader en ict-professionals.
2 ecbo Benutten van informeel leren
Voorspellers van informeel leren
Ook voor informeel leren hebben we onderzocht welke factoren bepalend voor de mate van
leren. Hierbij is naast de achtergrondkenmerken en de beroepsgroep tevens gekeken naar
de inhoud van het beroepen: zijn bepaalde vaardigheden of activiteiten die in een beroep
worden uitgeoefend van invloed op de mate van informeel leren?
Het blijkt dat deze vaardigheden in belangrijke mate bijdragen aan de verklaring waarom er
in een beroepsgroep meer of minder informeel wordt geleerd. Drie van de vier onderzochte
vaardigheden dragen bij aan de verklaring van de mate van informeel leren. Dat zijn in
volgorde van belang:
Lezen.
Problemen oplossen (eenvoudige en complexe problemen).
Transfer vaardigheden (adviseren, lesgeven, informatie delen).
Dat betekent dat werknemers die een of meer van bovenstaande vaardigheden in het
dagelijks werk inzetten, ook vaker informeel leren.
Relevantie van de resultaten
De resultaten van deze analyses kunnen op verschillende wijzen worden gebruikt, door
bijvoorbeeld opleiders en werkgevers.
Het onderzoek geeft inzicht in de beroepsgroepen waar per saldo weinig wordt geleerd.
Als het stimuleren van deelname aan cursussen en opleidingen moeilijk blijkt, kan ervoor
gekozen worden in te zetten op het stimuleren van informeel leren door een andere
samenstelling va functies.
Er zijn beroepsgroepen die relatief veel informeel leren. Bij deze beroepen kan op zoek
worden gegaan naar een betere benutting van het leren door bijvoorbeeld erkenning
van wat er wordt geleerd.
Bij beroepsgroepen waar weinig informeel wordt geleerd kan gezocht worden naar
manieren om de werkomgeving leerrijker te maken.
Informeel leren heeft onder meer te maken met de activiteiten lezen, problemen
oplossen en transfer skills. Werkgevers kunnen hiermee rekening houden bij het
inrichten van functies, zodat de leerrijkheid van functies wordt vergroot.
Benutten van informeel leren ecbo 3
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In het onderzoek Leven lang leren: een perspectief vanuit het beroep1 (Kans, Christoffels,
Schipperheyn, Groeneveld, Cuppen & Hofland, 2016) is aangetoond dat voor een selectie
van tien beroepen de mate waarin en de wijze waarop geleerd wordt sterk van elkaar
verschilt. Het leren op de werkplek, het informeel leren, is hierbij afgezet tegen het leren via
opleidingen, trainingen of cursussen, het formeel en non-formeel leren. Het onderzoek roept
een aantal vervolgvragen op: kan informeel leren een lage deelname aan formeel en non-
formeel leren compenseren; welk patroon er zichtbaar is tussen informeel en (non-)formeel
leren bij andere beroepsgroepen; en, welke kenmerken van het beroep of de
beroepsbeoefenaar zijn eigenlijk het meest bepalend voor de mate waarin in een
beroepsgroep informeel wordt geleerd?
Voor twee van deze vragen worden in deze notitie nadere analyses gepresenteerd. Doel van
het uitvoeren van deze analyses is het verkrijgen van inzicht in welke beroepsgroepen
aanleiding geven om het leren anders te organiseren. Wat we hiermee bedoelen is: a) meer
aandacht voor het erkennen van informeel leren indien blijkt dat veel van het leren op deze
wijze plaatsvindt en b) bij beroepsgroepen met een lage score op zowel informeel als (non-
)formeel leren, de werkomgeving zodanig inrichten dat meer informeel geleerd kan worden.
Illustratief voor het anders inrichten van de werkomgeving en daarmee voor de aanleiding
van deze analyses is een artikel uit NRC Handelsblad (De Koning, 2016) over het werk van
heftruckchauffeurs in een distributiecentrum. De werkgelegenheid van deze beroepsgroep
staat onder druk onder invloed van robotisering. In het artikel wordt ingegaan op het
warehousemanagementsysteem (wms) waarbij de heftruckchauffeurs vanuit het systeem via
hun koptelefoon werkopdrachten krijgen. De medewerkers hebben zelf verzocht om het
systeem uit te zetten. Het hield geen rekening met alle factoren die van invloed zijn op het
werk, zoals de verkeersdrukte in het distributiecentrum. Dit verstoorde de efficiëntie
waarmee het werk werd uitgevoerd. Door de medewerkers verantwoordelijkheid te geven
over de eigen gangen bleek de efficiëntie toe te nemen. Tegelijkertijd kan dit een positief
effect hebben op de leerrijkheid van de functie en daarmee op de employability van de
medewerkers. Dit is belangrijk omdat de verwachting is dat het werk van deze logistiek
medewerkers uiteindelijk zal verdwijnen, wanneer wordt overgegaan op een volledig
gerobotiseerd systeem. De vraag is of een ingreep in de werkomgeving – in dit geval het
uitzetten van het systeem – het informele leren van deze medewerkers laat toenemen en of
het hen op de lange termijn hun employability verhoogt en daarmee de kansen op het
behoud van werk of het vinden van nieuw werk vergroot.
In deze notitie gaan we onder meer in op de kenmerken van de beroepsinhoud van
beroepen die van invloed is op de mate waarin beroepsbeoefenaren informeel leren. Deze
kennis kan gebruikt worden om gerichte ingrepen te ontwerpen die de leerwaarde van
functies kunnen vergroten.
1
4 ecbo Benutten van informeel leren
1.2 Onderzoeksvraag
De vraagstelling die aan de basis ligt van de analyses in deze notitie is tweeledig:
1 Hoe ziet het patroon tussen informeel leren en (non-)formeel leren eruit in verschillende
beroepsgroepen?
2 Welke kenmerken van het werk zijn bepalend voor de mate van informeel leren?
De vervolgvraag ’wat is de invloed van informeel leren op de arbeidsmarktpositie van
werkenden’ behandelen we niet in deze notitie. Dit veronderstelt het gebruik van
arbeidsmarktgegevens, wat buiten het bestek valt van het onderzoek.
1.3 Aanpak
Analyses zijn uitgevoerd op twee grote databestanden: EBB (Enquête Beroepsbevolking) en
PIAAC (Programme for the International Assessment of Adult Competencies). Vaak worden
drie definities van leren onderscheiden: formeel leren, non-formeel leren en informeel leren.
De definities van leren die in deze notitie worden gehanteerd, zijn mede gebaseerd op de
informatie die in deze bestanden aanwezig is.
Twee vormen van leren
(Non-)formeel leren. Dit betreft een combinatie van formeel leren en non-formeel leren.
Formeel leren is het leren dat gebeurt binnen een (erkende) opleiding. Non-formeel leren
is wel intentioneel georganiseerd en gestructureerd maar is niet aan een erkend diploma
verbonden. Het betreft hier het volgen van cursussen en trainingen.
Informeel leren. Leren zonder vooropgezet doel of werkvorm. Het betreft hier het leren
op de werkvloer (learning by doing).
Hieronder wordt per database toegelicht hoe het leren is geoperationaliseerd.
Databronnen
EBB
De gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) zijn verkregen via het Centraal Bureau
voor Statistiek (CBS) en verstrekken informatie over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt.
Er worden kenmerken van personen in verband gebracht met hun huidige dan wel
toekomstige positie op de arbeidsmarkt. Zo’n 65.000 mensen in Nederland van 15 jaar en
ouder vullen de enquête in. Respondenten worden vier keer per jaar bevraagd. Per
respondent zijn de scores van steeds het laatste kwartaal uit de jaren 2006, 2007, 2008,
2009, 2010 en 20112 meegenomen.
De EBB is gebruikt om de deelname aan (non-)formele scholing naar beroepsgroepen in
kaart te brengen. De mate waarin personen een leven lang leren, meten we door vragen
over formeel en non-formeel uit de EBB te combineren3. Tot de formeel en non-formeel
lerenden behoren de respondenten die op het moment van bevraging of in de 4 weken
voorafgaand aan de bevraging een opleiding/cursus hadden gevolgd of beëindigd die korter
2 In verband met een wijziging in de data na 2011 zijn latere jaren niet meegenomen in het onderzoek. Zie hiervoor Kans e.a. 2016, p. 121. 3 Variabelen EbbOacVolDeelT, EbbOacOplVierW en EbbOacOplJaren.
Benutten van informeel leren ecbo 5
duurde dan 6 maanden, of indien zij een langere cursus of opleiding volgden op het moment
van bevraging. Deze variabele leidt tot een percentage van deelnemers, afgezet tegen niet-
deelnemers.
De respondenten zijn geselecteerd op de volgende kenmerken:
Betaald werk: alleen personen met betaald werk zijn geselecteerd (zzp’ers zijn niet
meegenomen).
Leeftijd: alleen personen van 22 jaar of ouder zijn geselecteerd.
Opleidingsniveau: alleen personen met middelbaar beroepsonderwijs (mbo) als hoogst
genoten opleiding zijn geselecteerd.
Deze groep respondenten is verdeeld in beroepsgroepen op basis van de internationale
beroepenclassificatie ISCO (International Standard Classification of Occupations). Alleen die
beroepsgroepen zijn meegenomen die zowel in de EBB als in PIAAC een celvulling hebben
van minimaal 50. Hiermee was het mogelijk om beroepsgroepen te onderscheiden op
tweecijferniveau van deze classificatie. Voor meer gedetailleerde uitsplitsingen zijn er voor
het mederendeel van de beroepsgroepen te weinig respondenten.
PIAAC
PIAAC is een internationaal vergelijkend onderzoek naar taalvaardigheid, rekenvaardigheid
en probleemoplossend vermogen in een digitale omgeving dat is uitgevoerd in 24 landen. De
database voor Nederland betreft een gewogen steekproef van ruim 5000 respondenten uit
beroepsbevolking (16-65-jarigen). Naast scores op de genoemde vaardigheden zijn er veel
achtergrondkenmerken van de respondenten opgenomen, waaronder beroep (ISCO).
Op basis van PIAAC is informeel leren per beroep geschat, voor die beroepen met een
celvulling van 49 respondenten of meer. De mate van informeel leren betreft de
gezamenlijke score op de volgende vragen4 (Cronbachs alfa: 0,71):
1 Hoe vaak leert u in uw eigen werk nieuwe dingen die met het werk te maken hebben
van collega's of leidinggevenden?
2 Hoe vaak brengt uw werk met zich mee dat u iets leert door het te doen?
3 Hoe vaak brengt uw werk met zich mee dat u op de hoogte moet blijven van nieuwe
producten of diensten?
Deze score liep van 1 tot en met5, waarbij 1 staat voor weinig informeel leren en 5 voor heel
veel informeel leren.
4 De maat voor informeel leren bij gebruik van NEA (Nationale Enquête Arbeidsmarktomstandigheden) was gebaseerd op de volgende vragen: 1. Kunt u zelf beslissen hoe u uw werk uitvoert? 2. Moet u in uw werk zelf oplossingen bedenken om bepaalde dingen te doen? 3. Is uw werk gevarieerd? 4. Vereist uw werk creativiteit? Zie Kans e.a. 2016.
6 ecbo Benutten van informeel leren
Analyses
Beschrijvende analyses
Voor beroepsgroepen die voldoende waren vertegenwoordigd in de steekproef van PIAAC is
onderzocht hoe hoog de deelname is aan (non-formeel) leren (op basis van de EBB) en wat
de score is op informeel leren (op basis van PIAAC). Tevens is gekeken naar de samenhang
tussen beide vormen van leren. Ten slotte zijn er verdere uitsplitsingen gemaakt naar
opleidingsniveau.
Regressieanalyses
Met behulp van lineaire regressie is onderzocht in hoeverre de deelname aan enerzijds
formeel en non-formeel leren en anderzijds informeel leren kan worden voorspeld vanuit
achtergrondkenmerken van de werkende en de beroepsgroep. Voor het informeel leren is
aanvullend onderzocht welke invloed het gebruik van bepaalde vaardigheden in de
beroepsgroep heeft op de mate van informeel leren.
Benutten van informeel leren ecbo 7
2 Deelname aan (non-)formeel en informeel leren
Eerst onderzoeken we of er voor verschillende beroepsgroepen samenhang bestaat tussen
enerzijds formeel en non-formeel leren en anderzijds informeel leren. Tevens presenteren
we de resultaten van een aanvullende analyse naar factoren die van invloed zijn op de mate
van (non-)formeel leren.
Samenhang (non-)formeel en informeel leren
Voor een aantal beroepen is op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB) onderzocht in
hoeverre men deelneemt aan formele en non-formele leeractiviteiten. Tevens is voor
dezelfde beroepsgroepen in de PIAAC-database onderzocht wat de score voor deze
beroepen is op informeel leren. Tabel 2.1 toont de score voor informeel en de deelname aan
(non-)formeel leren voor verschillende beroepsgroepen. Het gaat om werkenden met een
laag of middelbaar opleidingsniveau.
Tabel 2.1 Score informeel leren (IL) en percentage deelname (non-)formeel leren naar
beroepsgroepen (werkenden met laag of middelbaar opleidingsniveau)
Code Omschrijving5 beroepsgroep (EBB/PIAAC) IL6 (N)FL
14 Managers horeca, detailhandel, dienstverlening 3,5 9,9%
31 Technici middenkader 3,3 14,9%
32 Medisch/zorg middenkader 3,4 16,8%
33 Financieel en administratief middenkader 3,4 18,3%
34 Juridisch, sociaal en cultureel middenkader 3,4 15,9%
41 Algemeen (administratief) kantoormedewerkers 3,2 12,4%
42 Klantenservice medewerkers 3,2 14,0%
43 Financieel-administratief medewerkers 3,0 17,5%
51 Dienstverleners horeca, personenvervoer, gebouwen, e.d. 3,0 10,6%
52 Verkoopmedewerkers 3,2 8,3%
53 Zorgmedewerkers 3,1 13,4%
54 Beschermende beroepen (politie, brandweer, beveiligers) 3,4 20,6%
71 Bouwvakkers 3,1 6,4%
72 Metaalarbeiders 3,4 11,6%
75 Vakkrachten gespecialiseerde productie en dienstverlening 2,9 6,8%
83 Chauffeurs en machinisten 2,8 5,9%
91 Schoonmakers 2,1 6,0%
92 Elementaire arbeiders (agri, food, handel, afval) 2,6 9,0%
93 Arbeiders mijnbouw, bouw, industrie, transport) 2,9 7,8%
Bronnen: EBB/PIAAC, bewerking ecbo.
Om inzicht te krijgen in het patroon tussen (non-)formeel en informeel leren zijn deze cijfers
zijn in figuur 2.1 tegen elkaar afgezet.
5 Vertaling beroepsgroepen uit het Engels door ecbo. Zie voor nadere omschrijvingen beroepsgroepen http://skillspanorama.cedefop.europa.eu/en/occupation of https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/classificaties/onderwijs-en-beroepen/beroepenclassificatie--isco-en-sbc--. 6 Score op een schaal 1 tot en met5.
8 ecbo Benutten van informeel leren
Figuur 2.1 Mate van (non-)formeel leren en informeel leren naar beroepsgroep
(werkenden met laag en middelbaar opleidingsniveau) en gemiddelde scores hierop
Bronnen: EBB/PIAAC, bewerking ecbo. Voor de betekenis van de labels zie tabel B3 in de bijlage.
Een aantal zaken valt op7:
Schoonmakers (91) leren het minst, zowel (non-)formeel als informeel.
Onder meer verkoopmedewerkers (52) en arbeiders in de bouw (71) leren relatief
weinig (non-)formeel, maar iets meer informeel. Het informeel leren van arbeiders in de
bouw komt overeen met het gemiddelde van deze beroepsgroepen.
Medewerkers in beschermende beroepen (54) leren het meest formeel en ook
bovengemiddeld informeel.
Opvallend is dat managers in horeca, handel en andere dienstverlening (14) het meest
informeel leren, maar wel benedengemiddeld (non-)formeel leren.
Bij financieel en administratief medewerkers (43) is het patroon andersom: zij leren
relatief veel (non-)formeel, maar benedengemiddeld informeel.
7 De resultaten voor deze beroepen zijn niet een-op-een vergelijkbaar met de analyses uit het rapport Leven lang leren: een perspectief vanuit het beroep (Kans e.a., 2016). Ten eerste zijn de beroepsgroepen anders gedefinieerd. Ten tweede is voor informeel leren gebruikgemaakt van een andere database (PIAAC in plaats van NEA) en een andere schaal. Toch is een aantal parallellen te trekken: bouwarbeiders leren relatief veel informeel in vergelijking met hun (non-)formele leren, werkenden in financieel-administratieve beroepen leren veel (non-)formeel maar relatief weinig informeel. Schoonmakers scoren op beide vormen van leren laag.
Benutten van informeel leren ecbo 9
De correlatie tussen (non-)formeel en informeel leren is positief en van middelmatige sterkte
(r=0,62).8 Dat betekent dat werkenden die meer (non-)formeel leren overwegend ook meer
informeel leren.9
Uit eerder onderzoek (Kans e.a., 2016) is gebleken dat er een nauw verband is tussen
opleidingsniveau en de deelname aan leeractiviteiten. We hebben de analyses daarom nog
een keer uitgevoerd, eenmaal voor werkenden met een laag opleidingsniveau en eenmaal
voor werkenden met een middelbaar opleidingsniveau. Een aantal beroepsgroepen kan niet
meer in de analyse worden meegenomen omdat het aantal respondenten in die beroepen te
klein wordt en de resultaten daardoor minder betrouwbaar.
Figuur 2.2 Mate van (non-)formeel leren en informeel leren naar beroepsgroep (alle
beroepen, alleen werkenden laag opleidingsniveau) en gemiddelde scores hierop
Bronnen: EBB/PIAAC, bewerking ecbo. Voor de betekenis van de labels zie tabel B3 in de bijlage.
Als we alleen naar laagopgeleiden kijken, dan blijkt onder meer het volgende:
Voor alle beroepsgroepen geldt dat zowel het (non-)formeel leren (deelname 6,6% in
plaats van 12%) als het informeel leren (score 2,8 in plaats van 3,1) lager is wanneer
we selecteren op laagopgeleiden.
De correlatie tussen de (non-)formeel en informeel leren is wel iets hoger onder de
laagopgeleiden (r=0,67) dan voor de gehele groep. Opgemerkt moet worden dat het om
een beperkt aantal beroepen gaat (correlatie is berekend op basis van 7
beroepsgroepen). Twee beroepsgroepen hebben een sterke invloed op bovenstaand
8 Een waarde tussen 0,50 en 0,70 wordt beschouwd als middelmatige correlatie. 9 Uit de Levenslang Leren Enquête (Borgmans, Fouarge & De Grip, 2011) is ook gebleken dat er een positieve correlatie is tussen tijd die besteed wordt aan taken waarvan men kan leren en deelname aan cursussen. De verklaring die gegeven wordt is dat beide vormen van leren kennelijk complementair zijn: cursussen kunnen het leren op de werkplek bevorderen.
10 ecbo Benutten van informeel leren
verband, namelijk schoonmakers (91) en financieel-administratief middenkader (33). De
schoonmakers scoren op beide vormen van leren beduidend lager, terwijl het financieel-
administratief personeel het hoogst scoort op beide vormen van leren.
Overige beroepsgroepen scoren dichtbij het gemiddelde.
Dezelfde analyse is uitgevoerd voor werkenden die middelbaar zijn opgeleid. We zien hierbij
andere beroepsgroepen terugkomen, wat te maken heeft met de aanwezigheid in de
bestanden van middelbaaropgeleiden per beroepsgroep. De resultaten staan in
onderstaande figuur.
Figuur 2.3 Mate van (non-)formeel leren en informeel leren naar beroepsgroep (alleen
werkenden middelbaar opleidingsniveau) en gemiddelde scores hierop
Bronnen: EBB/PIAAC, bewerking ecbo. Voor de betekenis van de labels zie tabel B3 in de bijlage.
Uit deze figuur blijkt onder meer het volgende.
De spreiding in het informeel leren is zeer beperkt: deze loopt uiteen van 3,0 tot 3,4.
Zoals ook uit de figuur duidelijk wordt, is er dan ook geen significante correlatie tussen
(non-)formeel en informeel leren (r=0,12).
Dit heeft te maken met twee uitbijters. Dat zijn ten eerste verkoopmedewerkers (52): zij
leren bovengemiddeld informeel, maar benedengemiddeld (non-)formeel. Ten tweede
gaat het om de groep financieel-administratief medewerkers (43): zij leren weinig
informeel, maar veel (non-)formeel. Als deze beroepsgroepen niet worden meegenomen
is er wel sprake van een hoge correlatie (r=0,90, gebaseerd op 8 beroepsgroepen).
Benutten van informeel leren ecbo 11
12 ecbo Benutten van informeel leren
3 Verklaren deelname (non-)formeel leren
De verschillen in leren tussen beroepsgroepen kunnen gerelateerd zijn aan de aard van de
beroepsgroep, maar ook te maken hebben met achtergrondkenmerken die onder werkenden
in de beroepsgroep veel voorkomen (Kans e.a., 2016). Om na te gaan welke factoren van
invloed zijn op de deelname aan (non-)formeel leren is een lineaire regressieanalyse
uitgevoerd. De volgende factoren blijken tot significante verschillen te leiden in de deelname
aan (non-)formeel leren:
Geslacht: vrouwen scoren hoger.
Leeftijd: jongeren scoren hoger.
Omvang van de aanstelling (uren per week): hoe groter de aanstelling hoe hoger de
deelname.
Opleidingsniveau: hoe hoger het opleidingsniveau hoe hoger de deelname.
Beroepsgroep: de volgende beroepsgroepen hebben, gecontroleerd voor de
achtergrondkenmerken, een significant lagere deelname aan (non-)formeel leren:
Managers horeca, detailhandel, dienstverlening (14)
Algemeen (administratief) kantoormedewerkers (41)
Dienstverleners horeca, personenvervoer, gebouwen, e.d. (51)
Verkoopmedewerkers (52)
Bouwvakkers (71)
Vakkrachten gespecialiseerde productie en dienstverlening (75)
Chauffeurs en machinisten (83)
Schoonmakers (91)
Arbeiders mijnbouw, bouw, industrie, transport (93).
Er zijn ook beroepen waarin de score op (non-)formeel leren significant hoger is. Dat
zijn:
Ict-professionals (25)
Financieel en administratief middenkader (33)
Financieel-administratief medewerkers (43)
Beschermende beroepen (politie, brandweer, beveiligers) (54).
In de overige beroepsgroepen wijkt de mate van (non-)formeel leren niet significant af van
het gemiddelde onder alle werknemers. Ook een flexibel dienstverband heeft geen invloed
op de deelname aan (non-)formeel leren. Details over deze analyse staan in tabel B1 (zie
bijlage).
Benutten van informeel leren ecbo 13
4 De betekenis en het verklaren van informeel leren
In dit hoofdstuk gaan we in op de vraag hoe in verschillende beroepsgroepen het informeel
leren samenhangt met de vaardigheden die in die beroepen worden gebruikt. We willen
hiermee twee vragen beantwoorden:
1 Kan het beroep de mate van informeel leren voorspellen? Het betreft hier in feite een
herhaling (replicatie) van eerdere analyses die zijn uitgevoerd op gegevens uit de
Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) (Kans, e.a. 2016), maar nu zijn
uitgevoerd op een andere bron, namelijk PIAAC.
2 In hoeverre zijn verschillen in informeel leren toe te schrijven aan een specifiek beroep
of aan algemene vaardigheden?
Vaardigheden die in beroepen worden gebruikt
We hebben vier clusters van vaardigheden samengesteld. Het betreft zelfrapportage van
werkenden naar de mate waarin zij de betreffende vaardigheden gebruiken tijdens de
uitvoering van hun werk (hoe vaak, schaal 1-5).
Gebruik van probleemoplossend vermogen (Cronbachs alfa=0,71): oplossen van
eenvoudige en van complexe problemen.
Gebruik van transfervaardigheden (alfa=0,57): adviseren, lesgeven, delen van
informatie.
Gebruik van beïnvloedingsvaardigheden (alfa=0,63): beïnvloeden, onderhandelen,
verkopen, presenteren10.
Gebruik van planvaardigheden (alfa=0,73): eigen tijd indelen, plannen van eigen
activiteiten, plannen van activiteiten van anderen11.
Index gebruik van leesvaardigheden: proza (informatie in continue teksten begrijpen,
i.e. zinnen en alinea’s) en documenten (informatie in documenten en matrixschema’s
verwerken)12.
Regressieanalyse
Door middel van een regressieanalyse is onderzocht welke kenmerken bepalend zijn voor de
mate van informeel leren: achtergrondkenmerken van de werkende, het beroep zelf of de
vaardigheden waarvan in een beroep gebruikgemaakt wordt. Er zijn achtereenvolgens drie
modellen getest.
Model 1: achtergrondkenmerken werkende
In model 1 is gekeken naar achtergrondvariabelen leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, type
contract en aanstellingsomvang. Dit model verklaart bijna 8% van de mate van informeel
leren (R²=0,077). De achtergrondkenmerken hebben de volgende invloed op de mate van
informeel leren:
Het informeel leren is hoger:
naarmate de leeftijd lager is;
indien het opleidingsniveau middelbaar is in plaats van laag;
10 Niet meegenomen in de regressie omdat deze geen significante invloed op de afhankelijke variabele had. Variabelen zonder significante invloed zijn uit de analyse gehaald (via stepwise regressie). 11 Niet meegenomen in de regressie omdat deze geen significante invloed op de afhankelijke variabele had. Variabelen zonder significante invloed zijn uit de analyse gehaald (via stepwise regressie). 12 Bestaande variabele uit het PIAAC-bestand. De Cronbachs alfa is niet bekend. Voor meer informatie zie het technisch rapport (OECD, 2013).
14 ecbo Benutten van informeel leren
indien de contractvorm flexibel is;
naarmate de omvang van de aanstelling groter is.
Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen.
Model 2: toevoeging van beroep
In model 2 worden 21 beroepen (tweecijferig ISCO) aan model 1 toegevoegd, plus twee
restcategorieën waarin de overige beroepsgroepen met weinig respondenten zijn
samengenomen: een restcategorie met ‘hogere’ beroepen (ISCOhoog) en een restcategorie
met lagere beroepen (ISCOlaag)13. Beroepsgroepen verklaren voor een deel de mate van
informeel leren, aangezien de verklaarde variantie in model 2 ruim hoger is, namelijk 13%
(R²=0,133). In deze analyse worden beroepsgroepen met elkaar vergeleken door te kijken
naar het verschil dat er is met de laagst scorende beroepsgroep.
Laagst scorende beroepsgroepen zijn schoonmakers (91), chauffeurs en machinisten
(83), keukenpersoneel (94), Arbeiders mijnbouw, bouw, industrie, transport (93) en
gespecialiseerde ambachtslieden (73). Opvallend is dat er ook een ‘hoge’ beroepsgroep
tussen zit, namelijk bestuurders bij publieke en private instellingen (11).14
Beroepsgroepen die hoger scoren op informeel leren zijn zorgmedewerkers (53),
financieel en administratief middenkader (33), verkoopmedewerkers (52) en de
restcategorie ISCOhoog.15
Door de beroepsgroepen aan het model toe te voegen, blijkt opleidingsniveau niet meer
significant: het eerder gevonden verschil in informeel leren tussen werkenden met
verschillende opleidingsniveau wordt verklaard door de beroepsgroep waarin zij
werkzaam zijn.
Model 3: toevoeging van vaardighedengebruik
In model 3 zijn de groepen vaardigheden toegevoegd. Drie hebben een significant effect op
informeel leren: lezen op het werk, gebruik vaardigheid in problemen oplossen op het werk
en gebruik transfervaardigheden op het werk (adviseren, lesgeven, informatie delen). De
verklaringskracht van dit model stijgt naar ruim 26% (R²=0,261).
De verklaring die het lezen levert is het sterkst (0,25), gevolgd door problemen oplossen
(0,19) en transfervaardigheden (0,18).16
De verschillen in informeel leren tussen achtergrondkenmerken en beroepsgroepen
blijken voor een belangrijk deel (ongeveer 57%) te worden verklaard door de
vaardigheden die in het werk worden gebruikt.
Door toevoeging van de vaardigheden verdwijnt voor een aantal beroepsgroepen het
significante verschil in informeel leven van de beroepsgroep (het betreft het verschil van
de beroepsgroep ten opzichte van de beroepsgroep met de laagste score). Dit geldt voor
de beroepen: Chief executives, hoge ambtenaren (11), Managers horeca, detailhandel,
dienstverlening (14), Ict-professionals (25), Technici middenkader (31), Klantenservice
medewerkers (42), Dienstverleners horeca, personenvervoer, gebouwen (51),
Chauffeurs en machinisten (83).
13 De tweecijferige ISCO-codes die beginnen met 0, 1 of 2 zijn aangemerkt als ‘hogere’ beroepen, en die beginnen met 4 of hoger zijn aangemerkt als ‘lagere’ beroepen. 14 Al deze beroepsgroepen hebben een gestandaardiseerde bèta tussen 0 (schoonmakers, de referentiegroep waarmee alle andere beroepen vergeleken worden) en 0,083. 15 Bèta tussen 0,24 en 0,32. 16 De waarde betreft gestandaardiseerde bèta’s. Waarden kunnen onderling vergeleken worden: lezen levert dus 24% meer verklaring dan problemen oplossen (dit is het procentuele verschil tussen 0,25 en 0,19).
Benutten van informeel leren ecbo 15
Conclusie
Achtergrondkenmerken van de werkenden en de beroepsgroep verklaren in eerste instantie
een deel van de verschillen in informeel leren tussen werkenden. Wat maakt dat er
verschillen zijn tussen beroepsgroepen in informeel leren? Onze analyses laten zien dat dit
voor een belangrijk deel te verklaren is door de vaardigheden die in de beroepsgroepen
worden gebruikt. Het gaat om generieke vaardigheden die in veel verschillende
beroepscontexten worden aangesproken (of zouden kunnen worden): lezen op het werk,
problemen oplossen op het werk, gebruik van transfervaardigheden op het werk.
Beïnvloedings- en planvaardigheden bleken geen significant effect te hebben op informeel
leren.
16 ecbo Benutten van informeel leren
Benutten van informeel leren ecbo 17
5 Praktische betekenis van de resultaten
De resultaten van deze analyses kunnen worden gebruikt als startpunt bij het zoeken naar
mogelijkheden om verschillende manieren van leren beter te benutten.
Ten eerste geven de resultaten inzicht in de beroepsgroepen waar per saldo weinig wordt
geleerd. Als het stimuleren van deelname aan cursussen en opleidingen moeilijk blijkt, kan
ervoor gekozen worden in te zetten op het stimuleren van informeel leren door een andere
samenstelling van functies. Een van de beroepsgroepen waar dat voor geldt is die van
schoonmakers.
Ten tweede zijn er beroepsgroepen waarbinnen niet veel wordt deelgenomen aan cursussen
en opleidingen (formeel en non-formeel leren), maar wel bovengemiddeld veel informeel
wordt geleerd. Een nadeel van informeel leren is dat de erkenning van het geleerde
moeilijker is dan bij cursussen of opleidingen, die kunnen worden afgesloten met een
certificaat of diploma. Dat het informeel leren beter benut kan worden, is ook recent
geconstateerd door de Commissie Vraagfinanciering mbo (2017) (Commissie Sap).
Tot slot geeft het onderzoek een indicatie met welke activiteiten en vaardigheden een
hogere score op informeel leren samenhangt. Dit zijn: lezen, problemen oplossen en
transfervaardigheden (adviseren, lesgeven, informatie delen). Werkgevers kunnen hiermee
rekening houden bij het inrichten van functies, met als doel de leerrijkheid van functies te
vergroten. Taakherontwerp is namelijk een route die kan leiden tot meer duurzame banen
voor laagopgeleiden (zie ook Sanders, 2016).
Een voorbeeld: verkoopmedewerkers
Een concreet voorbeeld van een beroepsgroep die benedengemiddeld (non-)formeel maar
bovengemiddeld informeel leert, is die van verkoopmedewerkers. Dit is een beroepsgroep waarvan
de werkgelegenheid onder druk staat vanwege een groot aantal winkelsluitingen in 2016 (o.a.
V&D, schoenenketens van Macintosh), een trend die zich in 2017 doorzet (Blokker) ondanks
betere cijfers voor de branche.
UWV schetst verschillende manieren waarop verkoopmedewerkers de kans op behoud van werk
kunnen vergroten. Binnen de sector detailhandel biedt de foodsector meer kansen dan de non-
foodsector (zoals kleding en elektronica). Binnen het vak van verkoopmedewerker ontstaat meer
behoefte aan hoger opgeleide medewerkers die bepaalde competenties goed hebben ontwikkeld.
Genoemd worden specifieke productkennis en service, gastvrijheid en communicatie. Ook kunnen
verkoopmedewerkers hun arbeidsmarktpositie verduurzamen door zich te richten op andersoortige
functies. Zo nemen in de detailhandel de kansen op werk in onder meer logistieke functies relatief
toe (UWV, 2016a).
In het verduurzamen van de arbeidsmarktpositie van verkoopmedewerkers kan gebruik worden
gemaakt van het informeel leren dat in deze beroepsgroep relatief hoog is. Er kan bewust worden
gezocht naar leerpunten die verder ontwikkeld kunnen worden, waarmee in de taakuitoefening
rekening gehouden kan worden. Dit kunnen bijvoorbeeld competenties zijn voor de
verkoopmedewerker van de toekomst of juist voor andersoortige functies die de medewerker in de
toekomst kansen bieden. Vervolgstap is om te werken aan erkenning hiervan. De logistiek
medewerkers die genoemd zijn in de inleiding van deze notitie passen ook in dit beeld: ingrepen in
18 ecbo Benutten van informeel leren
de functie-inhoud kunnen de leerrijkheid van het werk vergroten. Erkenning van het geleerde kan
bijdragen aan een sterkere arbeidsmarktpositie.
Andersom kan er ook gekeken worden naar functies waarin de deelname aan cursussen en
opleidingen niet het probleem lijken, maar waar het informeel leren relatief laag is, zoals onder
andere personeel in financieel-administratieve functies. Het kan zijn dat de voornamelijk (non-
)formele manier van leren heeft geleid tot een hoge mate van specialisatie in het vakgebied. Over
bijvoorbeeld boekhoudkundig medewerkers uit de financiële sector stelt UWV dat er een goede
kans op werk is in nieuwe functies met klantcontact, maar tegelijkertijd dat “werklozen uit de
financiële dienstverlening specifieke werkervaring [hebben] die niet zonder meer toepasbaar is in
andere sectoren en/of vragen werkgevers bij nieuwe werkgelegenheid om andere, specifieke,
vaardigheden.” (UWV, 2016b).
Verdere analyses kunnen meer duidelijkheid geven over de rol en betekenis van informeel
leren. Ook zouden nieuwe analyses de resultaten verder bruikbaar kunnen maken voor
beleid. Wij zien voor aanvullend onderzoek de volgende toepassingen.
Het uitvoeren van de analyses op een grotere, brede steekproef maakt het mogelijk
beroepsgroepen beter te duiden, bijvoorbeeld door verdere specificaties naar sector op
te nemen. Dit verhoogt de herkenbaarheid voor het veld en beleid kan doelgerichter
worden ingezet.
Binnen specifieke sectoren zou aanvullend onderzoek gedaan kunnen worden. Het leren
van het personeel in de sector kan in verband worden gebracht met aanvullende
kenmerken, zoals bedrijfskenmerken.
Een grotere database maakt het mogelijk naar meer vaardigheden te kijken. Vanwege
de beperkte omvang van de PIAAC-database hebben we niet alle vaardigheden kunnen
meenemen, waaronder bijvoorbeeld rekenen.
De mate van leren zou verder in verband kunnen worden gebracht met de
arbeidsmarktpositie van werkenden.
Benutten van informeel leren ecbo 19
Geraadpleegde literatuur
Borghans, L., Fouarge, D. & Grip, A. de (2011). Een leven lang leren in Nederland.
Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt.
Commissie Vraagfinanciering mbo (2017). Doorleren werkt. Samen investeren in nieuwe
zekerheid. 4 april 2017.
Kans, K., Christoffels, I., Schipperheyn, R., Groeneveld, M.J., Cuppen, J. & Hofland, A.
(2016). Leven lang leren: een perspectief vanuit het beroep. Leren voor een sterkere
arbeidsmarktpositie. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
Koning, P. de (2016). Van de oude naar de nieuwe wereld: met robots maar zonder
heftrucks. NRC Handelsblad, 4 oktober 2016.
OECD (2013). Technical Report on the Survey of Adult Skills (PIAAC). Paris: Organisation for
Economic Co-operation and Development.
Sanders, J.M.A.F. (2016). Sustaining the employability of the low skilled worker:
Development, mobility and work redesign. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs
en Arbeidsmarkt.
UWV (2016a). Detailhandel. Arbeidsmarktupdate. Amsterdam: UWV.
UWV (2016b). Perspectieven voor WW uit de financiële dienstverlening. Amsterdam: UWV.
20 ecbo Benutten van informeel leren
Benutten van informeel leren ecbo 21
Bijlage
Tabel B1 Regressiemodel achtergrondkenmerken en beroepsgroepen op deelname aan
(non-)formeel leren
Exp B. Sign.
Contractvorm (flexibel) 0,898 *
Geslacht (vrouw) 1,343 **
leeftijd_middel2 0,826 **
leeftijd_oud2 0,567 **
aanst_gemiddeld 1,870 **
aanst_veel 2,275 **
onderw_middelbaar 1,725 **
onderw_hoger 2,194 **
b_11 0,899
b_13 1,003
b_14 0,733 **
b_25 1,307 **
b_31 1,047
b_32 1,101
b_33 1,279 **
b_34 1,141 *
b_41 0,878 **
b_42 1,032
b_43 1,314 **
b_51 0,814 **
b_52 0,623 **
b_53 1,062
b_54 1,694 **
b_71 0,514 **
b_72 0,936 **
b_75 0,530 **
b_83 0,543 **
b_91 0,679
b_92 0,941 **
b_93 0,663 **
Constant 0,057 **
Bron: EBB, bewerking ecbo. *p<0,05; **p<0,01.
22 ecbo Benutten van informeel leren
Tabel B2 Regressiemodel achtergrondkenmerken, beroepsgroepen en vaardigheden op
deelname aan informeel leren
Variabele B B B B B
Leeftijd 15-35 0,14** 0,15** 0,17** 0,13** 0,12**
Leeftijd 36-50 0,06* 0,07* 0,05* 0,04* 0,04
Leeftijd 50+ (ref.)
Geslacht (vrouw) 0,00 -0,03 -0,01 0,00 0,01
Opleiding midden 0,08** 0,03 -0,03 -0,03 -0,04*
Contract vast -0,11** -0,12** -0,15** -0,16** -0,16**
Uren12min -0,19** -0,16** -0,10** -0,06* -0,05*
Uren1331 -0,12** -0,10** -0,07* -0,05* -0,05*
Uren 32+ (ref.)
ISCO11 0,07** 0,03 0,02 0,01
ISCO13 0,21** 0,12** 0,10** 0,06*
ISCO14 0,14** 0,08** 0,07* 0,04
ISCO25 0,15** 0,07* 0,05* 0,04
ISCO31 0,15** 0,09* 0,07* 0,05
ISCO32 0,17** 0,10** 0,09** 0,06*
ISCO33 0,26** 0,11** 0,09* 0,07*
ISCO34 0,19** 0,11** 0,10** 0,06*
ISCO41 0,18** 0,10** 0,10** 0,09*
ISCO42 0,16** 0,08* 0,06* 0,04
ISCO43 0,17** 0,09* 0,08* 0,06*
ISCO51 0,11** 0,07* 0,07* 0,03
ISCO52 0,26** 0,18** 0,17** 0,12**
ISCO53 0,24** 0,15** 0,14** 0,11*
ISCO54 0,16** 0,10** 0,09** 0,07*
ISCO71 0,10** 0,09** 0,08* 0,07*
ISCO72 0,14** 0,12** 0,11** 0,10**
ISCO73 0,08** 0,07* 0,06* 0,05*
ISCO83 0,07* 0,04 0,05 0,04
ISCO93 0,08* 0,07* 0,07* 0,06*
ISCO94 0,08* 0,07* 0,07* 0,06*
ISCOresthoog 0,32** 0,17** 0,15** 0,10*
ISCOrestlaag 0,18** 0,12** 0,11** 0,09*
ISCO91 (ref.)
READWORK Index of use of reading skills
at work (prose and document texts -
derived)
0,38** 0,30** 0,25**
ProbSolve Skill use: problem solving
(basic & complex). Alfa=,71
0,24** 0,19**
Transfer Skill use: transfering (advising,
teaching, sharing info). Alfa=,57
0,18**
Bron: PIAAC, bewerking ecbo. *p<0,1; **p<0,01.
Benutten van informeel leren ecbo 23
Tabel B3 Omschrijving en vertaling beroepscodes
ISCO Gebruikte Nederlandse
omschrijving
Omschrijving Engels17
11 Chief executives, hoge ambtenaren Chief executives, senior officials and legislators
14 Managers horeca, detailhandel,
dienstverlening
Hospitality, retail and other service managers
25 Ict-professionals Information and communications technology
professionals and technicians
31 Technici middenkader Science and engineering associate professionals
32 Medisch/zorg middenkader Health associate professionals
33 Financieel en administratief
middenkader
Business and administration associate
professionals
34 Juridisch, sociaal en cultureel
middenkader
Legal, social, cultural and related associate
professionals
41 Algemeen (administratief)
kantoormedewerkers
General and keyboard clerks
42 Klantenservice medewerkers Customer services clerks
43 Financieel-administratief
medewerkers
Numerical and material recording clerks
51 Dienstverleners horeca,
personenvervoer, gebouwen, e.d.
Personal service workers
52 Verkoopmedewerkers Sales workers
53 Zorgmedewerkers Personal care workers
54 Politie, brandweer, beveiligers Protective service workers
71 Bouwvakkers Building and related trades workers, excluding
electricians
72 Metaalarbeiders Metal, machinery and related trades workers
73 Ambachtslieden en drukkers Handicraft and printing workers
75 Vakkrachten gespecialiseerde
productie en dienstverlening
Food processing, wood working, garment, printing
and other craft and related trades workers
83 Chauffeurs en machinisten Drivers and mobile plant operators
91 Schoonmakers Cleaners and helpers
92 Arbeiders agri, food Elementary workers: agri, food preparation, sales,
refuse, other
93 Arbeiders mijnbouw, bouw, industrie,
transport
Labourers in mining, construction, manufacturing
and transport
94 Assistenten voedselbereiding Food preparation assistants
17 Zie voor omschrijving en voorbeeldberoepen toelichting beroepenclassificatie (ISCO en SBC) de website van CBS https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/classificaties/onderwijs%20en%20beroepen/beroepenclassificatie--isco-en-sbc-- of http://skillspanorama.cedefop.europa.eu/en/occupation
24 ecbo Benutten van informeel leren
Benutten van informeel leren ecbo 25
Gebruikte afkortingen
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
EBB Enquête Beroepsbevolking
Ecbo Expertisecentrum Beroepsonderwijs
IL Informeel leren
ISCO International Standard Classification of Occupations
Mbo Middelbaar beroepsonderwijs
NEA Nederlandse Enquête Arbeidsomstandigheden
PIAAC Programme for the International Assessment of Adult Competencies
Wms Warehousemanagementsysteem
Zzp Zelfstandige zonder personeel